direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijkerkerveen en Holkerveen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0039-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.

Het plangebied beslaat de bestaande kern Nijkerkerveen, dus zonder de geplande uitbreidingen rondom de kern en het buurtschap Holkerveen. Beide kernen worden omsloten door landelijk gebied en liggen ten zuiden van de kern Nijkerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0001.jpg"

Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Nijkerkerveen en Holkerveen" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0267.BP0039-0002);
  • planregels;
  • toelichting.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Planologisch-juridische regeling

1.3.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 2, die door het voorliggende bestemmingsplan geheel/gedeeltelijk komen te vervallen. De in Bijlage 2 genoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog andere aanvullende juridische regelingen kunnen gelden, die in genoemde bijlage niet zijn opgenomen maar wel in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.

1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op het enerzijds actualiseren en anderzijds consolideren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.4 Opbouw toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een korte beschrijving gegeven van het ontstaan en de huidige opbouw van Nijkerk. Een beschrijving van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen staat beschreven in hoofdstuk 4. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in hoofdstuk 6, sluit deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het voorliggende bestemmingsplan maakte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet daarmee geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.

Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét Rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.7. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van het Waterschap Vallei en Veluwe in de waterparagraaf meegenomen.

2.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie Gelderland

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Weergave van het plangebied in het streekplan

Nijkerkerveen: bebouwd gebied 2000

Op de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is Nijkerkerveen aangegeven als 'bebouwd gebied 2000' (bebouwd gebied per 1-1-2000 op basis van VROM-bestand). In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Om zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en stedelijke vernieuwing te stimuleren geldt als uitgangspunt dat de regio's een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken accommoderen in bestaand bebouwd gebied.

Holkerveen: multifunctioneel platteland

Holkerveen valt in het gebied multifunctioneel platteland en maakt deel uit van het multifunctioneel gebied van de provincie. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend plan is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan Nijkerkerveen en Holkerveen doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.

Ruimtelijke verordening Gelderland

Op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast, deze geldt sinds maart 2011. Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening en op 19 december 2012 volgde een tweede herziening. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. 

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

De ruimtelijke verordening Gelderland is van toepassing op de volgende onderwerpen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/-parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

De kern Nijkerkerveen is aangemerkt als bestaand bebouwd gebied. De westzijde en zuidzijde van de kern Nijkerkerveen en Holkerveen zijn aangemerkt als gebieden waar 'nieuwe bebouwing onder voorwaarden' is toegestaan (artikel 2.3 en 2.5), zoals in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits dat in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader.

In bestaand bebouwd gebied is nieuwbouw ten behoeve van wonen en werken toegestaan. Het plangebied is niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen. Het plangebied is niet gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen gebieden die door de provincie zijn aangeduid als zijnde waardevol landschap. Overige onderwerpen zijn niet aan de orde binnen het plangebied.

Omgevingsvisie Gelderland (Ontwerp)

De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd voor een toekomstbestendig Gelderland. Doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

1. een duurzame economische structuurversterking,

2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Nijkerk in de Regio Food Valley

Nijkerk valt in de Regio Food Valley. Food Valley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Karakteristiek voor Food Valley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing, landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving.

Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.7 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.4 Regionaal beleid

Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten

De regionale beleidsinvulling voor functieverandering en nevenactiviteiten geldt voor de gemeenten Ede, Wageningen, Nijkerk, Scherpenzeel en Barneveld en het landelijk gebied van de gemeente Putten en Ermelo. De nota is in 2006 vastgesteld en een verfijning van het beleid is in 2008 vastgesteld. Het betreft een eigen beleidsinvulling voor functieverandering, nevenfuncties op agrarische bedrijven en uitbreiding van niet-agrarische bedrijven.

Het regionale beleid is door middel van een afwijkingsbesluit van Gedeputeerde Staten geaccordeerd en in de plaats gekomen van het reguliere provinciale functieveranderingsbeleid van het Streekplan Gelderland 2005 (thans: Structuurvisie Gelderland). Met toepassing van het beleid worden agrarische bedrijven in staat gesteld om de bedrijfsvoering op een maatschappelijke en ruimtelijk verantwoorde wijze te beëindigen. Daarnaast leidt het beleid tot kwaliteitsverbetering in het buitengebied door de sloopverplichting van overtollige bebouwing bij hergebruik/nieuwbouw ten behoeve van wonen of niet-agrarische bedrijvigheid.

Voor de gemeenten zijn de volgende doelen van belang voor functieverandering:

  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit vindt, naast sloop van bebouwing, tevens plaats door middel van verbetering van publieke functies, zoals ontwikkeling van landschap en natuur door versterking van de kenmerken van het oorspronkelijke landschap, bijdragen aan recreatieve routes, bijdragen aan waterberging en dergelijke, op plaatsen waar dit wenselijk is. Functieverandering is geen doel op zich, maar moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.
  • voorkeur is hergebruik van bestaande bebouwing voor nieuwe functies. Het gebruik van bestaande bebouwing wordt gestimuleerd. Als de bestaande bebouwing van een te slechte (beeld)kwaliteit is om voor de nieuwe functie hergebruikt te worden, is vervangende nieuwbouw, die goed is ingepast in de omgeving, mogelijk.
  • versterking van de economische en sociale vitaliteit van het buitengebied door, onder voorwaarden, niet aan het buitengebied gebonden functies toe te staan als nieuwe economische dragers en, onder voorwaarden, ruimte te bieden voor uitbreiding van deze functies.
  • aansluiting van het beleid voor functieverandering bij de specifieke kenmerken en behoeften in de regio.

Daarnaast nemen de gemeenten nog de volgende criteria mee bij de beoordeling van mogelijkheden voor functieverandering:

  • functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied;
  • de functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak;
  • met functieverandering van vrijkomende gebouwen in het buitengebied wordt bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
  • functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling;
  • overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen;
  • de functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap, bijvoorbeeld door de aanleg (en zo nodig bestemmen) van natuur- en landschapselementen. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij bestaande plannen voor natuur en landschap, zoals het reconstructieplan en landschapsontwikkelingsplannen. De initiatiefnemer moet daartoe een erfinrichtingsplan overleggen.
  • de functieverandering moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke en economische vitaliteit, door middel van sloop van bebouwing, al dan niet in combinatie met verbetering van publieke functies, zoals natuurontwikkeling, bijdragen aan recreatieve routes of waterberging en dergelijke, op plaatsen waar dit wenselijk is.
  • in geval van sloop van bestaande legale bebouwing, geldt als peildatum voor het aanwezig zijn van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen: 2 jaar voor de datum dat de aanvraag voor functieveranderingen wordt ingediend. Voor deze methode met verschuivende datum is enerzijds gekozen om daarmee te voorkomen dat nieuwe bedrijfsbebouwing wordt gebouwd, met als doel deze in te zetten voor het bereiken van sloopnormen in het kader van functieverandering. Anderzijds wordt het mogelijk gemaakt dat ook relatief jonge gebouwen kunnen worden ingezet voor functieverandering, wat in de huidige economische tijd met snelle veranderingen zal gaan worden gevraagd.
  • opslag van goederen buiten gebouwen wordt niet toegestaan.
  • detailhandel wordt niet toegestaan, tenzij het detailhandel in ter plaatse of in de regio geproduceerde producten betreft.
  • de functieverandering mag niet leiden tot milieuhinder voor de omgeving.
  • in geval van vrijgekomen gebouwen van een stoppend agrarisch bedrijf, dient de milieuvergunning te zijn ingetrokken.
  • indien sprake is van vervangende nieuwbouw en verbouw, zal de gemeentelijke Welstandsnota als toetsingskader gelden.
  • de nevenactiviteit mag geen beperking opleveren voor omliggende agrarische bedrijven.

De nota geeft een beleidsinvulling voor de volgende typen functieverandering:

  • functieverandering naar wonen;
  • functieverandering naar (niet-agrarische) bedrijven, maatschappelijke en recreatieve functies;
  • nevenfuncties op bestaande agrarische bedrijven;
  • uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven.

De gemeente Nijkerk heeft als beleid, dat nieuwvestiging van niet agrarische bedrijven niet wordt toegestaan in dit plangebied. Daarnaast is uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven ook niet aan de orde, omdat deze in dit plangebied in de bebouwde kom van de twee kernen liggen en niet in het buitengebied.

In dit bestemmingsplan zijn de functieverandering naar wonen en nevenfuncties op bestaande agrarische bedrijven doorvertaald in de flexibiliteitsbepalingen.

Voor medewerking aan meer bijzondere situaties zal een bestemmingsplanherziening noodzakelijk zijn.

2.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030

De nieuwe structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de binnenstad is een aparte visie gemaakt.

In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.

In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:

  • 1. Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
  • 2. Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
  • 3. Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.

In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:

  • 1. Drie kernen met eigen cultuur en samenleving
  • 2. Landbouw en Landschap gaan samen
  • 3. Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen
  • 4. Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.

Bijzondere opgaven in de structuurvisie zijn er voor:

  • Poorten, de toegangsgebieden naar Nijkerk.
  • Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp)
  • Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.

