1.1 Aanleiding
De gemeente Nijkerk is voornemens medewerking te verlenen aan een herontwikkeling op de locatie De Globe aan de J.J.A. Goeverneurlaan 3 in Hoevelaken. Op deze locatie heeft in het verleden de openbare basisschool De Globe gestaan. Nadat de locatie nog enige tijd verhuurd is, is het gebouw in 2014 gesloopt. De beoogde herontwikkeling voorziet in de nieuwbouw van vier vrije sectorwoningen aan de Stoutenburgerlaan en een koopwoning en zes sociale huurwoningen aan de J.J.A. Goeverneurlaan. De raad van de gemeente Nijkerk heeft op 18 februari 2016 ingestemd met deze herontwikkeling van locatie De Globe. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in de kern Hoevelaken en behoort tot de gemeente Nijkerk. De locatie ligt op de hoek van de J.J.A. Goeverneurlaan en Stoutenburgerlaan. De Stoutenburgerlaan vormt de belangrijkste noord-zuidverbinding binnen Hoevelaken. De omgeving van het plangebied kent een dorpse, groene uitstraling en bestaat voornamelijk uit de functie wonen. Het plangebied ligt in de nabijheid van een cluster aan voorzieningen, waaronder een verzorgingstehuis en kinderdagverblijf. De volgende afbeelding toont de begrenzing van het plangebied.
Begrenzing plangebied
1.3 Geldend bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het geldende bestemmingsplan 'Hoevelaken 2014'. Dit bestemmingsplan is op 19 februari 2015 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk. De volgende afbeelding toont een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
Fragment geldend bestemmingsplan 'Hoevelaken 2014'
Binnen het geldende bestemmingsplan heeft het gehele plangebied een maatschappelijke bestemming en de dubbelbestemming 'waarde - archeologie'. Binnen deze bestemming is de voorgenomen herontwikkeling naar woningbouw niet mogelijk. Om de ontwikkeling toch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
Voorliggende toelichting van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling De Globe, Hoevelaken' bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid opgenomen. Hoofdstuk 4 gaat in op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens ingegaan op de opzet van het plan en de wijze van bestemmen. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij onder andere de uitkomsten van de inspraak- en overlegmomenten worden opgenomen.
hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Op de planlocatie was tot 2012 basisschool De Globe gevestigd. Na sluiting van de school en nadat het gebouw enige tijd is verhuurd, is in 2014 het gebouw gesloopt. Het terrein ligt momenteel braak. Rondom het plangebied zijn voornamelijk woningen en een maatschappelijke bestemming aanwezig.
2.2 Toekomstige situatie
In het kader van de herontwikkeling van het terrein is intensief onderzoek gedaan naar de (herontwikkelings)mogelijkheden van de locatie. Het college heeft op 9 september 2014 de locatie als inbreidingslocatie voor wonen vastgesteld. Uiteindelijk heeft de raad op 18 februari 2016 ingestemd met de herontwikkeling van De Globe op basis van het gewijzigde voorkeursscenario met vier vrije sectorwoningen (twee vrijstaande woningen en één twee-onder-een-kapwoning) aan de Stoutenburgerlaan en zes sociale huurwoningen en een koopwoning (de kopwoning van de rij) aan de J.J.A. Goeverneurlaan.
Bij de ontwikkeling van een passend woningbouwprogramma is gekozen voor een scenario met vrije sectorwoningen en sociale woningbouw. Deze keuze is gebaseerd op programmatische, financiële en ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten. Bij de ontwikkeling van een passend woningbouwplan is aansluiting gezocht op de ruimtelijke structuren van de bestaande bebouwing langs de Stoutenburgerlaan en Goeverneurlaan. Voorts is gestuurd op een architectonische en stedenbouwkundige invulling die past in de omgeving. De volgende afbeelding toont een schets van de toekomstige situatie.
Schets toekomstige situatie
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is in het voorjaar van 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het 'decentraal, tenzij..' principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien: een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt; over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan; een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
- eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
- vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
- mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Planspecifiek
Het plangebied betreft bestaand stedelijk gebied, waarin een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien. Derhalve dient het plan getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In
toelichting paragraaf 3.2 wordt verantwoordt dat de herontwikkeling van de locatie past binnen de uitgangspunten van de Ladder.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is eind december 2011 met uitzondering van enkele onderdelen in werking getreden. Het Barro omvat regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen voor alle ruimtelijke rijksbelangen die een juridische vertaling dienen te krijgen in bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
In het Barro zijn geen rijksbelangen genoemd die betrekking hebben op het onderhavige plangebied.
