Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk 2018
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0267.BP0059-0003

Toelichting

 
hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisatie van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.
  
De gehele schil rond de binnenstad is van actuele bestemmingsplannen voorzien, maar de binnenstad zelf nog niet. De binnenstad vormt nu als het ware een “gat”, waarvoor nog geen actueel bestemmingsplan is opgesteld. Dit gat wordt nu gevuld door het opstellen van een bestemmingsplan voor de gehele binnenstad.
 
Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen, als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.
 
Relatie met de visie Aantrekkelijk Nijkerk
Van 13 maart tot 23 april 2014 heeft het 1e ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegen. Ongeveer gelijktijdig met deze ter visielegging is, mede op basis van de nieuwe Omgevingswet, via een proces van burgerparticipatie
gestart met het opstellen van een Visiedocument voor de toekomst van de Binnenstad van Nijkerk. In afwachting daarvan is besloten de procedure om te komen tot vaststelling van het bestemmingsplan Binnenstad op te schorten. Met het definitief worden van het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk is de actualisatie van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk weer opgepakt. Het 'oude' ontwerp bestemmingsplan Binnenstad is aangepast op het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk. Daarnaast is ook de inventarisatie is zijn geheel opnieuw gedaan. Ook het beeldkwaliteitsplan voor het centrumgebied van Nijkerk is hierop aangepast.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied betreft de binnenstad van Nijkerk plus zones rond enkele (oude) invalswegen. De begrenzing komt overeen met het gebied, waarvoor het beeldkwaliteitplan is opgesteld.
 
De gehele plantontwikkeling rondom de Havenkom maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Voor deze ontwikkeling wordt een zelfstandige procedure te zijner tijd doorlopen.
 
In het bestemmingsplan zijn recent vastgestelde bestemmingsplannen, zoals bestemmingsplan Het Baken en het bestemmingsplan Callenbachstraat opgenomen. Hiermee wordt voor het centrum van Nijkerk met dit bestemmingsplan weer voorzien in één actueel planologisch regime. Het plangebied is op de navolgende afbeelding in beeld gebracht.
  
 
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn meerdere bestemmingsplannen van kracht. Voor het gebied “binnen de ring” is het bestemmingsplan Nijkerk Binnenstad 1999 van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk op 30 september 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland op 14 maart 2000. Voor het overgrote deel van het gebied buiten de ring is het bestemmingsplan Nijkerk 1 van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 juni 2012. Voor een heel klein deel van het gebied buiten de ring is het bestemmingsplan Bedrijventerrein van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 juni 2012.
 
Daarnaast is in het plangebied een groot aantal regelingen van kracht in de vorm van diverse uitwerkingen, wijzigingen en partiële herzieningen. Het voorliggend plan voorziet voor wat betreft het aangegeven plangebied in herziening van al deze regelingen.
1.4 De bij het plan behorende stukken
Het voorliggende bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk bestaat uit de volgende onderdelen:
  • verbeelding
  • planregels;
  • toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
 
Beeldkwaliteitsplan Binnenstad Nijkerk
Als bijlage bij dit plan is toegevoegd het Beeldkwaliteitsplan Binnenstad Nijkerk. Door het Beeldkwaliteitsplan als bijlage toe te voegen aan het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk en ook vast te stellen als een onderdeel van de welstandsnota wordt het onderdeel van het formele toetsingskader. Hiermee is gewaarborgd dat nieuwbouw- en verbouwplannen de stedebouwkundige kwaliteit en het historisch karakter i.c. de identiteit van de Binnenstad versterken. In de toelichting is een handzame samenvatting opgenomen met een praktische gebruiksaanwijzing.
 
Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk
Het Visiedocument is bedoeld om een kwaliteitsslag te maken in de binnenstad van Nijkerk. Dat wordt bereikt door het versterken van het monumentale, historische karakter, in combinatie met een balans tussen bedrijvigheid en belevingswaarde. Dat moet de binnenstad van Nijkerk in staat stellen om uit te groeien tot een aantrekkelijke plek voor winkelen, werken, ontspannen en wonen. Bijzondere acties zijn gericht op het creëren van een aantrekkelijk kerkplein en op het ontwikkelen van het gebied rond de havenkom.
Op 30 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Nijkerk besloten de uitgangspunten in het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk vast te stellen voor het vervolgtraject in de Binnenstad. 
 
1.5 Opzet van het bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het actualiseren van de bestaande geldende situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden).
  
Deze toelichting van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de ruimtelijke situatie. Hoofdstuk 4 gaat in op de opzet van het plan en de wijze van bestemmen, waarna hoofdstuk 5 in gaat op de haalbaarheid van het plan. Hier komen aspecten als milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 6 ten slotte, is gereserveerd voor de resultaten van de procedure.
 
hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord. In veel gevallen ziet het rijks- en provinciaal beleid op beleidsterreinen van een schaalniveau welke niet direct van toepassing is op dit bestemmingsplan.
 
In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.
 
2.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.  
 
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
  
Het voorliggende bestemmingsplan maakt enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het stedelijke gebied en past daarmee binnen het ruimtelijke beleid van het rijk.
  
Watertoets
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor de planlocatie Binnenstad Nijkerk. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem zijn in de watertoets meegenomen (zie verder toelichting paragraaf 5.7). 
2.3 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Om flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen is de omgevingsvisie via cocreatie tot stand gekomen.
Op  8 juli 2015 is de Omgevingsvisie geactualiseerd. In die Omgevingsvisie zijn het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen herzien en samengebracht.
Op 28 juni 2017 hebben Provinciale Staten het laatste actualisatieplan van de Omgevingsvisie vastgesteld. Deze actualisatie die betrekking heeft op onderwerpen (regionale afspraken bedrijventerreinen / ontgassen binnenvaart) die niet relevant zijn voor het onderhavige plangebied.
 
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
  1. een duurzame economische structuur;
  2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Vanuit de invalshoeken Dynamisch, Divers en Mooi Gelderland zijn ambities opgenomen om de doelen in de praktijk waar te maken. De strategie van de provincie om deze doelen te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat daarom voor:
  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.
In de Omgevingsvisie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik geïntroduceerd. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat deze Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied. De locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient volgens de ladder aan de hand van drie stappen te worden gemotiveerd
 
Omdat het voorliggend bestemmingsplan in overwegende mate actualiserend van opzet is bestaat er geen strijdigheid met het provinciale beleid. Ten aanzien van de verschillende ontwikkellocaties in het bestemmingsplan wordt per ontwikkeling nader gemotiveerd hoe de ontwikkeling zich verhoud tot het provinciale beleid.
 
Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland.  De Omgevingsverordening Gelderland is op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland voor het laatst gewijzigd vastgesteld. Zo wordt er onder meer een paragraaf 'natuur' toegevoegd waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van soorten, de faunabeheereenheid, wildbeheereenheden, faunabeheerplannen, houtopstanden en beweiden en bemesten. 
 
De omgevingsverordening is een uitwerking van de omgevingsvisie. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.
 
In artikel 2.2.1.1 van de Omgevingsverordening Gelderland is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Per brief van 2 maart 2016 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland aan de regio Foodvalley bevestigd dat de kwantitatieve opgave tot en met 2024 11.600 woningen bedraagt en dat wordt ingestemd met de voorgestelde binnenregionale verdeling.
  
Woonvisie Gelderland
Om ontwikkelingen op de regionale woningmarkt inzichtelijk te maken, heeft de provincie de ‘Woonvisie Gelderland’ opgesteld. Deze woonvisie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (deel a: Woonbeleid met kwaliteit) omvat algemene beleidsvoornemens om te komen tot een woonbeleid met kwaliteit. Het tweede deel, deel b getiteld ‘Anders wonen in de regio’, is een toespitsing van het algemene deel van de woonvisie op regionaal niveau. Deel c is een regionaal afsprakenpakket over de ambities en opgave op het gebied van wonen en is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Het KWP is in formele zin een streekplanuitwerking.
 
Deel a: Woonbeleid met kwaliteit
De provincie Gelderland hanteert het uitgangspunt ‘De juiste woning op de juiste plaats en op de juiste tijd’. Het betekent dat niet alleen het aantal woningen dat in een gemeente wordt gebouwd van belang is. Belangrijker is het in welke kern er wanneer welk soort woning gebouwd wordt. Dit moet aansluiten op de behoefte van vooral de eigen inwoners van de gemeente. Veel inwoners willen in hun eigen kern blijven wonen. Niet alleen wordt aandacht geschonken aan nieuwbouw maar ook aan doorstroming, aanpassing en renovatie van woningen. De leefbaarheid in de kernen vormt een belangrijk aandachtspunt.
 
Deel b: Anders wonen in de regio
Naast het algemene woonbeleid, zoals hierboven verwoord, wordt in de Woonvisie Gelderland ook gekeken naar het regionale woonbeleid. De provincie Gelderland is hierbij verdeeld in zes regio’s. Het plangebied valt onder de regio de Vallei. Voor Regio FoodValley gelden de volgende belangrijke beleidsopgaven: 
  • de bouwproductie op korte termijn verhogen;
  • met het oog op de starters beduidend minder woningen in het dure segment en beduidend meer woningen in het goedkope segment bouwen;
  • veel levensloopbestendige of direct voor ouderen geschikte woningen bouwen;
  • locaties in of nabij voorzieningencentra bij voorkeur bestemmen voor woningen, geschikt voor ouderen;
  • grootschalige functieveranderingslocaties (transformatie van werken naar wonen) en andere vrijkomende locaties nabij stedelijke centra zo veel mogelijk benutten of verdichten om het aanbod aan centrum(stedelijk) wonen te vergroten;
  • meer verscheidenheid in woningtypen creëren, mede met behulp van particulier opdrachtgeverschap. 
Deel c: Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
Voor het kwalitatief woonprogramma (KWP) is uitgangspunt dat in de periode 2010 tot 2020 in totaal circa 69.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd. Voor de Regio FoodValley is dit nader uitgewerkt in een referentiekader. Het referentiekader geeft het beeld van de regionale kwalitatieve en kwantitatieve woningbehoefte, voordat er sprake was van een recessie in de woningmarkt. Deze ontwikkeling zal naar verwachting het beeld wijzigen richting meer vraag naar huurwoningen en het betaalbare segment, en minder vraag naar de duurdere segmenten.  
 
Monitoring beleid Regio FoodValley
Uit de meest recente monitoring van het woonbeleid (2012) blijkt dat de groei van de woningvoorraad in de regio lager is dan de gemiddelde jaarlijkse opgave. Gelet op de recessie en de crisis op de woningmarkt is het achterblijven verklaarbaar en verdedigbaar. De resultaten op het gebied van de verhouding huur- en betaalbare woningen zijn in 2012 ronduit goed. Dat wil zeggen dat meer huur- en betaalbare woningen zijn gerealiseerd dan afgesproken. Mede vanwege de recessie is de vraag naar deze woningen momenteel extra hoog. Het aandeel nultredenwoningen in de netto groei van de woningvoorraad is in 2011 sterk gestegen ten opzichte van 2010. 
 
Voorliggend plan is in hoofdzaak actualiserend van aard. Het plan bevat slechts enkele ontwikkellocaties. Voor deze locaties zal onderbouwd moeten worden hoe deze ontwikkellocaties passen binnen de Woonvisie Gelderland. In paragraaf 3.5 is deze onderbouwing opgenomen.    
2.4 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030
De nieuwe structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.
 
In verschillende deelontwikkelingen is in de afgelopen jaren voor de binnenstad invulling gegeven aan de ontwikkeling van de binnenstad. Deze ontwikkelingsplannen zijn ingepast in dit bestemmingsplan.
 
Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan in hoofdzaak de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met de Structuurvisie.
  
verplicht
 
Beeldkwaliteitsplan Nijkerk Binnenstad (2013)
Om de teloorgang van de binnenstad als aantrekkelijk winkelgebied en verblijfsgebied te voorkomen heeft de gemeente Nijkerk ingezet op het ‘repareren’ van de ruimtelijke structuur en de identiteit van de binnenstad. Hiervoor is het beeldkwaliteitsplan een van de instrumenten om de reparatie uit te voeren.
 
In het beeldkwaliteitsplan worden de bestaande kwaliteiten van de binnenstad beschreven. Immers duidelijk moet zijn wat er is en welke kwaliteit het heeft om het te kunnen behouden en versterken.
 
De criteria zijn onderverdeeld over vijf hoofdgroepen/thema's, te weten: 
  1. Stedelijke ruimte
  2. Nieuwbouw
  3. Kleur- en materiaalgebruik monumenten
  4. Straatmeubilair
  5. Excessen en hardheidsclausule
In hoofdstuk 2 van het BKP staat deze thema's beschreven. In de achterliggende hoofdstukken is de analyse, waardering en visie opgenomen welke ten grondslag hebben gelegen aan de criteria zoals deze in hoofdstuk 2 zijn beschreven. Bij ontwikkelingen binnen de binnenstad dient dus afhankelijk van hetgeen gerealiseerd, aangepast of veranderd wordt getoetst te worden aan de criteria uit hoofdstuk 2. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de welstandscommissie hierin alleen een rol heeft wanneer er een Omgevingsvergunning voor het bouwen voor noodzakelijk is.
 
Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk
In reactie op de Visie Binnenstad Nijkerk, de nota Detailhandelsbeleid 2013+ en de verdergaande leegstand in de binnenstad van Nijkerk is door het maatschappelijke veld het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk opgesteld. Dit visiedocument is door het gemeentebestuur van Nijkerk omarmd en 'vervangt' de Visie Binnenstad en de nota Detailhandelsbeleid 2013+.
 
De visie heeft tot doel dat in 2020 Nijkerk wordt herkend als een plek waar mensen uit Nijkerk en de regio graag verblijven in het verzorgde en historische binnenstadgebied. Door met name het monumentale, historische, karakter van de binnenstad te versterken en het oude stratenpatroon waar mogelijk te herstellen wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de binnenstad. In combinatie met het ontstaan van een balans tussen bedrijvigheid en belevingswaarde, wil men de binnenstad van Nijkerk uit laten groeien tot een aantrekkelijke plek om te winkelen, te werken, te ontspannen en te wonen. De combinatie van een gevarieerd winkelaanbod, cultuur, ontspanning, historisch karakter en bereikbaarheid, moet van de binnenstad een aantrekkelijk, dynamisch gebied maken.
 
Belangrijk uitgangspunt van het Visiedocument is dat het om een totaalpakket van maatregelen en acties gaat, waarvan delen niet zomaar inwisselbaar zijn. Uitwerkingsplannen zoals voor marketing, verkeer, beeldkwaliteit, bouw- en bestemmingen, dienen altijd te worden getoetst op samenhang met het totaal. Alleen zo blijft het eindbeeld gegarandeerd, wordt continuïteit geborgd en verspilling voorkomen.
 
Om het doel van de visie te bereiken zijn de volgende speerpunten benoemd in het visiedocument:
  • Nijkerk als sterk merk profileren.
  • Creëren van een aantrekkelijke, authentieke binnenstad.
  • De historische, monumentale waarde van Nijkerk behouden en herstellen.
  • Het creëren van een aantrekkelijk Kerkplein.
  • Ontwikkelen van het gebied rond de Havenkom.
  • Het terugdringen van verkeer op de binnenstadsring.
  • Parkeren bij eenvoudig bereikbare bronpunten.
Voor het realiseren van deze speerpunten is vervolgens een strategie bepaald:
  • Instellen van een BIZ (Bedrijfsinvesteringszone) om Nijkerk als sterk merk te kunnen ontwikkelen en dat te uit te dragen.
  • Loslaten van het begrip kernwinkelgebied om meer kansen te creëren voor bestaande en nieuwe ondernemers.
  • Variatie van functies in het binnenstadgebied en ruimere bestemming op de binnenstedelijke panden toestaan om de levendigheid te vergroten en leegstand te voorkomen.
  • Verbeteren van de beleving door het creëren van een autovrij centrum.
  • Vergroten van de beleving door het versterken van het historische karakter en de ‘zeester’-structuur van de Nijkerkse binnenstad.
  • Verkeersdruk verlichten en verbeteren van de beleving, door bronpunten in te stellen voor parkeren.
  • Verkeersdruk verlichten en veiligheid vergroten, door verkeer te leiden via radialen in plaats van over de binnenstadsring.
Onderdelen (cursief) van deze strategie zijn doorvertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Zo is de bestemmingssystematiek voor enkele delen van het plangebied verruimd. Met deze beoogde verruiming biedt het plan de mogelijkheid eenvoudiger tot een levender centrum te komen en langdurige leegstand wordt voorkomen. Daarnaast is een duidelijk verband gelegd met het beeldkwaliteitsplan waarmee de versterking van het historische karakter meer kracht wordt bijgezet. Daarnaast is de term kernwinkelgebied wordt losgelaten en is dit ook in de planopzet verlaten. Door breder te denken dan een kernwinkelgebied, ontstaan er meer mogelijkheden voor kleine en nieuwe ondernemers. Bovendien zal de huurmarkt gezonder worden. De binnenstad moet wel herkenbaar blijven als centrum. Hier speelt marktwerking een rol. Door vraag en aanbod, van winkelpanden én van consumenten, ontstaat een gebied met min of meer aangesloten voorzieningen van winkels, dienstverlening en horeca. Hier en daar zullen (historische) panden bewoond zijn, wat voor sfeer en levendigheid zorgt, ook buiten de openingstijden.
Op onderstaande kaart is deze nadere uitwerking van de visie Aantrekkelijk Nijkerk weergegeven. In de kaart is onderscheid gemaakt in blauwe en groene gebieden. De gebieden waar de detailhandel en de horeca behouden moeten blijven en zich moeten kunnen ontwikkelen, zijn met groen weergegeven. In deze gebieden is wonen op de verdieping toegestaan, maar niet op de begane grond. Detailhandel en de horeca blijft er de hoofdfunctie, zodat het winkel- en uitgangsgebied in het centrum herkenbaar blijft. De gebieden waar sprake is van menging van functies zijn met groen weergegeven. Naast detailhandel en horeca is ook wonen op de begane grond er bij recht toegestaan. De overige gebieden op de kaart zijn bestemd voor specifiek wonen over overige bedrijvigheid.
 
 
Nader uitwerking Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk ontwikkelingsmogelijkheden, bron: gemeente Nijkerk, juli 2017
 
Verkeersplan Binnenstad 2016 (ontwerp)
Op 30 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Nijkerk besloten de uitgangspunten in het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk vast te stellen voor het vervolgtraject in de Binnenstad. Doel is om de binnenstad een kwaliteitsslag te geven. Hiervoor bevat het Visiedocument ook op hoofdlijnen ook een richting voor het verkeersvraagstuk. In het Verkeersplan Binnenstad 2016zijn de in het visiedocument voorgestelde verkeersmaatregelen verder geconcretiseerd. De visie en verkeersplan gaan dienen als randvoorwaarden voor de herinrichtingsopgaven in de binnenstad van Nijkerk. Daarbij zijn de volgende speerpunten benoemd:
  • Parkeren bij eenvoudig bereikbare bronpunten.
  • Verbeteren van de beleving door het creëren van een autovrij centrum, o.a. door het (zoveel mogelijk) afschaffen van het maaiveld parkeren.
  • Verkeersdruk verlichten en verbeteren van de beleving, door bronpunten in te stellen voor parkeren.
  • Verkeersdruk verlichten en veiligheid vergroten, door verkeer te leiden via radialen in plaats van over de binnenstadsring.
Het opstellen van een Verkeersplan voor de binnenstad vormt de basis voor een samenhangende aanpak en de uitvoering van werkzaamheden in de openbare ruimte. De visie en Verkeersplan gaan dienen als leidraad voor de herinrichtingsopgaven in de binnenstad. Met de herinrichtingen is in 2016 gestart.
 
Specifiek voor ruimtelijke ontwikkelingen is in het verkeersplan opgemerkt dat het de verwachting is dat de ontwikkelingen verkeerskundig geen nadelige invloed hebben op de binnenstad. De ontwikkelingen hebben uiteraard wel invloed op de parkeervraag, maar binnen de diverse plangebieden kan de parkeerdruk opgevangen worden. De toevoeging van woningen en extra winkeloppervlak zal leiden tot een extra vraag naar parkeerruimte. Hierbij is het uitgangspunt dat ontwikkelingen in principe voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
 
Het verkeersplan voorziet ook in verschillende (fysieke) ingrepen. De in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen verkeersbestemming maakt een herinrichting van het straatprofiel met het gewenste kwaliteitsbeeld mogelijk. In concreto betekent dit het wegnemen van het langsparkeren langs diverse straten in de binnenstad. Dit kan middels een herinrichting van het straatprofiel of het nemen van verkeersbesluiten en het versmallen van het stratenpatroon. Deze ingrepen zijn binnen de in dit bestemmingsplan opgenomen verkeersbestemming ruimtelijk uitvoerbaar en vragen in die zin niet om specifieke juridisch planologische regelingen in dit bestemmingsplan.
     