Nijkerkerveen in de structuurvisie

Nijkerkerveen wordt gekenmerkt door een hechte dorpse gemeenschap.

Ten aanzien van Wonen en voorzieningen wprdt kleinschaligheid en de dorpse identiteit als de kracht, maar ook de valkuil gezien. De voorzieningen zijn zeer belangrijk voor de leefbaarheid van Nijkerkerveen, maar om de kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen te behouden en te versterken is een beperkte toevoeging van woningbouw noodzakelijk. Deze woningbouwopgave moet wel uitgaan van de bestaande dorpse kwaliteiten en identiteit en hier in het aanbod rekening mee houden.

Voor de locale economie is het ook van belang om het aanwezige ondernemerschap en de bedrijvigheid te faciliteren. Dit is ook kenmerkend voor de dynamiek in het dorp en draagt, naast werkgelegenheid, ook bij aan gemeenschapszin en de ondersteuning van de voorzieningen in het dorp. Voor de bedrijvigheid geldt wel dat dit kleinschalig is en inpasbaar in het dorp en haar omgeving.

Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met de Structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0002.png"

Welstandsnota - De karakteristiek van Nijkerk (2013)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.

De kern Nijkerkerveen valt onder het reguliere regime. Bij een regulier welstandsregime wordt het gebouw niet alleen in haar omgeving maar ook als zelfstandig object getoetst, de architectonische benadering. Holkerveen valt onder het buitengebied, hier geldt een beperkt welstandsregime: het gebouw of object wordt getoets in relatie tot haar omgeving, de stedenbouwkundige benadering .

Woonvisie 2005+

De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 15 december 2005 de Integrale Ontwikkelingsvisie 2015-2030 voor Nijkerk vastgesteld. Daarmee is richting gegeven aan de wijze waarop Nijkerk in de komende decennia zal worden uitgebouwd. Een belangrijk thema daarin is de relatie tussen wonen, welzijn en zorg. De gemeente Nijkerk heeft dit thema nader uitgewerkt in de woonvisie. In de woonvisie geeft de gemeente Nijkerk aan welke ambities zij voor de komende jaren heeft.

Deze ambities zijn:

  • vervullen van een regionale opvangfunctie, met behoud van kwaliteit;
  • vergroten van keuzemogelijkheden;
  • werken aan evenwichtige opbouw van de bevolking;
  • bouwen voor alle doelgroepen, in het bijzonder voor jongeren en senioren;
  • gemeente is regisseur.

De gemeente wil het mogelijk maken dat alle bevolkingsgroepen in Nijkerk kunnen (blijven) wonen. Dit betekent dat er een divers woningaanbod moet worden gerealiseerd en dat de voorzieningen in de woonwijken van goede kwaliteit moeten zijn. Het is de bedoeling dat het mogelijk wordt voor alle leeftijden en huishoudenssamenstellingen om in de verschillende wijken en kernen, zolang mogelijk in de eigen woning en woonomgeving te kunnen blijven wonen. Bij de bouw van woningen moet dan ook direct de inrichting van de wijk worden betrokken. Om hiertoe te komen moet heeft de gemeente Nijkerk dit uitgewerkt naar concrete maatregelen.

Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de concrete maatregelen en hetgeen in de Woonvisie is vermeld.

Beleidsnota cultuurhistorie

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.

Notitie niet woonactiviteiten aan huis

Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

De visie betreft met name het gebied rondom de kernen en is dus met name bij nieuwe ontwikkelingen van belang.

Nijkerkerveen en Holkerveen liggen in het laagveenontginningslandschap/ slagenlandschap. Hiervoor is de volgende strategie benoemd: 'Ontwikkelen beplantingsstructuur, behouden gave delen en ontwikkelen van een landschappelijk raamwerk als onderlegger voor stedelijke ontwikkeling'.

Het gebied is door de gemeente aangewezen als zoekgebied waar pleksgewijs nog gebouwd mag worden. Voor het bouwen in het buitengebied rond Nijkerkerveen is met name het karakteristieke houtwallenlandschap van waarde.

Handboek Groenbeleid

In januari 2003 is het Handboek Groenbeleid opgesteld. Het Handboek Groenbeleid verwoordt de visie voor het openbare groen binnen de kemen van de gemeente Nijkerk voor de lange termijn. Het handboek vormt een belangrijk toetsingskader en bestuurlijk beleidsstuk en is opgebouwd uit verschillende modules of bouwstenen. Elke bouwsteen vormt een afgeronde eenheid, samen vormen ze een "muur", een drager voor hel toetsen van plannen en ontwikkelingen. De samenhang tussen de bouwstenen maakt de muur sterk.

Hoofdgroenstructuur Nijkerkerveen/ Holkerveen

Nijkerkerveen en Holkerveen zijn kleine kernen met een dorpse sfeer. Door de latere inbreidingen tussen de ontginningsassen is er weinig relatie meer met de oorspronkelijke structuur en met het buitengebied. Binnen de kommen is weinig groen aanwezig. Belangrijkste lijnelement vormt in beide kernen de hoofdweg. Deze wordt niet ondersteund door openbare beplanting. Vlakelementen zijn het sportpark en de begraafplaats van Nijkerkerveen.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van een groenstructuur zijn: het handhaven en herstellen van oude houtsingels in de kern, het versterken van de oriëntatie binnen de kernen door groene accenten ("knopen") lands de hoofdwegen. Daarnaast dient de uitstraling van het dorpsplein in Nijkerkerveen vergroot te worden. Voor beide kernen is het behoud van de eigen identiteit, bij het steeds verder oprukken van de bebouwing van Nijkerk, van belang.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gewenste structuur en ontwikkelingsrichting van beide kernen.

Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (2011)

Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.

Nijkerk heeft de ambitie om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving, waarbij de drie kernen ook de

komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven. Om deze ambitie waar te maken zijn voor verschillende modaliteiten doelstellingen en ambities geformuleerd, welke weer in concrete opgaven zijn vertaald. Het voorliggende bestemmingsplan is een vertaling van de actuele situatie en doet geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.

Verkeersvisie Nijkerkerveen: Nijkerkerveen groeit verkeersveilig door

Tussen 2010 en 2025 worden rondom Nijkerkerveen circa 600 woningen gerealiseerd (deze nieuwbouw valt buiten voorliggend bestemmingsplan). Bij de uitbreiding wordt niet ingezet op één grote uitbreidingslocatie, maar op de gefaseerde ontwikkeling en afronding van het bestaande dorp. Ten behoeve van

de ontwikkeling van Nijkerkerveen is de Verkeersvisie Nijkerkerveen opgesteld. Deze visie geeft een overzicht van de huidige verkeersituatie, de noodzakelijke uitbreiding van de verkeerstructuur als gevolg van de nieuwbouw van woningen en van de aanpassingen van bestaande infrastructuur. Voor het ontsluiten van de nieuwe verblijfsgebieden (woonbuurten) is een systeem gekozen waardoor het bestaande verkeergebied (infrastructuur) zo min mogelijk wordt belast. De ontsluiting van de nieuwe woonbuurten wordt namelijk zo veel mogelijk aan de randen van Nijkerkerveen aangetakt.

Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

Waterplan (2006)

Het Waterplan bestaat uit twee delen.

  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.

Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken. De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte.
  • Voort met afkoppelen.
  • Aanpak grondwaterproblematiek.
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie.
  • Bevorderen gebruik en beleving van water.
  • Water en vuur.

In het plangebied is weinig open water aanwezig. Het oppervlaktewater in het noordoosten van Nijkerkerveen voert af op de Brede Beek en het zuidwestelijke

deel op de Laak. Met de bouw van de wijk Vathorst in de gemeente

Amersfoort en de mogelijk toekomstige uitbreiding in Nijkerkerveen, zal de afvoer van water via de Laak alleen maar toenemen. Bij de uitwerking van uitbreidingsplannen rond Nijkerkerveen is het van groot belang dat in deze nieuwe wijken voldoende open water wordt gerealiseerd om wateroverlast te voorkomen.

Nota bodembeheer regio De Vallei (2012)

Met de gemeenten in de regio De Vallei (Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen) is nieuwe bodembeleid opgesteld in de vorm van Nota Bodembeheer regio De Vallei. Doelstelling van deze nota is Duurzaam bodembeleid, waarbij grondverzet op een milieuhygiënisch verantwoorde en kostenefficiënte wijze mogelijk is. Hierbij geldt als nevendoel dat vrijkomende grond zoveel als mogelijk hergebruikt wordt. De nota geeft voorts specifiek aan op welke wijze invulling wordt gegeven aan de kaders/regels vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Door die invulling wordt de gegeven ruimte benut voor praktische toepassing zoals vrijstelling bodemonderzoek en nuttig hergebruik (licht-)verontreinigde grond.

