Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoevelaken 2014
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0267.BP0083-0002

Regels

hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Hoevelaken 2014 van de gemeente Nijkerk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0083-0002 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.5 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwingspercentage
een in de regels dan wel op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;
1.12 beperkt kwetsbare objecten
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
1.13 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.24 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.26 detailhandel in weggebonden artikelen
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
1.27 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.28 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.31 geluidgevoelige ruimten
ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2 (artikel 1 Wgh);
1.32 gestapelde woning
een woning die zich bevindt in een woongebouw dat bestaat uit twee of meer boven -of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
1.35 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;
1.36 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.37 kwetsbaar object
  1. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
1.38 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.39 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.40 niet-woonactiviteiten aan huis
alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;
1.41 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.42 nul-tredenwoning
woning met wonen, koken en slapen gelijkvloers;
1.43 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.44 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;
1.45 ondergeschikte horeca
horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;
1.46 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.47 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.48 pension
een eenvoudige logiesaccomodatie waarbij de eigenaar/beheerder maaltijden verstrekt uitsluitend aan gasten voor gebruik ter plaatse. De betreffende personen hebben elders hun hoofdverblijf;
1.49 plankaart/verbeelding
  1. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Hoevelaken 2014, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0083-0001;
  2. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Hoevelaken 2014;
1.50 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.51 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de bijlagen bij de regels bijlage 1 die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 speelvoorziening
voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;
1.55 twee-aaneengebouwde woning
bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;
1.56 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.57 volumineuze detailhandel
detailhandel in auto's, boten, caravans, tuinartikelen, meubels, grove bouwmaterialen, machines ten behoeve van bedrijven en landbouwmachines, alsmede ten behoeve van een tuincentrum;
1.58 vrijstaande woning
een niet-aaneengebouwde woning;
1.59 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.60 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.61 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
1.62 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.63 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.64 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.65 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
1.66 zolder
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;
1.67 zorginstelling
gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
  1. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  6. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarischaangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. het weiden van vee;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken mag nietmeer bedragen dan 8 m;
  4. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwvlak een of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarische bedrijf zijn gebouwd;
  5. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragen dan 600 m3 of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m3 bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud;
  6. bij herbouw van een bedrijfswoning met een inhoud groter dan 600 m3 mag de inhoud van de nieuwe bedrijfswoning niet meer bedragen dan 600 m3;
  7. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 70 m2, of indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 70 m2 niet meer dan de bestaande oppervlakte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, andere silo's, windmolens, lichtmasten en bouwwerken behorende bij een paardenbak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    1. op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
    2. voor het overige: 2m;
  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  3. het gebruik van gronden voor een paardenbak,
  4. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.3.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 is een strafbaar feit.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 sub c, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak ten dienste van de bewoners van een bedrijfswoning of woning welke is gelegen in een bouwvlak of bestemmingsvlak aansluitend aan de paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:
  1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij hetzelfde bouwperceel;
  2. de afstand van de gehele paardenbak tot de grens van het bouwvlak of het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 25 m;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 2 m bedraagt;
  4. de omvang van de paardenbak niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
  5. de paardenbak door de visuele aspecten het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantast; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
  1. de op de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1, aangegeven grens van een bouwvlak elders op die gronden aangeven, mits:
    1. het bouwvlak voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden dient te blijven omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
    2. geen gebouw door het wijzigen buiten het bouwvlak mag komen te liggen;
    3. de oppervlakte van het bouwvlak door het wijzigen met ten hoogste 50% mag worden vergroot;
    4. bestaande gebouwen in gebruik zijn ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf.
  2. ter plaatse van een bouwvlak de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in 'Wonen' en in 'Tuin', waarbij één woning is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. het aantal woningen binnen elk bouwperceel mag niet worden vergroot;
    2. het bestemmingsvlak 'Wonen' mag niet groter worden dan 1.500 m2;
    3. het agrarisch bouwvlak wordt geheel verwijderd;
    4. het bepaalde in artikel 'Wonen' is van overeenkomstige toepassing;
    5. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwperceel te omvatten;
    6. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  3. ter plaatse van een bouwvlak de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in 'Wonen' en 'Tuin', waarbij maximaal één woongebouw met twee woningen of maximaal twee woningen (ten opzichte van het bestaande aantal bedrijfswoningen) zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. binnen een voormalig bouwperceel is toegestaan:
      • één woning met een maximale inhoud van 600 m3, indien vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel tenminste 1.000 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
      • één woongebouw met een maximale inhoud van 800 m3 met daarin maximaal twee woningen, indien vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel tenminste 2.000 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, of
      • twee woningen met een maximale inhoud van 600 m3 per woning, indien vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel tenminste 3.000 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
mits:
      • de extra woning(en) pas(t)(en) binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
      • vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de woning(en) worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen in artikel 25 lid 2.2 als zodanig mogen worden aangemerkt, waarbij geldt dat bij de voormalige agrarische bedrijfswoning een bijgebouw wordt toegestaan van maximaal 150 m2;
      • uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen, als verzekerd is dat herbouw van die gesloopte gebouwen niet mogelijk is;
      • de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen;
      • uit ecologisch onderzoek blijkt dat de voorgenomen werken, werkzaamheden, gebruik, bouwwerken en activiteiten geen significante effecten op de aangewezen Natura2000-gebieden hebben;
    1. het bestemmingsvlak 'Wonen' mag per woongebouw niet groter worden dan 1.500 m2;
    2. het agrarisch bouwvlak wordt geheel verwijderd;
    3. het bepaalde in artikel 'Wonen' is van overeenkomstige toepassing;
    4. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwperceel te omvatten;
    5. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  1. een bouwvlak verwijderen mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt.
