direct naar inhoud van REGELS
Plan: Rossum herziening 2014, Weteringshoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1064-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2014, Weteringshoek' van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1064-VG01 met de bijbehorende regels (en daarbij behorende bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep:

het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;

1.5 aan- of uitbouw:

een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook -in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.11 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.12 bestaand:
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen is begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan dat in één gebouw, bestaande uit meer lagen, meer woningen worden gebouwd;

1.23 coffeeshop:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 discotheek

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek;
  • categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bardancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;

1.29 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan, die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.30 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

1.31 kinderdagverblijf

opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door;

1.32 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening;

1.33 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.34 (openbare) nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.35 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.36 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 patio woning

een aaneengebouwde woning waarbij de (bepalende) buitenruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren;

1.39 portiek:

overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 serre:

een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is;

1.42 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;

1.43 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;

1.44 zakelijke dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/ telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

Artikel 2 Wijze van meten

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd;

2.7 de diepte van een woning:

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning;

2.8 het peil:
  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden en inritten;
  • c. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • f. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  • g. parkeervoorzieningen,

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Bewegwijzeringen   8 m  
Licht- en andere masten   8 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • h. watergangen, waterretentie, voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie;
  • i. voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen,

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Bewegwijzering   8 m  
Licht- en andere masten   8 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woningen een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, watergangen, waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en –infiltratie.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
  • a. maximaal één woning per bestaand bouwperceel, overeenkomstig de bouwwijze, zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
    Aanduiding   Bouwwijze  
    [vrij]   vrijstaand  
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 11 m;
  • c. hoofdgebouwen worden met een kap afgedekt, waarbij de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60° bedraagt;
  • d. onderkeldering is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  • e. een toegang van buitenaf tot kelders uitsluitend aan de achtergevel mag worden gesitueerd;
  • f. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.

5.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd 3 m achter de gevel die naar de weg gericht is;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. per bouwperceel mag voor een vrijstaande woning [vrij] een bebouwingspercentage van 30% niet worden overschreden;
  • d. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder c.;
  • e. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder d. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m²; de onder c. genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Overkappingen met een open constructie en pergola's   3 m  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   2 m  

De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 5.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

5.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  • b. het gebruik van opstallen voor bedrijfsactiviteiten.

5.4.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Aan huis verbonden bedrijf

Het college is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen om het gebruik toe te staan van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen en aan- en uitbouwen, voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt is aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
  • i. kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • k. watergangen, waterretentie, voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie;
  • l. voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen,

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming:
  • a. er mogen in totaal maximaal 73 woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in het bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan aangegeven;
  • b. uitsluitend de volgende woningtypen:
Aanduiding   Bouwwijze  
[vrij]   vrijstaand  
[tae]   twee-aaneen  
[aeg]   aaneengebouwd  

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen [vrij] en [tae] uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;

  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van de woningen (de aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd) gelden de volgende regels:

  • a. geen woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • b. geen woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – hoofdgebouwen';
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 11 m;
  • d. de diepte van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 14 m;
  • e. de diepte van aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 13 m;
  • f. de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal:
    • 1. 3 m bij vrijstaande woningen [vrij];
    • 2. aan één zijde minimaal 3 m bij twee-aaneengebouwde woningen [tae];
    • 3. 0 m bij aaneengebouwde woningen [aeg];
  • g. hoofdgebouwen worden met een kap afgedekt, waarbij de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65° bedraagt, met dien verstande dat de dakhelling minimaal 15% mag bedragen, indien een vegetatiedak wordt toegepast;
  • h. onderkeldering is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  • i. een toegang van buitenaf tot kelders uitsluitend aan de achtergevel mag worden gesitueerd;
  • j. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.

6.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd 1 m achter de voorgevel, dan wel 1 m achter de zijgevel voor zover de zijgevel naar de weg gericht is;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
  • 30% voor vrijstaande woningen [vrij];
  • 40% voor twee-aaneengebouwde woningen [tae];
  • 50% voor aaneengebouwde woningen [aeg];
  • 80% voor patio woningen.
  • d. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Overkappingen met een open constructie en pergola's   3 m  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   2 m  
Bewegwijzering ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'   8 m  
Licht- en andere masten ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'   8 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersvoorzieningen   4 m  

De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 6.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

6.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Goot- en bouwhoogte bijgebouwen en aan- uitbouwen

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 6.2.3 onder d, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 6,5 m bedragen en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • b. de afwijking is uitsluitend toegestaan bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen op een bouwperceel met een oppervlak van meer dan 400 m2.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik voor detailhandel, dienstverlening of horeca;
  • b. het gebruik van opstallen voor bedrijfsactiviteiten.

6.5.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.

6.5.3 Uitgeefbaar terrein

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen tot een maximum van 70% als bouwperceel worden uitgegeven.

6.5.4 Verkeer en parkeren
  • a. een hoofdontsluitingsweg met een minimale breedte van 5,5 m dient gelegen te zijn ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • b. een langzaam verkeersverbinding met een minimale breedte van 5,0 m dient gelegen te zijn ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer';
  • c. per woning moeten 2,0 parkeerplaatsen aanwezig zijn, waarvan 0,4 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk moet zijn; de bij een woning horende parkeerplaatsen mogen maximaal op 100 m een afstand van die woning liggen, gemeten over de openbare weg.

