direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: De Flier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0042-0003

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 200 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 300 m;
  • e. ontsluitingswegen;

alsmede:

  • f. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;
  • g. detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • h. ondergeschikte horeca;

met daarbij behorende:

  • i. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  • j. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • k. tuinen:
  • l. erven;
  • m. terreinen;
  • n. wegen en paden;
  • o. water;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. geluidschermen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. straatmeubilair;
  • t. nutsvoorzieningen;
  • u. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);

met dien verstande dat:

  • v. detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1 onder g niet is toegestaan;
  • w. Bevi-inrichtingen alleen zijn toegestaan, mits de zone van het door de inrichting veroorzaakte plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar het bouwperceel van de inrichting niet overschrijdt;
  • x. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • y. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • z. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen, met dien verstande dat voor bouwpercelen gelegen langs de A28 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 8 m;
  • c. de afstand tussen de ontsluitingsweg en de voorgevel mag niet minder dan 6 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, mag van bouwpercelen gelegen langs de A28 de afstand tussen de voorgevel en de oeverlijn niet minder dan 3 m en niet meer dan 8 m bedragen, indien de ontsluitingsweg niet langs de A28 wordt gesitueerd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder en niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  • f. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet minder dan 40% en niet meer dan 70% bedragen, met dien verstande dat er geen vrijstaande gebouwen voor technische installaties mogen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag:
    • 1. tot 2 m achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,80 m bedragen;
    • 2. vanaf 2 m achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. per bedrijfsgebouw mag één reclamezuil worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat er niet meer dan twee vlaggenmasten per bedrijf zijn toegestaan en vlaggenmasten op bouwpercelen gelegen langs de A28 of de Fliersteeg achter de voorgevelrooilijn moeten worden gebouwd;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

3.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 13.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder a, b c en d, ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1 onder a, b, c respectievelijk d;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en toestaan dat ten behoeve van kleinschalige bedrijven:
    • 1. de afstand van een gebouw tot één zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 3 m;
    • 2. de andere zijgevel en de achtergevel van een gebouw samenvallen met de perceelgrens, met dien verstande dat de afstand tussen gebouw en openbare weg (rijweg, inclusief rabatten, groenstroken, voetpaden e.d.) ten minste bedraagd 5 m en de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 2.000 m²;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e en toestaan dat de maximale bouwhoogte wordt overschreden door de bouw van technische installaties;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e ten behoeve van een lagere bouwhoogte dan de minimaal toegestane bouwhoogte voor zover deze is aangegeven met 5,5 m of 6 m;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f ten behoeve van een bebouwingspercentage van minimaal 30% of maximaal 80%;
  • f. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f en toestaan dat vrijstaande gebouwen voor technische installaties worden gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b ten behoeve van het bouwen van reclameuitingen tot een bouwhoogte van 15 m.

3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten;
  • b. het gebruik van gronden gelegen langs de openbare ruimte ten behoeve van parkeren.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder v, ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedingsmiddelen, levensmiddelen, genotmiddelen en huishoudelijke producten, met dien verstande dat:

  • a. voor alle vormen van detailhandel - niet zijnde de in 3.6.1 aanhef uitgezonderde vormen - geldt dat:
    • 1. aangetoond dient te worden dat de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
    • 2. thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden is;
    • 3. geen strijdigheid mag ontstaan met de algemeen geldende milieuregelgeving;
    • 4. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf dan wel in de directe nabijheid van de desbetreffende percelen, waarbij wordt aangesloten bij de normen zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen;
    • 5. bij nieuw- of herbouw een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing dient plaats te vinden;
    • 6. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 7. de belangen van de omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 8. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij groothandel niet is toegestaan;
  • b. voor volumineuze detailhandel in aanvulling op het bepaalde in 3.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de te verkopen goederen qua aard en omvang niet mogen passen binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur;
    • 2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
  • c. voor grootschalige detailhandel in aanvulling op het bepaalde in 3.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de bruto vloeroppervlakte niet minder dan 1.500 m² mag bedragen;
    • 2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
  • d. voor internetdetailhandel in aanvulling op het bepaalde in 3.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de levering van goederen uitsluitend mag plaatsvinden via post of koeriersdiensten;
    • 2. het volledige assortiment uitsluitend mag zijn te bezichtige via internet of (post)catalogus;
    • 3. een showroom op het bedrijventerrein niet is toegestaan;
  • e. voor ondergeschikte detailhandel in aanvulling op het bepaalde in 3.6.1 aanhef onder a bovendien geldt dat:
    • 1. de detailhandel in directe relatie met de bedrijfsvoering dient te staan;
    • 2. maximaal 20% van de totale netto vloeroppervlakte van het bedrijf mag worden aangewend voor ondergeschikte detailhandel, waarbij een oppervlakte van 300 m² niet mag worden overschreden;
    • 3. de detailhandel dient plaats te vinden in een van de rest van het bedrijf afgesloten ruimte.

3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.