3.5.2 Afwegingskader
Een in artikel 3 lid 5.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld, indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de milieusituatie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden, waaronder begrepen de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving;
  4. de waarden en functies die het plan beoogt te beschermen.
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. akkerbouw, weidebouw, tuinbouw, kwekerijen en veehouderijen, en
  2. behoud en herstel van de voorkomende landschappelijke waarden.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  2. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 8m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde agrarisch bedrijf behorende andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    1. op de gronden voor de naar de openbare weg gekeerde gevel: 1 m;
    2. voor het overige: 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub c, ten behoeve van het bouwen van silo's tot een bouwhoogte van 15 m.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen ander dan ten behoeve van in- en uitritten;
  2. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,25 m en het ophogen en egaliseren van gronden;
  3. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  4. dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. vellen en rooien van houtopstanden;
  6. bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen.
4.4.2 Uitzondering op verbod
  1. Werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.
  2. Werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
  3. Werken die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, waarden van de gronden zoals de landschappelijke of natuurwaarden, de waterhuishouding, de grondwaterstand, welke het plan beoogt te beschermen:
  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.4.4 Procedure
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 4 lid 4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 2 van bijlagen bij de regels bijlage 1;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum', tevens voor een uitvaartcentrum;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wonen op verdieping', tevens voor twee woningen op verdieping;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', tevens voor een aannemersbedrijf;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf', tevens voor een constructiebedrijf;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen met lpg;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', tevens voor een vulpunt en de opslag van lpg;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. ontsluitingspaden;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
  1. detailhandel niet is toegestaan;
  2. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
5.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  6. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. bewoning van bedrijfsruimten.
5.4.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 is een strafbaar feit.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 of die volgens de bijlagen bij de regels bijlage 1 van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
  1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
5.5.2 Afwegingskader
Een in artikel 5 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. erven;
  4. terreinen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  3. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
6.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 7 Bedrijventerrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven van categorie 2 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 30 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
alsmede:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', voor zelfstandige kantoren;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', voor een brandweerkazerne;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum', voor kantoren, congres- en dienstencentrum;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek', voor een metaalwarenfabriek;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - frictiematerialen', voor een bedrijf in frictiematerialen;
  6. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - biljartcentrum', voor een biljartcentrum met een oppervlakte van maximaal 150 m2;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
  8. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigd bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;  
met daarbij behorende:
  1. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. tuinen:
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. wegen en paden;
  7. water;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. geluidschermen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. straatmeubilair;
  12. nutsvoorzieningen;
  13. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);
met dien verstande dat:
  1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. de oppervlakte van een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' bedraagt minimaal 0,2 ha en maximaal 0,25 ha, met dien verstande dat de breedte van de naar de openbare weg gekeerde gevel van het gebouw minimaal 15 m bedraagt.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd; waarbij geldt dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan voor parkeervoorzieningen;
  2. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens en de achterperceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' tot in de zijdelingse perceelgrens en de achterperceelsgrens mag worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' de afstand van gebouwen tot een perceelgrens minimaal 5 m bedraagt, met dien verstande dat binnen de strook van de perceelsgrens tot aan de bebouwing geen opslag mag plaatsvinden en hoogopgaande beplanting mag worden aangeplant;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. wanneer ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven, de op de verbeelding aangegeven hoogte geldt als maximale bouwhoogte;
    2. wanneer te plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven, de op de verbeelding aangegeven hoogte geldt als maximale bouwhoogte;
  5. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 80% bedragen, met dien verstande dat wanneer ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven, het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage geldt als maximaal bebouwingspercentage;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende bedrijfsvestiging waar de gebouwen worden gebouwd, op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak als bedoeld in artikel 7 lid 1 in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de norm van 1 parkeerplaats per 45 m2 brutovloeroppervlakte;