Waterbeleid
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Planspecifiek
3.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Om flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen is de omgevingsvisie via cocreatie tot stand
gekomen.
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Vanuit de invalshoeken Dynamisch, Divers en Mooi Gelderland zijn ambities opgenomen om de doelen in de praktijk waar te maken. De strategie van de provincie om deze doelen te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat daarom voor:
- sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
- een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.
In de omgevingsvisie wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. De provincie wil en durft te variëren in het maken van de goede keuzes. Soms is een toevoeging aan het landelijk gebied een plus die gewenst is. Dit kan zijn op het gebied van kleinschalig wonen, werken, vrijetijdseconomie, mobiliteit etc. Het uitgangspunt is wel dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. De ladder kent zes treden:
- Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en -programma's?
- Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen?
- Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten?
- Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie van gebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
Planspecifiek
De Rijksladder en de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking worden gecombineerd beantwoord.
Ad 1)
Vastgoedmonitor FoodValley regio 2015
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Regio FoodValley, een samenwerkingsverband van acht gemeenten. Op basis van woningmarktonderzoeken hebben de Provincie Gelderland en de gemeenten uit de Regio FoodValley afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering voor de Regio FoodValley. Deze afspraken zijn opgenomen in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3, zie verderop in deze paragraaf). Tevens is op basis van de Bevolkingsprognose van de Provincie Gelderland een woningbehoefteraming opgesteld voor de Regio FoodValley. Uitgaande van het aantal woningen dat opgeleverd is in de jaren 2013 en 2014 is de woningbehoefte voor de periode 2015-2025 11.600 woningen voor de Gelderse gemeenten in de Regio FoodValley. Voor de gemeente Nijkerk komt de wonnigbehoefte in dezelfde periode uit op 2.000 woningen.
In de Vastgoedmonitor FoodValley regio 2015 zijn alle harde en zachte plannen in de regio opgenomen en afgezet tegen de woningbehoeftecijfers. Alle plannen gezamenlijk in de monitor bieden vanaf 2015 en verder ruimte voor 23.815 woningen. Bij een gemiddelde jaarproductie van 1.625 woningen zou dat betekenen dat op basis van dit aantal de doorlooptijd van plannen 14,7 jaar zou zijn. Totaal zijn er in ieder geval volgens de monitor voor 2015 en 2016 al voldoende harde plannen om de gemiddelde meerjarenproductie te halen. Voor de jaren er na is onvoldoende harde plancapaciteit aanwezig om de productie te kunnen halen en de woningbehoefte op te kunnen vangen. Derhalve biedt de herontwikkeling van locatie De Globe de mogelijkheid in de woningbehoefte te kunnen voorzien. De voorgenomen ontwikkeling voorziet hier in actuele lokale en regionale behoefte.
Woonvisie 2015+
Uit de woonvisie 2015+ blijkt dat de nieuwbouwambitie van Nijkerk in de periode tot en met 2030 zo'n 3000 woningen bedraagt. Hiermee wil de gemeente in de lokale en regionale woningbehoefte voorzien. De crisis op de woningmarkt heeft geleid tot een beperkte stagnatie in de realisatie van nieuwbouwwoningen in de afgelopen periode. Tevens is de ambitie de woningvoorraad op de behoefte aan te sluiten en de vraag en aanbod op het niveau van de drie kernen van Nijkerk met elkaar in evenwicht te brengen.
Uit de woonvisie blijkt dat op dit moment een groot deel van de sociale huurwoningen wordt bewoond door huishoudens met een ‘te hoog’ inkomen. Er is sprake van zogenaamd scheefwonen. Om aan de vraag naar sociale huurwoningen te kunnen voldoen, ligt er een opgave voor de gemeente Nijkerk om de beschikbaarheid van de sociale huurwoningvoorraad te vergroten. Een strategie om dit te bereiken is het bevorderen van doorstroming op de woningmarkt middels het bouwen van aantrekkelijke woningen in de vrije sector. Een andere strategie om de beschikbaarheid van sociale huurwoningen te vergroten is door de kernvoorraad te vergroten. Dit door het bouwen van nieuwe sociale huurwoningen. De herontwikkeling van locatie De Globe draagt met de bouw van zowel vrije sectorwoningen als sociale huurwoningen bij aan beide strategieën en dus aan de woonopgave van de gemeente Nijkerk. De vraag naar woningen in het plangebied is hiermee aanwezig.
