direct naar inhoud van 4.2 Rijksbeleid
Plan: Kerkdriel Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1050-OH01

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Nieuwe Wet ruimtelijke ordening

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze nieuwe wet streeft naar een samenhangend pakket van regels voor de ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De nieuwe Wro draagt bij aan vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Ten aanzien van bestemmingsplannen geldt met het nieuwe regime nu onder meer dat deze verplicht gesteld zijn voor het gehele gemeentelijke grondgebied en de bestemmingsplanprocedure is verkort. In het stelsel van de nieuwe Wro wordt uiteindelijk de digitalisering en elektronische beschikbaarstelling van nagenoeg alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur verplicht. Aangezien de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening echter pas op 1 januari 2010 van kracht wordt, gelden op dit moment wel de vereisten voor elektronische beschikbaarstelling van plannen inzake de Wro, maar worden hieraan nog geen nadere regels gesteld via een ministeriële regeling.

4.2.2 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn op-genomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid. Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is, ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied ligt bij decentrale overheden.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte krijgt om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen.

Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.

4.2.3 Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid onder de nieuw Wro

Verantwoordelijkheid op het juiste bestuursniveau was één van de drijfveren van de wetsherziening, de nieuwe Wro. In bepaalde gevallen, wanneer in een gebied nationale ruimtelijke belangen op het spel staan, kan het rijk zelf de bestemmingen van de grond aanwijzen en met het oog op die bestemmingen regels geven. De Wro noemt zo’n besluit een inpassingsplan, dat overigens inhoudelijk identiek is met een bestemmingsplan. De Minister van VROM of de betreffende vakminister stelt het plan op. Indien dat wenselijk is kan deze ook de vereiste vergun-ningen en ontheffingen verlenen.

Nationale ruimtelijke belangen zijn zaken waarvoor de rijksoverheid een specifieke verantwoordelijkheid neemt. Hiervoor kan de rijksoverheid de Planologische Kernbeslissingen (PKB’s) of een Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb) inzetten. Het rijk geeft met deze werkwijze sturing aan medeoverheden en schept helderheid over wat ‘centraal’ en ‘decentraal’ is geregeld.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Bundeling van economie, infrastructuur en verstedelijking staat daarbij centraal als de ruimtelijke uitwerking van deze doelen.

Terwijl het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte zich richt op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.

In een aantal gebieden en thema’s komen vele onderdelen van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur samen. De Randstad Holland, de kust, de Waddenzee, de Zuidwestelijke delta en het IJsselmeergebied zijn zowel van nationaal als internationaal belang. Regie van het rijk is nodig, evenals samenwerking en afstemming met decentrale overheden en bij de gebieden betrokken organisaties. Ook internationale samenwerking is van belang.

In het document Realisatie nationaal ruimtelijk beleid zijn naast bovengenoemde belangen ontleend aan de Nota Ruimte een aantal nationale ruimtelijke belangen samengebracht in andere PKB’s (en Partiële herzieningen), zoals bijvoorbeeld Ruimte voor de Rivier.