direct naar inhoud van Artikel 2 Wijze van meten
Plan: Bedrijventerrein 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0001-0006

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
  • a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

  • b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  • c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

  • d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

  • e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  • f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

2.5 Geluid
2.5.1 Gebruikte geluidsruimte:
  • een fictieve contour per bouwperceel wordt geconstrueerd. Deze contour is een cirkel, waarvan het middelpunt gelijk is aan het zwaartepunt van het vlak dat wordt gevormd door het bouwperceel. De straal van de fictieve contour is gelijk aan de wortel van de oppervlakte van het bouwperceel, vermenigvuldigd met 2,5 maar niet kleiner dan 50 meter en niet groter dan 500 meter;
  • de fictieve contour bevat 8 immissiepunten op een hoogte van 10 meter boven peil en onder een horizontale hoek van 30 graden ten opzichte van het zwaartepunt van de inrichting;
  • ter plaatse van deze immissiepunten wordt de geluidsbelasting in dB(A) bepaald die wordt veroorzaakt door alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen, voor zover die zijn gelegen of plaatsvinden binnen het bouwperceel, één en ander met de representatieve bedrijfssituatie als uitgangspunt (etmaalwaarde);
  • laad- en losactiviteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de inrichting, maar die plaatsvinden buiten het bouwperceel worden meegenomen in de berekening van dat bouwperceel;
  • het effect van afschermende en reflecterende bebouwing, uitsluitend voor zover gelegen binnen het bouwperceel, wordt verdisconteerd in de berekening van de geluidsbelasting;
  • de bodemabsorptiefactor buiten het bouwperceel bedraagt 0,2;

de energetisch gemiddelde etmaalwaarde wordt teruggerekend naar een vervangende geluidbron, berekend volgens hoofdstuk 5 van module C van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999).

Onderstaand zijn de gehanteerde formules weergegeven:

LWR = Li + Dgeo + Dlucht + Dbodem

Dgeo = 20 • log(ri) + 11

Dlucht = alu (f) • (ri)

Dbodem = Db,br + Db,ont + Db,mid

  • voor het geluidspectrum dient gebruik te worden gemaakt van het standaardspectrum industrielawaai;
  • voor de bronhoogte van de vervangende geluidbron dient 5 meter boven maaiveld te worden gehanteerd;
  • de etmaalwaarde van de vervangende puntbron wordt omgerekend naar een emissie per m2 met behulp van de formule:

Lkavel = LWR - 10 • log(A)