Bodemkwaliteitskaart regio De Vallei (2011)

Doel van de bodemkwaliteitskaart is het vaststellen van de algehele bodemkwaliteit van het Beheersgebied (de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen), zodat op basis van de bodemkwaliteitskaart het grondverzet plaats kan vinden binnen de regels en richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit. Er is een ontgravingskaart en een toepassingenkaart. De ontgravingskaart geeft de bodemkwaliteit in klassen weer op het moment dat de grond ontgraven wordt. De toepassingenkaart, samengesteld uit de bodemfunctie en de ontvangende bodemkwaliteit, geeft de toepassingseis weer bij het toepassen van grond of bagger. Voor de bovengrond geldt een dubbele toetsing waarbij de strengste eis van de bodemfunctiekaart en de ontvangende bodemkwaliteit de toepassingseis in de toepassingenkaart bepaalt. Onderstaand een deel van de toepassingenkaart. De kaart voor de ondergrond en de bovengrond vertonen geen verschillen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0004.png"

Beleidsregel Detailhandel op bedrijventerreinen

Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties echter vrijwel nooit toe. Echter er zijn verschillende vormen van detailhandel die niet passen binnen de bestaande winkelstructuur en die juist op bedrijventerreinen thuishoren.

Om meer duidelijkheid te geven over wanneer de gemeente wel of geen medewerking verleend aan detailhandel op bedrijventerreinen is de beleidsregel "Detailhandel op bedrijventerreinen" opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende vormen van detailhandel:

  • detailhandel in volumineuze goederen ;
  • grootschalige detailhandel;
  • internetdetailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel.

Naast algemene uitgangspunten zijn er voor bovengenoemde vormen van detailhandel ook specifieke uitgangspunten geformuleerd, die vertaald zijn in dit bestemmingsplan.

Detailhandelsbeleid 2013+

Het detailhandelsbeleid zoals opgenomen in deze nota vormt een uitwerking van de ontwikkelingsrichting voor detailhandel, zoals verwoord in de Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelakken 2030 en de Binnenstadsvisie Nijkerk. De gemeente zet in op verscherping van bestaand beleid. Het antwoord op de verwachte overbodigheid van winkeloppervlak bestaat uit het terugdringen en concentreren van verspreide bewinkeling, versterking van de kernwinkelgebieden en clustering van GDV/ PDV op bedrijventerreinen. Nijkerk kiest voor een defensief kaderstellende rol voor wat betreft verspreide bewinkeling buiten de concentratiegebieden. Dit betekent dus consolideren en afbouwen. Uitbreiding en vestiging van nieuwe detailhandel is hier niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerkerveen en Holkerveen

3.1 Geschiedenis

Nijkerkerveen is een kern in de gemeente Nijkerk. Het ligt tussen Nijkerk en Hoevelaken. Over het ontstaan van het dorp is weinig tot niets bekend. Wat wel bekend is dat het dorp is ontstaan rondom veenontginningen. Elk veengebied in Nederland is arm geweest. Het dorp Nijkerkerveen is hierop geen uitzondering. Nijkerkerveen ontstaat rondom een Christelijke school gelegen aan de driesprong bij de Schoolstraat. Het dorp was lange tijd afhankelijk van Nijkerk. Er komt een einde aan de armoede als er op particulier initiatief wordt gebouwd voor de minder draagkrachtigen. Het zogeheten Rode Dorp wordt voor dagloners aangelegd. Het Rode Dorp ligt in de buurtschap Holkerveen aan de westkant van wat nu de Amersfoortseweg is. Deze buurt wordt echter wel vaak tot Nijkerkerveen gerekend.

3.2 Bestaande situatie

Nijkerkerveen is een kern in de gemeente Nijkerk en ligt tussen Nijkerk en Hoevelaken. In de 19e eeuw is het natste gebied, het Nijkerkerveen, ontgonnen; akkerbouw en veeteelt waren de belangrijkste economische pijlers. Nijkerkerveen is ontstaan rondom een Christelijke school gelegen aan de driesprong bij de Schoolstraat. Het dorp was lange tijd afhankelijk van Nijkerk.

In het huidige Nijkerkerveen is nog enkele oude bebouwing te vinden aan de Nieuwe Kerkstraat, waaronder het kerkgebouw. Daarnaast staat aan de uitlopers naar het buitengebied oudere bebouwing (Nieuwe Kerkstraat, van Dijkhuizenstraat, Schoolstraat, Jacob de Boerweg). In de kern van Nijkerkerveen heeft veel inbreiding plaatsgevonden. Ten noorden van en in het gebied rondom de Van Noortstraat heeft dit vooral plaatsgehad in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Aan de zuidkant van Nijkerkerveen is in de jaren negentig van de vorige eeuw een woonwijk tot stand gekomen. In de kern bevinden zich naast woonbebouwing enige winkels, een dorpshuis, twee basisscholen, drie kerken, en een omvangrijk sportcomplex met horecagelegenheid. Aan de noordoostzijde van de kern is een concentratie van bedrijven. Er zijn uitbreidingsplannen rondom Nijkerkerveen. Echter deze uitbreidingsgebieden maken geen deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Holkerveen is een kleine kern zuidelijk van Nijkerk en aan de westzijde van Nijkerkerveen. Met uitzondering van enige bedrijvigheid aan de noordoostzijde van het dorp is Holkerveen een kern waar wordt gewoond.

3.3 Planbeschrijving

Het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan is de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan verwerkt voor zover het bestaand beleid betreft. Daarnaast wordt het beleid dat in de afgelopen periode is ontwikkeld opgenomen. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande toestand op het moment van de eerste tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de bestaande functies zoveel mogelijk worden gerespecteerd in passende bestemmingen. De bestaande hoofdvormen en plaatsing van hoofdgebouwen zijn zoveel mogelijk vastgelegd in bouwvlakken. Dit leidt tot een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan.

Navolgend is ter verduidelijking van gemaakte keuzes voor een aantal bestemmingen de wijze van bestemmen nader uitgelegd.

Agrarisch

De binnen het plangebied aanwezige agrarische gronden zijn als zodanig bestemd. Aangezien de bedrijfswoning op perceel Laakweg 48TY is vervangen door een nieuwe woning, gesitueerd vóór het agrarisch bouwperceel, direct aan de Laakweg wordt de bedrijfswoning op Laakweg 48TY wegbestemd. Op een viertal agrarische percelen is een wijzigingsbevoegdheid gelegd, waarbij de mogelijkheid bestaat de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin', met inachtneming van de in artikel 3.6 genoemde bepalingen.

Bedrijf

De binnen het plangebied gelegen bedrijven niet gelegen op een bedrijventerrein zijn positief bestemd. Hierbij wordt uitgegaan van de vestiging van bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. De bedrijven die in een hogere milieucategorie zijn ingedeeld zijn specifiek aangeduid.

Bedrijf - Loonbedrijf, Bedrijf - Opslag

Specifieke bedrijven zijn specifiek bestemd met een heldere regeling van de mogelijkheden op de locatie.

Bedrijventerrein

Aan de noordoostzijde van Nijkerkerveen ligt aan de Talmastraat in Nijkerkerveen een niet gezoneerd, kleinschalig bedrijventerrein in de directe nabijheid van woningen in de kern Nijkerkerveen. In het oude (overigens momenteel nog geldende) bestemmingsplan voor de Talmastraat en omgeving is voor een deel van het bedrijventerrein maximaal toegestaan bedrijven tot en met categorie II en voor een deel bedrijven tot en met categorie III. Deze systematiek is in dit nieuwe bestemmingsplan voortgezet. Ook in dit bestemmingsplan is op een deel van het bedrijventerrein maximaal categorie 2 toegestaan en op een deel maximaal milieucategorie 3.1.

Hierbij is gekeken naar enerzijds het karakter, aard en schaal van het bedrijventerrein en de ligging nabij de woonbebouwing en anderzijds de mogelijkheden van bedrijfsvestiging volgens de bedrijvenlijst uit het vigerende bestemmingsplan.

Karakter, aard en schaal van het terrein en ligging in de omgeving

Het bedrijventerrein betreft een niet gezoneerd, kleinschalig bedrijventerrein in de directe nabijheid van woningen in de kern Nijkerkerveen. De aard en schaal van dit bedrijventerrein is anders in soort bedrijven en grootte van kavels en gebouwen dan bijvoorbeeld het bedrijventerrein Arkervaart in Nijkerk. Bovendien wordt het terrein omgeven door woningen. Daarom is het niet te rechtvaardigen dat bij recht bedrijven met een milieucategorie hoger dan 3.1 worden toegestaan. Alleen indien de milieubelasting van een bedrijf (ongeacht de categorie) overeenkomt met de belasting van een bedrijf als milieucategorie 3.1, kan een bedrijf van `van een hogere milieucategorie worden toegestaan. Dit is als zodanig in dit bestemmingsplan geregeld.

Soort bedrijven

Het grootste deel van de bedrijven dat volgens categorie III (oud) in het vigerend bestemmingsplan mogelijk was is volgens de nieuwe milieucategorie-indeling nog steeds mogelijk binnen categorie 3.1. Bovendien worden bij afwijking eveneens bedrijven met een hogere categorie en dezelfde milieubelasting toegestaan.