Ad 2) Het pand van de voormalige basisschool De Globe was niet te hergebruiken voor een woonopgave. Derhalve ligt de locatie vanaf 2014, na de sloop van het voormalige gebouw van basisschool De Globe, braak. Vanuit ruimtelijk en functioneel oogpunt is het wenselijk om deze locatie te herontwikkelen naar woningbouw. Rondom de locatie bevinden zich voornamelijk woningen en enkele maatschappelijke bestemmingen. Herontwikkeling in de vorm van woningbouw past geheel in de omgeving.
Ad 3) Het bestaand stedelijk gebied wordt in het Besluit omgevingsrecht gedefinieerd als: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De planlocatie maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt direct aan de Stoutenburgerlaan en J.J.A. Goeveneurlaan en is daarmee goed ontsloten. Daarnaast is bij de ontwikkeling van een passend woningbouwplan aansluiting gezocht op de ruimtelijke structuren van de bestaande bebouwing langs de Stoutenburgerlaan en Goeveneurlaan.
Uit toetsing aan de rijksladder blijkt dat de vraag naar woningen aanwezig is en dat locatie De Globe een geschikte binnenstedelijke locatie is om deze vraag op te lossen middels herontwikkeling. Gezien de ligging en huidige inrichting van het plangebied is het wenselijk deze locatie te herontwikkelen naar woningbouw. Hiermee is de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de Ladder.
Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De omgevingsverordening is een uitwerking van de omgevingsvisie. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.
Planspecifiek
In artikel 2.2.1.1 van de omgevingsverordening wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. In het vervolg van deze paragraaf, onder het kopje Woonvisie Gelderland, wordt hier nader op ingegaan.
Woonvisie Gelderland
Om ontwikkelingen op de regionale woningmarkt inzichtelijk te maken, heeft de provincie de ‘Woonvisie Gelderland’ opgesteld. Deze woonvisie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (deel a: Woonbeleid met kwaliteit) omvat algemene beleidsvoornemens om te komen tot een woonbeleid met kwaliteit. Het tweede deel, deel b getiteld ‘Anders wonen in de regio’, is een toespitsing van het algemene deel van de woonvisie op regionaal niveau. Deel c is een regionaal afsprakenpakket over de ambities en opgave op het gebied van wonen en is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Het KWP is in formele zin een streekplanuitwerking.
Deel a: Woonbeleid met kwaliteit
De provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt ‘De juiste woning op de juiste plaats en op de juiste tijd’. Het betekent dat niet alleen het aantal woningen dat in een gemeente wordt gebouwd van belang is. Belangrijker is het in welke kern er wanneer welk soort woning gebouwd wordt. Dit moet aansluiten op de behoefte van vooral de eigen inwoners van de gemeente. Veel inwoners willen in hun eigen kern blijven wonen. Niet alleen wordt aandacht geschonken aan nieuwbouw maar ook aan doorstroming, aanpassing en renovatie van woningen. De leefbaarheid in de kernen vormt een belangrijk aandachtspunt.
Deel b: Anders wonen in de regio
Naast het algemene woonbeleid, zoals hierboven verwoord, wordt in de Woonvisie Gelderland ook gekeken naar het regionale woonbeleid. De provincie Gelderland is hierbij verdeeld in zes regio’s. Het plangebied valt onder de regio de Vallei. Voor regio de Vallei gelden de volgende belangrijke beleidsopgaven:
- de bouwproductie op korte termijn verhogen;
- met het oog op de starters beduidend minder woningen in het dure segment en beduidend meer woningen in het goedkope segment bouwen;
- veel levensloopbestendige of direct voor ouderen geschikte woningen bouwen;
- locaties in of nabij voorzieningencentra bij voorkeur bestemmen voor woningen, geschikt voor ouderen;
- grootschalige functieveranderingslocaties (transformatie van werken naar wonen) en andere vrijkomende locaties nabij stedelijke centra zo veel mogelijk benutten of verdichten om het aanbod aan centrum(stedelijk) wonen te vergroten;
- meer verscheidenheid in woningtypen creëren, mede met behulp van particulier opdrachtgeverschap.