  7. in afwijking van het bepaalde onder a mogen binnen het bestemmingsvlak bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' geen van de weg zichtbare voorzieningen ten behoeve van parkeren en aan- en afvoer, zoals laadperrons en loods- en garagedeuren mogen worden gebouwd, met uitzondering van in- en uitritten ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen;
  9. de diepte van een ondergronds gebouw niet meer mag bedragen dan 10 m;
  10. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
7.2.2 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning geldt in aanvulling op het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 dat:
  1. de inhoud niet meer dan 600 m³ mag bedragen, met dien verstande dat hiervan afwijkende situaties zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp gehandhaafd mogen worden;
  2. indien een bedrijfswoning geen deel uitmaakt van een bedrijfsgebouw, de goothoogte van die woning niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor een bijbehorend bouwwerk en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  4. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van silo's, opslagtanks, schoorstenen en dompeltorens mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' de bouwhoogte niet meer dan 30 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van een reclamezuil mag neit meer dan 1,6 m bedragen, met dien verstande dat per bedrijfsgebouw één reclamezuil mag worden gebouwd tot de bouwhoogte van het bijbehorende bedrijfsgebouw, met een maximum van 4 m;
  4. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen;
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
  1. aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de externe veiligheid;
  2. de situering van gebouwen teneinde een goede verkeersafwikkeling en -veiligheid te verzekeren;
  3. de situering van bedrijfsgebouwen op een bedrijfsperceel;
  4. de situering van de voorgevel van een gebouw;
  5. de situering van terreinverlichting en andere lichtuistralende wijzigings- en aanduidingselementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen.
7.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 7 lid 2.1 sub b en artikel 7 lid 2.1 sub c, en worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten;
  2. artikel 7 lid 2.1 sub d, en worden toegestaan dat de bouwhoogte al dan niet gedeeltelijk wordt verhoogd tot niet meer dan 15 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone', indien dit uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is, over een oppervlakte van 100% van het betreffende gebouw maximaal 20 m bedraagt;
  3. artikel 7 lid 2.4 sub b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van silo's, opslagtanks, schoorstenen, dompeltorens en dergelijke mag worden verhoogd tot niet meer dan 40 m;
  4. artikel 7 lid 2.4 sub d en worden toegestaan dat de hoogte van overige bouwwerken wordt verhoogd tot niet meer dan 25 m.
7.4.2 Wetgevingszone - ontheffingsgebied
Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied', bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub d, ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een bouwhoogte van 12 m, mits:
  1.  de bedrijfsgebouwen van een kap worden voorzien, danwel,
  2. indien bedrijfsgebouwen neit van een kap worden voorzien, het gebouwde boven de krachtens artikel 7 lid 2.1 sub d toegestane bouwhoogte in oppervlakte niet meer bedraagt dan 2/3 gedeelte van de oppervlakte van de begane grond van het bijbehorende bedrijfsgebouw.
De bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor ten hoogste 25% van de oppervlakte van de bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gebouwen.
7.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 7 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone':
    1. opslag buiten bouwwerken;
    2. het parkeren van vrachtauto's;
  3. het gebruik van de strook van de perceelgrens tot aan de bebouwing als bedoeld in artikel 7 lid 2.1 sub c, voor opslag en het aanplanten van hoogopgaande beplanting.
7.5.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 7 lid 5.1 is een strafbaar feit.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 1:
  1. en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 of bedrijven die volgens bijlagen bij de regels bijlage 1 van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  2. ten behoeve van de hier onder b, c, d en e genoemde vormen van detailhandel met dien verstande dat:
    1. voor alle vormen van detailhandel geldt dat:
      1. aangetoond dient te worden dat de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
      2. thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden is;
      3. geen strijdigheid mag ontstaan met de algemeen geldende milieuregelgeving;
      4. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf dan wel in de directe nabijheid van de desbetreffende percelen, waarbij wordt aangesloten bij de normen zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 3 ;
      5. bij nieuw- of herbouw een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing dient plaats te vinden;
      6. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
      7. de belangen van de omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden geschaad;
      8. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij groothandel niet is toegestaan;
    2. voor detailhandel in volumineuze goederen in aanvulling op het bepaalde in artikel 7 lid 6.1 sub 2 onder a bovendien geldt dat:
      1. de te verkopen goederen qua aard en omvang niet mogen passen binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
      2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    3. voor grootschalige detailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 7 lid 6.1 sub 2 onder a bovendien geldt dat:
      1. de bruto vloeroppervlakte niet minder dan 1.500 m2 mag bedragen;
      2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    4. voor internetdetailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 7 lid 6.1 sub 2 onder a bovendien geldt dat:
      1. de levering van goederen uitsluitend mag plaatsvinden via post of koeriersdiensten;
      2. bezoek ter plaatse door consumenten is niet toegestaan;
      3. het volledige assortiment uitsluitend mag zijn te bezichtigen via internet of (post)catalogus;
      4. een showroom op het bedrijventerrein niet is toegestaan;
    5. voor ondergeschikte detailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 7 lid 6.1 sub 2 onder a  bovendien geldt dat:
      1. de detailhandel in directe relatie met de bedrijfsvoering dient te staan;
      2. maximaal 20% van de totale netto vloeroppervlakte van het bedrijf mag worden aangewend voor ondergeschikte detailhandel, waarbij een oppervlakte van 300 m2 niet mag worden overschreden;
      3. de detailhandel dient plaats te vinden in een van de rest van het bedrijf afgesloten ruimte.