De nieuwe Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat daarnaast ook nieuwe bedrijven die nu in categorie 3.1 vallen. Detailhandel was in het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. In voorliggend plan wordt bepaalde soorten detailhandel mogelijk gemaakt overeenkomstig de beleidsregel 'detailhandel op bedrijventerreinen', zoals in 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.

De vestiging van zelfstandige kantoren is op dit bedrijventerrein ook mogelijk. In de andere twee kernen van de gemeente (Nijkerk en Hoevelaken) zijn zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen niet bij recht toegestaan. In die kernen zijn buiten de bedrijventerreinen voldoende mogelijkheden om kantoren te situeren. In Nijkerkerveen is dit echter niet of slechts beperkt het geval, vandaar dat het bedrijventerrein aan de Talmastraat en de Van Dijkhuizenstraat beschouwd wordt als een gemengd bedrijventerrein waar ook zelfstandige kantoren zijn toegestaan.

Het kleinschalige karakter en de soort bedrijvigheid sluit aan bij de dorpse identiteit van Nijkerkerveen zoals beschreven in de Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 (zie paragraaf 2.5).

Wonen

Bestaande woningen zijn gedetailleerd bestemd. Het combineren van wonen en werken door een gedeelte van de woning als werkruimte te gebruiken is mogelijk (in het kader het beleid van 'niet-woonactiviteiten aan huis'). Het uitgangspunt daarbij is wel dat wonen de hoofdfunctie blijft.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksobject wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatsen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige functies". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

4.1 200 meter

4.2 300 meter

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en -functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Bestaande functies in het plangebied

Het plangebied bestaat uit de kern Nijkerkerveen en buurtschap Holkerveen.

Binnen dit plangebied komen naast de woonfunctie ook andere functies voor zoals onder andere bedrijven, detailhandel, kantoor, scholen en kerken. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie. Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

In de kern van Nijkerkerveen liggen enkele bedrijven. De maximaal toegestane milieucategorie is 2. Aan de noordoostzijde van Nijkerkerveen is een klein bedrijventerrein aanwezig. De maximaal toegestane milieucategorie is deels milieucategorie 2 en deels milieucategorie 3.1.

In Holkerveen ligt noordelijk van de Domstraat enige bedrijvigheid. De maximale toegestane milieucategorie is 2. Aan de oostzijde ligt een grootschalige horecalocatie, deze wordt gezien als een categorie 2 inrichting. De afstand tot de woningen is voldoende.

In zowel Nijkerkerveen als in Holkerveen zijn bedrijven aanwezig waarvan de zwaarte volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" of op basis van de gewenste ruimtelijke indeling van het gebied meer is dan planologisch gewenst. Daar waar sprake is van een te zware milieucategorie tot woningbouw is nader onderzocht of de aanwezige afstand tot woningbouw voldoende is of niet. Dit betreft de volgende bedrijven:

  • Holkerveen:
    • 1. Rubber Compouding Holland B.V. Koolhaaspark 15
    • 2. Aannemersbedrijf Woudenberg perceel gelegen achter Domstraat 33
  • Nijkerkerveen:
    • 1. Poeliersbedrijf van de Beek Talmastraat 10
    • 2. Van de Bor Natuursteen Nieuwe Kerkstraat 56/56a
    • 3. 't Nijkerks Kippeboertje, Van Dijkhuizenstraat 58

Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid op de verbeelding en hiermee ook bij recht toegestaan. Onderstaand een specifieke beschrijving van deze bedrijven en de specifieke beoordeling van deze bedrijven waardoor verantwoord wordt geacht dat zij ter plaatse zijn gevestigd.

Rubber Compouding Holland B.V. Koolhaaspark 15, Holkerveen

Alle aspecten uit de VNG reeks Bedrijven en Milieuzonering 2009, geur, stof, geluid en gevaar (zie sbi code-2008 2219) zijn meegewogen in deze beoordeling. De grootst mogelijke afstand voor dergelijke inrichting bedraagt 100 meter voor wat betreft geluid. Bij de aanvraag van dit bedrijf is een akoestisch rapport gevoegd waaruit bleek dat na het treffen van voorzieningen kon worden voldaan aan de gestelde geluidsnormen. Bij het produceren en verwerken van rubberproducten zijn de onderdelen stof, geur, geluid en trillingen bepalend. Gezien de geringe concentraties van stof en geur is nabehandeling niet nodig en kan voldaan worden aan de stof en geur emissie normen. Voor het onderdeel geur heeft het bedrijf gezorgd voor een deugdelijk afzuigsysteem. Voor het onderdeel trillingen zijn rubberen dempers onder de productiemachines geplaatst om de overlast op de omgeving tot een minimum te beperken. Het bedrijf kan voldoen aan de opgenomen voorschriften en de van toepassingzijnde algemene regels. Overlast van het bedrijf op de omgeving is niet te verwachten, omdat op een kleinschalige manier kunststof/rubber halffabricaten worden gefabriceerd.

Aannemersbedrijf Woudenberg perceel gelegen achter Domstraat 33, Holkerveen

De grootst mogelijke afstand voor een aannemersbedrijf bedraagt 50 meter (geluid), Alle aspecten uit de VNG reeks Bedrijven en Milieuzonering 2009, geur, stof, geluid en gevaar (zie sbi code-2008 41,42,43/2) zijn meegewogen in deze beoordeling. De grootst mogelijke afstand voor een aannemersbedrijf bedraagt 50 meter (geluid), hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 3.1. Het onderdeel geluid is in deze bepalend. De vervoersbewegingen van vrachtwagens en bestelwagens vinden vooral in de dagperiode plaats. Het laden en lossen van voertuigen mag overeenkomstig het akoestische rapport uitsluitend inpandig plaats vinden. Voor de overige onderdelen geur, stof en gevaar zijn er gezien het kleinschalig karakter geen problemen te verwachten.

Poeliersbedrijf van de Beek Talmastraat 10, Nijkerkerveen

Alle aspecten uit de VNG reeks Bedrijven en Milieuzonering 2009, geur, stof, geluid en gevaar (zie sbi code-2008 4632, 4633) zijn meegewogen in deze beoordeling. De grootst mogelijke afstand voor een Poeliersbedrijf bedraagt 50 meter (gevaar), hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 3.1. Het bepalende zoneringenaspect heeft betrekking op het onderdeel gevaar. Een veilige afstandmarge dient in acht te worden genomen als sprake is van het verdoven van pluimvee met daarvoor bestemde gassen. Aan de Talmastraat 10 worden alleen kippenborsten verwerkt tot kipfilet. Het onderdeel gevaar speelt hier dus niet. Voor de overige onderdelen geur, geluid en stof zijn er gezien het kleinschalig karakter van het bedrijf geen problemen te verwachten. Er vinden geen milieubelastende activiteiten plaats.

Van de Bor Natuursteen Nieuwe Kerkstraat 56/56a, Nijkerkerveen

Alle aspecten uit de VNG reeks Bedrijven en Milieuzonering 2009, geur, stof, geluid en gevaar (zie sbi code-2008 237/2) zijn meegewogen in deze beoordeling. De grootst mogelijke afstand voor een bouwbedrijf bedraagt 50 meter (geluid), hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 3.1. Het onderdeel geluid is in deze de bepalende factor. Echter het gaat hier om een kleinschalig ambachtelijk bedrijf waar natuursteen wordt verwerkt tot een bepaald product. De machines die hiervoor nodig zijn betreffen een schuur- en zaagmachine. Deze zijn geplaatst in de benodigde werkplaats. Door de ligging van de werkplaats ondervindt de omgeving minimale geluidsoverlast. De overige aspecten geur, stof en gevaar spelen bij dit bedrijf een ondergeschikte rol, omdat de werkzaamheden inpandig plaatsvindt, ondervindt de omgeving ondervindt nagenoeg geen overlast.

Het Nijkerkse Kippeboertje, Van Dijkhuizenstraat 58, Nijkerkerveen

Alle aspecten uit de VNG reeks Bedrijven en Milieuzonering 2009, geur, stof, geluid en gevaar (zie sbi code-2008 4632, 4633) zijn meegewogen in deze beoordeling. De grootst mogelijke afstand voor een Poeliersbedrijf bedraagt 50 meter (gevaar), hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 3.1. Het bepalende zoneringenaspect heeft betrekking op het onderdeel gevaar. Een veilige afstandmarge dient in acht te worden genomen als sprake is van het verdoven van pluimvee met daarvoor bestemde gassen. Aan de Talmastraat 10 worden alleen kippenborsten verwerkt tot kipfilet. Het onderdeel gevaar speelt hier dus niet. Voor de overige onderdelen geur, geluid en stof zijn er gezien het kleinschalig karakter van het bedrijf geen problemen te verwachten. Er vinden geen milieubelastende activiteiten plaats.

Conclusie

Gezien de karakters van bovengenoemde bedrijven kan gesteld worden dat deze vergelijkbaar zijn met categorie 2 gerelateerde bedrijven en daarom zijn deze dan ook goed inpasbaar in het nieuwe bestemmingsplan Nijkerkerveen Holkerveen. Aan de gestelde normen en voorschiften uit het activiteitenbesluit kan dus voldaan worden.