Deel c: Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
Voor het kwalitatief woonprogramma (KWP) is uitgangspunt dat in de periode 2010 tot 2020 in totaal circa 69.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd. Voor de regio de Vallei is dit nader uitgewerkt in een referentiekader. Het referentiekader geeft het beeld van de regionale kwalitatieve en kwantitatieve woningbehoefte, voordat er sprake was van een recessie in de woningmarkt. Deze ontwikkeling zal naar verwachting het beeld wijzigen richting meer vraag naar huurwoningen en het betaalbare segment, en minder vraag naar de duurdere segmenten.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in de toevoeging van 11 grondgebonden woningen in de kern Hoevelaken. De ontwikkeling sluit aan bij de gedachte om vrijkomende locaties nabij stedelijke centra zo veel mogelijk te benutten voor woningbouw. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan het realiseren van sociale huurwoningen. Het plan voldoet daarmee aan het Gelders beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
Op 30 juni 2011 is de structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk. Deze structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030.
In de structuurvisie is op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.
In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.
In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:
- Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
- Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
- Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.
In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:
- Drie kernen met eigen cultuur en samenleving;
- Landbouw en Landschap gaan samen;
- Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen;
- Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.
- Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp);
- Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.
De volgende afbeelding toont een fragment van de integrale toekomstvisiekaart van de gemeente.
Toekomstvisie - Structuurvisie Nijkerk
Planspecifiek
Het plangebied ligt nabij het centrum van Hoevelaken. Hoevelaken is een kern waarin een stadse identiteit wordt nagestreefd. Voor het centrum, waar het plangebied nabij ligt, wordt gestreefd naar ontwikkeling en het versterken van het voorzieningencluster. Bij de ontwikkeling van een passend woningbouwplan is met deze identiteiten rekening gehouden.
Woonvisie Nijkerk 2015+
In de woonvisie 2015+ 'samen wonen in Nijkerk', legt de gemeente Nijkerk haar langetermijnambitie op het gebied van woningbouw vast. De kern van de ambitie is het tegemoetkomen aan de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk. Concreet heeft Nijkerk drie beleidsambities:
- Voldoende woningen voor de huidige en toekomstige inwoners - de ambitie van de gemeente Nijkerk is om in de periode tot en met 2030, 3.000 woningen te realiseren. Hiermee wil Nijkerk voorzien in de lokale en regionale woningbehoefte. Een van de opgaven is voldoende huurwoningen beschikbaar stellen voor inwoners met een laag inkomen. Specifiek voor Hoevelaken geldt de doelstelling dat er in 2020 tussen de 565 en 610 beschikbare sociale huurwoningen zijn. Om er voor te zorgen dat er voldoende sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor de doelgroep, zijn twee oplossingsrichtingen mogelijk: woningen aan de kernvoorraad toevoegen en de beschikbaarheid van de kernvoorraad vergroten door doorstroming op gang te brengen.
- Voldoende kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving - kwaliteit van de woningvoorraad gaat over energiegebruik, duurzaam materiaal gebruik, vormgeving en gebruikskwaliteit. Veiligheid, toegankelijkheid en een schone leefomgeving dragen bij aan de kwaliteit van de woonomgeving. De ambitie is dat de woningen en woonomgeving zo lang mogelijk kan voldoen in de behoefte van de inwoners.
- Voldoende keuzemogelijkheden voor huidige en toekomstige inwoners - naast zorg dragen voor voldoende kwalitatief aanbod, is ook de afstemming tussen vraag en aanbod van belang zodat inwoners zelf te kunnen laten bepalen hoe en waar ze willen wonen. Dit betekent dat het aanbod transparant moet zijn, maar ook dat vraag en aanbod op het niveau van de drie kernen met elkaar in evenwicht moet zijn.
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 11 grondgebonden woningen. Deze ontwikkeling is passend binnen het nieuwbouwprogramma van de gemeente Nijkerk. Bij de voorbereiding van voorliggend plan heeft intensief overleg plaatsgevonden over aantallen woningen/dichtheid/uitstraling binnen het plangebied. Daarnaast voorziet de ontwikkeling in een woningaanbod dat voldoet aan de lokale en regionale behoeften: met de herontwikkeling sluit het plan aan op de Woonvisie 2015+, en hiermee op de behoefte aan sociale huurwoningen in Hoevelaken. Tevens zorgt voorgenomen ontwikkeling voor een verbetering van de woonomgeving doordat een reeds braakliggende locatie middels herontwikkeling tot woningbouw geheel binnen de omgeving past.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP)
Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.