  3. ten behoeve van de vestiging van binnensportvoorzieningen, met dien verstande dat:
    1. de afstand van sportvoorzieningen tot woningen ten minste 30 m bedraagt;
    2. alleen de gronden die bestemd zijn voor bedrijven in milieucategorie 1 t/m 3.2 van bijlagen bij de regels bijlage 1 voor binnensport in aanmerking komen;
    3. de binnensportvoorzieningen geen beperkingen mogen opleveren voor de bedrijfsvoering van reeds aanwezige bedrijven;
    4. voldaan dient te worden aan parkeernormen als opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 3;
    5. zelfstandige horeca niet is toegestaan;
    6. de eisen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen voor de vormgeving van bedrijfsgebouwen onverminderd gelden voor de binnensportvoorzieningen. 
7.6.2 Afwegingskader
Een in artikel 7 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, uitsluitend boven de begane grondverdieping, en bovendien op begane grondverdiepingen daar, waar op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan woningen zijn gevestigd;
  2. publiekgerichte dienstverlening, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  3. detailhandel, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  4. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van bijlagen bij de regels bijlage 2, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  5. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage;
  4. tussen twee niet aaneengebouwde gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, binnen eenzelfde bouwvlak, mag de afstand van elk van die gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) woningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
8.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 8 lid 2.1 sub b, ten behoeve van het bouwen tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. artikel 8 lid 2.1 sub d, ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  3. artikel 8 lid 2.2 sub a, ten behoeve van het bouwen van een carport voor de voorgevel van de bestreffende woning en het verlengde daarvan;
  4. artikel 8 lid 2.3 sub a, ten behoeve van het bouwen van erfscheidingen voor de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan tot een bouwhoogte van 2 m.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1:
  1. onder 'b, c en d', ten behoeve van het gebruiken van boven de begane grondverdiepingen gelegen verdiepingen voor de in artikel 8 lid 1 onder 'b, c en d' bedoelde doeleinden, mits daardoor de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  2. onder 'd', ten behoeve van het gebruik voor:
    1. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van bijlagen bij de regels bijlage 2, van ruimten elders op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden, tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 300 m2;
    2. discotheken, van ruimten waar, krachtens het in artikel 8 lid 1 sub d en artikel 8 lid 5 sub b onder 1 bepaalde, horeca is toegestaan,
  3. onder 'a' ten behoeve van het gebruiken voor wonen, van ruimten elders op en onder begane grondverdiepingen;
  4. ten behoeve van het gebruiken voor kantoren zonder baliefunctie, van boven de begane grondverdieping gelegen verdiepingen;
  5. ten behoeve van het gebruik voor automatenhallen, van ruimten op en onder begane grondverdiepingen;
een en ander mits daardoor de functies van het winkelcentrum en de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 9 Gemengd - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. detailhandel, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  3. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van bijlagen bij de regels bijlage 2, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  4. publiekgerichte dienstverlening, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  5. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  6. bedrijven tot en met categorie 2 van bijlagen bij de regels bijlage 1, uitsluitend op en onder begane grondverdiepingen;
  7. constructiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage;
  4. tussen twee niet aaneengebouwde gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, binnen eenzelfde bouwvlak, mag de afstand van elk van die gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
9.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 9 lid 2.1 sub b, ten behoeve van het bouwen tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. artikel 9 lid 2.1 sub d, ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  3. artikel 9 lid 2.2 sub a, ten behoeve van het bouwen van een carport voor de voorgevel van de betreffende woning en het verlengde daarvan;
  4. artikel 9 lid 2.3 sub a, ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan tot een bouwhoogte van 2 m.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1:
  1. onder b, c, d, e en f, ten behoeve van het gebruiken van boven de begane grondverdiepingen gelegen verdiepingen voor de in artikel 9 lid 1 onder b, c, d, e en f, bedoelde doeleinden, mits daardoor de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  2. onder c, ten behoeve van het gebruiken voor:
    1. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van bijlagen bij de regels bijlage 2, van ruimten elders op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden, tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van 500 m²,
    2. discotheken, van ruimten waar, krachtens het in artikel 9 lid 1 sub c en artikel 9 lid 5 sub b onder 1 bepaalde, horeca is toegestaan,
  3. ten behoeve van het gebruiken voor kantoren zonder baliefunctie, van boven de begane grondverdieping gelegen verdiepingen;
  4. ten behoeve van het gebruik voor automatenhallen, van ruimten op en onder begane grondverdiepingen, voor zover daardoor de woonfunctie van aangrenzende woningen en de functies van het winkelcentrum niet onevenredig worden aangetast.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf', het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding wordt verwijderd, zodra vaststaat dat de bedrijfsvoering is beëindigd.