Beleidsregel Detailhandel op bedrijventerreinen
Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties echter vrijwel nooit toe. Echter er zijn verschillende vormen van detailhandel die niet passen binnen de bestaande winkelstructuur en die juist op bedrijventerreinen thuishoren. 
Om meer duidelijkheid te geven over wanneer de gemeente wel of geen medewerking verleend aan detailhandel op bedrijventerreinen is de beleidsregel "Detailhandel op bedrijventerreinen" opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende vormen van detailhandel:
  • detailhandel in volumineuze goederen;
  • grootschalige detailhandel;
  • internetdetailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel 
Naast algemene uitgangspunten zijn er voor bovengenoemde vormen van detailhandel ook specifieke uitgangspunten geformuleerd, die vertaald zijn in dit bestemmingsplan.
  
Welstandsnota (2012)
In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
 
Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.
 
Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar bestaand beleid. Voor het onderhavige plangebied worden in de welstandsnota 2012 (nog) geen uitspraken gedaan. Het als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegde Beeldkwaliteitsplan Binnenstad Nijkerk zal gaan fungeren als toetsingskader voor de welstand en als zodanig deel gaan uitmaken van de welstandsnota 2012
  
Kwalitatief Woningbouwprogramma 2010-2019
In 2010 hebben de provincie en de gemeenten in de regio FoodValley in het kader van het Kwalitatief Woningbouwprogramma 2010-2019 met elkaar afgesproken, dat er in de regio FoodValley 12.000 nieuwe woningen bij moeten komen. De gemeente Nijkerk zal hier een substantiële bijdrage aan leveren door in de periode tot 2020 gemiddeld 250 woningen per jaar te realiseren. Na 2020 zal het bouwtempo lager liggen. Een kwalitatief aantrekkelijke binnenstad is een belangrijke voorwaarde om nieuwe bewoners ook inderdaad te interesseren voor vestiging in Nijkerk.  
Het onderhavige bestemmingsplan zal in elk geval goede voorwaarden scheppen voor een verdere versterking van de binnenstad.
  
Woningmarktonderzoek 2010
Ter voorbereiding van de nieuwe Woonvisie 2012+ “Kiezen voor kwaliteit” is in de eerste helft van 2010 een uitgebreid woningmarktonderzoek uitgevoerd om de woningbehoefte in de gemeente op korte en middellange termijn in beeld te brengen. Hieruit komt een positief beeld naar voren. Nijkerk zal ook in de toekomst blijven groeien, hoewel het tempo van de groei waarschijnlijk zal afnemen. Nijkerk zal naar verwachting meer woningen kunnen afzetten onder huishoudens van buiten de regio. Een van de factoren, die hierbij bepalend zijn is de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Het onderhavige bestemmingsplan kan (op bescheiden wijze) bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de binnenstad.    
 
Woonvisie Nijkerk 2015+
In de woonvisie 2015+ 'samen wonen in Nijkerk', legt de gemeente Nijkerk haar langetermijnambitie op het gebied van woningbouw vast. De kern van de ambitie is het tegemoetkomen aan de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk. Concreet heeft Nijkerk drie beleidsambities:
  1. Voldoende woningen voor de huidige en toekomstige inwoners - de ambitie van de gemeente Nijkerk is om in de periode tot en met 2030, 3.000 woningen te realiseren. Hiermee wil Nijkerk voorzien in de lokale en regionale woningbehoefte. Een van de opgaven is voldoende huurwoningen beschikbaar stellen voor inwoners met een laag inkomen. Specifiek voor Hoevelaken geldt de doelstelling dat er in 2020 tussen de 565 en 610 beschikbare sociale huurwoningen zijn. Om er voor te zorgen dat er voldoende sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor de doelgroep, zijn twee oplossingsrichtingen mogelijk: woningen aan de kernvoorraad toevoegen en de beschikbaarheid van de kernvoorraad vergroten door doorstroming op gang te brengen.
  2. Voldoende kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving - kwaliteit van de woningvoorraad gaat over energiegebruik, duurzaam materiaal gebruik, vormgeving en gebruikskwaliteit. Veiligheid, toegankelijkheid en een schone leefomgeving dragen bij aan de kwaliteit van de woonomgeving. De ambitie is dat de woningen en woonomgeving zo lang mogelijk kan voldoen in de behoefte van de inwoners.
  3. Voldoende keuzemogelijkheden voor huidige en toekomstige inwoners - naast zorg dragen voor voldoende kwalitatief aanbod, is ook de afstemming tussen vraag en aanbod van belang zodat inwoners zelf te kunnen laten bepalen hoe en waar ze willen wonen. Dit betekent dat het aanbod transparant moet zijn, maar ook dat vraag en aanbod op het niveau van de drie kernen met elkaar in evenwicht moet zijn.  
Hoewel het voorliggende bestemmingsplan slechts in beperkte mate ziet op nieuwe ontwikkelingen brengt het actualiserende karakter met zich mee dat met dit bestemmingsplan toch, waar mogelijk, invulling geeft aan de beleidsambities van de nieuwe Woonvisie. Middels dit bestemmingsplan maar ook het onderliggende beeldkwaliteitsplan wordt getracht de (woon-)kwaliteit van de binnenstad te verbeteren.
  
Beleidsnota cultuurhistorie
Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben vooral betrekking op het voorliggende plangebied. In paragraaf 5.6 wordt nader ingezet op de
 
Notitie niet woonactiviteiten aan huis 
Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
  
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad”. 
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
  1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.
Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. De snelweg vormt een barrière van de stad Nijkerk richting de polder. Ook de bedrijventerreinen zorgen voor een harde stadsrand aan de westzijde van Nijkerk. Doordat langs deze rand bomenrijen, schermen of boomgroepen zijn geplaatst wordt hiermee de landschappelijke kwaliteit versterkt.
  
Handboek Groenbeleid
In januari 2003 is het Handboek Groenbeleid opgesteld. Het Handboek Groenbeleid verwoordt de visie voor het openbare groen binnen de kernen van de gemeente Nijkerk voor de lange termijn. Het handboek vormt een belangrijk toetsingskader en bestuurlijk beleidsstuk en is opgebouwd uit verschillende modules of bouwstenen. Elke bouwsteen vormt een afgeronde eenheid, samen vormen ze een "muur", een drager voor hel toetsen van plannen en ontwikkelingen. De samenhang tussen de bouwstenen maakt de muur sterk.  
 
Nijkerk heeft zich ontwikkeld van een kerkdorp naar een middelgrote stad. De kern heeft een groene uitstraling, met name door het groen binnen de wijken. Op kernniveau is momenteel geen heldere en eenduidige groenstructuur aanwezig, hiervoor is het groen te veel versnipperd. De structuur in de kern wordt bepaald door de oude kerkwegen of radialen, oude en nieuwe ringwegen en waterlopen (Breede Beek en Arkervaart). Langs de meeste wegen is geen doorgaande laanbeplanting aanwezig waardoor de oriëntatie lastig is. Daarnaast is er weinig relatie met het buitengebied omdat karakteristieke laanbeplantingen niet doorlopen in de kern. Naast de hiervoor genoemde elementen zijn ook het spoor en langzaam verkeersroutes, waaronder het havenspoorlijntje, belangrijke lijnelementen binnen de groenstructuur van Nijkerk.
 
Vlakelementen binnen de groenstructuur zijn de sportvelden, de begraafplaats, het Van Reenenpark en het stadspark.
  
Uitgangspunten voor de ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur zijn:
  • het verduidelijken van de hiërarchie in wegen, het vergroten van de oriëntatie en het verbeteren van de relatie met het buitengebied.
  • langs radialen en ringwegen dienen uniforme laanbeplantingen aangeplant of aangevuld te worden. Hierbij geldt een dubbele laanbeplanting langs de radialen en een enkele laanbeplanting (of dubbele laanbeplanting in de middenberm) bij ringwegen.
  • bij wegreconstructies dient meer ruimte voor bomen gereserveerd te worden.
  • binnen de hoofdgroenstructuur worden zoveel mogelijk bomen van de 1e grootte (eik, beuk, linde, populier) toegepast.
  • naast meer natuurlijke oevers langs de beken ook binnen de kern is het verbeteren van het zicht op de beken van belang.
  • de visuele en functionele relatie tussen het centrumgebied en de Arkervaart dient verbeterd te worden.
  • de parken in Nijkerk hebben een historisch karakter en zijn visitekaartjes voor de kern. Ze kunnen een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij ze aantrekkelijker worden gemaakt als verblijfsplek.
  • de (deels toekomstige) zone langs de A28 is belangrijk als recreatief uitloopgebied en voor natuurontwikkeling. Entrees en belangrijke kruisingen worden geaccentueerd door een opvallende inrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van elementen uit de directe omgeving.
verplicht
  
Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gewenste structuur en ontwikkelingsrichting van Nijkerk, maar ondersteunt deze juist.
  
Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk
Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld. Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.
 
Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema's ondergebracht.
 
De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.
 
Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.
 
Dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.
  
Waterplan (2006)
Het Waterplan bestaat uit twee delen:
  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.  
Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken
 
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema's:
  • samen werken aan water en ruimte.
  • voort met afkoppelen.
  • aanpak grondwaterproblematiek.
  • verbeteren waterkwaliteit en ecologie.
  • bevorderen gebruik en beleving van water.
  • water en vuur. 
In het uitvoeringsprogramma staan voor de kern Nijkerk verschillende actiepunten verwoord, zoals bijvoorbeeld de kansen voor het afkoppelen bij rioolvervanging in bestaand bebouwd gebied. De mogelijkheden hiervoor in de binnenstad zijn naar verwachting gering.
hoofdstuk 3 Beschrijving van de ruimtelijke situatie
3.1 Historisch overzicht
Geschiedenis van Nijkerk
De naam Nijkerk stamt af van de Nieuwe kerk, die gebouwd werd nadat de oude kapel in 1221 door een veenbrand was verwoest. Nijkerk heeft in de geschiedenis een aantal keren te kampen gehad met rampen. In 1421 brandde de kerk af. Ook vonden er overstromingen plaats vanuit de Zuiderzee; onder andere op 13 en 14 januari 1916. Omdat Nijkerk centraal lag tussen het aartsbisdom Utrecht en het hertogdom Gelre, was de stad regelmatig strijdtoneel, en in 1412 werd het dorp geheel verwoest. Op 27 maart 1413 kreeg Nijkerk als vergoeding stadsrechten en vrijstelling van tolgeld in Gelre. In 1540 brandde de stad vrijwel geheel af.  
Nijkerk bloeide in de 18e eeuw. De stad leefde van tabaksteelt, handel, en glasblazerijen en was in 1795 de grootste stad van de Veluwe. Dit is goed te merken aan de architectuur. In die tijd zijn veel mooie herenhuizen gebouwd in het huidige centrum. In Gelderland had alleen Arnhem een grotere omvang.
 
Een aantal wijk- en straatnamen verwijzen naar belangrijke personen in de geschiedenis. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld Corlaer, de Van Rensselaerstraat en de Slichtenhorsterweg die zijn genoemd naar pioniers die vanuit Nijkerk naar Nieuw-Nederland trokken (het huidige New York).
 
Na de Tweede Wereldoorlog groeide Nijkerk fors. Om Nijkerk te ontlasten van het Noord-Zuid verkeer werd de Frieswijkstaat aangelegd. Vooral na aanleg van de A28 in 1965 werden stukken land tussen deze rijksweg en de stad benut voor bedrijfsterreinen, zoals de Arkervaart en Watergoor, hetgeen veel werkgelegenheid opleverde. Dat leidde tot verdere expansie van de woningbouw. De eerste naoorlogse woonwijken verrezen: Schulpkamp, de Bruins Slotlaan en enige bebouwing rondom het centrum (voornamelijk bij de Commissaris van Heemstrastraat en de Havenstraat).
 
Eind jaren vijftig werd begonnen aan de oostzijde van de stad. Uit deze periode, tot circa 1975 stammen de wijken Oranjewijk, Beulekamp, Paasbos en Renselaer; in de laatste wijk werden voor het eerst flats opgeleverd (van Oldenbarneveltstraat).
 
Eind jaren zeventig begon met de wijk Strijland een groot project, aansluitend op de wijken Beulekamp en Paasbos. Hier bouwde men tot ongeveer 1986, daarna ging men aan de westzijde uitbreiden. Tevens werden in de jaren zeventig rondom verpleeghuis Zilverschoon twee wijken aangelegd. Als eerste een wijk tussen de Bruins Slotlaan en de Berecamperweg (veel straten hebben het woord "camp" in hun naam). Vervolgens werd ten zuiden van verzorgingshuis Zilverschoon de wijk Hazeveld gerealiseerd.
 
Rond 1989 startte de gemeente een omvangrijk project ten westen van de rondweg met de wijk Corlaer. Rond 1997 startte men het tweede gedeelte, Groot-Corlaer, met de deelplannen Boerderijakkers (1997-2000), De Bogen (2000-2006) en tot slot het deelplan De Terrassen. Vanaf 2007 zijn in deze wijk 800 woningen gebouwd. Sinds diezelfde tijd wordt een aantal inbreidingslocaties bebouwd, onder andere aan de Oranjelaan en het Molenplein/van Reenenpark.
 
Ook de voorzieningen zijn flink uitgebreid. Zo zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig en sinds enkele jaren alle vormen van voortgezet onderwijs.
 
3.2 Beschrijving bestaande situatie
3.2.1 Bebouwingsstructuur
Het historische centrum van Nijkerk is door de variatie van commerciële en openbare functies het levendige hart van de gemeente. De bebouwing en de open ruimten vormen de ruggengraat van het stadscentrum. De smalle, gebogen straten hebben een intiem karakter. Het Plein met haar terrassen vormt het eigenlijke openbare verblijfsgebied van de binnenstad.
  
De gebogen, afwisselende gevelwanden geven een gevarieerd beeld. De gevelwanden zijn nagenoeg gesloten, waarbij de afzonderlijke panden de wisselende rooilijn volgen en zich oriënteren op de straat.
 
De individuele bebouwing kenmerkt zich over het algemeen door een verticale gevelopbouw van anderhalf tot twee bouwlagen plus een kap met een doorgaans haaks op de straat gerichte nok. De hoogten van de bouwlagen en de vorm van de kap variëren per pand. De eenheid die door deze diversiteit ontstaat wordt gezien als waardevol, waarbij de smalle, individuele gevels moeten worden gekoesterd.
  
De gevels zijn veelal uit baksteen in aardkleuren opgetrokken; voor de daken zijn vooral rode of grijze gebakken pannen gebruikt.
  
Het gebied ten westen van de binnenstad wordt gekenmerkt door gevarieerde bebouwing in een wisselende rooilijn langs de straten. Ook hier bestaat de bebouwing overwegend uit anderhalf tot twee bouwlagen met kap. Door de grote variatie aan bebouwing is een aantrekkelijk straatbeeld ontstaan.
  
Het gebied ten oosten van de binnenstad (Van Reenenpark) is als eenheid ontworpen. Een groene ruimte wordt hier omzoomd door karakteristieke bebouwing, veelal voorzien van een forse kap. Het Van Reenenpark vormt als het ware de link tussen de binnenstad en het stationsgebied.
 
3.2.2 Verkeerstructuur
De binnenstad wordt nu nog ontsloten vanaf de binnenstadsring, die gevormd wordt door de Vrijheidslaan, Torenstraat, Callenbachstraat, Frieswijkstraat, Oesterstraat en Vetkamp. Vanaf deze ring is de binnenstad toegankelijk, zij het dat een deel van de binnenstad gesloten is voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van het bestemmingsverkeer dat moet laden en lossen.
 
In de toekomst is het de bedoeling dat gebruik wordt gemaakt van de 'zeesterstructuur' en wordt de binnenstad bereikbaar door het verkeer te leiden via radialen in plaats van over de binnenstadsring. Deze kenmerkende 'zeesterstructuur' is ontstaan door de bebouwing langs de handelsroutes, samen met de ontwikkeling rond de verbrede Arkervaart en de latere aanleg van de spoorlijn en het station. Op termijn wordt de binnenstadsring afgewaardeerd naar een situatie van 'auto te gast'.
3.2.3 Groenstructuur
Binnen de begrenzing van het plangebied kunnen het Stadspark, het Van Reenenpark en het groen rond Huize De Brinkals een aaneengesloten groenvoorziening beschouwd worden. Wel zorgen incidentele bomen en het privégroen van de particuliere tuinen plaatselijk voor een aangenaam groen beeld.
 
3.3 Functionele karakteristiek
3.3.1 Algemeen
Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn de bestaande functies in de binnenstad van Nijkerk geïnventariseerd.
 
3.3.2 Winkelfunctie
Het winkelgebied in Nijkerk concentreert zich in een beperkt aantal straten in het centrum, waarbij de Langestraat, Verlaat, de Singel, het Plein, Oosterstraat en het Molenplein de belangrijkste zijn. De begane grond van de winkelpanden wordt voor het overgrote deel benut als winkel. De bovenverdieping wordt veelal bewoond of is in gebruik als kantoor of opslagruimte.
3.3.3 Woonfunctie
In het centrum van de kern, waar ook veel detailhandel en horeca voorkomt, vindt het wonen veelal op de verdieping plaats. Het overige deel van het plangebied heeft wonen als hoofdfunctie, vaak gecombineerd met andere centrumgerelateerde functies als kantoren en dienstverlening. Verder buiten het historische centrum woont men frequenter op de begane grond.
 
3.3.4 Horeca
De meeste horeca zit gevestigd in het centrum van de kern, in en rondom de belangrijkste winkelstraten. Daarbij vinden concentraties van horeca plaats rondom het Plein.
 
De horeca is niet alleen georiënteerd op het jongere publiek, maar heeft ook oog voor de cultuurhistorie van de stad, de toerist en het winkelend publiek.
 
3.3.5 Voorzieningen en dienstverlening
Door het hele plangebied heen komen diverse voorzieningen en dienstverleners voor. Zo kent het plangebied bijvoorbeeld veel zakelijke en publieke dienstverlening en is het stadhuis gevestigd binnen de begrenzing van het plangebied.
 
Momenteel wordt er gestudeerd op de verplaatsing van het gemeentehuis. Inzet is het gemeentehuis als voorziening te behouden voor de binnenstad en waar mogelijk de verplaatsing ook als impuls in te zetten voor een verbeterde binnenstad. Het nieuwe gemeentehuis moet komen op de plek van de huidige dependance van het stadhuis aan de Kolkstraat. Het monumentale deel van het stadhuis blijft wel behouden waarbij nog gezocht wordt welke funtie dit pand zal krijgen.
3.4 Planbeschrijving algemeen
Dit bestemmingsplan is in de eerste plaats een actualisering van het bestaande beleid voor de binnenstad en heeft als doel het bestemmingsplan Nijkerk Binnenstad 1999 te herzien alsmede enkele aanpalende gebieden aan de oost- en westzijde, waarvoor nu het bestemmingsplan Nijkerk 1 geldt. Onderhavig bestemmingsplan voorziet dan ook hoofdzakelijk in de bestaande planologische situatie, handhaaft de huidige situatie en voorziet deze van een actueel juridisch-planologisch kader. Het bestemmingsplan blijft bescherming bieden aan belangrijke stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden. Tegelijkertijd biedt dit bestemmingsplan een flexibele basis voor het behouden van een levendige binnenstad in lijn met het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk. Het bestemmingsplan voldoet uiteraard aan de SVBP 2012 en overige bepalingen uit de Wro.
 
Overeenkomstig de Visie Aantrekkelijk Nijkerk is het belangrijk om de identiteit uit het verleden terug te laten komen in een modern jasje, door het beter zichtbaar maken van de historische architectuur, herstel van het oude stratenpatroon en het herstel van gevelwanden. De historie maakt Nijkerk uniek en de wens is dit meer te laten zien door de binnenstad in te richten met een samenhangend stratenpatroon. Dit patroon moet ook aansluiten bij de gevellijnen van pleinen en straten, die waar nodig hersteld zijn met passende bebouwing. 
 