6.5.5 Externe veiligheid
  • a. De in 6.5.4 onder b bedoelde langzaam verkeersverbinding dient zodanig te worden aangelegd dat bij calamiteiten ook hulpdiensten gebruik kunnen maken van deze voorziening;
  • b. Aan de achterzijde van woningen waarvan de voorgevel is gelegen binnen een afstand van 20 m van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' moeten achterpaden komen die bij calamiteiten als vluchtroute kunnen dienen voor de bewoners.

6.5.6 Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

In de zone met de aanduiding “overige zone - waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie” ligt een A-watergang die aansluit op de bestaande A-watergangen buiten het plangebied. Aan weerszijden van de watergang liggen beschermingszones met een minimale breedte van 4 meter die primair bestemd zijn voor Waterstaat – Waterlopen. Verlegging van de watergang binnen de zone met de functieaanduiding “overige zone – waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie” is toegestaan, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Voorafgaand aan de eventuele verlegging van de watergang heeft het waterschap goedkeuring verleend;
  • b. Er vindt minimaal 100% compensatie plaats van het bestaand oppervlak aan water bij de te verleggen A-watergang;
  • c. De A-watergang met de bijbehorende beschermingszones is aanwezig, voordat met de bouw van de eerste woning wordt gestart.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouwen

Het college is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – hoofdgebouwen' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien uit onderzoek blijkt dat de spuitzone vanwege een boomgaard op het perceel kadastraal bekend gemeente Maasdriel, Rossum sectie E, nummers 284 en 679 is opgeheven, waarna ter plaatse woningbouw kan plaatsvinden, conform de regels van artikel 6 van dit bestemmingsplan.

6.6.2 Maatschappelijke voorzieningen

Het college is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen om het gebruik toe te staan van gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn geen voorzieningen toegestaan te behoeve van onderwijs en opvoeding;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de praktijkruimte(n) ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. er zijn geen maatschappelijke voorzieningen toegestaan binnen een afstand van 40 m van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • d. er dient op het eigen perceel te worden voorzien in voldoende bergingsmogelijkheden en parkeergelegenheid conform de op dat moment geldende parkeernormen voor maatschappelijke voorzieningen in de gemeente Maasdriel;
  • e. de maatschappelijke voorzieningen dienen qua aard en uitstraling te passen in een woonomgeving en er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

6.6.3 Aan huis verbonden bedrijf

Het college is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen om het gebruik toe te staan van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen en aan- en uitbouwen, voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt is aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een hogedruk-gastransportleiding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' alsmede binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden gemeten uit het hart van deze leiding.

7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 7.1 zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leidingen..

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van bebouwing die op grond van het bepaalde in de overige bestemmingen is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uit te voeren werken of werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (omgevingsvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren en/of uit te laten voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

7.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a. er ontstaan geen veiligheidsrisico's en de leidingen worden niet aangetast. Alvorens te beslissen omtrent deze omgevingsvergunning wordt door het college schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

7.4.3 Uitzonderingen

Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang en/of ecologische oevers.

8.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in 8.1 zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, met een maximale hoogte van 1 m, waaronder mede begrepen bruggen en duikers.

8.3 Afwijking van de bouwregels

Het college is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de A-watergang geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Verbodsbepaling gronden en opstallen

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.

10.2 Gebruik gronden voor standplaatsen

De gronden binnen het plan die zijn aangewezen voor 'Verkeer' en 'Groen' mogen worden gebruikt als standplaats ten behoeve van het plaatsen van kramen en stallen.

10.3 Strijdig gebruik gronden en opstallen

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in 10.1 wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor het uitoefenen van een bed & breakfast;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor het houden van evenementen;
  • d. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  • g. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, dan wel voortvloeit uit de ter plaatse toegelaten bedrijfsvoering.
  • h. het in gebruik nemen en gebruik van gronden en bouwwerken als niet aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. het realiseren en in stand houden van de vooraf aan het waterschap voorgelegde en ook geaccordeerde extra benodigde waterberging als gevolg van de toename van de verharding in het plangebied;
    • 2. de onder 1 bedoelde waterberging wordt gerealiseerd, uiterlijk op het moment dat de toename van de verharding plaatsvindt;
    • 3. de onder 1 bedoelde waterberging vindt plaats in hetzelfde peilgebied als de verharding.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijking tot 10%

Het college is bevoegd, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning met afwijking kan worden verleend, omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

11.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of wegverkeer

Het college is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen met afwijking voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.

11.3 Afwijken bed & breakfast

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 10.3 onder b vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot 'Wonen' of 'Woongebied aangewezen gronden mits:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs) woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  • c. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.

11.4 Afwijken evenementen

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het in 10.3 onder c vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
  • b. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  • c. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • d. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  • e. de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. belang van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  • i. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.

11.5 Afwijken kinderdagverblijf

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 10.3 onder d vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:

  • a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²
  • b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  • c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagerblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderden de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  • d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • f. er een afstand van ten minste 40 m wordt aangehouden tot de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • g. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.

11.6 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 10.3 onder e. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Het college is bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunnings-, vrijstellings- en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor afwijking van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Rossum herziening 2014, Weteringshoek'