Artikel 10 Gemengd - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. detailhandel;
  3. publiekgerichte dienstverlening;
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. maatschappelijke voorzieningen;
  6. bedrijven tot en met categorie 2 van bijlagen bij de regels bijlage 1;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage;
  4. tussen twee niet aaneengebouwde gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, binnen eenzelfde bouwvlak, mag de afstand van elk van die gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
10.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 10 lid 2.1 sub b, ten behoeve van het bouwen tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. artikel 10 lid 2.1 sub d, ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  3. artikel 10 lid 2.2 sub a, ten behoeve van het bouwen van een carport voor de voorgevel van de betreffende woning en het verlengde daarvan;
  4. artikel 10 lid 2.3 sub a, ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan tot een bouwhoogte van 2 m.
Artikel 11 Gemengd - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. publiekgerichte dienstverlening;
  3. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage;
  4. tussen twee niet aaneengebouwde gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, binnen eenzelfde bouwvlak, mag de afstand van elk van die gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
11.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 11 lid 2.1 sub b, ten behoeve van het bouwen tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. artikel 11 lid 2.1 sub d, ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  3. artikel 11 lid 2.2 sub a, ten behoeve van het bouwen van een carport voor de voorgevel van de betreffende woning en het verlengde daarvan;
  4. artikel 11 lid 2.3 sub a, ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan tot een bouwhoogte van 2 m.
Artikel 12 Gemengd - 4
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. publiekgerichte dienstverlening;
  2. administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische, zakelijke functies;
  3. detailhandel;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. tuinen;
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bebouwingspercentage; 
  5. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
 
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
12.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 13 Gemengd - 5
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. zakelijke dienstverlening, waaronder kantoren;
  2. volumineuze detailhandel;
  3. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën 1 tot en met 3.2 van bijlagen bij de regels bijlage 1;
  4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd
  2. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  3. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', mag niet worden overschreden.
  4. de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die van af de voet gemeten maximaal 1 m hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen maximaal 10 m hoog zijn.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning afwijken bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 13 lid 2 voor:
  1. bouwen van het bouwperceel met een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 70%;
  2. het bouwen van gebouwen in of dichter bij de perceelsgrens;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de milieusituatie;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de sociale veiligheid.
  8. de brandveiligheid c.q. de brand- en rampenbestrijding.
13.3.2 Omgevingsvergunning nutsvoorzieningen en rijwielstallingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 13 lid 2 voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en rijwielstallingen met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. een oppervlakte van mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  3. het gebouw mag tot in de perceelsgrens worden gebouwd;
  4. er vindt geen aantasting plaats van:
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.
13.4 Specifieke gebruiksregels
  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    1. wonen in bedrijfswoningen;
    2. gebruiken van de gronden en gebouwen ten behoeve van niet-volumineuze detailhandel, met uitzondering van detailhandel in:
      • goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
      • goederen in een onderneming, waarin een nijverheids- en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de laatstgenoemde een wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in een onderneming uitmaakt en de detailhandel in die goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf.
  3. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  4. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
  5. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Algemene bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 4  indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.5.2 Bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 4 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1, 2 en 3.2 van de bijlagen bij de regels bijlage 1, en geen blijvende, onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar met dien verstande dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft.