Niet woon-activiteiten aan huis

Voor niet woonactiviteiten aan huis heeft de gemeente Nijkerk de Notitie niet woonactiviteiten aan huis opgesteld (zie paragraaf 2.5).

4.2.1 Geurhinder

Bedrijven moeten zich aan geurnormen houden. Voor industriële bedrijven gelden andere normen dan voor agrarische bedrijven.

Industriële geur

Industriële bedrijven moeten voor het aspect geur voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Nijkerk heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Nijkerk vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner.

 

Verder heeft de Provincie Gelderland specifiek voor de plaatsing van industriële bedrijven binnen de ruimtelijke ordening een interne werkwijze opgesteld "Industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland - interne werkwijze", 13 september 2007. Dit interne beleidsstuk is gemaakt om toekomstige knelpunten op geurgebied te voorkomen. Onderhavig plan betreft echter met name een actualisatie van reeds bestaande diverse plannen en hier is niet de provincie maar de gemeente het bevoegd gezag. Er wordt derhalve alleen individueel getoetst aan de Ner in het vergunningenspoor.

 

Agrarische geur

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting.  

Voor het opstellen van de Geurverordening Nijkerk is destijds een bebouwde kom grens vastgesteld, deze geldt enkel voor de uitwerking van de geurverordening en hoeft niet overeen te komen met de bebouwde kom grens op basis van andere regelgeving. De kern Nijkerkerveen valt grotendeels binnen de bebouwde kom grens uit de Geurverordening. Hier geldt de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³ (Odeur Units). Holkerveen valt onder het buitengebied. Daar geldt een andere geurnorm, namelijk de wettelijke norm voor het buitengebied van 14 OU/m³. Voor de uitbreiding rondom Nijkerkerveen geldt een aangepaste geurnorm en afstandsnorm.

Er worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij gevoelige functies worden toegevoegd.

Voor de woningen die door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering zullen worden gerealiseerd geldt een vaste minimale maat van 50 meter ten opzichte van het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf. Deze minimale maat wordt met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid bij alle vier nog aanwezige agrarische bouwpercelen niet overschreden.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bg) hebben tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de wet dient bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar geluidbelastingen op de gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

Akoestisch onderzoek is alleen vereist indien er:

  • nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt,
  • er aanpassingen van bestaande (spoor)wegen binnen, of nabij, het plangebied plaatsvinden,
  • gezoneerde industrieterreinen binnen, of nabij, het plangebied worden gewijzigd,
  • en/of bedrijfscategorieën binnen, of nabij, het plangebied worden aangepast.

Een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting bij geluidgevoelige bestemmingen is in het kader van de Wgh en het Bg alleen vereist indien deze binnen de zone van een weg, spoorweg, industrieterrein zijn gelegen.

De Wet ruimtelijke ordening heeft tot doel de verschillende functies/bestemmingen dusdanig te situeren dat er optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare grond binnen Nederland. Naast de milieuaspecten “geur”, “stof” en “gevaar” is “geluid” belangrijk ruimtelijk aspect. In het kader van de (Wro) geldt onder de noemer van een “goede ruimtelijke ordening” een beoordelingsplicht van de geluidbelasting indien een nieuwe geluidgevoelige bestemming is geprojecteerd nabij een 30km/uur weg of in de directe nabijheid van bedrijven.

Gemeentelijk geluidbeleid

De beoordelingsplicht voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen langs 30km/uur wegen is bekrachtigd in het geluidbeleid van de gemeente Nijkerk. Daarnaast worden de slaapvertrekken van kinderdagverblijven als geluidgevoelige bestemming betiteld. Het is van belang dat de kinderen in een rustige en stille omgeving kunnen slapen.

4.3.2 Beoordeling geluidhinder binnen plangebied

Het plangebied “Holkerveen” is gelegen binnen de wettelijk zone van 300 meter gemeten vanuit buitenste spoorstaaf van de spoorverbinding Zwolle/Amersfoort. Voorts zijn er binnen en nabij aan het plangebied een aantal wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur en verschillende wegen met een 30km/uur regiem aanwezig. Er is geen sprake van industrie maar er zijn wel (agrarische) bedrijven aanwezig.

Het plangebied “Nijkerkerveen” is niet gelegen binnen de wettelijk zone van een spoorverbinding. Er zijn binnen en nabij aan het plangebied een aantal wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur en verschillende wegen met een 30 km/uur regiem aanwezig. Er is geen sprake van industrie maar er zijn wel (agrarische)bedrijven aanwezig.

Binnen de plangebieden zijn in het verleden geen hogere waarden vastgesteld.

Bij de actualisatie van de bestemmingsplannen Holkerveen en Nijkerkerveen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan die al mogelijk waren gemaakt in de onderliggende vigerende bestemmingsplannen. Daarom is nu geen nader akoestisch onderzoek nodig.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. Wél ligt binnen een afstand van circa 1,5 kilometer oostelijk van Nijkerkerveen een gebied horende tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0005.png"

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied zelf is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0006.png"

Aangezien het hier actualiserend plan betreft, is er geen sprake van (ruimtelijke) ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan op dit moment bij gelijkblijvende omstandigheden geen nader onderzoek plaats te vinden.

Soortbescherming

Op grond van internationale verplichtingen moet Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wet implementeren. Het gaat hierbij om behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn).

De bescherming is voor soortbescherming geregeld in de Flora en Faunawet (2002).De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van (voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van) beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

4.5 Nationaal landschap Arkemheen-Eemland

Binnen een straal van 3 kilometer ligt het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland

Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als Nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het Rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.

De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is nog nooit een ruilverkaveling uitgevoerd, waardoor de oorspronkelijke verkavelingsstructuur helemaal intact is gebleven, wat erg bijzonder genoemd kan worden.

 

In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.

Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Nog steeds zijn de Eemvallei en de polder Arkemheen bijzonder, want er komen speciale plantensoorten voor en het is ook een uitzonderlijk weidevogelgebied.

Een groot deel van de gronden in het Nationale landschap bestaat uit productieweiland.

Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld zwanebloem, valeriaan, kattestaart, hemelsleutel en pijlkruid. Ook de plantensoort zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als melkkruid, aardbeiklaver en zilte rus.

Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het Nationale Landschap worden waargenomen zijn tureluur, grutto, zomertaling, veldleeuwerik, gele kwikstaart, kievit kwartel. hermelijn, wezel en haas behoren tot de vaste gasten in het gebied.

Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.6 Archeologie en monumenten

4.6.1 Archeologie

In 2006 is de Monumentenwet (1988) gewijzigd en in 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat enkel kleinschalige ontwikkelingen toe die al volledig zijn uitgewerkt en door de gemeente Nijkerk zijn vastgesteld. In het kader van dit bestemmingsplan vinden geen activiteiten plaats waardoor de vermoede archeologische en cultuurhistorische waarden verstoord zouden kunnen worden. Indien er in de toekomst binnen het plangebied bouwplannen zijn, dient bij het opstellen van die plannen rekening te worden gehouden met de archeologische verwachtingswaarde van het beoogde projectgebied.

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (vastgesteld bij raadsbesluit van 17 februari 2011)

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0008.png"

Afbeelding - uitsnede Archeologische Beleidskaart Nijkerk

Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart liggen binnen het plangebied drie verschillende verwachtingswaarden. Op de afbeelding zijn de voorkomende verwachtingswaarden weergegeven. In deze gebieden kunnen archeologische sporen worden verwacht, maar deze zijn tot nu toe nog niet aangetoond. Bij bodemingrepen in dit gebied dient vooraf vastgesteld te worden of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn. In geval van de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze door planaanpassing in de bodem behouden te worden of door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd.

De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.

Doorwerking in bestemmingsplan

Op basis hiervan worden vijf verwachtingswaarden in dit bestemmingsplan geregeld, namelijk:

  • hoog (afgedekt) - specifieke vorm van waarde - 2;
  • middelmatig - specifieke vorm van waarde - 6;
  • laag - specifieke vorm van waarde - 8;

De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee die in de legenda van de archeologische beleidskaart staan beschreven. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.

4.6.2 Monumenten

Binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan is er één pand met de status van gemeentelijk monument in Holkerveen.

4.7 Water

Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Beschrijving watersysteem

Water speelt van oudsher een belangrijke rol in Nijkerk. De invloed van de toenmalige Zuiderzee op de stad Nijkerk is onmiskenbaar, al was het vroeger veelal een strijd tegen het water. Vanuit het Veluwemassief aan de andere kant, lopen eeuwenoude beken door het gebied richting Veluwemeer: sommige nog steeds herkenbaar, andere niet meer. Ooit gaf de zogenaamde 'kwade beek' veel overlast in de vorm van overstromingen.

Naast tegenslag heeft de ligging aan het water de stad Nijkerk ook veel voorspoed gebracht. Water siert de stad op vele plaatsen en de Arkervaart is belangrijk in verband met beroepsscheepvaart en de verbinding met het Veluwemeer.