De ambitie van de gemeente is om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving. Daarbij moet de doorstroming op het lokale hoofdwegennet verbeterd en het sluipverkeer voorkomen worden. De kernen blijven ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden en nieuwe ontwikkelingen worden goed en duurzaam ontsloten op het (lokale) hoofdwegennet. Nijkerk zet in op het reduceren van het aantal korte ritten met de auto. Door te investeren in de fiets en in flankerend beleid ten aanzien van openbaar vervoer wil Nijkerk het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen en (subjectief) onveilige locaties aanpakken. Door het verbeteren van de leefbaarheid in en de bereikbaarheid van de binnenstad creëert Nijkerk een aantrekkelijk centrum voor Nijkerk en haar omgeving.
Om voorgaande ambitie waar te maken zijn voor verschillende vervoerswijzen doelstellingen en ambities geformuleerd, welke weer in concrete opgaven zijn vertaald.
Planspecifiek
Voor de voorgenomen ontwikkeling is het met name van belang dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de verkeerssituatie op de Stoutenburgerlaan en dat er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd is voor bewoners en bezoekers. In
toelichting paragraaf 4.4 wordt op het aspect verkeer en parkeren nader ingegaan.
hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Om bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met het water dient een watertoets te worden uitgevoerd. De watertoets is geen technische toets, maar het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Veluwe. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in onderhavig plan.
Planspecifiek
Het Waterschap Vallei & Veluwe schrijft voor dat bij een toename van 2.500 m² aan verharding er 8-10% aan oppervlaktewater gecompenseerd dient te worden. In de huidige situatie is het plangebied voor het overgrote deel verhard. Met de voorgenomen ontwikkeling zal 1.351 m² aan verhard oppervlak ontwikkeld worden. Watercompensatie is derhalve niet nodig.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) wordt onderscheid gemaakt in niet-bindende richtafstanden voor de omgevingstypen 'gemengd gebied' en 'rustige woonwijk/ rustig buitengebied'. De omgeving van het plangebied wordt gezien de ligging aangemerkt als een rustige woonwijk.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in de kern Hoevelaken, een gebied met veel woningen en enkele maatschappelijke bestemmingen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Wel liggen enkele maatschappelijke bestemmingen in de buurt, te weten:
Bestemming | Locatie | Milieucategorie | Richtafstand rustige woonwijk | Afstand tot plangebied | Voldoet |
Kinderdagverblijf | J.J.A. Goeverneurlaan 1 | 2 | 30 | 10 | Nee |
Bibliotheek | Meerveldlaan 22 | 1 | 10 | 100 | Ja |
Zoals in voorgaande tabel zichtbaar is gemaakt, valt het plangebied binnen de gestelde richtafstanden van het naastgelegen kinderdagverblijf.
Derhalve is door SPA ingenieurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie van het kinderdagverblijf (d.d. 14 april 2016, zie bijlage).
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij de nieuwe woningen direct naast het kinderdagverblijf, niet zonder meer sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat. Dit wordt veroorzaakt door het stemgeluid van de spelende kinderen bij het kinderdagverblijf.
Bij de nieuwe woningen wordt niet voldaan aan de gehanteerde voorkeurseis in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus. Wel wordt bij de nieuwe woningen voldaan aan de gehanteerde eisen uit het Activiteitenbesluit (aangezien het stemgeluid vanuit het besluit uitgezonderd is van toetsing).
Er zijn geen reële maatregelen mogelijk, waarmee zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus voldoen aan de voorkeurseis voor een goede ruimtelijke ordening.
Er wordt aanbevolen een scherm met een hoogte van 1,8 meter op de westelijke terreingrens op te richten. Hiermee voldoen de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus aan de voorkeurseis voor een goede ruimtelijke ordening en wordt de voorkeurseis voor de maximale geluidniveaus nog beperkt overschreden. De maximale geluidniveaus voldoen dan wel aan de verruimde grenswaarde voor een goede ruimtelijke ordening en de eisen voor reguliere bedrijfsactiviteiten uit het Activiteitenbesluit.
Op basis hiervan wordt gesteld dat er met het optrekken van een dergelijk scherm bij de woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.