Artikel 14 Groen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein;
  3. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. paden en verhardingen;
  5. water;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. al of niet ondergrondse nutsvoorzieningen en bergbezinkbassins;
  8. voorwerpen van beeldende kunst;
  9. nutsvoorzieningen; 
  10. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden, uitgezonderd gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde historische buitenplaats',  mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
14.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwerp van beeldende kunst' mag niet meer dan 20 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
14.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 15 Horeca
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I van bijlagen bij de regels bijlage 2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' tevens voor horeca(bedrijven) als genoemd in categorie II van bijlagen bij de regels bijlage 2;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  4. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van terrasoverkappingen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. de oppervlakte van terrasoverkappingen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  5. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
15.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 16 Kantoor
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren en zakelijke dienstverlening met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - maximum bedrijfsvloeroppervlakte' de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 25.800 m2 niet meegerekend de parkeerkelder als bedoeld onder b;
  2. een halfondergrondse parkeerkelder, inclusief berging, fietsenstalling en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  3. een luifel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overkapping’, tot een bouwhoogte van maximaal 13 m;
Met daarbij behorende:
  1. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluiten bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de parkeerkelder als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b tevens ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ mag worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)’ geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)’ mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage, met uitzondering van de parkeerkelder als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b;
  6. de bouwhoogte van de parkeerkelder, als bedoeld in artikel 16 lid 1, ten hoogste 1 m bedraagt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
 
16.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
16.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a ten behoeve van de oprichting van ten hoogste 1 ondergeschikt bijgebouw per bouwvlak in de vorm van een berging, fietsenstalling met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 20 m2 bedraagt.
Artikel 17 Maatschappelijk
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvang;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van bijlagen bij de regels bijlage 2 met uitzondering van cafetaria en snackbar;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. straatmeubilair;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
17.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het aangegeven percentage;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  6. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in artikel 17 lid 2.1 de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  7. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
17.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van een begraafplaats;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5. erven;
  6. terreinen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
18.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  4. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
18.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 19 Natuur
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  2. behoud en herstel van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. recreatief medegebruik, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. extensief agrarisch medegebruik, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden, uitgezonderd gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde historische buitenplaats', mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
19.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen anders dan ten behoeve van in- en uitritten;
  2. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,25 m en het ophogen en egaliseren van gronden;
  3. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  4. dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. vellen en rooien van houtopstanden;
  6. bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen.
19.3.2 Uitzondering op verbod
  1. Werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.
  2. Werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
  3. Werken die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
19.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 19 lid 3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, waarden van de gronden zoals de landschappelijke of natuurwaarden, de waterhuishouding, de grondwaterstand, welke het plan beoogt te beschermen:
  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
19.3.4 Procedure
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 19 lid 3.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
Artikel 20 Sport
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, alsook voor ondergeschikte en daarbij behorende horeca, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak van de horeca maximaal 250 m2 bedraagt;
  2. scoutingvoorzieningen, met ondergeschikte en daarbij behorende horeca;
  3. de inzameling van oud papier ten behoeve van de ter plaatse aanwezige sportvereniging met een maximale oppervlakte van 50 m2, inclusief bijbehorende voorzieningen en verhardingen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' voor een evenemententerrein;
met daarbij behorende: 
  1. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. wegen;
  5. paden;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
20.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. in aanvulling op het bepaalde inartikel 20 lid 2.1 onder a mag een gebouw al dan niet gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwvlak van niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
  6. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van een lichtmast mag niet meer dan 20 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
20.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 2.1 sub a ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen van ten hoogste één ondergeschikt bijgebouw per bouwperceel in de vorm van een berging, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. de oppervlakte ten hoogste 20 m2 bedraag.
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tevens voor gebouwen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor ondergrondse parkeervoorzieningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Tuin – dierenweide' tevens een weide voor het verblijven van dieren;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
21.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bijgebouwen', 'parkeergarage' en 'specifieke vorm van Tuin - dierenweide';
  2. voor gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', geldt dat:
    1. de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    2. de bouwhoogte van een aangebouw bijbehorend bouwwerk ten hoogste bedraagt:
    3. indien het betreft een bijbehorend bouwwerk bij een woonhuis met één bouwlaag: de bouwhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,30 m;
    4. indien het betreft een bijbehorend bouwwerk bij een woonhuis met meerdere bouwlagen: de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m;
    5. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 5 m bedraagt;
  3. een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Tuin - dierenweide', met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    2. de oppervlakte niet meer dan 10 m2 mag bedragen. 
  4. de diepte van een ondergronds gebouw mag niet meer bedragen dan 7 m, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
21.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' voor een evenemententerrein;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen voor zover het betreft garageboxen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  4. water;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen; 
  9. parkeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
22.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,50 m mag bedragen.