Hoewel het bestemmingsplan in de eerste plaats een actualiserend karakter heeft betekent dit niet, dat “alles op slot wordt gezet”. Integendeel, juist een binnenstad zoals Nijkerk kent veel dynamiek. Hier bevinden zich de winkelvoorzieningen, horecavoorzieningen, dienstverlenende bedrijven, enz. Regelmatig vinden er (functie)wisselingen plaats, waarbij winkels verplaatst worden of panden een andere functie krijgen. Daarom heeft het geen zin om per pand precies de huidige functie vast te leggen. In plaats daarvan is ervoor gekozen de bestemming “Centrum” op te nemen. De bestemming Centrum is een zogenaamde gebiedsbestemming die een scala aan functies en gebruik toestaat. Hiermee wordt de functionele dynamiek, zoals voorzien en nagestreefd in het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk, planologisch mogelijk gemaakt.
 
Binnen de Centrum-bestemming zijn bij recht ook horecavoorzieningen toegestaan zoals genoemd in categorie I van de Staat van Inrichtingen (horeca). Dit betreft “lichte horeca”, welke zonder problemen toegelaten kunnen worden in een centrumgebied. Daarnaast zijn alle bestaande horecavoorzieningen, die niet passen binnen categorie I op de verbeelding als zodanig aangegeven. Middels afwijking kan horeca in een hogere categorie worden toegestaan. Het beleid is er op gericht om met name rond het Plein een concentratie van horecagelegenheden te realiseren, waardoor dit plein als een echt “horecaplein” gaat functioneren. Om het gebied niet 'hard' te begrenzen is een algemene afwijkingsregeling opgenomen binnen de bestemming Centrum.
 
In de schil om het centrumgebied zijn diverse woon- en niet-woonfuncties gelegen. De niet-woonfuncties, zoals bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en detailhandel, zijn positief bestemd. Daarmee kunnen ze gedurende de planperiode worden doorgezet. Denkbaar is ook dat deze activiteiten eindigen. Een logische vervolgfunctie is dan wonen, gezien de omliggende woningen. Hiertoe is binnen diverse bestemmingen een wijzigingsbepaling opgenomen.
 
3.5 Planbeschrijving ontwikkellocaties
Het bestemmingsplan biedt ook mogelijkheden voor een aantal locaties, die, deels, opgenomen zijn in de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan. Verschillende van deze locaties zijn reeds ontwikkeld en voorzien van een nieuwe passende bestemming via een aparte procedure. De locaties zijn in dit bestemmingsplan ingepast.
 
Twee locaties zijn nog niet tot ontwikkeling gebracht. Deze locaties zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een uitwerkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid. Hiermee zijn de nieuwe ontwikkelingen niet bij recht mogelijk gemaakt. De bestaande situatie is als zodanig bestemd en slechts na het doorlopen van een aanvullende procedure kan de gewenste ontwikkeling mogelijk gemaakt worden.
 
Het betreft de volgende twee locaties:
  • Torenstraat Noordwest
  • Kerkplein
Daarnaast is de Havenkom in beeld gekomen als ontwikkelingslocatie voor o.a. het Huis van de Stad. In december 2016 is een eerste ruimtelijke opzet aan de gemeenteraad gepresenteerd. Deze ontwikkeling is niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
  
Per locatie zal hieronder nader ingegaan worden op de mogelijke ontwikkeling van deze deelgebieden. De toelichting is gebaseerd op de ontwikkelingsvisie en ook de afbeeldingen zijn hieruit afkomstig, dit met uitzondering van de Havenkom. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan.
3.5.1 Torenstraat Noordwest, wijzigingsgebied 1
Op dit moment wordt de Torenstraat niet begeleid door bebouwing, maar door diepe achtertuinen, behorend bij bebouwing aan de Commissaris van Heemstrastraat. In deze situatie kan op termijn verbetering gebracht worden door herontwikkeling van het gebied tussen de Torenstraat en de Commissaris van Heemstrastraat, waarbij de nieuwe bebouwing zowel de Torenstraat als de Commissaris van Heemstrastraat begeleid. De woningen aan de Commissaris van Heemstrastraat hebben een voortuin gelijk aan de naastgelegen bestaande woningen, terwijl de overige woningen voorzien worden van een smalle overgangsstrook of een stoepje.
  
verplicht
  
De bebouwing bestaat uit korte bouwblokken (maximaal 6 woningen per blok) in 2 bouwlagen met een kap, waarbij op de knikpunten 3 bouwlagen plat mogelijk zijn.
 
Het parkeren vindt plaats in de openbare ruimte. In totaal kunnen hier ongeveer 25 tot 30 woningen gerealiseerd worden.
 
3.5.2 Kerkplein, uit te werken bestemming
In de ‘Ontwikkelingsvisie Torenstraat - Vrijheidslaan’ en de visie ‘Aantrekkelijk Nijkerk’ wordt de herontwikkeling van deze locatie aangekondigd. Zeker is dat de locatie Kerkplein een herontwikkeling door zal maken. De locatie is in beeld geweest voor het Huis van de Stad, maar uiteindelijk prevaleert hiervoor de Havenkom.
 
De programmatische uitgangspunten van de beoogde herontwikkeling zijn nog niet volledig uitgewerkt. In de ‘Ontwikkelingsvisie Torenstraat - Vrijheidslaan’ zijn wel in belangrijke mate de ruimtelijke uitgangspunten uitgewerkt. Programmatisch zijn enkele ontwikkelingsvarianten benoemd in de visie ‘Aantrekkelijk Nijkerk’. Beide visies zijn input voor een nieuw op te stellen visie welke gepresenteerd wordt aan alle betrokken partijen.
 
Op basis van de nu bekende programmatische en ruimtelijke uitgangspunten is voor het college een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen. Deze uitwerkingsbevoegdheid,  opgenomen in de bestemming Gemengd - Uit te werken maakt het mogelijk nadat voor dit gebied stedenbouwkundig een verdere uitwerking is opgesteld en bestuurlijk is geaccordeerd kan het college voortvarend aan de slag gaat met de daadwerkelijke herontwikkeling van het gebied.
   
verplicht
  
3.5.3 Havenkom
 
De Havenkom is nadrukkelijk in beeld als herontwikkelingslocatie voor het Huis van de Stad. Voor deze herontwikkeling is op hoofdlijnen een eerste ruimtelijke visie opgesteld. Deze visie is op 13 december 2016 aan de gemeenteraad van Nijkerk gepresenteerd.
 
Met de herontwikkeling van de Havenkom wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de binnenstad van Nijkerk. Het historische stadhuis en het nieuw te bouwen Huis van de Stad worden de beeldbepalende panden in het gebied welke gecombineerd zullen gaan worden met meer kleinschalige bebouwing. In beeldkwaliteit wordt een combinatie gemaakt van historische en industriële bebouwing. Hierbij sluit de historische bebouwing aan op het aanwezige historische stadhuis. Ter plaatse van de bestaande dependance wordt meer ingezet op industriële bebouwing.
 
De uitwerking van de planvorming wordt in lijn met de visie Aantrekkelijk Nijkerk verder vormgegeven en ingevuld. De ruimtelijke kaders worden middels een aanvullend stedenbouwkundigplan aangevuld ten einde de opgenomen wijzigingsbepaling verder vorm te geven.
 
De ontwikkeling van de Havenkom maakt géén onderdeel uit van onderliggend bestemmingsplan. Omdat de ontwikkeling van de Havenkom wel aansluit op de binnenstad van Nijkerk en ook van invloed is op de binnenstad is de aanstaande ontwikkeling wel beschreven in dit bestemmingsplan.
 
hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen
4.1 Opzet van het plan
4.1.1 Inleiding
Het bestemmingsplan “Nijkerk Binnenstad” bestaat uit een verbeelding, regels en een plantoelichting. Verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De wijze waarop dit juridisch bindende deel is vormgegeven, wordt de planmethodiek genoemd. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens nader ingegaan op de opbouw van de verbeelding, de regels en de functie van de plantoelichting. Tevens volgt een toelichting op de diverse bestemmingen die in het plan zijn opgenomen.
 
4.1.2 Planmethodiek
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de regels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers).
        
Regels
De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:
  • hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin bepalingen die van belang zijn voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels in de overige hoofdstukken (begripsbepalingen, meetbepalingen en een bepaling die een beperkte overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen toestaat);
  • hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), waarin per bestemming een bestemmingsomschrijving, bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijkingsbevoegdheden en eventueel bepalingen omtrent een aanlegvergunning worden gegeven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels), waarin een anti-dubbeltelregel en algemeen geldende bouw- en gebruiksregels, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen;
  • hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), waarin een aantal gebruikelijke slotbepalingen is te vinden, waaronder het overgangsrecht en de slotregel.
Inleidende, algemene en slotregels 
De inleidende regels, de algemene regels en de slotregels behoeven hier geen nadere toelichting. Voor zover een toelichting noodzakelijk is, volgt die in de hierna volgende hoofdstukken van deze plantoelichting.
  
Bestemmingsbepalingen
De bestemmingsbepalingen kennen allen eenzelfde opbouw. Deze opbouw bestaat uit achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
De omschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze omschrijving worden limitatief de functies genoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. In een aantal gevallen geeft de omschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een maximaal aantal of een maximale maatvoering.
  
Plantoelichting
De plantoelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft geen rechtskracht. Het belang ervan is vooral gelegen in de weergave die de toelichting vormt van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Deze zijn ook in belangrijke mate bepalend voor de wijze waarop het gemeentebestuur omgaat met ruimtelijke initiatieven en ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de verbeelding en regels. 
 
Als bijlage bij de plantoelichting is het beeldkwaliteitsplan opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan geeft vorm en inhoud aan de beeldkwaliteit die voor de binnenstad wordt nagestreefd. Het beeldkwaliteitsplan, zoals vastgesteld, gaat verder dan alleen de gebouwde omgeving. Het stelt ook voorwaarden aan bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte. Omdat het beeldkwaliteitsplan deze ruime scope heeft is deze toegevoegd aan de plantoelichting en niet aan de planregels.
4.2 Dit bestemmingsplan
4.2.1 Cultuurhistorische bescherming
Omdat het plangebied de historische binnenstad van Nijkerk betreft met enkele uitlopers, dient het bestemmingsplan tevens zorg te dragen voor de instandhouding en mogelijk versterking van de cultuurhistorische waarden. Hierbij kan direct opgemerkt worden, dat de aanwezige gemeentelijke en rijksmonumenten in het gebied geen extra bescherming nodig hebben, aangezien dit reeds gewaarborgd is op basis van de Monumentenwet.
  
In Hoofdstuk 5 van deze toelichting is nader ingegaan op de cultuurhistorie. Op basis daarvan is een gebied aangewezen binnen het onderhavige plangebied, waarin de cultuurhistorische waarden beschermd dienen te worden. De bescherming bestaat uit een aantal nadere bouwregels, die in acht genomen moeten worden in dit gebied. De hoofdbebouwing dient hier in de voorste bebouwingslijn geplaatst te worden, waardoor het eeuwenoude stratenpatroon en de bestaande rooilijnen vastgelegd worden. Daarnaast is bepaald, dat de hoofdvorm van de hoofdgebouwen gehandhaafd dient te worden. Deze hoofdvorm is nader omschreven als de bestaande goot- en bouwhoogte, de bestaande gevelbreedte, de bestaande dakhelling en nokrichting en de bestaande oppervlakte van het grondvlak.
 
Om te voorkomen, dat een dergelijke regeling als een “benauwende krimpfolie” gaat werken is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarbij burgemeester en wethouders kunnen afwijken van deze regeling, mits de cultuurhistorische waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast. Terzijde kan opgemerkt worden, dat de goot- en bouwhoogte in het geldende bestemmingsplan Binnenstad 1999 ook al vastgelegd zijn. Dit heeft in de praktijk geen problemen opgeleverd zodat er geen redenen zijn om hier nu van af te stappen.
  
Belangrijke groene achtererven, behorende bij panden in het winkelgebied, zijn voorzien van de bestemming “Tuin”, om er voor te zorgen, dat hier geen verdere verstening kan plaatsvinden (bijvoorbeeld ten behoeve van parkeervoorzieningen). Een voorbeeld van een dergelijk gebied zijn de achtererven, gelegen tussen de bestaande bebouwing aan de zuidzijde van de Langestraat en de Frieswijkstraat.
  
Verder heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande stegen en steegjes in het gehele plangebied. Voor zover deze stegen openbaar zijn, zijn ze voorzien van de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied”. Voor zover deze stegen gesitueerd zijn op particuliere grond zijn ze voorzien van de bestemming “Centrum”, waarbij er voor gezorgd is, dat er aan de betreffende gebieden geen bouwmogelijkheid wordt toegekend. Hierdoor blijven ze onbebouwd en als zodanig herkenbaar. Slechts met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kunnen de stegen binnen de bestemming “Centrum” gedeeltelijk bebouwd worden, onder voorwaarde, dat na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid de breedte van de steeg tot aan de achterzijde van het hoofdgebouw minimaal 1 meter blijft . Een en ander voor zover dit geen afbreuk doet aan de cultuurhistorisch waarden van het pand en/of zijn omgeving.
 
4.2.2 Omgaan met detailhandel
Sinds de totstandkoming van het bestemmingsplan Nijkerk Binnenstad 1999 is er op het gebied van detailhandel veel gebeurd. Niet alleen zijn er “in het veld” ontwikkelingen gaande, maar ook het beleid ten aanzien van detailhandel is meerdere malen gewijzigd. Deze opeenvolgende beleidswijzigingen hebben geleid tot een maatschappelijke discussie hoe om te gaan met het centrumgebied van Nijkerk.
 
Deze discussie heeft vervolgens geleid tot een visie op de Binnenstad van Nijkerk. Het Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk. Dit visiedocument is opgesteld door het 'maatschappelijke veld' of zoals in het document is verwoord: dit visiedocument betreft een plan ‘van onderaf’ dat daardoor een groot draagvlak heeft. Door de gemeenteraad van Nijkerk is het visiedocument als beleidsuitgangspunt voor de binnenstad omarmd. In de visie wordt ingezet op een aantrekkelijke binnenstad met een diversiteit aan functies. Deze functies zijn binnen de binnenstad uitwisselbaar zonder dat hiervoor een aanvullende procedure noodzakelijk is. In paragraaf 2.4 is al onder het kopje ‘Visiedocument Aantrekkelijk Nijkerk’ nader uiteengezet op welke wijze deze vertaling in de regels vorm heeft gekregen.
  
4.2.3 Toelichting per bestemming
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is
beschreven.
  
Dit bestemmingsplan kent de (dubbel-)bestemmingen Bedrijf, Bedrijf – Garage, Bedrijf - Nutsvoorziening, Centrum, Cultuur en ontspanning, Detailhandel, Groen, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Maatschappelijk - Zorginstelling, Sport, Tuin, Verkeer, Verkeer – Railverkeer, Verkeer – Verblijfsgebied, Water, Wonen, Wonen – Woongebouw, Gemengd - Uit te werken, Waarde – Archeologie en Waarde - Cultuurhistorie.
  
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage bij de regels). Afwijkende bedrijfsvormen zijn aangeduid op de verbeelding. Dat geldt ook voor de (bestaande) bedrijfswoningen. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogten zijn opgenomen op de verbeelding. Bij omgevingsvergunning kunnen andere bedrijven worden toegestaan, mits deze aan de in het plan opgenomen voorwaarden voldoen.   
 
De bestemming Centrum is toegekend aan het winkelgebied van Nijkerk. Binnen deze bestemming is een tweedeling gemaakt doormiddel van een onderscheidt tussen woonstraten en winkelstraten. Voor winkelstraten is een scala aan centrumfuncties aanwezig welke onderling uitwisselbaar zijn. Daarmee is het mogelijk dat de markt zelf sturing geeft aan de ontwikkeling van het gebied. Een uitzondering hierop is wonen op de begane grond. Dit is niet wenselijk vanuit het oogpunt om aantrekkelijke en aaneengesloten winkelfronten te behouden. Dit met uitzondering van de bestaande situaties waar wonen op de begane grond voorkomt; dit is als zodanig aangeduid op de verbeelding. 
Binnen deze bestemming zijn bij recht horecabedrijven toegestaan als genoemd in categorie I van Bijlage 2 Staat van inrichtingen (horeca). Horecabedrijven, die nu al behoren tot categorie II van voornoemde Bijlage zijn als zodanig op de verbeelding aangegeven. Daarnaast is een afwiijkingsbevoegdheid opgenomen teneinde horecabedrijven als genoemd in categorie II van Bijlage 2 Staat van inrichtingen (horeca) mogelijk te maken indien deze ruimtelijk inpasbaar zijn.
  
Het aantal toegestane functies in woonstraten is beperkter. Daar staat tegenover dat in deze straten op de begane grond winkels alsmede woningen zijn toegestaan. Daarnaast zijn bestaande horecabedrijven toegestaan. Deze zijn aangeduid op de verbeelding. Nieuwe functies (bedrijvigheid, horeca of kantoren) zijn wel mogelijk, maar hiervoor is een afwijkingsprocedure noodzakelijk. De gemeente is namelijk van mening dat aan het toelaten van nieuwe functies een afzonderlijke afweging vooraf moet gaan of deze functie er ruimtelijk aanvaardbaar is.
 
Op de verbeelding is onderscheid gemaakt tussen de hoofdbebouwing en de zone achter deze hoofdbebouwing. Voor beide zones gelden andere bouwregels. Voor de hoofdbebouwing wordt de bestaande hoofdvorm van de bebouwing vastgelegd teneinde het bestaande afwisselende bebouwingsbeeld te waarborgen. Voor de zone achter de hoofdbebouwing is uitsluitend een maximale bouwhoogte bepaald, aangezien hier minder cultuurhistorische aspecten in het geding zijn en deze zone bovendien niet zichtbaar is vanuit de openbare ruimte.
     
Deze bestemming is toegekend aan Vergader- en Congrescentrum ‘De Schakel’. Gelet op de specifieke functie van dit centrum is er aan het perceel een eigen bestemmingsregeling toegekend
  
Deze bestemming is toegekend aan bestaande winkels, voor zover deze gelegen zijn buiten de bestemming Centrum. Het is mogelijk binnen deze bestemming van winkelbranche te wisselen. 
  
De bestemming Groen heeft betrekking op groenvoorzieningen met bijbehorende paden en voorzieningen, zoals voorzieningen voor de waterhuishouding (bijvoorbeeld water en wadi's). Binnen deze bestemming is ook het bestaande parkeerterrein in het stadspark als zodanig aangeduid.
  
Deze bestemming is toegekend aan horecavoorzieningen, voor zover gelegen buiten de begrenzing van de binnenstad. Het betreffen hier concreet “Spoorzicht” en “De Dolle Joncker”.
  
Deze bestemming is toegekend aan bestaande kantoren, voor zover gelegen buiten de begrenzing van het centrumgebied. 
 
Deze bestemmingen zijn toegekend aan maatschappelijke voorzieningen, voor zover gelegen buiten de begrenzing van het centrumgebied.
  
Deze bestemming is toegekend aan een bestaande sportvoorziening aan de Koetsendijk. Binnen deze bestemming zijn ook een kantoor- en detailhandelsfunctie geregeld.
  
De bestemming Tuin heeft betrekking op, in beginsel, onbebouwde tuinen en erven bij woningen. Gebouwen mogen hier niet worden gebouwd, een enkele, nader afgewogen, uitzondering daargelaten. Ook komt deze bestemming voor in combinatie met de bestemming Centrum – 1 teneinde waardevolle groene achtererven te kunnen behoeden tegen bebouwing en/of toenemende verharding.
  
Deze bestemming is toegekend aan alle wegen in het plangebied, met uitzondering van de wegen, die een overwegende verblijfsfunctie hebben.
  
Deze bestemming is toegekend aan de gronden langs de spoorlijn. Binnen deze bestemming is de bestaande bebouwing (het stationsgebouw en de fietsenstalling) als zodanig door middel van bouwvlakken op de verbeelding aangegeven.
  
Deze bestemming is toegekend aan een groot deel van de binnenstad “binnen de ring”. De inrichting is hier veelal afgestemd op het gebruik als voetgangerszone. Binnen deze bestemming is aangegeven, dat het Plein tevens gebruikt mag worden als evenemententerrein.
  
Deze bestemming is toegekend aan bestaande watergangen en vijvers in het plangebied. Het betreft hier onder andere de Arkervaart, de Breede Beek en de vijverpartijen in het stadspark.
  
De bestemming Wonen heeft betrekking op de bestaande woningen, voor zover deze zijn gelegen buiten het centrumgebied. In de regels zijn aparte bepalingen opgenomen voor de toelaatbaarheid van bijgebouwen.
 
Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen waar detailhandel, kantoren of een maatschappelijke voorziening is toegestaan op de begane grond.
  