De gemeente en Waterschap Vallei & Veluwe werken op het gebied van waterbeheer al geruime tijd samen. Van oudsher betrof de samenwerking vooral het waterbeheer in de polder. De laatste decennia werken gemeente en waterschap steeds meer samen aan het water in het stedelijk gebied en de afstemming tussen water en ruimtelijke ordening. Door klimaatveranderingen, stijging van de zeewaterspiegel en bodemdaling is er in de toekomst meer ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Bij alle nieuwe ontwikkelingen binnen Nijkerk speelt waterberging een nadrukkelijke rol, zo ook bij de ontwikkeling van de nieuwe woonwijken rondom Nijkerkerveen (buiten dit plangebied). Omdat het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan er in het kader van dit bestemmingsplan geen extra waterberging worden gerealiseerd. Hiervoor dient in het kader van een nieuwe ontwikkeling een apart bestemmingsplan te worden vervaardigd.

Watertoetsproces

De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei & Veluwe ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:

  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbijbehorende drainagevoorzieningen.

4.8 Bodem

Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten gemeenten zorgdragen voor een goede ruimtelijke ordening. Bij bestemmingswijzigingen moet in de toelichting van het bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan worden vermeld. Voor deze beoordeling is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de kosten die een eventueel gemaakt moeten worden om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Deze beoordeling is alleen noodzakelijk als het toekomstig gebruik op een locatie wijzigt en geldt dus niet bij plannen met een conserverend karakter. Voorliggend bestemmingsplan betreft een grotendeels consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan. Volgens het overzicht ernstige bodemverontreiniging van de provincie Gelderland komen er in het plangebied geen ernstige gevallen van bodemverontreiniging voor.

Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning aan de orde komen. De bodemkwaliteitskaart (zie paragraaf 2.5) geeft inzicht in de te verwachten bodemkwaliteit op een locatie die niet verdacht is van bodemverontreiniging. Als uit een historisch onderzoek (NEN 5725) blijkt dat er geen aanleiding is om bodemverontreiniging te verwachten op de locatie, dan kan de bodemkwaliteitskaart fungeren als bewijsmiddel.

4.9 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, is nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Algemeen

Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld eind 2010 in de nota Externe Veiligheid. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten. De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen. Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden PR 10-6 (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico (GR) opzichte van de oriënterende waarde. Het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen. Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) en het Besluit transport externe veiligheid (Btev). Voor het beoordelen van de risico's van gasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.

4.10.2 Risico's in en rondom het plangebied

Inrichtingen

In het plangebied zelf is geen risicobedrijf aanwezig, die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt of onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO); er zijn dus ook geen 10-6 PR risico-contouren aanwezig, dus ook geen overschrijding hiervan. Dit zogenaamde plaatsgebonden risico geeft de zone aan waarbinnen zich geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen bevinden, zoals woningen, kinderdagverblijven etc.

Wegverkeer

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is binnen de gemeentelijke grenzen van Nijkerk geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Nijkerk is zodanig langs snelwegen en provinciale wegen gelegen dat een route gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk is. Voor het lokale transport van gevaarlijke stoffen dient de transporteur de bepalingen uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te allen tijde in acht te nemen. Binnen het plangebied zijn geen routes aanwezig ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Zodoende is er ook geen sprake van PR 10-6 risico contouren van het wegverkeer in het plangebied, laat staan van een overschrijding hiervan.

Railverkeer

Langs het plangebied Holkerveen loopt op circa 100 meter afstand de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. De grenswaarden van het PR10-6 plaatsgebonden risico worden hierdoor niet overschreden. Door het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor heeft dit qua externe veiligheid invloed op het plangebied, ofwel het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied. Aangezien het een actualiserend bestemmingsplan betreft, waarin geen grote toename van de bevolking is te verwachten, blijft de mogelijke toename van het groepsrisico onder de 10%. Deze spoorlijn hoeft dan niet verantwoord te worden qua groepsrisico.

De toekomstige uitbreiding van Nijkerkerveen worden uitgewerkt in separate bestemmingsplannen, te weten deelplan 1A, 1B en 2. Hierbij zal dan wel een verantwoording worden opgenomen in deze bestemmingsplannen.

Waterwegen

In het plangebied is geen vaarweg gelegen, dus qua PR en GR geen risico's.

Gasleidingen

Zowel langs het plangebied Holkerveen als Nijkerkerveen lopen diverse hoofdaardgastransportleidingen van de Gasunie. Op het kaartje hieronder, afkomstig van de site www. Risicokaart.nl, zijn de leidingen weergegeven als rode gestippelde lijnen. De leiding met type W-502-02-KR-004 loopt parallel aan de spoorlijn Zwolle-Amersfoort op circa 100 meter vanaf het plangebied Holkerveen. Holkerveen ligt binnen het invloedsgebied van de gasleiding en wordt daarom behandeld in de verantwoording groepsrisico, vanwege het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), die per 1 januari 2011 in werking is getreden.

Dit geldt ook voor de gasleiding met type A-510-KR-065 die het plangebied Nijkerkerveen aan de westzijde bijna raakt. Deze wordt ook vanwege de Bevb in de verantwoording groepsrisico meegenomen,

De overige gasleidingen (oa de W 502-02; N 570-39; A 510-01; W 520-01) rond de kernen Holkerveen en Nijkerkerveen liggen op minimaal 500 meter afstand en vallen buiten het invloedsgebied en hoeven daarom niet verantwoord te worden qua groepsrisico.

In de qra "Risicoberekeningen hoge druk aardgasleidingen Gemeente Nijkerk nav GR screening NV Nederlandse Gasunie" dd 27 november 2012 (zie Bijlage 4) zijn alle aardgasleidingen binnen de gemeente Nijkerk onderzocht qua PR 10-6 plaatsgebonden risico en het GR groepsrisico. Op pagina 9 staat een overzicht van de codes van alle onderzochte leidingen en daarin zijn ook bovenstaande leidingen rond Nijkerkerveen en Holkerveen opgenomen. Op pagina 15 van deze qra is bij de conclusies te lezen dat alleen de leiding A 510-01 een PR 10-6contour heeft; deze leiding bevindt zich echter buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Deze PR contouren zijn op de onderstaande afbeelding te zien als ovale zwart gestippelde contouren rond de bovenste horizontaal lopende gasleiding boven het plangebied. Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd, zoals woningen. Hierop wordt door de gemeente toegezien bij nieuwe bouwaanvragen, dat dit niet gaat gebeuren.

Tav jet groepsrisico concludeert de qra dat alle leidingen, op A 510-01 na, een oriënterende waarde van minder dan 0.1 hebben. Voor de A 510-01 is deze oriënterende waarde 0,498 en dat is nog ruim onder het maximum van 1,0. Dit betekent dat het groepsrisico verantwoord kan worden voor de gasleidingen binnen dit BP en er dus geen GR aandachtspunten zijn.

Tot slot wordt er, net als bij het railverkeer is benoemd, geen grote bevolkingstoename verwacht, aangezien het hierbij om een conserverend bestemmingsplan gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0039-0002_0009.png"

4.10.3 Verantwoording groepsrisico

Bij de beperkte verantwoording van het groepsrisico (GR) worden de volgende onderdelen behandeld:

A personendichtheid in de invloedsgebieden

B hoogte van het groepsrisico

C bestrijdbaarheid

D zelfredzaamheid

Ad A. Personendichtheid

In het Externe Veiligheid onderzoek hogedruk aardgasleiding Nijkerkerveen door Tauw van 9 november 2011 (zie Bijlage 3) is te lezen in bijlage 1 hoe de bevolkingsgegevens rond Nijkerkerveen zijn samengesteld. Dit onderzoek (qra) is uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van BP deelplan 2 Nijkerkerveen, een gepland woningbouwproject ten westen van het plangebied van dit BP, ofwel de huidige kern van Nijkerkerveen. Dit onderzoek is daarmee ook representatief en bruikbaar in het kader van de actualisatie van BP Nijkerkerveen en Holkerveen; dit in het kader van het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), die per 1 januari 2011 in werking is getreden, waarin staat dat een (nieuw) onderzoek qua externe veiligheid buisleidingen moet worden bijgevoegd, waarbij van de vernieuwde normen wordt uitgegaan.

Voor Holkerveen is dit ook onderzocht (zie qra "Risicoberekeningen hoge druk aardgasleidingen Gemeente Nijkerk nav GR screening NV Nederlandse Gasunie" dd 27 november 2012 (zie Bijlage 4). Gezien de grotere afstand tussen het plangebied enerzijds en de gasleiding anderzijds, is hier geen sprake van een overschrijding van de normen voor het groepsrisico. De personendichtheid in Holkerveen is per oppervlakte-eenheid vergelijkbaar met de kern Nijkerkerveen; echter qua inwoneraantal is Holkerveen aanzienlijk kleiner dan Nijkerkerveen, dus is ook het groepsrisico hier geen probleem.