22.3 Nadere eisen
22.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
22.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 23 Verkeer - Parkeerterrein
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. voetpaden en verhardingen;
met daarbij behorende
  1. andere-bouwwerken;
  2. water;
  3. groenvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
23.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding;
  3. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. kruisingen met (spoor)wegen, waaronder bruggen;
  4. dammen;
  5. duikers.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden, uitgezonder gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde historische buitenplaats', mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
24.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
24.3 Nadere eisen
24.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens voor wonen in gestapelde woningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens voor atelier- en kantoorruimten en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens voor een opslagbedrijf met bijbehorend kantoor, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:
    1. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m2;
    2. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
    3. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
    4. een seksinrichting is niet toegestaan;
    5. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
    6. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
    7. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
    8. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
    9. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
    10. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' huishoudelijke bergruimte en stallingruimte voor (motor-)voertuigen uitsluitend ten behoeve van woningen, met daarbij behorende gebouwen en erven;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. tuinen;
  5.  erven.
met dien verstande dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - geluidgevoelige ruimten' geen geluidgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 lid 30 zijn toegestaan.
25.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
25.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. het aantal woningen in een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
  3. in afwijking van het bepaalde in artikel 25 lid 2.1 sub b mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen hoofdgebouwen aaneengebouwd in rijen van 3 of meer aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat op het perceel Oosterdorpsstraat 9 (9a, 9b) maximaal drie woningen aaneen mogen worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
  8. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nultredenwoning' mogen nultredenwoningen worden gebouwd, met dien verstande dat het maximum bebouwingspercentage van de tweede bouwlaag niet meer mag bedragen dan 70%, zulks gemeten over de eerste bouwlaag (begane grond);
  10. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte, met dien verstande dat buiten beschouwing blijft de goot-/bouwhoogte van dakkapellen, mits de onderkant van de dakkapel zich op niet meer dan 1m boven de goot bevindt en mits de dakkapel in het voordakvlak of in een naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak niet breder is dan 1/2 van het dakvlak;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' mogen daken worden gebouwd in de vorm van een lessenaarsdak of soortgelijke dakvorm, waarbij de laagst liggende goot aan de achterzijde van de woning moet worden gebouwd;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' geldt dat de inhoud van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 850 m3;
  14. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied, met dien verstande dat
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -  1bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van 150 m²;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt dat per woning 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk is toegestaan met een oppervlakte van niet meer dan 12 m²;
  4. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 3 m;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - galerij' mogen buiten het bouwvlak verbindende galerijen worden gebouwd tot een bouwhoogte van 7 m, met een vrije doorgangshoogte vanaf peil van ten minste 3 m;
  7. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een goothoogte geldt van 3,5 m;
  8. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 m bedragen;
  9. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte geldt van 6,5 m.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
25.2.4 Atelier- en kantoorruimten
Voor atelier- en kantoorruimten als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c geldt dat:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
  2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
25.2.5 Garageboxen
Voor garageboxen gelden de volgende regels:
  1. garageboxen mogen uitsluitend te plaatse van de aanduiding garageboxen worden opgericht;
  2. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer dan 3 m bedragen.
 
25.2.6 Opslagbedrijf
Voor een opslagbedrijf als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c geldt dat:
  1. uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen mogen worden gebouwd, en bij een en ander behorende andere bouwwerken;
  2. de goothoogte en bouwhoote van gebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde erf- of terreinafscheidingen, mag niet meer bedragen dan 4 m, behoudens palen en masten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
25.3 Nadere eisen
25.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
25.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 
  1. artikel 25 lid 2.1 sub j en worden toegestaan dat de maximale bouwhoogte met 1 meter wordt overschreden indien de woningen met aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nultredenwoning' wordt uitgevoerd met een lessenaarsdak;
  2. artikel 25 lid 2.2 sub a en worden toegestaan dat bijbehorend bouwwerk tot aan de voorgevel van het hoofdgbouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
25.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 25 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
25.5 Specifieke gebruiksregels
25.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. de bewoning van bijbehorende bouwwerken die niet in directe verbinding staan met het hoofdgebouw;
  2. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
25.5.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 25 lid 5.1 is een strafbaar feit.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.6.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25 lid 1 ten behoeve van het gebruik voor niet-woonactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
  1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 milieucategorie 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit (daaronder begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden);
  2. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
  3. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
  4. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
  5. een seksinrichting is niet toegestaan;
  6. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
  7. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  8. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
  9. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
  10. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
  11. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
25.6.2 Afwegingskader
Een in artikel 25 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 26 Wonen - Woongebouw
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in gestapelde woningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' tevens voor zorgondersteunende voorzieningen, waaronder de verstrekking van hulpmiddelen, tot een oppervlakte van 300 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor met of zonder baliefunctie' tevens voor een kantoor met of zonder baliefunctie;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor ondergrondse parkeervoorzieningen;
  5. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen;
  5. tuinen;
  6.  erven.
26.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
26.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de aangegeven hoogte;
  4. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte maximaal 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 3 m bedragen.