Deze bestemming is toegekend aan bestaande appartementencomplexen, voor zover gelegen buiten de begrenzing het centrumgebied. Voor zover op de begane grond van deze gebouwen andere functies voorkomen, zijn deze als zodanig op de verbeelding aangegeven. Een voorbeeld zijn de maatschappelijke voorzieningen op de begane grond van één van de appartementencomplexen aan de Oranjelaan.
 
De bestemming Gemengd -  Uit te werken is opgenomen voor de ontwikkelingslocatie aan het Kerkplein. Hiermee krijgt het college de bevoegdheid om, binnen de randvoorwaarden welke vanuit de gemeenteraad zijn meegegeven, het gebied nader uit te werken naar een passende bestemming met de daarbij behorende bebouwingsmogelijkheden. Omdat de voorheen geldende bestemming voorzag in de mogelijkheid om een supermarkt te vestigen is er voor gekozen een uit te werken bestemming op te nemen. Hiermee is deze mogelijkheid weggenomen. Dit is vanuit ruimtelijke oogpunt wenselijk omdat de marktruimte hiertoe ontbreekt. Voor het overige bieden de uit te werken regels ruimte voor functies, zoals overige detailhandel, wonen, bedrijven in de categorieën 1 en 2 of daarmee gelijk te stellen bedrijven, dienstverlening, horeca, kantoren en maatschappelijke en educatieve voorzieningen.
  
Op de verbeelding is door middel van een aanduiding aangegeven welke “specifieke vorm van waarde” aanwezig is.
  
In paragraaf 4.2.1 is al ingegaan op de inhoud van deze dubbelbestemming. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
 
4.2.4 Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
 
Een uitzondering wordt gemaakt voor de wijzigings- en uitwerkingsregels, die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. In de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan zijn zeven gebieden aangegeven, die een functieverandering kunnen ondergaan. Drie gebieden zijn nog niet tot ontwikkeling gekomen. Daarnaast is de Havenkom als ontwikkellocatie toegevoegd, maar wordt niet meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Per ontwikkelingsgebied zijn bepalingen opgenomen, waaraan voldaan moet worden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsbevoegdheid. Deze bepalingen zijn vrij ruim geformuleerd om te voorkomen dat ze teveel toegesneden worden op de voorstellen, die nu opgenomen zijn in de Ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan. In de loop van de tijd is het heel goed mogelijk, dat de denkbeelden over de gewenste invulling van deze gebieden nog zullen veranderen. Een te strakke regeling zou in dat geval dergelijke veranderende inzichten direct frustreren. Daarom is bewust gekozen voor een wat ruime formulering. Daarbij is het goed er op te wijzen, dat de wijzigings- en uitwerkingsplannen een eigen procedure dienen te doorlopen, waardoor een ieder nog in de gelegenheid gesteld wordt om op dat moment zijn of haar bezwaren kenbaar te maken.
 
hoofdstuk 5 Haalbaarheid van het bestemmingsplan
5.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse. Gezien het actualiserende karakter van dit bestemmingsplan hebben de verschillende onderzoeksaspecten voor de bestaande situatie geen gevolgen of bestaat er een noodzaak tot ingrijpen.
 
Ten opzet van dit hoofdstuk is als volgt. Allereerst wordt in de paragrafen toelichting paragraaf 5.2 t/m toelichting paragraaf 5.11 een algemene kenschets gegeven van een aantal haalbaarheidsaspecten. Daarna wordt in toelichting paragraaf 5.12 nader ingezoomd op de verschillende ontwikkel locaties. Aangetoond dient te worden dat de beoogde ontwikkelingen ook milieutechnisch inpasbaar zijn. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschouwing over de M.e.r.-beoordeling.
 
5.2 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie.
  
milieucategorierichtafstand rustige woonwijk 
110 meter
230 meter
3.150 meter
3.2100 meter
 
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
  
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies.
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
  
Bestaande functies in het plangebied
Het plangebied kan grotendeels worden aangemerkt als een gemengd gebied. Binnen dit plangebied komen naast de woonfunctie ook duidelijke centrumfuncties voor zoals detailhandel, horeca, kantoren en bedrijven.  
Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.
  
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de geldende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht
  
Buiten het bedrijventerrein, in woongebieden worden in principe alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Bedrijven die in een hogere categorie vallen zijn specifiek in dit bestemmingsplan aangeduid.
  
Hieronder is een overzicht opgenomen van de bedrijven en inrichtingen in het plangebied. Daarbij is aangeduid in welke categorie het bedrijf valt op basis van de eerder genoemde uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (2009):  
   
Parkeergarage “De Bonte Koe”
SBI-1993 6321 SBI-2008 5221 
Afstand in meters:
 
Geur 10, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2
 
De grootst mogelijke afstand voor een parkeergarage bedraagt 30 meter (geluid).
 
verplicht
  
Brezan automaterialen Vleenenck 2
SBI-1993 503,504 SBI-2008 453 
Afstand in meters:
 
Geur 0, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2
 
De grootst mogelijke afstand voor een automaterialenhandel bedraagt 30 meter (geluid).
 
verplicht
  
Veer Hengelsport met vuurwerkverkoop Nieuwstraat 3
SBI-1993 5148.7 SBI-2008 46499/1 
Afstand in meters:
 
Geur 10, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2.
 
De grootst mogelijke afstand voor een vuurwerkverkoop punt bedraagt 30 meter (geluid).
 
verplicht
  
Autobedrijf Kuijpers Nieuwstraat 5
SBI-1993 501, 502 SBI-2008 451, 452, 454  
Afstand in meters:
 
Geur 10, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2
 
De grootst mogelijke afstand voor een garagebedrijf bedraagt 30 meter (geluid).
 
verplicht
  
Vetkamp 40a,b,c,d,e
Het terrein wordt aan verschillende opslag bedrijven verhuurd. Deze bedrijven blijven doorgaans niet zo lang op het terrein zitten. Voornamelijk zitten er kleinschalige hoveniers- cq loonbedrijven, voor dergelijke inrichtingen gelden de volgende indicatieve maximale milieuafstanden. 
SBI-1993 014 SBI-2008 16, 2/4
 
Afstand in meters:
 
Geur 30, Stof 10, Geluid 30, Gevaar 10, bedrijfscategorie 2
 
De grootst mogelijke afstand voor een hoveniers- loonbedrijf bedraagt 30 meter .
 
verplicht
  
Niet woon-activiteiten aan huis
Voor niet woonactiviteiten aan huis heeft de gemeente Nijkerk de Notitie niet woonactiviteiten aan huis opgesteld (zie toelichting paragraaf 2.4).  
5.3 Geluid
Algemeen
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.   
Rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen die in artikel 2.4 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel “grote lawaaimakers” genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als “Industrieterrein”.
  
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan grenst direct aan bedrijventerrein Arkervaart. Akoestisch onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting en zonering van dit bedrijventerrein.
  
Industrielawaai
Het bestaande bedrijfsterrein ten noorden van de Ambachtstraat, ten oosten van de Watergoorweg en ten westen van de Berencamperweg bevat “grote lawaaimakers”. In het bestemmingsplan Bedrijfsterrein 1 is aangegeven, dat vanuit een goede ruimtelijke invulling “grote lawaaimakers” hier niet ongewenst zijn. Voor dit plandeel wordt de vestiging van “grote lawaaimakers” dan ook toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan Bedrijfsterrein 1.  
Omdat ter plaatse “grote lawaaimakers” toegestaan zijn, dient het bedrijfsterrein gezoneerd te worden. Dat betekent, dat er rond het industrieterrein een geluidzone vastgesteld dient te worden waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
  
verplicht
  
Een dergelijke zonering heeft inmiddels plaatsgevonden. De geluidzone slaat over een deel van het plangebied, behorende bij het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk heen.
 
Op de tekening is goed te zien, dat het hier slechts een beperkt deel van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk betreft.
  
Binnen de geluidzone is een aantal geluidgevoelige functies (woningen) aanwezig, waarvoor een hogere grenswaarde (55 dB (A)) is vastgesteld. De geluidzone zal ook op de verbeelding, behorende bij het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk aangegeven worden.
  
Verkeerslawaai/ Railverkeerslawaai
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).  
In het kader van de Wgh is in algemene zin voor dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek noodzakelijk, omdat er bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Wel is een akoestische verkenning uitgevoerd voor de gebieden, die na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ontwikkeld kunnen worden. Het betreft hier de eerder genoemde locaties op basis van de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan.
 
Het plangebied is verder gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom van het aspect railverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.
 
5.4 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet Natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
  
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Natuur Netwerk Nederland (NNN) opgenomen.     
Natura 2000
 
Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle vogel- of habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".
  
Het plangebied bevindt zich op minder dan 3 km van twee Natura 2000-gebieden. Het eerste gebied heeft de naam “Arkemheen” en ligt ten noorden van de kern Nijkerk. Het gebied is ruim 1.400 hectare groot en bestaat uit twee laaggelegen, lege, open polders langs de Randmeren. Dit zijn de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. De polders bestaan tegenwoordig uit deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes.
  
verplicht
  
Het tweede gebied is de "Veluwerandmeren" en dan met name het "Wolderwijd/Nuldernauw". De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957. Ze betreffen de ondiepe zoetwatermeren Drontermeer, Veluwemeer en Wolderwijd/Nuldernauw die gemiddeld ruim een meter en op sommige plekken tot 5 meter diep zijn. Ter hoogte van Horst bij Harderwijk is in het Wolderwijd met behulp van enige dammen en kunstmatige luwte gecreëerd voor watervogels en ter bevordering van de groei van waterplanten.
  
verplicht
  
Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus bij recht geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Voor de wijzigingsgebieden is een quick scan flora en fauna opgesteld. (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1, opgenomen in de bundel separate bijlagen). Eventueel benodigd nader onderzoek zal worden verricht op het moment, dat er wijzigingsplannen worden opgesteld.
  
Natuur Netwerk Nederland
Het NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.   
Het NNN bestaat uit:
  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).
Ten noordoosten van het plangebied zijn 2 NNN gebieden gelegen. Het gebied ten noorden van het plangebied (globaal gelegen tussen de Putterstraatweg, Nijkerkerstraat, Meskampersteeg en de spoorlijn Nijkerk-Putten) bestaat voornamelijk uit bossen. Het gebied ten oosten van het plangebied (globaal gelegen tussen de Beulekampersteeg en het Kokkeveld, met doorkruisend de Bloemendaalseweg) bestaat uit landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer. Beide gebieden zijn dus onderdeel van het netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Onderstaande afbeelding geeft (een deel van) de NNN gebieden binnen een straal van circa 3 kilometer van het plangebied.
  
verplicht
  
Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is het natuurnatwerk opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.
     
Aangezien het hier een actualiserend plan betreft, is er geen sprake van ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Op het moment, dat gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor één of meer gebieden, zal het aspect flora en fauna nader onderzocht worden.
  
Soortbescherming
Op basis van de Wet Natuurbescherming zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de wet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de wet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.   
Omdat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en bij recht geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.
  
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist. Voor de ontwikkelingsgebieden is een quickscan Flora en fauna uitgevoerd. Pas wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor één of meer gebieden, zullen de nodige aanvullende onderzoeken verricht worden.
 
5.5 Nationaal landschap Arkemheen-Eemland
Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.
 
De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is pas in 2012 een ruilverkaveling uitgevoerd, waarbij de oorspronkelijke verkavelingsstructuur zoveel mogelijk intact is gebleven.
  
In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.
 
Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Maar nog steeds nemen de Eemvallei en polder Arkemheen botanisch en zeker ornithologisch (ornithologie = vogelkunde) gezien een bijzondere plaats in. Dat is voor een groot deel toe te schrijven aan de grote variatie van de bodem en aan het voedselarme kwelwater dat vanaf de Utrechtse Heuvelrug het lager gelegen land bereikt.
 
Een groot deel van de gronden in het nationale landschap bestaat uit productieweiland. Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld zwanebloem, valeriaan, kattestaart, hemelsleutel en pijlkruid. Ook de plantensoort zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als melkkruid, aardbeiklaver en zilte rus.
 
Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het nationale landschap worden waargenomen zijn tureluur, grutto, zomertaling, veldleeuwerik, gele kwikstaart, kievit en kwartel. Hermelijn, wezel en haas behoren tot de vaste gasten in het gebied.
  
verplicht
  
Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus bij recht geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden. Pas wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor één of meer gebieden, zal aan dit aspect opnieuw aandacht geschonken worden.
 
5.6 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten
5.6.1 Algemeen
Achtereenvolgens zal in deze paragraaf aandacht geschonken worden aan de archeologie, de cultuurhistorie en de monumenten. Dit alles resulteert in een opsomming van aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied en de wijze, waarop deze waarden beschermd kunnen worden.
 
5.6.2 Archeologie
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
 
Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Nu archeologische waarden in toenemende mate in de planvorming en in de uitvoering van projecten worden meegenomen, is de handicap van deze onzichtbaarheid actueler dan ooit. Om toch greep te krijgen op die nog onbekende archeologie, is door de provincie Gelderland een archeologische verwachtingenkaart opgesteld waarin voor de gehele provincie per deelgebied de archeologische verwachtingen in beeld zijn gebracht (kaart 14 van de structuurvisie van de provincie Gelderland).
 
Op basis van deze verwachtingenkaart, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), kan een voorspelling worden gedaan over de archeologische verwachting. Het plangebied bevat een aantal gebieden met een hoge archeologische verwachting.
  
Sinds de invoering van de WAMZ in 2007 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed. Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De archeologische beleidskaart is tezamen met de beleidsuitgangspunten door de raad vastgesteld op 17 februari 2011. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen
  
Verwachtingswaarden
Op basis van een uitgebreide studie van het landschap in relatie tot archeologische vondsten en bewoningsmogelijkheden is een aantal zones vastgesteld die een hoge, middelhoge, lage of overige verwachting hebben. De diepte waarop de eventuele archeologische resten verwacht kunnen worden varieert. Als gevolg van latere landschappelijke ontwikkelingen zijn in sommige delen van Nijkerk deze oude landschappen in latere perioden afgedekt door veen, klei of plaggendekken waardoor de archeologische waarden dieper zijn komen te liggen. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in verschillende (verwachtings)waarden. Binnen het onderhavige plangebied kunnen 5 verschillende archeologische verwachtingswaarden onderscheiden worden. Deze zijn als dubbelbestemming "Waarde – Archeologie” opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.   
Ondanks het zorgvuldige archeologiebeleid, waarbij indien nodig archeologisch onderzoek plaats vindt, kunnen altijd toevalsvondsten worden gedaan. Hiervoor geldt de verplichting om hier direct melding van te maken.
  
verplicht
  
verplicht
  
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een beheersgericht karakter, waardoor bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan. Wel zal het aspect archeologie nader aan de orde worden gesteld bij de beschouwing van de locaties, waarvoor in de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan een andere invulling is voorzien. Verwezen wordt in dit verband naar toelichting paragraaf 5.12.
 
5.6.3 Cultuurhistorie
Niet alleen in de bodem zijn sporen aanwezig van vroegere bewoning van het gebied. Ook boven het maaiveld is het op veel plaatsen nog mogelijk de geschiedenis te lezen. Enige kennis van de ontstaansgeschiedenis van Nijkerk is daarbij onontbeerlijk. Om die reden zal hieronder eerst aangegeven worden welke ontwikkelingen zich in de afgelopen eeuwen hebben voorgedaan. Hierbij is dankbaar gebruik gemaakt van de gegevens opgenomen in het “Cultuurhistorisch onderzoek binnenstad gemeente Nijkerk” van het Adviesbureau voor Architectuur-, Bouw- en Cultuurhistorie uit oktober 2011 en het beeldkwaliteitsplan Nijkerk Binnenstad 2016. Met name hoofdstuk 2 van het beeldkwaliteitsplan geeft een goed overzicht. Hieronder zijn grote passages uit dit hoofdstuk letterlijk overgenomen, inclusief de bijbehorende tekeningen.
  
Gelaagde opbouw
Veel historisch gegroeide steden hebben een gelaagde opbouw. De stad is als het ware opgebouwd uit meerdere “bebouwingsringen”, die per ring een tijdsbeeld in de historie van de stad vertegenwoordigen. De mate waarin deze historische opbouw nog afleesbaar is heeft voornamelijk te maken met de mate, waarin stedenbouwkundige ingrepen hebben plaatsgevonden in een latere periode. De afleesbaarheid van de historische opbouw is één van de bepalende factoren voor een onderscheidende identiteit van de Nijkerkse binnenstad.      
 
Vijf verschillende perioden
Er is veel onderzoek gedaan naar de ontstaansgeschiedenis van de Nijkerkse binnenstad. De rapportages 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Nijkerk' (RAAP, 2010) en het 'Cultuurhistorisch Kwaliteitsonderzoek binnenstad Nijkerk' (Bureau Bouwwerk, 2011) geven samen een compleet overzicht van deze ontstaansgeschiedenis. Daaruit komt naar voren dat er grofweg vijf op zichzelf staande perioden zijn aan te wijzen in de ontwikkeling van de Nijkerkse binnenstad:
  1. De pre-stedelijke fase tot 1413: de vorming van het landschap, de eerste (permanente) bewoning en handelsroutes;
  2. Nijkerk als vestingstad van 1400 - 1600: stadsrechten, aanleg en ontmanteling vestingwerken en stadsbrand van 1540;
  3. De bloeiperiode van 1600 - 1850: uitbreidingen noordzijde en langs uitlopers door bloeiende handel, tabaksnijverheid en glasblazerij;
  4. Stagnatie van 1800 - 1950: slechts sporadisch enkele uitbreidingen, aanleg spoorlijn en station;
  5. Verkeerskundige doorbraken vanaf 1950: verbredingen Oosterstraat, aanleg Frieswijkstraat, Torenstraat en Vrijheidslaan. Grotere planmatige uitbreidingen.
Omdat er niet veel gevonden is over de geschiedenis van Nijkerk zijn er in beide onderzoeken veel aannames gemaakt. Op het kaartmateriaal is dan ook veelal de vermoedelijke aanwezigheid en het verloop van wegen, water, enz. aangegeven, evenals een indicatie van de aanwezige bebouwing.
  