Ad B Hoogte van het groepsrisico

In het onderzoek EV, zoals hierboven vermeld, blijkt de hoogte van het groepsrisico In het onderzoek EV, zoals hierboven vermeld, blijkt de hoogte van het groepsrisico onder de wettelijke norm van de oriëntatiewaarde van 1,0 te blijven rond Nijkerkerveen. Aangezien de afstand tussen gasleiding en het plangebied Nijkerkerveen slechts enkele meters is, terwijl wel aan de EV normen wordt voldaan, kan hieruit worden afgeleid dat dit zeker zal gelden voor het groepsrisico rond de aardgasleiding bij Holkerveen: deze afstand bedraagt immers ruim 100 meter. Dit betekent dat er qua externe veiligheid geen belemmeringen zijn op dit moment.

Ad C Bestrijdbaarheid
Algemene info over risicobronnen, maatgevend scenario en effectafstanden

Nabij de plangebieden liggen twee relevante 'risicobronnen' met gevaarlijke stoffen: de spoorlijn Amersfoort - Zwolle (westelijk van Holkerveen) en een 36 inch hogedruk aardgasleiding (westelijk van Nijkerkerveen en oostelijk van Holkerveen).

Op de risicobronnen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs, inclusief Basisnet spoor) van toepassing.

 

De risicobronnen kennen de volgende scenario's:

  • 1. Explosief (BLEVE) voor en het spoor Amersfoort – Zwolle (Veluwelijn). Het worstcase scenario voor het transport van gevaarlijke stoffen is de BLEVE van een ketelwagon met LPG. Als effectafstanden voor het spoor hanteren wij 190 en 410 meter voor respectievelijk de 100%- en 1%-letaalafstand. Het plangebied met de kern Holkerveen ligt daarmee grotendeels binnen de 1%-letaalafstand van de transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
  • 2. Plasbrand voor het spoor Amersfoort - Zwolle.
    Het realistisch scenario voor transport van gevaarlijke stoffen is een plasbrand als gevolg van een incident met een ketelwagon met benzine. Als effectafstanden voor de 100% en 1% letaalafstand hanteren wij 25 en 45 meter bij transport over het spoor. Het plangebied niet binnen de effectafstanden voor het spoor.
  • 3. Fakkelbrand voor de aardgastransportleiding. Voor de effectafstanden bij een fakkelbrand is aangesloten op de 'Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten' (BZK, 2006). De plangebieden liggen grotendeels binnen de effectafstand van de aardgastransportleiding (A-510-KR-065). Het westelijke deel van het bebouwd gebied in Nijkerkerveen ligt binnen de 1%-letaliteit contour (10 kW/m2 contour), maar het overgrote is landelijke gebied met verspreid een boerderij/woning. Van Nijkerkerveen, als ook Holkerveen, ligt een deel van het bebouwde gebied binnen de 1%-gewond contour (3 kW/m2 contour).
  • 4. Toxisch voor het spoor Amersfoort - Zwolle.
    Het scenario hiervoor is een lekkage van de tankwagen (fluorwaterstof, salpeterzuur) of een ketelwagon (o.a. ammoniak). Het is daarbij aannemelijk dat het hele plangebied komt te liggen binnen de effectafstanden van dit scenario.
     

Mogelijkheden rampenbestrijding/bestrijdbaarheid

De risicobronnen, omgeving en kernen Nijkerkerveen en Holkerveen zijn van twee De risicobronnen, omgeving en kernen Nijkerkerveen en Holkerveen zijn van twee zijden (of meer) bereikbaar en liggen deels binnen de zorgnorm, dat wil zeggen dat de brandweer binnen 8 minuten na de brandmelding ter plaatse moet zijn. Deze norm qua aanrijtijd wordt in de praktijk gehaald, aldus de lokale brandweer. Daarom is het huidige dorp Nijkerkerveen opgedeeld in drie gebieden. Globaal gezien rukt de brandweerpost Nijkerk uit naar de noordelijke rand, post Zwartebroek naar het centrum van Nijkerkerveen en post Hoevelaken naar de westelijke rand. Holkerveen is redelijk binnen de norm aan te rijden.

Een incident op het spoor of met de buisleiding is in principe bereikbaar. Sloten, struiken en bossages, als ook de begaanbaarheid / toegankelijkheid van enkele landwegen vormen mogelijk een belemmering.

Nabij de risicobronnen is bluswater aanwezig. Het verdient alleen de aanbeveling om nabij het transport van gevaarlijke stoffen (spoor, buisleiding), de bluswatercapaciteit te optimaliseren voor de bestrijdbaarheid van de maatgevende scenario's (bijvoorbeeld door het aanwezige oppervlaktewater daarvoor te optimaliseren). De kernen uit het bestemmingsplan kennen een netwerk met brandkranen. De beschikbare informatie voor Holkerveen roept de vraag op of de bluswatercapaciteit voldoende dekkend is. In overleg met brandweer Nijkerk is geconstateerd, dat hier op termijn extra ondergrondse brandkranen zeer wenselijk zijn. Dit zal door de brandweer verder worden uitgewerkt.

In het gebied is een waarschuwings- en alarmeringsysteem (de zogenaamde WAS-palen) aanwezig die alleen de kern van Nijkerkerveen dekt. Holkerveen is een buurtschap en valt daarom onder het buitengebied, waarvoor dekking niet vereist is. In overleg met brandweer Nijkerk is desgewenst te bepalen of, en waar, het wenselijk is, om toch sirenes bij te plaatsen voor de kern Holkerveen. Verder is naar verwachting eind 2012 het zogenaamde NL-Alert operationeel, waarmee mensen binnen een bepaald gebied gericht geïnformeerd kunnen worden door een bericht naar mobiele telefoons te sturen.

Tot slot is het belangrijk om, samen met de afdeling communicatie en de brandweer, actief naar de bewoners te communiceren over de risico's en de te nemen maatregelen (risicocommunicatie).

Bij een dreigende BLEVE van een ketelwagon geldt 360 m3/uur als optimale capaciteit voor een effectieve koeling. De kans op een BLEVE bij tankwagens met LPG is echter erg klein o.a. hier door de afwezigheid wissels. Dergelijke bluswatercapaciteit is gewenst om vier waterkanonnen voor koeling in te zetten.

Bij een toxisch scenario is het letsel afhankelijk van de concentratie toxische stoffen waaraan een persoon is blootgesteld en de tijdsduur daarvan. De zelfredzame strategie is dan ook gericht op reductie van de totale blootstelling. Binnen het plangebied is dat binnen blijven en schuilen, op grotere afstanden kan een evacuatie worden overwogen.

Het maatgevend scenario fakkelbrand voor aardgastransportleiding kan leiden tot een (zeer) snelle incidentontwikkeling met te verwachten grote schade aan omliggende bebouwing en secundaire branden en met een potentieel hoog aantal slachtoffers.

Een belangrijk aandachtspunt dat de brandweer de lekkage niet kan verhelpen, maar alleen de Gasunie. De inzet richt zich dan ook op de effectbestrijding.

Ad D Zelfredzaamheid

Over de (on)mogelijkheden voor de hulpverlening is het zo dat het scenario BLEVE onbeheersbaar is gelet op het verwachtte slachtoffer- en schadebeeld. Afhankelijk van de bezettingsgraad kunnen de mogelijkheden voor hulpverlening worden overstegen, mede omdat in de eerste uren na het incident er sprake is van schaarste aan beschikbare mensen en middelen voor de hulpverlening.

Een fakkelbrand leidt zeer waarschijnlijk niet tot het overstijgen van de mogelijkheden van de hulpverlening.

Ten aanzien van de zelfredzaamheid van de in de plangebieden aanwezige personen kan worden opgemerkt dat deze hoofdzakelijk zelfredzaam zullen zijn. Immers de kernen Nijkerkerveen en Holkerveen bestaan voor het merendeel uit woningen met daarin zelfstandig opererende personen. Voor de aanwezige scholen geldt dat het personeel goed geïnstrueerd moet zijn (risico communicatie) ten aanzien van wat zij moeten doen bij een mogelijke ramp: wat is vluchtroute etc.

4.11 M.e.r.-beoordeling

4.11.1 Algemeen

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

4.11.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaande woonwijk, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Bodem

De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.

Er zal dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.

Het plangebied is niet gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Dit invloedsgebied is hetzelfde als in het vigerende plan. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze spoorlijnzone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.

Al met al zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Milieuhinder

In paragraaf 4.2 wordt het volgende vermeld.

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

In het woongebied mogen alleen niet- woonactiviteiten aan huis plaatsvinden (categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder voorwaarden). Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

Al met al zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Luchtkwaliteit

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Ecologie

In paragraaf 4.4 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat er binnen een straal van 3 km zich geen Natura 2000-gebied bevindt. Wél ligt binnen een afstand van circa 1,5 kilometer oostelijk van Nijkerkerveen een gebied horende tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.

Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Landschap

In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaande woonwijk) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3 Algemene regels;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. gebruiksregels
  • d. afwijkingsmogelijkheden voor bouw- en gebruiksregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Ad c. Gebruiksregel

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Ad d. Afwijkingsmogelijkheid

De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch betreft verspreid liggende percelen veelal in het buitengebied rondom de kernen. Alleen binnen het bouwvlak is het toegestaan bouwwerken ten behoeve van de bestemming te bouwen. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen. Er is één bedrijfswoning toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan.