4.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen, ligplaatsen voor woonschepen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van woningen. Wonen wordt in het kader van de Wet geluidhinder gezien als een gevoelige bestemming. De J.J.A. Goeverneurlaan is een weg met een 30 km/h zone. De Stoutenburgerlaan kent een maximumsnelheid van 50 km/h. Derhalve is door SPA ingenieurs een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (d.d. 7 april 2016, zie bijlage).
Conclusie geluidbelasting Stoutenburgerlaan
De geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Stoutenburgerlaan is bij 4 nieuwe woningen hoger dan de voorkeurswaarde, maar lager dan de maximale ontheffing. Bij de overige woningen wordt voldaan aan de voorkeurswaarde. Gezien de situatie en de berekende waarden zijn er binnen het bouwplan geen reële maatregelen mogelijk om de geluidbelasting bij de nieuwe woningen te reduceren tot maximaal 48 dB (de voorkeurswaarde). Om deze 4 woningen te kunnen realiseren moet de gemeente Nijkerk hogere waarden tot 54 dB, ten gevolge van het wegverkeerslawaai vaststellen en vastleggen in het kadaster. Hierbij wordt opgemerkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor de geluidluwe gevel en de geluidluwe buitenruimte die de gemeente Nijkerk stelt aan de verlening van hogere waarden voor nieuwbouw. Ook wordt opgemerkt dat bij de indeling van deze woningen rekening gehouden moet worden met de indelingseisen uit het gemeentelijk geluidbeleid (artikel 7 uit het gemeentelijk geluidbeleid).
Bij de overige woningen is de geluidbelasting lager dan de voorkeurswaarde.
Conclusie geluidbelasting J.J.A. Goeverneurlaan
Uit het onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de J.J.A. Goeverneurlaan blijkt dat bij de nieuwe woningen een
geluidbelasting optreedt van maximaal 45 dB. Dit is lager dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder, zoals deze geldt voor gezoneerde wegen. Op basis hiervan wordt gesteld dat de geluidbelasting ten gevolge van de J.J.A. Goeverneurlaan aanvaardbaar is. In verband met een goede ruimtelijke ordening en een goed woonklimaat is het aan te bevelen om bij de bepaling van de geluidwering van de gevels rekening te houden met de bijdrage van deze 30 km/uur wegen. Dit kan door bij het ontwerp van de nieuwe woningen rekening te houden met deze geluidbelasting.
4.2.3 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Planspecifiek
Bodemonderzoek/ondergrondse HBO-tank
Op het perceel heeft van 1956 tot 2014 een basisschool gestaan. Vanwege de aanwezigheid van een ondergrondse HBO-tank was de locatie ooit verdacht. In april 2002 is een bodemonderzoek met kenmerk 0212901A uitgevoerd door PJMilieu. Bij de tank is geen verontreiniging aangetroffen. De tank is op 13 mei 2002 inwendig gereinigd en afgevuld met schoon zand, conform het KIWA.
Sloop en oplevering van het terrein
In november 2014 is de school gesloopt en alle materialen (inclusief ondergrondse tank) zijn afgevoerd. Kort voor de sloop is een asbestinventarisatie uitgevoerd en is de aanwezige asbest uit het gebouw verwijderd. Na verwijdering is een asbestvrij verklaring afgegeven.
Conclusie
Er is geen reden meer om uit te gaan van een verdachte locatie. Op basis van de Bodemkwaliteitskaart en gemeentelijk Bodembeleid wordt vrijstelling verleend voor verder bodemonderzoek. De bodemkwaliteit is geschikt voor de bestemming wonen. Voor de bestemmingswijziging of verlenen van een WABO-vergunning onderdeel bouwen is verder geen bodemonderzoek nodig.
4.2.4 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen geweest. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en een Structuurvisie buisleidingen. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Planspecifiek
De volgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart externe veiligheid.
Fragment risicokaart externe veiligheid (plangebied: zwarte cirkel).