1. De pre-stedelijke fase
Uit het archeologisch onderzoek is veel bekend geworden over de vorming van Nijkerk tot aan het oprichten van de vestingwerken. Deze ontwikkeling is zoals in veel gevallen, sterk gebaseerd op landschappelijke kenmerken. Nijkerk is gelegen op een dekzandkop. Dit is een plaatselijke verhoging van het verder in deze richting aflopende Veluwemassief. 
Langs de rand van dit Veluwemassief is in de loop der tijd een handelsroute ontstaan tussen Putten en Bunschoten langs de voormalige Zuiderzee. Nijkerk is ontstaan op een kruising van deze route met de oude route naar Barneveld, vermoedelijk doorlopend via de Gasthuisstraat en Watergoorweg richting de voormalige Zuiderzee (voormalige nederzetting Ark vanaf circa 800). Zodoende ontstond een zogenaamde 'botstructuur'; de Langestraat vormde de overlap tussen beide routes welke zich ter hoogte van de Oosterstraat en Catharinastraat weer opsplitsten in twee afzonderlijke routes. Sporen van de eerste permanente bewoning van Nijkerk dateren van circa 1300 en zijn bekend als het buurtschap Holk. De Holkerstraat, ten westen van 'het bot' herinnert nog aan dit buurtschap.
  
verplicht
  
2. Vestingstad Nijkerk
Nadat het jaar ervoor de nederzetting was platgebrand in de Gelders - Arkelse oorlog verleende de Hertog van Gelre in 1413 stadsrechten aan Nijkerk. De ligging van de vestingwerken is nog altijd goed te herleiden uit het huidige stratenpatroon, alleen de situatie tussen de Venestraat, Spoorstraat en de Oosterstraat is vrijwel geheel verdwenen. De vestingwal doorsneed hier de doorgaande route naar Barneveld, om het aantal stadspoorten te beperken. Als alternatief werd van de Oostpoort een route naar het zuiden, richting Amersfoort, aangelegd met de huidige spoorstraat als aftakking. Deze route maakte tezamen met de oude handelsroute ten noorden van Nijkerk onderdeel uit van de Zuiderzeestraat tussen Zwolle en Amersfoort. De Coltoflaan, Hooghstraat en buiten Nijkerk, de Oude Amersfoortseweg, zijn andere restanten van deze route. De Venestraat met Venepoort zijn hier later op aangesloten. De route richting Ark is dan al ondergeschikt en onderbroken. Waarschijnlijk ondervond deze nederzetting te veel wateroverlast van de Zuiderzee. Door de aanleg van de Brede Beek – Arkergraft heeft Nijkerk inmiddels zelf een verbinding met het water. Dat deze waterloop kunstmatig is aangelegd of omgeleid blijkt mede uit het rechtlijnige verloop en vanwege de doorsnijding van Nijkerk als hoger gelegen dekzandkop. Omdat de bebouwing aan de noordzijde van de Singel en Nieuwstraat van oudere datum is, is het waarschijnlijk dat deze straten al aanwezig waren en buiten de vestingwerken lagen. Op de plek van de zuidelijke bebouwingswand lagen de vestingwerken zelf. De Grote Kerk van Nijkerk dateert van 1461 nadat in 1421 de eerste kerk is afgebrand als gevolg van oorlogsgeweld. Over de stadbrand van 1540 is weinig bekend juist doordat daardoor veel archiefstukken zijn verdwenen. Duidelijk is dat de vestingwerken geleidelijk aan zijn verdwenen rond 1600.  
 
verplicht
  
3. De bloeiperiode
Voornamelijk vanwege de tabaksteelt rond Nijkerk en deels vanwege de handel en later, de aanwezigheid van een glasblazerij, kende Nijkerk vanaf 1600 een sterke groei. Nog altijd herinneren veel pakhuizen aan deze tijd. Het verdwijnen van de vestingwerken heeft ruimtegemaakt voor uitbreiding naar het noorden, richting de tot Arkervaart verbrede Arkergrift (in 1720). Het Plein is daardoor het nieuwe centrum van de stad. Met betrekking tot de kenmerkende bebouwing is de ontmanteling van het St. Catharinenklooster in 1643 bekend. Een eeuw later (1743) werd aan het eind van de verbreding van de Arkervaart het stadhuis gebouwd. Het weeshuis aan de Vetkamp is rond 1636 gebouwd ten tijde van een pestepidemie. In 1765 is glasblazerij Padang opgericht welke tot de sluiting in 1814 voor veel werkgelegenheid zorgde. De groei van de stad leidde ertoe dat Nijkerk in 1795 de grootste stad van de Veluwe werd en de tweede stad van Gelderland. Vanaf 1795 begon de stagnatie van de groei van Nijkerk met het begin van de Franse tijd (1795 - 1813). Het monopolie van de Franse tabaksteelt zorgde voor het verdwijnen van de tabaksnijverheid uit de stad. De stad was inmiddels gegroeid langs de bestaande wegen en langs de Arkervaart waardoor de kenmerkende zeester-structuur is ontstaan.    
verplicht
  
4. Stagnatie
Met het verdwijnen van de handel en bijbehorende welvaart is een periode van stagnatie ingezet. Noemenswaardig is vooral de aanleg van de spoorlijn in 1863 met station. Het van Rheenenpark is de uitbreiding uit de jaren '20 van de vorige eeuw die de ontwikkeling van Nijkerk richting het spoor heeft ingezet. Andere voorbeelden van (planmatige) vooroorlogse stadsuitbreidingen zijn niet aanwezig.    
 
5. Verkeerskundige doorbraken 
Vanaf 1950 is Nijkerk weer sterk gaan groeien. Vanaf deze periode zijn als een ring rondom de binnenstad, nieuwe woonwijken aangelegd. Door de sterke toename van het autogebruik werden ingrijpende verkeerskundige maatregelen noodzakelijk geacht die de stedenbouwkundige structuur vrijwel onherstelbaar hebben aangetast. De Frieswijkstraat werd aangelegd en de oostelijke wand van de Oosterstraat is verplaatst om meer ruimte te maken voor het autoverkeer. Dezelfde oplossing resulteerde voor de westelijke bebouwingswand voor de Grote Kerk met de aanleg van het tracé Torenstraat - Callenbachstraat. Pas in een later stadium, tussen 1985 en 1995, werd met de aanleg van de Vrijheidslaan de 'centrumring' afgerond. Inmiddels is de Oosterstraat weer afgesloten voor het autoverkeer.
  
verplicht
 
5.6.4 Monumenten en waardevolle bebouwing
In het plangebied bevinden zich ongeveer 30 rijksmonumenten. Deze monumenten worden beschermd door de Monumentenwet. Daarnaast zijn er ongeveer 50 gemeentelijke monumenten. Beide zijn aangeduid op de verbeelding. In de regels is bepaald dat hier rekening moet worden gehouden met het behoud en de verbetering van het monumentale karakter van de bebouwing. Verdere bescherming vindt plaats via de Monumentenwet.
  
De uitgebreide beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Nijkerk in het 'Cultuurhistorisch Kwaliteitsonderzoek binnenstad Nijkerk' (Bureau Bouwwerk, 2011) heeft geleid tot een cultuurhistorische waardenkaart.
  
verplicht
  
Deze kaart heeft als doel om niet alleen de als rijksmonument aangewezenpanden te behouden voor de stad, maar ook andere waardevolle bebouwing. Daarnaast bestaat van veel bebouwing het vermoeden dat ze over een zekere (verborgen)bouwkundige kwaliteit beschikken. Door deze panden in kaart te brengen ontstaat omgekeerd ook duidelijkheid over de panden die geen of slechts een verstorende rol spelen in de afleesbaarheid van de historie van de binnenstad. De cultuurhistorische waardenkaart is als zodanig een belangrijkuitgangspunt bij het opstellen van het beeldkwaliteitsplan.
  
Om de panden in de Nijkerkse binnenstad te kunnen waarderen is gekozen voor een systeem van drie categorieën:
  1. bebouwing met vastgestelde monumentwaarden;
  2. bebouwing met vermoedelijke monumentwaarden;
  3. bebouwing zonder historische kwaliteiten.
Tot de eerste categorie behoren:
  • Monumenten, zowel gemeentelijke als rijksmonumenten(met rode stip). Gebouwen met bouwhistorisch waardevolle kenmerken die een aanwijzing vormden voor een hoge ouderdom zoals renaissance muurankers (bijvoorbeeld Holkerstraat 62).
  • Gebouwen met architectuurhistorische kwaliteiten, maar blijkbaar nog geen monument (bijvoorbeeld Groenesteeg 25 t/m 31 uit 1910 met typische Nijkerkse kenmerken en waarschijnlijk door een Nijkerks architect ontworpen).
  • Gebouwen die aangewezen zijn door de beide historische stichtingen.
Tot de tweede categorie behoren:
  • Panden met een verborgen waarde aangevuld met panden met een zekere architectuurhistorische waarde (maar te weinig voor de eerste categorie). Toekomstig nader onderzoek moet uitwijzen of de panden inderdaad van bijzondere waarde zijn.
Tot de derde categorie behoort een afgebakende groep gebouwen zonder (cultuur)historische kwaliteiten, meestal nieuwbouw van relatief recente datum.
  
Naast panden zijn ook stedelijke ruimtes beschreven, voor zover er informatie voorhanden was. Zo is het vroegere profiel van de Holkerstraat bekend: een rijbaan met kinderhoofdjes met gebakken klinkers aan weerszijden. Tussen de straat en bebouwing had elk pand een eigen individuele stoep, soms met hekwerk, stoeppalen, kettingen, of bij boerderijen, leilindes. Ook van de oude situatie van de Oosterstraat (met oude oostwand) zijn foto's bewaard gebleven.
 
5.6.5 Waardevolle historische structuren
Zoals gezegd is de ontstaansgeschiedenis van de stad Nijkerk op diverse plaatsen nog heel goed afleesbaar.
 
Op onderstaande tekening is een overzicht opgenomen van de overgebleven waardevolle cultuurhistorische structuren van de binnenstad:
  • De donker gekleurde bebouwing en straten betreffen structuren uit de eerste stedelijke fase (1400 – 1600);
  • De lichter gekleurde bebouwing en straten zijn van de tweede bloeiperiode (1600 – 1800).
Dit zijn veruit de meest interessante bebouwingsstructuren van de binnenstad. Vermeld dient hier te worden, dat de bebouwing indicatief is. Dat wil zeggen, dat alle bebouwing die passend is in de historische structuur is aangegeven. Ook bebouwing van recenter datum. Dit leidt tot een tekening, waarop de zeester-structuur van Nijkerk goed zichtbaar is.
  
verplicht
  
Welke elementen zijn nu beschermenswaardig? Op basis van de cultuurhistorische analyse kunnen de volgende beschermenswaardige elementen genoemd worden:
  1. het aanwezige middeleeuwse stratenstelsel, gekenmerkt door straten met een wisselend profiel, stegen en pleinvormige ruimtes;
  2. de inrichting van de openbare ruimte;
  3. bebouwing, die direct grenst aan de openbare ruimte en geplaatst is in een wisselende rooilijn;
  4. achtererven, zichtbaar vanuit de openbare ruimte, die nog groen zijn (voorbeeld de achtererven van de bebouwing aan zuidzijde van de Langestraat, grenzend aan de Frieswijkstraat en de achtererven van de bebouwing langs een deel van de Vetkamp, grenzend aan het Groene Weiland;
  5. de korrelgroote van de bebouwing;
  6. de bestaande hoofdvorm van de hoofdbebouwing, gekenmerkt door de goot- en bouwhoogte, de gevelbreedte en de kapvorm;
  7. de monumentale elementen van de panden met een monumentstatus en overige panden, die behoudenswaardig zijn.
Een deel van de aanwezige waarden kan beschermd worden op basis van het bestemmingsplan:
  • Zo kan in een bestemmingsplan geregeld worden, dat de bebouwing in de rooilijn geplaatst dient te worden, waardoor de maatvoering van de openbare ruimte behouden blijft;
  • Ook kan in het bestemmingsplan bepaald worden, dat de hoofdvorm van de bebouwing gehandhaafd dient te worden (goothoogte en de bouwhoogte, gevelbreedte en de kapvorm). Hierdoor wordt tevens de korrelgrootte van de bebouwing beschermd;
  • In het bestemmingsplan kunnen de groene achtererven bestemd worden tot Tuin. In samenhang met de aanwezige beschermde monumenten biedt dit een eerste waarborg tegen allerlei bebouwing op het achtererf alsmede mogelijke verstening van de nu nog groene ruimte. De bescherming kan aanzienlijk aan kracht winnen indien de betreffende gebieden deel uitmaken van een beschermd stadsgezicht.
Maar het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de uitstraling van de bebouwing (vormgeving, kleurstelling, materiaalgebruik en detaillering). Dergelijke zaken kunnen wel in een beeldkwaliteitsplan geregeld worden.
 
Ook spreekt een bestemmingsplan zich niet uit over de exacte inrichting van de openbare ruimte. Ook daar kan een beeldkwaliteitsplan voorzien in deze lacune;
  
De aanwezige gemeentelijke en rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet.
  
De bestaande instrumenten samen (bestemmingsplan, beeldkwaliteitsplan en Monumentenwet) kunnen een behoorlijke bescherming bieden van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.
  
In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen (“Waarde - Cultuurhistorie”) voor het gebied, dat bestaat uit de oude historische kern van Nijkerk en haar directe historische uitlopers. Dit gebied komt overeen met het eerder genoemde zeester-vormige gebied.
 
5.7 Water
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan. 
      
Beschrijving watersysteem 
Het watersysteem voor dit bestemmingsplan wordt bepaald door de Brede Beek en de Kwade Beek. Beide watergangen lozen onder vrijverval op de Arkervaart. Het stedelijk gebied is grotendeels gemengd gerioleerd.
 
Berekeningen hebben aangetoond dat de afvoer naar de Arkervaart en het Randmeer aanzienlijk groter is dan de afvoercapaciteit van de Arkersluis. Dit wordt ook in de praktijk al enige jaren ervaren. De consequentie is dat er extra water de polders ingelaten moet worden door de grote afvoer uit de kern van Nijkerk gebouwd voor de jaren 90 (dat wil zeggen heel Nijkerk, behalve Watergoor en Corlaer). Om de afvoer uit het stedelijk gebied structureel te beperken, is er extra waterberging noodzakelijk. Het gaat daarbij om een oppervlak van circa 2,3 ha.
 
In voorliggend plangebied is het zeer wenselijk dat er meer water wordt vastgehouden. Kansen om extra waterberging te realiseren doen zich voor bij stedelijke herinrichtingsprojecten (groot en klein). Echter omdat het voorliggende bestemmingsplan bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan er in het kader van dit bestemmingsplan geen extra waterberging worden gerealiseerd. Dit aspect zal nader aan de orde komen bij de behandeling van de locaties, die na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid nader ontwikkeld kunnen worden (zie ook toelichting paragraaf 5.12).
  
Watertoetsproces
De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei & Eem ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:
  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbij behorende drainagevoorzieningen.
5.8 Bodem
In beginsel is geen bodemonderzoek noodzakelijk, als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie. Bij bestemmingsplannen met een wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheid dienen in principe alle vereiste bodemkwaliteitsgegevens bij de goedkeuring van het (moeder)plan beschikbaar te zijn. Indien in een bestemmingsplan een wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid is opgenomen, kan er bij wijze van uitzondering mee worden ingestemd dat de noodzakelijke gegevens pas beschikbaar zijn in het kader van het wijzigingsplan- of verzoek tot afwijking. Wel zal via een op te nemen voorwaarde in de planregels moeten worden geregeld dat ten behoeve van de wijziging/afwijking gegevens omtrent de bodem zijn vereist. Daarbij ligt het initiatief voor het uitvoeren van het bodemonderzoek bij de bouwer/ontwikkelaar.
  
In dit plan zal van de hiervoor genoemde uitzondering gebruik gemaakt worden en zullen de noodzakelijke voorwaarden gekoppeld worden aan de procedure van de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheid . De reden hiervan is dat niet bekend is of, en wanneer van de bevoegdheid gebruik gemaakt zal worden en dat de wettelijke eisen ten aanzien van bodemonderzoeken en/of saneringen in de loop der jaren wijzigen. Bovendien hebben onderzoeken in het kader van de omgevingsvergunning een beperkte geldigheidsduur van circa vijf jaar.
 
5.9 Luchtkwaliteit
Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.
  
Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, wordt nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
 
In toelichting paragraaf 5.12 zal nader ingegaan worden op het aspect in relatie tot de locaties, die na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ontwikkeld kunnen worden.
 
5.10 Geur
Bedrijven moeten zich aan geurnormen houden. Voor industriële bedrijven gelden andere normen dan voor agrarische bedrijven.
 
Industriële geur
Industriële bedrijven moeten in ieder geval voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, vooral provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Nijkerk heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Nijkerk vallen wordt daarom getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner of het Activiteitenbesluit.
 
Verder heeft de Provincie Gelderland specifiek voor de plaatsing van industriële bedrijven binnen de ruimtelijke ordening een interne werkwijze opgesteld "Industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland - interne werkwijze", 13 september 2007. Dit interne beleidsstuk is gemaakt om toekomstige knelpunten op geurgebied te voorkomen. Onderhavig plan betreft echter vooral een actualisatie van een bestaande bestemmingsplan voor de binnenstad en hier is niet de provincie maar de gemeente het bevoegd gezag. Er is echter bij het opstellen van dit plan wel degelijk goed rekening gehouden met geur afkomstig van industriële bedrijven. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf over zonering.
 
Agrarische geur
Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.
 
Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.
 
Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan is gebleken dat voor het plangebied geen aangepaste normen dan wel afstanden nodig zijn. De geurcontouren van omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan het plangebied vormen geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet. Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³. Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied is in de Verordening als "zeer goed" getypeerd.
 
5.11 Externe veiligheid
5.11.1 Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
  
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
  
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13).
 
De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
 
5.11.2 Specifieke situatie Nijkerk
Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.
 
De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen.
 
Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.
 
Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) en het Besluit transport externe veiligheid (Btev). Voor het beoordelen van de risico's van de aardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.
 
Het gebied boven de Ambachtsstraat in bestemmingsplan "Bedrijventerrein 1" is specifiek aangewezen voor de mogelijke nieuwvestiging van risicobedrijven (Bevi). Voor het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan geldt dat nieuwvestiging van Bevi-bedrijven niet is toegestaan. Voor het gehele plangebied geldt wel dat uitbreiding van reeds bestaande Bevi-inrichtingen alleen is toegestaan als uit de kwantitatieve risico analyse (QRA) blijkt dat de nieuwe PR-contour binnen de inrichtingsgrenzen blijft.
  
Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. In dit plan zijn reeds enkele risicobedrijven aanwezig waarvan de plaatsgebonden risicocontour zich uitstrekt tot buiten de terreingrens van het risicobedrijf. Binnen deze risicocontouren wordt de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook (grote) kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan.
  
In dit plan is er voor gekozen om behalve voor de aanwezige risicobedrijven geen locaties aan te wijzen waar nieuwe risicobedrijven zich mogen vestigen. Aanwezige risicocontouren zijn op de plankaart verwerkt.
 
5.11.3 Risico's in het plangebied
De volgende 4 mogelijke risicobronnen zijn beoordeeld:
  1. vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
  2. vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
  3. vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
  4. opslaan, bewerken en vervoeren van gevaarlijke stoffen door Bevi bedrijven
Ad 1
In het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk is geen routering voor gevaarlijke stoffen aanwezig; ook bevinden zich in dit plangebied geen Bevi bedrijven en/of LPG tankstations, die bevoorraad moeten worden. 
Doorgaand verkeer met gevaarlijke stoffen zal onder meer via de Ambachtstraat gebruik maken om Bedrijventerrein Arkervaart (zie bestemmingsplan bedrijventerrein 1) te bevoorraden.
 
Verder liggen de snelwegen A28 en A1 op dusdanige afstand (meer dan 1 kilometer), dat hiermee hun invloed op het gebied van externe veiligheid verwaarloosd kan worden ten opzichte van het plangebied Binnenstad Nijkerk.
  
Ad 2
De enige spoorlijn die van invloed kan zijn qua Externe Veiligheid op het plangebied Binnenstad Nijkerk is die tussen Amersfoort en Zwolle. Hierlangs worden ook gevaarlijke stoffen getransporteerd. Via Basisnet Spoor zijn de mogelijke risico's voor het plangebied al verrekend. Doordat de afstand minimaal 500 meter bedraagt, is er geen sprake van enige significante invloed qua Externe Veiligheid van het spoor op de binnenstad.      
 
Ad 3 
Ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, speelt binnen de gemeente Nijkerk alleen het transport van gas door de Gasunie via regionale aardgastransportleidingen een rol:
 
In het aangrenzende Bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 bevindt zich een regionale aardgastransportleiding (N570-42) van 6 inch en 40 bar en een gasontvangststation, vlak naast de fabriek van ABZ Diervoeding, voorheen Coöperatie Arkervaart. De afstand tussen deze leiding en ontvangststation en de plangrens van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk bedraagt circa 150 meter. Daarnaast loopt er een regionale aardgastransportleiding (N 570-20) ten zuiden van het plangebied op circa 250meter afstand van eveneens 40 bar. Beide leidingen vallen buiten het invloedsgebied qua Externe Veiligheid en hebben geen significante invloed, noch qua plaatsgebonden risico, noch qua groepsrisico.
 
Deze conclusies worden bevestigd in de Qra “Risicoberekeningen hoge druk aardgasleidingen Gemeente Nijkerk n.a.v. GR-screening N.V. Nederlandse Gasunie” door Soundforce d.d. 27 november 2012. (zie Bijlage 2, opgenomen in de bundel separate bijlagen) Hierin zijn alle gasleidingen binnen de gemeente Nijkerk onderzocht. In tabel 2 van dit onderzoek staan ook bovenstaande 2 leidingen met hun code vermeld en deze zijn dus ook in het onderzoek meegenomen.
  
Ad 4
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich bedrijventerrein Arkervaart, dat is beschreven in het bestemmingsplan bedrijventerrein 1. Het dichtstbijzijnde Bevi bedrijf is Tankbouw Rootselaar, Nijverheidsstraat 8, producent en onderhoudsbedrijf van gastanks. Deze bevindt zich op ongeveer 500 meter afstand tot de plangrens van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Hiermee valt het plangebied buiten het invloedsgebied qua Externe Veiligheid van dit bedrijf.  
5.11.4 Verantwoording groepsrisico
Algemeen
Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft. De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden:
  1. aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobronnen:
    1. functie-indeling;
    2. gemiddelde personendichtheid;
    3. verblijfsduur;
    4. verschil bestaande en toekomstige situatie;
  2. de omvang van het groepsrisico:
    1. de omvang voor het van kracht worden van dit plan;
    2. de omvang na het van kracht worden van dit plan;
    3. de verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan;
    4. de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde;
  3. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes;
  4. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit;
  5. de mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
    1. pro-actie;
    2. preventie;
    3. preparatie;
    4. repressie/zelfredzaamheid;
  6. de mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen;
  7. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  8. de mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Aardgasleidingen Bevb
In de Qra van SoundForceOne (zie bijlage 2, opgenomen in de bundel separate bijlagen) zijn alle gasleidingen binnen de gemeente Nijkerk onderzocht qua plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het rapport beschrijft de resultaten van de risicoberekeningen voor de gemeente Nijkerk. Het rapport geeft een compleet inzicht in de huidige risico's als gevolg van de buisleidingen binnen de gemeente. De juridische ruimte die de bestaande bestemmingsplannen bieden is de basis geweest voor dit onderzoek. Dit rapport kan gebruikt worden bij de actualisatie van conserverende bestemmingsplannen. In het geval het toekomstige ruimtelijke plannen betreft die een (grote) toename van bevolkingsdichtheid tot gevolg hebben is aanvullend onderzoek nodig, maar daarvan is bij dit bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk geen sprake.  
 