26.3 Nadere eisen
26.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
26.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
26.4 Afwijken van de gebruiksregels
26.4.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26 lid 1 ten behoeve van het gebruik voor niet-woonactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
  1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 milieucategorie 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit (daaronder begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden);
  2. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
  3. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
  4. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
  5. een seksinrichting is niet toegestaan;
  6. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
  7. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  8. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
  9. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
  10. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
  11. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
26.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 26 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 27 Wonen - Woonwagenstandplaats
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woonwagens, tot het maximum aantal wooneenheden en standplaatsen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. andere-werken;
  4. tuinen;
  5.  erven.
27.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
27.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. per standplaats mag niet meer dan 1 woonwagen worden gebouwd;
  2. de onderlinge afstand (inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) mag niet minder dan 5 m bedragen;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
27.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. per standplaats mag niet meer dan 1 vrijstaand bijgebouw worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte per standplaats mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van terreinverlichting mag niet meer dan 10 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
27.3 Nadere eisen
 
27.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
27.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 38 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 27 lid 2.1 sub b en worden toegestaan dat de onderlinge afstand wordt verminderd, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten.
27.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 27 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid;
  7. de brandveiligheid.
Artikel 28 Leiding - Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:
  1. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;
met daarbij behorende:
  1. leidingzone;
  2. veiligheidszone;
  3. gebouwen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
28.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.
28.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28 lid 2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.
28.3.2 Afwegingskader
Een in artikel 28 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. graafwerkzaamheden;
  3. het in de grond drijven van voorwerpen;
  4. diepploegen;
  5. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  6. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden;
  7. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
28.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 28 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
28.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de betreffende leidingbeheerder(s).
Artikel 29 Leiding - Riool
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor riooltransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.
29.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' worden gebouwd.
29.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.
29.3.2 Afwegingskader
Een in artikel 29 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de waterleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. diepploegen dieper dan 30 cm;
  5. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  6. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  7. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
29.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 29 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
29.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).
Artikel 30 Leiding - Water
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
30.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Water' worden gebouwd.
30.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2  en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.
30.3.2 Afwegingskader
Een in artikel 30 lid 3.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de waterleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. diepploegen dieper dan 30 cm;
  5. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  6. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  7. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
30.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 30 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
30.4.3 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).
Artikel 31 Waarde - Archeologie
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:
  1. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
  2. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).
31.2 Bouwregels
31.2.1 Algemeen
  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en of;
    2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 1': 250 m² en 0,4 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 4': 250 m² en 0,3 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 6': 1.000 m² en 0,3 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
      • 'specifieke vorm van waarde - 10': 100 m² en 0,3 m;
    3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31 lid 2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
  1. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Verbod
Ter plaatse van de in artikel 31 lid 1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische waarden beleidskaart;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
31.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 31 lid 4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
31.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 31 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
    • 'specifieke vorm van waarde - 1': 250 m² en 0,4 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 4': 250 m² en 0,3 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 6': 1.000 m² en 0,3 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
    • 'specifieke vorm van waarde - 10': 100 m² en 0,3 m;
  2. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  3. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 31 lid 1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 33 Algemene bouwregels
33.1 Monumenten
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geldt dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
Artikel 34 Algemene gebruiksregels
34.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
34.1.1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 34 lid 1 is een strafbaar feit.
 
34.1.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    2. hoogspanningsleidingen;
    3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
tenzij deze in het plan zijn bestemd.
 
34.2 Parkeernormen
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de gemeentelijke parkeernormen ruimte zijn aangebracht en in stand gehouden in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein bij dat gebouw.
Artikel 35 Algemene aanduidingsregels
35.1 veiligheidszone - lpg
35.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie.
 
35.1.2 Bouwregels
Er mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de lpg-inrichting waaraan de veiligheidszone is gerelateerd. Tevens mag de functie van de kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten niet worden gewijzigd naar een functie voor beduidend grotere aantallen personen en/of kwetsbare groepen.
 
35.1.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden mag niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.
 
35.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
 
35.2 veiligheidszone - barim
35.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - barim' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.
35.2.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35 lid 2.1 mits:
  1. het een beperkt kwetsbaar object betreft, en;
  2. de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad, en;
  3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 36 Algemene afwijkingsregels
36.1 Afwijkingsbevoegdheid
36.1.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  1. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
36.1.2 Afwegingskader
Een in artikel 36 lid 1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 37 Algemene wijzigingsregels
37.1 Wijzigingsbevoegdheid
37.1.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
  1. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  2. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  3. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de externe veiligheid.
37.2 Afwegingskader
37.2.1 Algemeen afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 37 lid 1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
37.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in artikel 37 lid 2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.
 
37.3 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
 
Artikel 38 Algemene procedureregels
38.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 39 Overige regels
39.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Hoevelaken 2014.