De risicokaart laat zien dat er geen risicovolle inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Het onderdeel externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.2.5 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 m aan weerszijden van rijkswegen en 50 m langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
- scholen;
- kinderdagverblijven;
- verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling kan, gezien de zeer beperkte omvang (<1.500 woningen), aangemerkt worden als een NIBM-project. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Het project heeft 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. Aan de andere kant wordt 'wonen' in het Besluit gevoelige bestemmingen niet gezien als een gevoelige bestemming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter, met behulp van de Atlas Leefomgeving (van o.a. ministerie van I&M en het RIVM) wel gekeken naar de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Op de volgende afbeeldingen zijn de concentraties over 2014 van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) weergegeven. Uit deze afbeeldingen blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de grenswaarde van 40 µg/m3 voor zowel fijnstof als stikstofdioxide.
Fragment kaart Fijnstof 2014 - Atlas Leefomgeving (plangebied zwarte cirkel)
Fragment kaart Stikstofdioxide 2014 - Atlas Leefomgeving (plangebied zwarte cirkel)
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten;
- Wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
De planlocatie was in gebruik als basisschool. Voor de herontwikkeling van de locatie is het schoolgebouw in 2014 reeds gesloopt. De planlocatie
maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000, Beschermd natuurmonument, Nationaal Park of Ecologische Hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
De beoogde ontwikkeling betreft het bouwen van elf woningen op een goed onderhouden, regelmatig gemaaid terrein. Gezien de staat van het perceel en de ligging van het perceel wordt de kans op een mogelijke (beschermde) habitat niet aanwezig geacht. Daarmee levert deze ontwikkeling geen nadelig effect op voor eventueel aanwezige beschermde plant- en diersoorten.
4.4 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het maken van een inschatting van het benodigde aantal parkeerplaatsen en de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn parkeernormen en kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen en kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen en wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
Planspecifiek
Parkeren
De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 27 november 2014 de nieuwe Nota parkeernormen vastgesteld. Deze nieuwe nota is de uitwerking van het Parkeerbeleidsplan Nijkerk 2014-2020 en tevens een actualisatie van de voorgaande Nota Parkeernormen van de gemeente Nijkerk (2009). Het doel van de nota is om voor de gemeente Nijkerk per gebied en per functie de parkeernormen te actualiseren. Volgens de nieuwe nota moeten de normen uit de volgende tabel gehanteerd worden.
Functie | Norm |
Vrijstaande woning (2) | 2,2 parkeerplaatsen per woning |
Twee-onder-één-kapwoning (2) | 1,9 parkeerplaatsen per woning |
Rijtjeswoning (zowel koop als huur) (7) | 1,7 parkeerplaatsen per woning |
Parkeerplaatsen openbaar gebied | - |
Totaal 11 woningen | 20,1 parkeerplaatsen |
Conform de parkeernormen van de gemeente Nijkerk zijn er 20,1 parkeerplaatsen nodig binnen het plangebied. Het parkeren voor de woningen wordt deels op eigen terrein en deels in openbaar gebied opgelost. Daarbij wordt een gedeelte van de zuidelijke strook langs de J.J.A. Goeverneurlaan heringericht. Hiermee zijn in totaal 21 parkeerplaatsen aanwezig in het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling voldoet daarmee aan de gestelde parkeernormen.
Verkeer
In opdracht van de gemeente Nijkerk heeft BVA verkeersadviezen een rapport uitgebracht over de verkeerssituatie ten aanzien van de woningbouwlocatie De Globe (d.d. 14 april 2016, zie bijlage). De rijtjeswoningen ontsluiten via een nieuw te realiseren weg, waaraan ook de parkeerplaatsen voor deze woningen worden gerealiseerd. Deze nieuwe doodlopende verbinding wordt aangesloten op de J..J.A. Goeverneurlaan. De vrijstaande woning krijgt eveneens aansluiting op de J.J.A. Goeverneurlaan. De twee-onder-één-kap woningen ontsluiten rechtstreeks op de Stoutenburgerlaan.
Uitgaande van 12 woningen (dus één meer dan het te realiseren aantal woningen) zal het aantal ritten op etmaalbasis - uitgaande van een algemeen gangbare ritgeneratie van 7 ritten per woning per etmaal - circa 85 motorvoertuigen bedragen. Circa 30 hiervan, afkomstig van de vier twee-onder-een-kap woningen, zullen direct op de Stoutenburgerlaan ontsluiten en de overige 55 op de J.J.A. Goeverneurlaan. Van deze laatste 55 voertuigen mag worden aangenomen dat deze uiteindelijk ook de Stoutenburgerlaan zullen gaan gebruiken (verdeeld over de noordelijke en zuidelijke richting). Op de Stoutenburgerlaan zal uiteindelijk een toename van nog geen 2% plaatsvinden. Er zijn hier geen afwikkelingsproblemen te verwachten.