Plaatsgebonden risico
Uit de berekeningen blijkt dat slechts één leiding binnen het grondgebied van de gemeente Nijkerk een PR 10-6 contour heeft. Dit is leiding A-510-01. Deze leiding bevindt zich ver buiten het plangebied en ook buiten het invloedsgebied van Bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Er zijn hier dus geen belemmeringen.
  
Groepsrisico
Uit de berekeningen (zie bijlage 5 van de Qra) is gebleken dat, op leiding A-510-01 na, het groepsrisico als gevolg van de leidingen lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor deze leiding bedraagt de maximale overschrijdingsfactor voor het groepsrisico 0,498 maal de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde wordt verder nergens binnen de gemeente Nijkerk als gevolg van buisleidingen overschreden, dus ook niet in het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad Nijkerk. Er is dus geen sprake van groepsrisicoaandachtspunten binnen het plangebied. Ook niet als gevolg van onbenutte ruimte binnen bestemmingsplannen. Voor actualiserende plannen is het groepsrisico als gevolg van buisleidingen geen belemmering.
  
Verantwoording groepsrisico 
De volgende onderdelen worden besproken bij deze verantwoording:
  • aanwezige dichtheid van personen: zie bijlage 2 van de Qra;
  • omvang van het groepsrisico: zie conclusies par 5 van de Qra; van alle gasleidingen is het GR kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde (behalve van leiding A 510-01 die ver buiten het plangebied ligt);
  • bestrijdbaarheid: er zijn voldoende vluchtmogelijkheden van de bron (ontvangststation en gasleiding) af; bovendien is de afstand ruim 150 meter tot de plangrens en hier bevinden zich bovendien ook erg weinig mensen (lage bevolkingsdichtheid). Ook is er voldoende bluswater aanwezig in de nabij geleden Arkervaart, mocht dit voor de bestrijding van een eventuele gasexplosie van belang zijn;
  • zelfredzaamheid: aan de rand van het plangebied in de richting van gasleiding en –ontvangststation bevinden zich enkele woningen, waarvan de bewoners goed zelfredzaam zijn.
Conclusie 
Gezien de lage waarde van het groepsrisico lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en gezien de afstand van ruim 150 meter en de lage bevolkingsdichtheid ter plaatse, vormt de externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
  
Vervoer over spoor 
Zoals gemeld bevindt het spoor zich op voldoende grote afstand, zodat de invloed op het groepsrisico zeer beperkt zal zijn; geen verantwoording groepsrisico nodig.
  
Vervoer over de weg 
Ditzelfde gelden voor de snelwegen A1 en A28; ook de Ambachtsstraat ligt op voldoende afstand van het plangebied (ca 500 meter), zodat hiervoor geen groepsrisico berekend hoeft te worden en ook geen verantwoording nodig is.
  
Aanwezigheid Bevi bedrijven 
Zoals al gemeld is het dichtstbijzijnde Bevi bedrijf, Tankbouw Rootselaar, op een veilige afstand van ruim 500 meter. Dit betekent wederom dat er geen noemenswaardige invloed hiervan is te verwachten op de hoogte van het groepsrisico en dat hiervoor ook geen verantwoording nodig is.
  
Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid 
Het voorliggende plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied omvat bestaand stedelijk gebied. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planregels zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.
  
De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Hiertoe is gekeken naar de:
  1. bereikbaarheid van risicobronnen:
    Er zijn geen risicobronnen in het plangebied.
  2. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen:
    Dit punt is hier ook niet van toepassing.
  3. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen:
    Brandweer beschikt over voldoende capaciteit voor blussen “gewone” brand in de binnenstad; ten aanzien van externe veiligheid spelen geen risico's.
  4. zelfredzaamheid van de aanwezige personen:
    Er is sprake van een goede zelfredzaamheid van personen in de binnenstad.
De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico 
Er is sprake van een bestemmingsplan-actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant.
 
5.12 De ontwikkellocaties
Deze paragraaf behandelt de haalbaarheidsaspecten, die van belang zijn voor de verschillende ontwikkellocaties. Daarbij worden voor beide ontwikkellocaties ‘Torenstraat Noordwest’ en ‘Kerkplein’ dezelfde volgorde van haalbaarheidsaspecten aangehouden als hiervoor gebruikt is voor het gehele plangebied.
 
5.12.1 Torenstraat Noord
verplicht
  
5.12.1.1 Bedrijven en milieuzonering
Bij de ontwikkeling van deze locaties dient rekening gehouden te worden met de locatie Arkervaart Westkadijk 4 (ABZ Diervoeders). Het perceel, Westkadijk 4, betreft een mengvoederfabriek (SBI-1993 1571 SBI 1091 5, mengvoeder, p.c. <100 t/u). Hierbij horen de volgende indicatieve afstanden:
 
Geur 200, Stof 50, Geluid 200C, Gevaar 30, grootste afstand 200, categorie 4.1 de grootst mogelijke afstand is 200 meter (geur/geluid).
  
verplicht
  
Het gehele ontwikkelgebied komt binnen deze zonering te liggen. Zonder aanvullende onderzoeken is het dus niet mogelijk deze twee deelgebieden te ontwikkelen tot woongebied. Het betreft natuurlijk van oudsher al een woongebied maar er is niet aangetoond of de gevraagde nieuwbouw van woningen mogelijk is gezien de ligging van het perceel ABZ diervoeders. Er zal dus onderzocht moeten worden of de zonering van ABZ terug gebracht kan worden naar een wenselijke afstand voor de gestelde deelgebieden 2 en 3.
  
5.12.1.2 Geluid
Industrielawaai 
De deelgebieden 2 en 3 van de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan zijn gedeeltelijk gelegen binnen de wettelijk zone van het industrieterrein Arkervaart (zie blauwe lijn in onderstaande figuur). Er geldt een onderzoeksplicht voor die gedeelten van het bestemmingsplan waar ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt.
  
verplicht
Detail zonering industrieterrein Arkervaart locatie Torenstraat.    
 
Op de afbeelding zijn de deelgebieden 2 en 3 uit de ontwikkelingsvisie Torenstraat – Vrijheidslaan aangegeven. Ten noorden van de blauwe lijn is het gezoneerde bedrijventerrein gesitueerd.
  
Voor de deelgebieden 2 en 3 (binnen de groen omlijnde kaders) geldt dat er binnen de zone rond het industrieterrein woningen zijn geprojecteerd. Voor deelgebied 2 geldt dat het verplaatsen van de rooilijn met circa 2 meter een conflict voorkomt. Voor deelgebied 3 geldt dat er woningen binnen de wettelijke zone zullen worden gebouwd. De geluidbelasting bedraagt maximaal 55dB(A). Hiervoor is het mogelijk een hogere grenswaarde te verlenen. Tevens zijn er bij dergelijke geluidbelastingen geen aanpassingen aan de geluidwering van de gevel nodig.
  
5.12.1.3 Ecologie
Resultaten quickscan deelgebied 2
Vaatplanten 
De gronden in deelgebied 2 zijn voor het merendeel verhard en bebouwd. Onverharde delen bestaan uit tuinen en openbaar groen en worden intensief beheerd. Van een stabiel ecosysteem is geen sprake en bijzondere groeiplaatsen zijn niet aanwezig. Net buiten het deelgebied, aan de achterzijde van de tuinen van woningen aan de Koetsendijk 57 tot en met 63, zijn meerdere exemplaren van de strikt beschermde soorten Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) en Tongvaren (Asplenium scolopendrium) aangetroffen. Hoewel deze soorten net niet in het deelgebied groeien, dient echter wel met deze soorten rekening te worden gehouden. De soorten groeien met name op vochtige, op het noorden gelegen muren. Wanneer bij de sloop of realisatie van de nieuwbouw de klimatologische omstandigheden rondom de muur veranderen, kunnen de soorten worden aangetast en is er sprake van een overtreding van de Flora en faunawet. Mochten beide soorten niet op de huidige locatie behouden kunnen blijven dan moeten alle individuen worden verplaatst en is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. De locatie waar de Tongvaren en Steenbreekvaren is aangetroffen is in onderstaande afbeelding weergegeven. Andere strikt beschermde soorten vaatplanten zijn niet in het deelgebied aangetroffen.
  
verplicht
Locatie waar de Steenbreekvaren en de Tongvaren zijn waargenomen (links). Op de foto rechts zijn enkele van de aangetroffen individuen weergegeven; Steenbreekvaren = 1; Tongvaren = 2 (SAB, 2013).
  
Grondgebonden zoogdieren 
Binnen het deelgebied zijn enkele perkjes en tuinen aanwezig. Hierdoor zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten als (spits)muizen, Mol (Talpa europaea) en Egel (Erinaceus europeus) niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Sporen (holen, uitwerpselen, graafsporen) en individuen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen in het deelgebied en zijn volgens de verspreidingsliteratuur ook niet te verwachten in het deelgebied. Nader onderzoek naar grondgebonden zoogdieren wordt niet noodzakelijk geacht.
  
Vleermuizen 
In deelgebied 2 zijn ten tijde van de het veldbezoek geen geschikte bomen met holten spleten of loszittende bast aangetroffen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van boombewonende soorten is daarom niet waarschijnlijk.
 
Het deelgebied is echter wel geschikt voor gebouwbewonende vleermuissoorten. De rijtjeswoningen aan de Koetsendijk bezitten grote open stootvoegen en de dakpannen steken uit over de gevelrand. In de spouwmuur en onder de dakrand kunnen daarom mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Ook de panden aan de Torenstraat hebben overstekende dakpannen op de gevelrand. In nevenstaande afbeelding worden enkele locaties weergegevens waar in potentie een vleermuisverblijf aanwezig kan zijn. Al deze bevindingen tezamen maken dat de aanwezigheid van vleermuizen op voorhand niet zijn uit te sluiten. Nader onderzoek naar het gebruik van deelgebied 2 door gebouwbewonende vleermuizen wordt om die reden noodzakelijk geacht.
  
verplicht
Toegang tot de spouw via open stootvoegen;, toegang tot het dakbeschot via overstekende dakpannen; toegang tot het dak via gevelbetimmering en dakpannen (SAB, 2013).
  
Vogels 
Tijdens het veldbezoek zijn vogels waargenomen zoals Ekster (Pica pica), Kauw (Co-vus monedula), Koolmees (Parus major), Huismus (Passer domesticus) en Merel (Turdus merula) . Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen van deze soorten. Voor de meeste vogels loopt dit broedseizoen globaal van half maart tot half juli.
  
Aangezien de woningen in het deelgebied veelal een dak met dakpannen hebben, de overstekende pannen op kopse kant van de gevel kieren en de Huismus in het deelgebied is waargenomen, is het aannemelijk dat de strikt beschermde soorten Huismus en Gierzwaluw in het deelgebied voorkomen. Hierdoor kan bij de realisatie van de beoogde ontwikkeling in deelgebied 2 een negatief effect op deze strikt beschermde soorten niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek naar deze strikt beschermde soorten wordt om die reden noodzakelijk geacht.
  
Amfibieën 
In het deelgebied zijn geen watervoerende elementen (voortplanting) of bosschages (overwintering) aanwezig. Direct aangrenzend aan het deelgebied ligt aan de Koetsendijk een kleine watergang. Hierdoor kunnen in het deelgebied soorten als Gewone pad (Bufo bufo) of Bruine kikker (Rana temporaria) voorkomen. Deze soorten vallen onder het eerste lichte beschermingsregime. Daardoor geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Strikt beschermde soorten worden op basis van de aangetroffen biotopen en de beschikbare verspreidingsgegevens niet in het deelgebied verwacht. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
  
Reptielen 
In het deelgebied zijn geen geschikte biotopen aangetroffen welke in potentie geschikt zijn voor reptielen. Het deelgebied is grotendeels verhard en groene elementen worden intensief beheerd. Deze soortengroep wordt om die reden niet verwacht in deelgebied 2.
  
Vissen 
Er zijn in deelgebied 2 geen watervoerende elementen aanwezig. De aanwezigheid van vissen is derhalve uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Insecten (vlinders, libellen, sprinkhanen) en overige soortengroepen  
Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het deelgebied ligt niet in een dergelijk biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en andere ongewervelden zijn ook niet te verwachten gezien de habitats.
  
Resultaten quickscan deelgebied 3
Vaatplanten 
Binnen het deelgebied zijn weinig potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor planten aanwezig. Het grootste deel van het deelgebied is bebouwd en verhard. De groene delen bestaan uit perkjes en bomenrijen of tuinen. Van een stabiel ecosysteem is geen sprake en bijzondere groeiplaatsen zijn niet aanwezig. Strikt beschermde vaatplanten worden binnen het deelgebied niet verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten (in bijvoorbeeld tuinen) zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.
  
Grondgebonden zoogdieren 
Binnen het deelgebied zijn enkele perkjes en tuinen aanwezig. Hierdoor zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten als (spits)muizen, Mol (Talpa europaea) en Egel (Erinaceus europeus) niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Sporen (holen, uitwerpselen, graafsporen) en individuen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen in het deelgebied en zijn volgens de verspreidingsliteratuur ook niet te verwachten in het deelgebied. Nader onderzoek naar grondgebonden zoogdieren wordt niet noodzakelijk geacht.
  
Vleermuizen 
De aanwezige bomen in en rondom deelgebied 4 zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van holtes, spleten en loszittende bast. Deze elementen zijn niet aantroffen. Veel bomen zijn immers te jong om geschikte holtes te bevatten. Verblijfplaatsen van boombewonende vleermuissoorten worden daarom niet verwacht in het deelgebied.
  
De bebouwing aan de Commissaris van Heemstrastraat heeft geen open stootvoegen welke in potentie een verblijfplaats voor vleermuizen kan vormen. Echter zijn op het dak en op de kopse kant van de gevel bij het dak kierende pannen en daklijsten aanwezig. Deze locaties kunnen mogelijk toegang verlenen tot een rust en verblijfplaats van één of meerdere vleermuizen. In onderstaande afbeelding zijn twee van deze locaties weergegeven. Bij sloop danwel renovatie van deze panden kunnen negatieve effecten op gebouwbewonende vleermuizen niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek naar vleermuizen wordt om die reden noodzakelijk geacht.
  
verplicht
Locaties waar in potentie een vleermuisverblijf aanwezig kan zijn (SAB, 2013).
  
Vogels 
Tijdens het veldbezoek zijn vogelsoorten als Huismus (Passer domesticus), Merel (Turdus merula) Ekster (Pica pica) en Turkse tortel (Streptopelia decaocto) waargenomen. Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen van deze soorten. Voor de meeste vogels loopt dit broedseizoen globaal van half maart tot half juli.
  
Nadere inspectie van de dakranden toont dat vogelschroot onder de dakrand is geplaatst. Vogelschroot voorkomt dat vogelsoorten als Huismus, Gierzwaluw en Spreeuw onder de pannen kunnen broeden. Echter zijn wel roepende huismussen vanuit de goot gehoord en zijn uitwerpselen bovenaan de gevel waargenomen. Om die reden is het zeer waarschijnlijk dat er mogelijk , ondanks het vogelschroot, toch mussen in deelgebied 3 onder de pannen broeden.
 
Daarnaast wordt het gebied eveneens geschikt geacht voor de Gierzwaluw. De kierende overstekende pannen en enkele losse pannen op het dak maakt dat het gebied in potentie geschikt is voor deze soort. Bij de sloop/nieuwbouw van deze woningen zijn negatieve effecten op de Huismus en Gierzwaluw niet op voorhand uit te sluiten. Nader onderzoek naar deze soorten wordt derhalve noodzakelijke geacht.
  
verplicht
Vogelschroot onder de dakrand (links), de mestsporen op de gevel net onder de dakrand wijzen op een mogelijke nestlocatie van de huismus (rechts) (SAB, 2013).
  
Amfibieën 
Er zijn in het deelgebied geen watervoerende elementen (voortplanting) of geschikte bosschages en ruigten (overwintering) aanwezig. De aanwezigheid van amfibieën wordt derhalve niet waarschijnlijk geacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Reptielen 
In het deelgebied zijn geen geschikte biotopen aangetroffen welke in potentie geschikt zijn voor reptielen. Het deelgebied is grotendeels verhard en groene elementen worden intensief beheerd. Deze soortengroep wordt om die reden niet verwacht in deelgebied 3. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Vissen 
Er zijn in deelgebied 3 geen watervoerende elementen aanwezig. De aanwezigheid van vissen is derhalve uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Insecten (vlinders, libellen, sprinkhanen) en overige soortengroepen  
Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het deelgebied ligt niet in een dergelijk biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en andere ongewervelden zijn ook niet te verwachten gezien de habitats.
 
5.12.1.4 Bodem
Resultaten (beperkt) historisch bodemonderzoek   
Deelgebied: Torenstraat Noordwest
Het hierboven genoemde bedrijf dat touw teerde, grensde ook aan de noordoostzijde van dit plangebied. Verder kan het zuidelijk deel van de deelplanlocatie worden aangemerkt als verdacht op basis van de "gesaneerde" locatie Brink 9/11. Er is namelijk niet veel bekend over de bodemkwaliteit van het noordelijk deel van deze saneringslocatie.
5.12.1.5 Luchtkwaliteit
Door de relatief beperkte omvang van de mogelijke ontwikkelingen zijn er geen knelpunten te verwachten in het kader van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
5.12.1.6 Geur
Er is geen nader onderzoek nodig. Zie ook hetgeen in toelichting paragraaf 5.10 gesteld is ten aanzien van het aspect geur.
5.12.1.7 Externe veiligheid
Op het gebied van externe veiligheid wordt hierbij specifiek beoordeeld of er ten aanzien van de ontwikkellocaties sprake is van knelpunten. De risicobronnen die zijn beoordeeld ten opzichte van hun ligging voor deze ontwikkellocaties zijn:
  • Bevi bedrijven; zij zitten op een qua EV veilige afstand, waarbij het dichtstbijzijnde Bevi-bedrijf zich op 700 meter afstand van de plangrens bevindt, nl. Tankbouw Rootselaar BV;
  • de snelweg A 28 zit op veilige afstand qua vervoer van gevaarlijke stoffen, namelijk ca. 1 kilometer
  • het spoor Amerfoort-Zwolle bevindt zich op ca. 600 meter van de ontwikkellocaties, dus speelt het vervoer van gevaarlijke stoffen geen nadelige rol;
  • buisleidingen met vervoer gevaarlijke stoffen, zoals de regionale aardgastransportleiding en het gasontvangststation; deze bevinden zich op minimaal 250 meter afstand en vormen daarmee qua externe veiligheid geen bedreiging
Eindconclusie qua externe veiligheid is dat er geen significante risico's spelen en dat er dus ook geen nader onderzoek nodig is qua EV op termijn bij de ontwikkeling van deze locaties
5.12.1.8 Archeologie en monumenten
De deelgebieden zijn gesitueerd in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hoog voor de periode Late Middeleeuwen tot en met Nieuwe Tijd.
 