In het plan zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarbij de agrarische bestemming ter plaatse van een bouwvlak kan worden gewijzigd naar een woonbestemming en een tuinbestemming. Deze wijzigingsbevoegdheid kan worden gebruikt op de vier nog aanwezige agrarische bouwpercelen. Dit zijn: Vrouwenweg 39, Laakweg 32, Laakweg 40 en Laakweg 48 TY. De in artikel 3.6.1 onder b genoemde mogelijkheid is bedoeld voor situaties waarin geen extra woongebouw wordt gerealiseerd. De agrarische bestemming kan dan toch worden gewijzigd in een woon- en tuinbestemming.

In 3.6.1 onder c is een mogelijkheid opgenomen, waarbij extra woningen kunnen worden gebouwd.

Belangrijke voorwaarde bij de betreffende wijzigingsbevoegdheid is de sloopregeling. Wanneer er meer mogelijk wordt gemaakt dan het herbestemmen van de (dan voormalige) bedrijfswoning, dan wordt als eis gesteld dat alle overtollige bebouwing wordt gesloopt. Afhankelijk van de omvang van de nieuwe functie is de minimale sloopeis hoger of lager. Een voorbeeld: een agrarisch bedrijf stopt en wil op de kavel een vrijstaande woning terugbouwen. Er moet dan minimaal 1.000 m² bebouwing worden gesloopt. Het samenvoegen of salderen van sloopmeters van meerdere locaties is toegestaan om tot de vereiste oppervlakte te komen. Er moet dan wel gegarandeerd zijn dat er op de locaties waar de aanvullende sloopmeters gehaald worden niet opnieuw agrarische bebouwing kan worden opgericht. Andere voorwaarden zijn onder meer een verkleining van het bestemmingsvlak, een goede landschappelijke inpassing en er moet zijn aangetoond dat geen onaanvaardbare milieusituatie ontstaat. Wat betreft de vorm en inrichting van het erf (inclusief de positionering van de woningen en bijgebouwen) geldt dat ruimtelijke kwaliteit en de compactheid van het erf de uitgangspunten zijn. In principe ligt het nieuwe erf binnen de grenzen van het voormalige agrarische bouwvlak, maar op basis van de specifieke lokale situatie kan hiervan worden afgeweken wanneer wordt voldaan aan de genoemde principes en er geen milieutechnische knelpunten ontstaan.

Bedrijf

Deze bestemming is gegeven aan de bedrijven verspreid in de kern. Bij recht worden bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Uitgesloten zijn detailhandel, risicovolle inrichtingen als genoemd in het Bevi, vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en mer-plichtige inrichtingen. Bedrijven die nu aanwezig zijn, maar die niet passen binnen de toegestane categorieën van bedrijven, zijn op de kaart aangegeven met de aanduiding "bedrijf". De betreffende bedrijfsactiviteiten zijn daarmee positief bestemd en dus toegestaan in deze planregels.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat deze vanwege de milieuhygiënische randvoorwaarden de mogelijkheden voor bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Wel worden de rechten van de bestaande bedrijfswoningen gerespecteerd.

Verder is een afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik opgenomen voor het toestaan van de vestiging van bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten mits aan genoemde voorwaarden is voldaan. Bevi-inrichtingen, Wgh-inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn hoe dan ook niet toegestaan. Voor de afwijkingsmogelijkheden geldt een algemeen afwegingskader.

Voor wat betreft de maatvoeringen geldt, dat bestaande afwijkende maten mogen worden gehandhaafd. Bij vervangende nieuwbouw mag derhalve ook conform deze afwijkende maten worden gebouwd.

Bij de afwegingskaders voor afwijking wordt gesproken van 'geen onevenredige aantasting'. Per geval moet worden beoordeeld of hiervan sprake is; wel is het zo dat het al dan niet verlenen van omgevingsvergunning goed dient te worden gemotiveerd.

Bedrijf - Loonbedrijf

Voor het agrarisch loonbedrijf aan de Jacob de Boerweg 22-24 is een aparte bestemming opgenomen, waarbij de bestaande situatie is vastgelegd.

Bedrijventerrein

In Nijkerkerveen, nabij de Talmastraat, is een concentratie van bedrijvigheid. De bestemming biedt mogelijkheden voor de vestiging van bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.1. Bedrijven die nu aanwezig zijn, maar die niet passen binnen de toegestane categorieën van bedrijven, zijn op de kaart aangegeven met de aanduiding "bedrijf". De betreffende bedrijfsactiviteiten zijn daarmee positief bestemd en dus toegestaan in deze planregels.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat deze vanwege de milieuhygiënische randvoorwaarden de mogelijkheden voor bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Wel worden de rechten van de bestaande bedrijfswoningen gerespecteerd.

Verder zijn afwijkingsmogelijkheden voor het gebruik opgenomen voor bedrijven tot en met categorie 3.1 die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voor bedrijven van een hogere milieucategorie mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Bevi-inrichtingen, Wgh-inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn hoe dan ook niet toegestaan. Voor de afwijkingsmogelijkheden geldt een algemeen afwegingskader.

Detailhandel is in beginsel niet toegestaan. Detailhandel kan worden mogelijk gemaakt als wordt voldaan aan diverse criteria, De planregels bevatten de criteria waaraan wordt getoetst. Zij zijn afgeleid uit het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen.

Voor wat betreft de maatvoeringen geldt, dat bestaande afwijkende maten mogen worden gehandhaafd. Bij vervangende nieuwbouw mag derhalve ook conform deze afwijkende maten worden gebouwd.

Bij de afwegingskaders voor afwijking wordt gesproken van 'geen onevenredige aantasting'. Per geval moet worden beoordeeld of hiervan sprake is; wel is het zo dat het al dan niet verlenen van omgevingsvergunning goed dient te worden gemotiveerd.

Detailhandel

Deze bestemming betreft de aanwezige winkel(s). Bij ondergeschikte horeca kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een bakker waar ook ter plekke wat broodjes mogen worden gegeten. Van belang is dat er sprake is van ondergeschiktheid én dat het bijbehorend is (er moet een directe relatie bestaan tussen de verkochte artikelen en de horeca/dienstverlening). Wonen op de verdieping is toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van Van Dijkhuizenstraat 11 de helft van de oppervlakte van de verdieping gebruikt mag worden voor wonen. Ter plaatse van aangrenzend perceel van Dijkhuizenstraat 13 is opslag ten behoeve van aangrenzende locatie toegestaan.

Maatschappelijk

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1 zijn deze gedefinieerd als educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

Kinderopvang wordt ook gezien als een maatschappelijke voorziening. In de begripsbepalingen is dit opgenomen in de omschrijving van 'maatschappelijke voorziening'. Wonen is niet toegestaan.

Tuin

De bestemming "Tuin" is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de Tuin is uitgegaan van het principe die gebieden te bestemmen die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn. Over het algemeen betreft het gronden ten dienste van de nabij gelegen woningen. Bij de meeste woningen betreft het de ruimte vóór de woningen. Gebouwen zijn er niet toegestaan.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Wonen". De opzet van de verbeelding in combinatie met de planregels gaat er vanuit dat de bestaande situatie en de verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap) in principe gehandhaafd zal worden. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen wijzigingen meer mogelijk zijn. De bouwvlakken en de planregels geven de kaders aan van de bouwmogelijkheden. Als een bouwvlak ruimer is dan een bestaande woning kan het hoofdgebouw worden vergroot. Voorts laten de regels betreffende goothoogte en bouwhoogte ruimte voor wijzigingen. Voor de kleine woningen is een aparte regeling opgenomen.

Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer. Hobbyruimtes zijn wél mogelijk in bijgebouwen. Genoemde beperkingen gelden dus niet voor aanbouwen en uitbouwen. Voor wat betreft de maatvoeringen kent het plan geen onderscheid meer tussen aan-, uit- en bijgebouwen. In het kader van de Wabo wordt gesproken van 'bijbehorende bouwwerken'.

Bij woningen zijn, onder voorwaarden, niet-woonactiviteiten aan huis mogelijk.

Wonen - Woongebouw

Voor het appartementengebouw is een aparte bestemming opgenomen.

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het (mede laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10% kan met een omgevingsvergunning éénmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik, mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Nijkerkerveen en Holkerveen" heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 20 december 2012 tot en met 30 januari 2012 voor iedereen ter inzage gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', de 'Staatscourant', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Nijkerk tijdig tien inspraakreactie (hierna: reacties) ingekomen, waarvan 1 reactie namens meerdere adressen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.

Alle inspreekreacties zijn opgenomen in Bijlage 5. De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Inspraaknota en (ambtshalve) wijzigingen die als Bijlage 6 in dit bestemmingsplan is opgenomen.

6.2.2 Ambtshalve aanpassingen

De ambtshalve aanpassingen zijn opgenomen in de Inspraaknota die als Bijlage 6 in dit bestemmingsplan is opgenomen.

oktober 2013.