Het rapport concludeert dat er geen verkeerskundige overwegingen zijn op basis waarvan de realisering van deze ontwikkeling moet worden afgeraden. Wel wordt geadviseerd de maximum snelheid op de Stoutenburgerlaan te verlagen naar 30 km/uur. Dit is meer passend bij de omgeving en de functie van de weg. Echter, deze maatregel is niet randvoorwaardelijk voor het kunnen realiseren van de woningen.
4.5 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet en de Wet op Archeologie en Monumentenzorg. Op basis van deze wetten zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De archeologische beleidskaart is tezamen met de beleidsuitgangspunten op 17 februari 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk. Een herziene versie is op 30 april 2014 verschenen. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van de gemeente Nijkerk.
Planspecifiek
Het plangebied kent een dubbelbestemming 'waarde - Archeologie'. Uit de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Nijkerk blijkt dat de planlocatie een geomorfologische ondergrond van dekzandvlakten of- laagten kent. De dekzandvlakten en laagten komen met name voor in de lagere delen van de Gelderse Vallei en worden gekenmerkt door lage grondwatertrappen en bodems die kenmerkend zijn voor natte omstandigheden. In het verleden waren deze gebieden ongeschikt of minder geschikt voor bewoning. Aan deze gebieden is een lage archeologische verwachting toegekend. De lage archeologische verwachting blijkt ook uit onderstaande archeologishe beleidskaart:
Uitsnede archeologische beleidskaart (plangebied: zwarte cirkel)
Voor een lage archeologische verwachting geldt het advies dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 10.000 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. In dit geval is dat niet noodzakelijk. Derhalve vormt archeologie geen belemmering op voor beoogde ontwikkeling.
4.6 Cultuurhistorie
Door recente wijzigingen in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is sinds 1 januari 2012 het opnemen van een cultuurhistorische paragraaf verplicht. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Planspecifiek
In of in de omgeving van het plangebied zijn geen gemeentelijke- en/of rijksmonumenten aanwezig. Daarnaast ligt het plangebied niet in een gebied met cultuurhistorische waarden. Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er derhalve geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
hoofdstuk 5 Verklaring van de regels
5.1 Algemeen
De planregels geven inhoud aan de, op de plankaart aangegeven, bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1, inleidende regels voor het hele plangebied;
- Hoofdstuk 2, bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3, algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden;
- Hoofdstuk 4, overgangs- en slotbepalingen.
In het tweede hoofdstuk, de bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De meeste bestemmingen bestaan uit:
- Een bestemmingsomschrijving - de bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt.
- Bouwregels - de bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen nog het volgende opgenomen:
- Afwijkingsmogelijkheden - de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. De afwijkingsmogelijkheden maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.
- Gebruiksregels - In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaand. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen, die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen, van een toelichting voorzien.
Groen
Deze bestemming is toegekend aan het groengebied aan de voorzijde van de woningen.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de tuinen is uitgegaan van het principe die gebieden te bestemmen die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn. Over het algemeen betreft het gronden ten dienste van de nabij gelegen woningen. Bij de meeste woningen betreft het de ruimte vóór de woningen.
Verkeer - verblijfsgebied
Deze bestemming is, gezien het verblijfskarakter van het gebied, toegekend aan de wegen en parkeervoorzieningen in het plangebied.
Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.
Wonen
De woningen in het plangebied zijn bestemd tot 'Wonen'. De bouwvlakken en de planregels geven de kaders aan van de bouwmogelijkheden.
Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer.
hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verrekend is.
Planspecifiek
De gemeente Nijkerk is grondeigenaar van de locatie De Globe. Bij dit bestemmingsplan wordt een grondexploitatie vastgesteld, waarmee de uitvoerbaarheid van het plan geborgd is.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.1 Zienswijzeprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 1 juli 2016 tot en met donderdag 11 augustus 2016 ter inzage gelegen. Gedurende de periode dat het plan ter inzage lag zijn in totaal zes zienswijzen ingediend. In de Notitie zienswijzen en planaanpassingen, zie bijlage
1, worden de ingediende zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie.
- 1. Notitie zienswijzen en planaanpassingen, herontwikkeling De Globe, Hoevelaken