Archeologisch onderzoek is nodig voor deze locaties groter dan respectievelijk 50 m2 (historische kern van Nijkerk) en 100 m2 (overige historische kernen) bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Hoogstwaarschijnlijk zijn grote delen van de deelgebieden ten gevolge van bestaande bebouwing ernstig verstoord. Bij het opstellen van de onderzoeksrapporten zal met deze verstoring rekening gehouden worden. Bij vaststelling van deze bodemverstoring kan het overbodig worden dat hiervoor nog een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
5.12.2 Kerkplein
 
verplicht
  
5.12.2.1 Bedrijven en milieuzonering
Tegenover het te ontwikkelen gebied bevindt zich het kerkgebouw aan de Holkerstraat 1 en Schildersbedrijf van de Beek, Holkerstraat 33.
  • Voor een kerkgebouw (SBI-1993 9131 SBI-2008 9491) gelden de volgende indicatie zoneringsafstanden: Geur 0, Stof 0, Geluid 30, Gevaar 0, bedrijfscategorie 2. De grootst mogelijke indicatieve afstand bedraagt 30 meter. Dit levert geen belemmering op voor de ontwikkeling van het deelgebied;
  • Ten aanzien van het Schilderbedrijf Holkerstraat 33 kan niet worden voldaan de indicatieve afstand (30 meter), er zal dus onderzocht moeten worden of de gevraagde woningbouw in het deelgebied 'Kerkplein' inpasbaar is.
verplicht
  
5.12.2.2 Geluid
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bg) hebben tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de wet dient bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar geluidbelastingen op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.  
Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting bij geluidgevoelige bestemmingen is alleen vereist indien er:
  • nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt en deze zijn gelegen binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein.
  • er nieuwe (spoor)wegen, gezoneerde industrieterreinen worden aangelegd binnen of nabij het plangebied,
  • er aanpassingen plaatsvinden van bestaande (spoor)wegen, gezoneerde industrieterreinen binnen of nabij het plangebied.
De Wet ruimtelijke ordening heeft tot doel de verschillende functies/bestemmingen dusdanig te situeren dat er optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare grond binnen Nederland. Naast de milieuaspecten “geur”, “stof” en “gevaar” is “geluid” een belangrijk ruimtelijk aspect. In het kader van de (Wro) geldt onder de noemer van een “goede ruimtelijke ordening” een beoordelingsplicht van de geluidbelasting indien een nieuwe geluidgevoelige bestemming is geprojecteerd nabij een 30km/uur weg of in de directe nabijheid van bedrijven.
  
De beoordelingsplicht voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen langs 30km/uur wegen is bekrachtigd in het geluidbeleid van de gemeente Nijkerk. Daarnaast worden de slaapvertrekken van kinderdagverblijven als geluidgevoelige bestemming betiteld. Het is van belang dat de kinderen in een rustige en stille omgeving kunnen slapen.
  
OntwikkelingsvisieTorenstraat - Vrijheidslaan
In de ontwikkelingsvisie Torenstraat - Vrijheidslaan zijn verschillende deelgebieden uitgewerkt waarbinnen toekomstige nieuwbouw mogelijk wordt geacht of reeds op basis van deze visie is gerealiseerd. Op enkele plekken worden open plekken ingevuld en op andere plekken is sprake van vervangende nieuwbouw of het omkleuren van bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Daar waar geluidgevoelige bestemmingen zijn voorzien dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.          
Industrielawaai 
Deelgebied 1 is niet gelegen binnen de wettelijk zone van het industrieterrein Arkervaart. Er zijn vanuit dat oogpunt dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van dit deelgebied.
  
Bedrijven 
De binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn bedrijven gelegen waarvan enkele een geluiduitstraling op de omgeving hebben. Dit geluidaspect valt onder het regiem van de Wet milieubeheer en is daarom behandeld in de paragraaf “Bedrijven en Milieuzonering”
  
Railverkeerslawaai
 De afstand tot de spoorverbinding Zwolle/Amersfoort bedraagt veel meer dan 300 meter gemeten vanuit buitenste spoorstaaf. Nader onderzoek kan achterwege blijven.        
Wegverkeerslawaai 
Voorts zijn er binnen en nabij de deelgebieden een aantal wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur en verschillende wegen met een 30km/uur regiem aanwezig. Binnen de deelgebieden zijn voor het wegverkeerslawaai in het verleden geen hogere waarden vastgesteld.
  
Binnen alle deelgebieden ondervinden de naar de Torenstraat gerichte woningen geluidbelastingen variërend van circa 55dB tot 62dB. Ook bij het zorgcentrum treden vergelijkbare geluidbelastingen op. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48dB in de eerste lijn met 7 tot 14dB overschreden. Ook bij enkele woningen in zijstraten en woningen op de tweede lijn wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Bij de uitwerking van de deelgebieden dient er een degelijk akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de werkelijke geluidbelasting. Hierbij dienen actuele verkeersgegevens als uitgangspunt. Aangezien de reconstructie van de Torenstraat een grote invloed kan hebben op de verkeersintensiteiten en er in de verkeersvisie van Nijkerk grote ingrepen in het verkeersnetwerk zijn gepland wordt geadviseerd te monitoren welke verkeersdrukte daadwerkelijk optreedt en hierop het akoestisch onderzoek af te stemmen.
  
Aanpassingen aan de Torenstraat
De Torenstraat wordt gereconstrueerd. In het kader van de Wet geluidhinder is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke toename van de geluidbelasting ten gevolge van de wijzigingen aan de weg. Hierbij is tevens rekening gehouden met de invloed van de wijzigingen aan de weg op de toekomstige verkeersintensiteiten. Het onderzoek richt zich op het bepalen van de geluidbelasting op de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen langs de weg.    
De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Er is overigens pas sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder bij een wijziging op of aan een aanwezige weg waarbij de toename van de geluidbelasting 2 dB (afgerond 1,5 dB) of meer bedraagt.
  
Ingevolge artikel 99 lid 2 dienen bij wijzigingen op of aan een weg ook andere wegen te worden onderzocht waar naar verwachting een toename van 2 dB of meer zal optreden als gevolg van de wijzigingen op of aan de eerdergenoemde weg. Het betreft hier de zogenaamde 'uitstraling van de reconstructie'. Toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder behoeft voor deze wegen niet plaats te vinden als er bij deze wegen geen fysieke wijzigingen plaatsvinden.
  
In artikel 110a en volgende van de Wgh wordt aangegeven onder welke voorwaarden hogere grenswaarden kunnen worden verleend. Er kan uitsluitend een hogere grenswaarde worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege een weg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
  
Om de geluidbelasting vanwege een weg te beperken, kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:
  • Maatregelen aan de bron door middel van het toepassen van een geluidarm wegdektype;
  • Maatregelen in het overdrachtsgebied door middel van het toepassen van een geluidscherm/grondwal;
  • Maatregelen aan de ontvanger door middel van het toepassen van schermen aan of nabij de gevel, het toepassen van 'dove' gevels, en dergelijke.
De reconstructie van de Torenstraat is erop gericht de oversteekbaarheid van de weg te verhogen en de radialen van de kruisende wegen te versterken. Hiermee wordt expliciet bereikt dat het doorgaande verkeer ontmoedigd wordt gebruik te blijven maken van de Torenstraat en bij voorkeur uit te wijken naar de N301. 
  
De Torenstraat is een weg met een 30 km/uur-regiem. 30 km/uur wegen hebben geen wettelijke zone. In het kader van de goede ruimtelijke ordening geldt er ondanks het ontbreken van een wettelijke zone een beoordelingsplicht. Er dient sprake te zijn van een 'deugdelijke motivering' bij het vaststellen van een bestemmingsplan.
  
De toekomstige verkeersintensiteiten op de Torenstraat zijn onbekend. De gebruikelijke verkeersmodellen gaan uit van een groter autogebruik in de toekomst, de zogenaamde autonome toename. Daarnaast tonen de verkeersmodellen een toenemende congestie op de N301 aan. De ontwikkelingsvisie Torenstraat maakt toekomstige nieuwbouw en revitalisering van het stadscentrum mogelijk. Dit kan een verkeersaantrekkende werking hebben. De aanpassingen in het hoofdnetwerk zijn nog niet verwerkt in de toekomstige verkeersintensiteiten.
    
In de onderstaande tabel zijn de verkeersintensiteiten opgenomen zoals deze bij het akoestisch onderzoek zijn gebruikt. In de laatste kolom is de toename van de geluidbelasting langs de betreffende weggedeelten opgenomen. Deze toename wordt “reconstructie-effect” genoemd.
  
Verkeersintensiteiten (mvt/etmaal) en het reconstructie-effect.
  
StraatWegvakHuidig 2013Toekomst 2024Toename dBToekomst +planToename dB
TorenstraatHolkerstraat-Brink500060000.7970001.46
TorenstraatBrink-Kolkstraat600072000.7980001.25
VrijheidslaanKolkstraat-Vetkamp600072000.7980001.25
 
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat het reconstructie-effect beperkt blijft tot minder dan 2dB. Er is daarom geen verplichting tot het treffen van maatregelen.
  
Gelet op de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij de meeste bestaande woningen en het feit dat er nieuwbouw is gepland langs de Torenstraat is wel onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om de toekomstige geluidbelasting te verlagen.
  
Maatregelen
Maatregelen aan de bron door middel van het toepassen van geluidgedempte elementenverharding als wegdekverharding in plaats van standaard klinkers kan een reductie opleveren van circa 3 dB, waarmee de geluidbelasting na reconstructie ten opzichte van de huidige geluidbelasting afneemt.   
Maatregelen in het overdrachtsgebied door middel van het toepassen van een geluidscherm worden voor het onderhavige plangebied stedenbouwkundig niet inpasbaar geacht en zijn derhalve niet nader onderzocht.
  
Maatregelen bij de ontvanger door middel van het toepassen van schermen aan of nabij de gevel (zogenaamde vliesgevels) of het toepassen gevels zonder te openen delen ('dove' gevels) zijn niet noodzakelijk. Dergelijk maatregelen zijn bij bestaande woningen vaak te kostbaar en passen niet in het gewenste ruimtelijke beeld. Bij de nieuw te bouwen woningen en overige geluidgevoelige bestemmingen valt het toepassen van een vlies-gevel of een dove-gevel te overwegen.
  
Bij alle nieuwe woningen en overige geluidgevoelige bestemmingen dient daarnaast in ieder geval te worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit ten aanzien van het maximale binnengeluidniveau. Hierbij dient uitgegaan te worden van de geluidbelasting zonder de 5dB aftrek conform artikel 110g van de Wgh.
  
Conclusie 
Voor alle deelgebieden is een nader akoestisch onderzoek nodig wanneer deze deelgebieden nader worden uitgewerkt. In het kader van de wijzigingsbevoegdheden is dit nog niet nodig.
  
5.12.2.3 Ecologie
Gebiedsbescherming en soortbescherming    
In toelichting paragraaf 5.4 is al ingegaan op de gebiedsbescherming in het kader van de Flora- en faunawet. Geconcludeerd is toen, dat er geen nader onderzoek hoeft [plaats te vinden voor de ontwikkelingen, die bij recht mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Voor de verschillende ontwikkellocaties zal op het moment, dat gebruik gemaakt zal worden van de wijzigingsbevoegdheid voor één of meer deelgebieden het aspect flora en fauna nader onderzocht moeten worden.
  
Soortbescherming 
Er is een quick scan flora en fauna uitgevoerd door SAB teneinde een indruk te krijgen van de soorten, die in het betreffende deelgebied voorkomen dan wel mogelijkerwijs verwacht mogen worden. (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1, opgenomen in de bundel separate bijlagen). Er heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden, aangezien een dergelijk onderzoek actueel dient te zijn op het moment, dat gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid voor één of meer deelgebieden.
  
Resultaten quickscan
Vaatplanten 
Binnen het deelgebied zijn weinig potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor planten aanwezig. Het grootste deel van het deelgebied is bebouwd en verhard. De groene delen bestaan uit perkjes en bomenrijen of verwilderde hoekjes met kruiden en ruigte planten. Van een stabiel ecosysteem is geen sprake en bijzondere groeiplaatsen zijn niet aanwezig. Strikt beschermde vaatplanten worden binnen het deelgebied niet verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten (in bijvoorbeeld tuinen) zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.
  
Grondgebonden zoogdieren 
Binnen het deelgebied zijn enkele perkjes, enkele rommelhoekjes en (aangrenzend) ruigten en bosschages aanwezig. Hierdoor zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten als (spits)muizen en Egel (Erinaceus europeus) niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Sporen (holen, uitwerpselen) en individuen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen in het deelgebied. Aangezien het merendeel van het terrein is verhard en groene stroken intensief worden beheerd zijn biotopen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren niet aanwezig. Negatieve effecten op strikt beschermde grondgebonden zoogdieren worden derhalve niet verwacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Vleermuizen 
Vleermuizen zijn globaal op te delen in gebouwbewonende soorten en boombewonende soorten. Er zijn echter ook soorten die van beide elementen gebruik maken. Voor de beoogde ontwikkelingen kunnen de bomen in de groenstrook en tuinen in het deelgebied worden gerooid waardoor mogelijk negatieve effecten op boombewonende soorten kunnen optreden. Bij nadere inspectie van de bomen zijn geen zichtbare holtes, spleten, scheuren of losse bast in de bomen aangetroffen welke in potentie geschikt zijn als verblijfplaats. De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende soorten wordt derhalve niet verwacht.
  
Uitvoerige inspectie van de mogelijk te slopen panden in het deelgebied Vrijheidslaan Noord toont dat een deel van de bebouwing mogelijk geschikt is als (vaste) rust- en verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuissoorten. Enkele loodsen zijn opgebouwd uit een stalen frame en zijn afgewerkt met zogenoemde damwandprofielen.
  
Deze zijn ongeschikt voor vleermuizen. De woning en enkele andere loodsen en schuren zijn opgebouwd uit bakstenen, hebben een spouw en/of gevelbetimmering waardoor deze gebouwen in potentie geschikt zijn als vleermuisverblijfplaats. De woning aan de Vrijheidslaan beschikt over kierende gevelbetimmering en een pannendak met overstekende dakpannen. Ook is bij een deel van de loodsen/schuren kierende gevelbetimmering aangetroffen waarachter een verblijfplaats van vleermuizen aanwezig kan zijn. Het is om die redenen niet uitgesloten dat bij de sloop van de woning en de loodsen een negatief effect optreedt voor de aanwezige vleermuissoorten. Nader onderzoek naar vleermuizen wordt derhalve noodzakelijk geacht.
  
verplicht
 
verplicht 
Van boven naar beneden: loods in deelgebied 1 (ongeschikt voor vleermuizen); loods in noorden van deelgebied (mogelijk geschikt); schuur (oosten deelgebied) welke mogelijk geschikt is als verblijfplaats; woning aan de Vrijheidslaan met overstekende pannen en kierende gevelbetimmering; close-up kierende gevelbetimmering woonhuis; overstekende dakpannen bijgebouw woning. Rode pijlen geven de locaties aan van mogelijke verblijfplaatsen vleermuizen (SAB, 2013)
  
Vogels 
Tijdens het veldbezoek zijn vogels waargenomen zoals Ekster (Pica pica), Kauw (Covus monedula), Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) en Merel (Turdus merula) . Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen van deze soorten. Voor de meeste vogels loopt dit broedseizoen globaal van half maart tot half juli.
  
Jaarrond beschermde vogelsoorten
In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van enkele vogelsoorten jaarrond beschermd. Dit betekent dat nestlocaties van deze soorten het gehele seizoen beschermd zijn. Hierin worden vier categorieën onderscheiden:
  1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil).
  2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus).
  3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk).
  4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil).
Sporen en individuen van jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet aangetroffen in en nabij het deelgebied. Gezien de stedelijke omgeving van het deelgebied is de aanwezigheid van strikt beschermde soorten als Huismus en Gierzwaluw niet op voorhand uit te sluiten. Verwacht wordt dat deze soorten mogelijk wel in of al vliegend boven het gebied voorkomen. Echter zijn in het deelgebied geen geschikte locaties voor vaste rust en verblijfplaatsen aangetroffen, met uitzondering van het woonhuis. Mogelijk dat gierzwaluwen en/of huismussen hier tijdens het broedseizoen een nestplaats hebben. Om te bepalen of de strikt beschermde soorten Huismus en Gierzwaluw in het deelgebied een nestlocatie hebben wordt nader onderzoek naar deze soorten noodzakelijk geacht.
  
Amfibieën 
Binnen en in de omgeving deelgebied 1 zijn geen watervoerende elementen (voor voortplanting) of geschikte bosschages (voor overwintering) aanwezig. Aangezien met de beoogde ontwikkelingen geen van deze leefgebieden wordt aangetast worden negatieve effecten op de soortgroep amfibieën in zijn geheel niet verwacht. Voor algemeen voorkomende soorten als Gewone pad (Bufo bufo), die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Reptielen 
De meeste reptielensoorten houden zich met name op in geleidelijke overgangssituaties tussen natuurlijke biotopen in bos-, heide- en veengebieden (bijvoorbeeld heide en/of heischrale graslanden in combinatie met bossen en/of kleine landschapselementen). Alleen de Ringslang (Natrix natrix) houdt zich op in nattere gebieden met een meer natuurlijke oeverzone. Op basis van de binnen het deelgebied aanwezige habitats (verhard terrein en plantsoenen) is het voorkomen van reptielen niet waarschijnlijk. Negatieve effecten op reptielen worden niet verwacht.
  
Vissen 
In het deelgebied zijn geen permanent watervoerende elementen aanwezig, daarom kan de aanwezigheid van vissen worden uitgesloten waardoor nader onderzoek niet noodzakelijk is.
  
Insecten (vlinders, libellen, sprinkhanen) en overige soortengroepen  
Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het deelgebied ligt niet in een dergelijk biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en andere ongewervelden zijn ook niet te verwachten gezien de habitats.
  
  
Resultaten quickscan
Vaatplanten 
Binnen het deelgebied zijn weinig potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor planten aanwezig. Het grootste deel van het deelgebied is bebouwd en verhard. De groene delen bestaan uit perkjes, groenstroken of tuinen. Van een stabiel ecosysteem is geen sprake en bijzondere groeiplaatsen zijn niet aanwezig. Strikt beschermde vaatplanten worden binnen het deelgebied niet verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten (in bijvoorbeeld tuinen) zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.
  
Grondgebonden zoogdieren 
Binnen het deelgebied zijn enkele groene stroken (perkjes, plantsoen) en tuinen aanwezig. Hierdoor zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten als (spits)muizen, en Egel (Erinaceus europeus) niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  
Sporen (holen, uitwerpselen, graafsporen) en individuen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen in het deelgebied en zijn volgens de verspreidingsliteratuur ook niet te verwachten in het deelgebied. Nader onderzoek naar grondgebonden zoogdieren wordt niet noodzakelijk geacht.
  
Vleermuizen 
Ook in deelgebied 4 is op voorhand de aanwezigheid van vleermuizen niet uit te sluiten. Er zijn geen geschikte bomen met geschikte holtes, spleten of loszittende bast waargenomen in het deelgebied. De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen is daarom niet waarschijnlijk.
  
Enkele gebouwen uit het deelgebied zijn in potentie wel geschikt als vaste rust- of verblijfplaats voor vleermuizen. De woningen aan de Brink nummer 4 tot en met 8 bevatten veel losse dakpannen en aan de rechterzijde van de rij woningen (bezien vanaf de Brink) is op meerdere plaatsen kierende gevelbetimmering aangetroffen. De woningen aan de Torenstraat (nummer 6 en 8) bevatten kierende pannen op de rand van het dak en de gevel. De panden aan de Holkerstraat vertonen eveneens op meerdere plaatsen kierende pannen en wijkende dak- en gevelbetimmering. In de onderstaande afbeelding zijn de locaties van mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen aangegeven. Met de beoogde ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn bij de sloop en nieuwbouw in deelgebied 4 negatieve effecten op strikt beschermde vleermuissoorten op voorhand niet uit te sluiten. Bij verdere ruimtelijke ontwikkelingen in het deelgebied wordt nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk geacht.
  
verplicht
Enkele panden welke in potentie geschikt zijn als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen gelegen aan respectievelijk de Brink (4-8), Torenstraat (6), Holkerstraat (19 en 9), (SAB, 2013).
  
Vogels 
Tijdens het veldbezoek zijn vogelsoorten als, Merel (Turdus merula) Ekster (Pica pica), Kauw (Corvus monedula) en Koolmees (Parus major) waargenomen. Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen van deze soorten. Voor de meeste vogels loopt dit broedseizoen globaal van half maart tot half juli.
  
In het deelgebied zijn veel gebouwen met pannendaken aanwezig. Tijdens het veldbezoek zijn geen soorten als Huismuis, Spreeuw of Gierzwaluw aangetroffen welke een aanwijzing kunnen zijn voor geschikte nestlocaties onder de dakpannen. Echter toont een visuele inspectie van de daken dat op veel plaatsen de dakpannen kieren of loszitten. Gezien het eenmalige karakter van het veldbezoek en het tijdstip (buiten het actieve broedseizoen van de Huismus en Gierzwaluw) waarop het bezoek heeft plaatsgevonden, kan op voorhand niet worden uitgesloten dat deze strikt beschermde soorten niet in het deelgebied aanwezig is. Nader onderzoek dient te worden uitgevoerd om de functie van het deelgebied voor Huismus en Gierzwaluw nader in kaart te brengen.
  
Amfibieën 
Er zijn in het deelgebied geen watervoerende elementen (voortplanting) of geschikte bosschages en ruigten (overwintering) aanwezig. De aanwezigheid van amfibieën wordt derhalve niet waarschijnlijk geacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Reptielen 
In het deelgebied zijn geen geschikte biotopen aangetroffen welke in potentie geschikt zijn voor reptielen. Het deelgebied is grotendeels verhard en groene elementen worden intensief beheerd. Deze soortengroep wordt om die reden niet verwacht in deelgebied 4. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Vissen 
Er zijn in deelgebied 4 geen watervoerende elementen aanwezig. De aanwezigheid van vissen is derhalve uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
  
Overige soortgroepen 
Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het deelgebied ligt niet in een dergelijk biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en weekdieren zijn ook niet te verwachten gezien de habitats.
  
5.12.2.4 Archeologie en monumenten
De deelgebieden zijn gesitueerd in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hoog voor de periode Late Middeleeuwen tot en met Nieuwe Tijd.
 
Archeologisch onderzoek is nodig voor deze locaties groter dan respectievelijk 50 m2 (historische kern van Nijkerk) en 100 m2 (overige historische kernen) bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Hoogstwaarschijnlijk zijn grote delen van de deelgebieden ten gevolge van bestaande bebouwing ernstig verstoord. Bij het opstellen van de onderzoeksrapporten zal met deze verstoring rekening gehouden worden. Bij vaststelling van deze bodemverstoring kan het overbodig worden dat hiervoor nog een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
5.12.2.5 Water
Ten aanzien van het wateraspect geldt hetzelfde als voor de rest van het plangebied: Met het Waterschap Vallei & Eem is afgesproken, dat de volgende zaken overwogen moeten worden, indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt:
  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbij behorende drainagevoorzieningen.
 
5.12.2.6 Bodem
Algemeen 
Voor alle deelgebieden, opgenomen de Visie Torenstraat/Vrijheidslaan, is een (beperkt)historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door KBOV uit Arnhem. Dit onderzoek is niet geheel conform de NEN 5725 uitgevoerd. Het is beperkt gebleven tot het verzamelen van de bij de Gemeente Nijkerk bekende informatie met als doel vast te stellen of er een onevenredige belemmering zou kunnen zijn met betrekking tot de exploitatiemogelijkheden voor deze ontwikkellocaties.
 
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Wel zal bij de ontwikkeling van de plannen rekening gehouden moeten worden met extra tijd en kosten voor bodemsanering. Ook zal er, voor dat er vrijstelling zal worden gegeven, een gedegen historisch bodemonderzoek conform NEN 5725 en een aanvullend onderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd moeten worden.
  
Resultaten (beperkt) historisch bodemonderzoek voor deelgebied 4 
Over dit deelgebied is veel te melden. Voor de details wordt verwezen naar het rapport in de separate Bijlage. Hier alvast de situatie in vogelvlucht:
 
Op de Torenstraat 4 was een garagebedrijf gevestigd en een aantal deellocaties is nog niet onderzocht. Hier was ook een "slachterij en vleeswaren industrie" gevestigd. Ook op de Holkerstraat 9 en 11 zijn volgens het HBB een "slachterij en vleeswaren industrie" gevestigd geweest. Bij nummer 11 ook nog een "Aanhangwagen-, oplegger-, en carrosserie industrie". Op geen van beide locaties is bodemonderzoek bekend.
 
Bij de Holkerstraat 19 zijn in het verleden ter plaatse van het bedrijf en in de tuin (matige) verontreinigingen aangetoond. Voor zover bekend is daar geen vervolgonderzoek naar gedaan. De opstallen, die mogelijk asbest bevatten, zijn gesloopt en als puin onder de parkeerplaats toegepast.
 
Verder was op de Holkerstraat 27 in het verleden een smederij gevestigd. Hier is geen bodemonderzoek bekend. Op de Brink 26 is wel bodemonderzoek bekend, maar het laatste nader bodemonderzoek is niet in bezit van de gemeente Nijkerk. Beide locaties vallen echter buiten het gebied en het is onbekend of perceel overschrijdende verontreiniging tot in het plangebied kan worden verwacht.
  
5.12.2.7 Luchtkwaliteit
Door de relatief beperkte omvang van de mogelijke ontwikkelingen zijn er geen knelpunten te verwachten in het kader van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
 
5.12.2.8 Geur
Er is geen nader onderzoek nodig. Zie ook hetgeen in toelichting paragraaf 5.10 gesteld is ten aanzien van het aspect geur.
5.12.2.9 Externe veiligheid
Op het gebied van externe veiligheid wordt hierbij specifiek beoordeeld of er ten aanzien van de ontwikkellocaties sprake is van knelpunten. Hiervoor wordt ook verwezen naar toelichting paragraaf 5.11.3 en toelichting paragraaf 5.11.4, waar EV voor het gehele plangebied is beoordeeld. De risicobronnen die zijn beoordeeld ten opzichte van hun ligging voor deze ontwikkellocaties zijn:
  • Bevi bedrijven; zij zitten op een qua EV veilige afstand, waarbij het dichtstbijzijnde Bevi-bedrijf zich op 700 meter afstand van de plangrens bevindt, nl. Tankbouw Rootselaar BV;
  • de snelweg A 28 zit op veilige afstand qua vervoer van gevaarlijke stoffen, namelijk ca. 1 kilometer
  • het spoor Amerfoort-Zwolle bevindt zich op ca. 600 meter van de ontwikkellocaties, dus speelt het vervoer van gevaarlijke stoffen geen nadelige rol;
  • buisleidingen met vervoer gevaarlijke stoffen, zoals de regionale aardgastransportleiding en het gasontvangststation; deze bevinden zich op minimaal 250 meter afstand en vormen daarmee qua externe veiligheid geen bedreiging
Eindconclusie qua externe veiligheid is dat er geen significante risico's spelen en dat er dus ook geen nader onderzoek nodig is qua EV op termijn bij de ontwikkeling van deze locaties
 
5.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
5.13.1 Algemeen
Sinds september 2006 kent de Nederlandse m.e.r.-regelgeving 1 de verplichting om bij een aantal ruimtelijke plannen en besluiten een m.e.r.- procedure te volgen. Dit is geregeld in de Wet milieubeheer met het hieraan gekoppelde Besluit m.e.r.. Het doel van de m.e.r. is dat bij de besluitvorming het milieu een volwaardige plaats krijgt op basis van goede informatie. In de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn onderdeel C en D opgenomen, welke lijsten bevatten met activiteiten waarvoor het besluit omtrent die activiteit een m.e.r. moet worden doorlopen (onderdeel C) dan wel waarvoor een m.e.r-beoordeling moet worden uitgevoerd (onderdeel D).
5.13.2 (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht
Voor een activiteit die is genoemd in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., moet eerst beoordeeld worden of de activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Per activiteit zijn in de bijlage drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit zich qua omvang boven de drempelwaarde bevindt is een m.e.r.-beoordeling verplicht. Indien de activiteit zich qua omvang onder de drempelwaarde bevindt is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
  
Onderhavig plan is getoetst aan de activiteiten en de bijbehorende drempelwaarden uit de zogenaamde D-Lijst. Het bestemmingsplan bevat 4 ontwikkellocaties waarvan 3 locaties zijn aangeduid als Wro-zone wijzigingsgebied en voor 1 locatie een uit te werken bestemming is opgenomen.
  
Het bestemmingsplan is daarmee een kader voor een besluit dat een activiteit mogelijk maakt uit kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., namelijk de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject (D11.2). De totale oppervlakte van het te ontwikkelen gebied, het aantal woningen en de bedrijfsvloeroppervlakte van de winkelruimte vallen echter onder de indicatieve drempelwaarden 2 die hiervoor gelden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D.
  
Er dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden aan de hand van de criteria uit Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r., om te bepalen of (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen mogelijk zijn geldt voor besluiten, die op basis van het bestemmingsplan genomen kunnen worden, geen m.e.r.-plicht op grond van het Besluit m.e.r.. Als uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet zijn uit te sluiten, dan is het wijzigingsplan dat in de toekomst wordt opgesteld om de ontwikkeling in de deelgebieden mogelijk te maken m.e.r.-beoordelingsplichting. Voorliggend bestemmingsplan, dat een kader stelt voor dit beoordelingsplichtig besluit wordt daarmee plan-m.e.r.-plichtig.
5.13.3 De kenmerken van het project
Omvang
Het bestemmingsplan maakt via wijzigingsbevoegdheden een stedelijke ontwikkeling mogelijk in het centrum van Nijkerk.
  
De genoemde ontwikkelingen zijn opgenomen in de concept Ontwikkelingsvisie Torenstraat Vrijheidslaan van 31 augustus 2012. Deze visie wordt in de regels van het bestemmingsplan opgenomen als afwegingskader. Dit betekent dat, bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, moet worden voldaan aan de in deze visie genoemde maatvoering en bouwwijze van de bebouwing en inrichting van het gebied.
  
In de Ontwikkelingsvisie Torenstraat Vrijheidslaan is het volgende opgenomen:
  
verplicht
  
verplicht
Ligging van de zes deellocaties in het centrum van Nijkerk
  
Cumulatie 
Voor de Torenstraat is een nieuwe inrichtingsvisie opgesteld. De reconstructie van de Torenstraat is erop gericht de oversteekbaarheid van de weg te verhogen en de radialen van de kruisende wegen te versterken. Hiermee wordt expliciet bereikt dat het doorgaande verkeer ontmoedigd wordt gebruik te blijven maken van de Torenstraat. De precieze betekenis van de nieuwe inrichting voor de verkeersintensiteit op de Torenstraat en omliggende straten is echter nog onduidelijk.
  
Voor het overige centrumgebied van Nijkerk is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Er is daardoor geen sprake van ontwikkelingen en activiteiten in de nabijheid van de zeven deellocaties die kunnen leiden tot cumulatieve milieueffecten.
  
Productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder  
GeluidDe mogelijke verkeerstoename kan geluidhinder veroorzaken op aanwezige geluidgevoelige bestemmingen.
LuchtDe mogelijke verkeerstoename kan leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
 
Risico van ongevallen 
Er is geen sprake van vestiging van nieuwe mobiele en stationaire bronnen op de deellocaties. Daardoor is geen sprake van negatieve invloed op de veiligheid van (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen in de directe omgeving.
5.13.4 De plaats waar de activiteit wordt verricht
Alle deellocaties waarvoor ontwikkeingsbevoegdheden zijn opgenomen bevinden zich in de kern Nijkerk. De omgeving van de locaties is te kenmerken als de schil om het centrumgebied, waar wonen en commerciële functies met elkaar verweven zijn.
  • Vrijheidslaan Noord, betreft een voormalig bedrijvengebied dat getransformeerd zal worden naar een woningbouwlocatie. Het straatbeeld heeft in de huidige situatie geen heldere, eenduidige begrenzing.
  • Torenstraat Noordwest, wordt de Torenstraat in de huidige situatie niet begeleid door bebouwing, maar door 'achterkanten'; diepe achtertuinen van de woningen aan de Commissaris van Heemstrastraat.
  • Kerkplein, betreft de bebouwing tegenover de Grote Kerk van Nijkerk. De huidige stedelijke ruimte is onduidelijk (ongedefinieerd), onder meer doordat de rooilijn van de huidige supermarkt erg ver naar voren in het straatbeeld ligt.
  • Havenkom, betreft de locatie van het huidige gemeentehuis, dependance en bedrijvigheid.
Het opnamevermogen van het natuurlijk milieu
  
Natuur 
In de directe omgeving van de deellocaties zijn geen gevoelige natuurgebieden gelegen. Zoals op bovenstaande afbeelding te zien is, bevindt zich ten noorden en ten oosten van Nijkerk natuur die onderdeel is van Natuur Netwerk Nederland. De meest nabijgelegen NNN gebieden ligt op ruim 700 meter van de meest noordelijke deellocatie. Het Natura 2000-gebied Arkemheen bevindt zich op ruim 1.800 meter ten noordwesten van de meest nabijgelegen deellocatie (deellocatie 3).
  
verplicht
Ligging ontwikkelingslocaties (geel) ten opzichte van Natura 2000 (rood), Nationaal Landschap (oranje) en NNN(groen)
bron: Synbiosys Alterra
  
Gebieden met hoge bevolkingsdichtheid 
De ontwikkeling vindt plaats in het centrum van Nijkerk. In 2012 bedroeg de bevolkingsdichtheid in het centrum circa 5.800 inwoners per km2 (bron: CBS Statline). Hiermee is sprake van een gebied met een hoge bevolkingsdichtheid.
  
verplicht
Wijk 'centrum Nijkerk' (bron: CBS)
  
Archeologie 
De deellocaties Vrijheidslaan Noord, en Torenstraat Noordwest, bevinden zich in de geomorfologische zone met dekzandwelvingen met plaggendek, waar een middelmatige archeologische verwachtingswaarde geldt. Het Kerkplein bevindt zich op dekzandkoppen en -ruggen, waar een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt.
  
verplicht
Archeologische waarden- en verwachtingskaart
  
Cultuurhistorie 
Ter plaatse van de deellocaties en in hun omgeving bevinden zich diverse waardevolle cultuurhistorische elementen, zoals de Grote Kerk aan de Torenstraat. De onderstaande afbeelding maakt dit inzichtelijk.
     
verplicht
Kaart monumentwaarden op pandniveau, (bron: Binnenstadsvisie Nijkerk, gemeente Nijkerk)
  
Nationaal Landschap 
Ten westen en noordwesten van Nijkerk, aan de overzijde van de rijksweg A28, bevindt zich het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland. Vanwege de afstand tot de deellocaties en alle tussenliggende functies hebben de mogelijke ontwikkelingen ter plaatse van de deellocaties geen invloed op het Nationaal Landschap.
5.13.5 De kenmerken van het potentiële effect
Op basis van de inhoud van het plan en de kenmerken van de omgeving worden in deze vormvrije m.e.r.-beoordeling de volgende aspecten meegenomen:
  • archeologie en cultuurhistorie;
  • geluid;
  • lucht.
  
Archeologie en cultuurhistorie
Deze waarden zijn in het bestemmingsplan voldoende beschermd om belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen. Voor archeologie is een dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan, die ook van kracht is op het wijzigingsplan, dat immers deel uit zal maken van het moederplan. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de diverse gebieden is opgenomen als voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid. Bij het uitoefenen van haar bevoegdheid een wijzigingsplan op te stellen moeten burgemeester en wethouders rekening houden met deze waarden.
  
Geluid 
Binnen alle deelgebieden ondervinden de naar de Torenstraat gerichte bestaande woningen geluidbelastingen vanwege wegverkeerslawaai die variëren van circa 55 dB tot 62 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met 7 tot 14 dB overschreden. Ook bij enkele woningen in zijstraten en woningen op de tweede lijn wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden.
 
In de huidige situatie zijn op de verschillende deellocaties al stedelijke functies aanwezig. De ontwikkelingen aan de Torenstraat die mogelijk worden gemaakt met de verschillende wijzigingsbevoegdheden bevatten nieuwbouw en revitalisering van het stadscentrum. Dit kan een verkeersaantrekkende werking hebben. Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat het effect hiervan beperkt blijft tot minder dan 2dB. Dit betreft geen significant effect.
  
De reconstructie van de Torenstraat is erop gericht de oversteekbaarheid van de weg te verhogen en de radialen van de kruisende wegen te versterken. Hiermee wordt expliciet bereikt dat het doorgaande verkeer ontmoedigd wordt gebruik te blijven maken van de Torenstraat. De daadwerkelijke effecten op de verkeersintensiteit zijn nog onduidelijk.
  
Lucht  
De luchtkwaliteit in het centrum van Nijkerk en op de verschillende deellocaties is goed te noemen. Op onderstaande afbeeldingen is te zien dat de belangrijkste stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen, stikstof (NO2) en fijn stof (PM10), in zeer aanvaardbare concentraties voorkomen rond de deellocaties.
  
verplicht
Fijn stof- en stikstofconcentraties in Nijkerk in 2011 (bron: Monitoringstool, Rijksoverheid)
  
In de huidige situatie zijn op de verschillende deellocaties al stedelijke functies aanwezig. De nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt via de wijzigingsbevoegdheden zijn van zo geringe schaal, dat deze geen significante negatieve effecten hebben op de luchtkwaliteit.
5.13.6 Conclusie
Na beoordeling van de effecten kunnen belangrijke nadelige effecten voor het milieu worden uitgesloten.
5.14 Verkeer en parkeren
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt verder geen bijzondere problemen met zich mee.  
  
De visie Aantrekkelijk Nijkerk en het Verkeersplan gaan dienen als leidraad voor de herinrichtingsopgaven in de binnenstad. In de toekomst wordt gebruik gemaakt van de zeesterstructuur en wordt de binnenstad bereikbaar door het verkeer te leiden via radialen in plaats van over de binnenstadsring. Daarbij wordt de binnenstadsring afgewaardeerd naar een situatie van 'auto te gast'. Parkeren bij eenvoudig bereikbare bronpunten het (zoveel mogelijk) afschaffen van het maaiveld parkeren i.c. ondergronds parkeren.
5.15 Economische uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft grotendeels een beheersgericht en actualiserend karakter. De ontwikkeling van dit plan brengt voor de gemeente hoofdzakelijk plankosten met zich mee. Hiervoor heeft de gemeente budget beschikbaar gesteld.
 
In het plan zijn 4 ontwikkellocaties opgenomen, waar na het doorlopen van een aanvullende procedure nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn.  Omdat bij elke ontwikkeling ook ingrepen in de openbare ruimte plaatsvinden, zullen de nieuwe ontwikkelingen wel in goed overleg met alle betrokken partijen dienen plaats te vinden. Waarschijnlijk zullen de locaties onafhankelijk van elkaar ontwikkeld worden. Daarom zullen per locatie overeenkomsten gesloten worden met de ontwikkelaars, zodanig, dat duidelijkheid is wat er ontwikkeld mag worden en onder welke (financiële voorwaarden). Uitgangspunt daarbij is, dat de kosten voor deze ontwikkelingen gedragen worden door de ontwikkelende partij.
hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Inspraak
In een separate bijlage zijn de inspraakresultaten opgenomen (zie bijlagen bij toelichting bijlage 4 van de bundel separate bijlagen). De inspraak op het eerste voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft al in 2013 plaatsgevonden. Ondanks het feit dat deze procedure al enkele jaren gelden heeft plaatsgevonden zijn voor alle duidelijkheid en zekerheid de uitkomsten uit deze procedure toch in de bijlage bij dit plan meegenomen.
6.2 Overleg
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.1, voert het college van burgemeester en wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn.
  
Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het bestemmingsplan
6.3 Wijze waarop de burgers in instanties tussentijds zijn betrokken
In de periode tussen april 2014 en december 2017 is er overleg gevoerd met verschillende instanties en werkgroepen, waaronder uit de binnenstad en met de inwoners en ondernemers uit de binnenstad over het eerste ontwerp van het bestemmingsplan. In de periode van september tot en met november 2017 is over een gewijzigd ontwerpbestemmingsplan enkele keren afzonderlijk overleg geweest met de werkgroep openbare ruimte om tot een goede uitwerking te komen van de Visie aantrekkelijk Nijkerk.
 
In november 2017 hebben de bewoners en ondernemers in het plangebied een uitnodiging gekregen om op een viertal informatiebijeenkomsten het gewijzigd conceptontwerp van het bestemmingsplan in te komen zien. Doel van deze bijeenkomsten was burgers en ondernemers de mogelijkheid te bieden in deze fase het plan te controleren op onjuistheden. Het verwerken van de uitkomsten uit de dialoog met de binnenstad (vertaling Visie aantrekkelijk Nijkerk), het overleg met de werkgroep openbare ruimte, de overige instanties waaronder begrepen de provincie en de informatiebijeenkomsten met bewoners en ondernemers hebben geleid tot een wezenlijk ander bestemmingsplan ten opzichte van het vorige ontwerp dat in het voorjaar in 2014 in procedure is gebracht. Om deze reden is besloten de wettelijke procedure voor dit bestemmingsplan opnieuw te doorlopen en is het plan vanaf eind december 2017 tot februari opnieuw ter inzage gelegd.
De bewoners, ondernemers en instanties die in 2014 de moeite hebben genomen het eerste ontwerp in te zien, zijn eind december schriftelijk op de hoogte gebracht van de nieuwe procedure. In de brief is ook toegelicht op welke wijze aan hun zienswijze in de eerste fase tegemoet is gekomen.
 
6.4 Zienswijzen
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
  • 1. m.e.r. = milieueffectrapportage; de procedure MER = milieueffectrapport; het rapport
  • 2. 1°. een totale oppervlakte van 100 hectare of meer; 2°. 2000 of meer woningen; 3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m of meer.