Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hedel herziening 2015, Koningin Wilhelminastraat
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0263.BP1039-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan "Hedel herziening 2015, Koningin Wilhelminastraat" van de gemeente Maasdriel;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1039-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
1.4 aan huis verbonden beroep
het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie;
  
1.5 achtererf
achterkant van een bij het hoofdgebouw behorend deel van het het erf vanaf 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.7 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
 
1.8 bestaand
bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
 
1.9 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.15 bouwwijze
de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd waarbij:
 
  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen is begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
 
1.16 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.18 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.19 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
1.20 maatschappelijk
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondsheidszorg en openbare dienstverlening;
 
1.21 (openbare) nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation;
 
1.22 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één omsloten wand;
 
1.23 portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw;
 
1.24 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.25 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;
 
1.26 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;
 
1.27 multifunctionele rijwoning
een woning welke deel uitmaakt van een rij woningen en waarbij woonkamer, keuken, toilet, badkamer en slaapkamer, allen, op de begane grond aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.5 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd;
 
2.6 de diepte van een gebouw
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het gebouw.
 
2.7 de inhoud van een gebouw
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.8 het peil
  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse reeds bestaande groenvoorzieningen alsmede voor:
 
  1. groenvoorzieningen;
  2. paden;
  3. kunstwerken;
  4. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  5. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie,
 
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

 
Bouwwerken, geen gebouwen zijndeMax. hoogte
  
Bewegwijzeringen8 m
Licht- en andere masten 8 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde4 m
 
 
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
  6. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  7. kunstwerken;
  8. watergangen, waterretentie, waterzuivering en –infiltratie;
  9. voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen,
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Bewegwijzeringen   8 m  
Licht- en andere masten   8 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeren werken of werkzaamheden
Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of uit te laten voeren:
  1. het (ver)graven, verruimen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
4.3.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden
Het onder artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. die betreffen het normale beheer en onderhoud.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. water en waterretentievoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen,
 
met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen, retentievoorzieningen e.d.
5.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling: 
  1. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. wonen in woningen
  2. tuinen en erven;
  3. wegen en paden;
  4. speel- en (openbare) groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  7. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen;
  8. watergangen, waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en –infiltratie.
 
6.1.1 Aan huis verbonden beroepen
Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 
  1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
 
6.1.2 Aan huis verbonden bedrijf
Het gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken, voor een aan huis verbonden bedrijf, is niet toegestaan. Voor een aan huis verbonden beroep kan een omgevingsvergunning worden verleend.
   
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6 lid 1  mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
  1. maximaal één woning per bouwperceel, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
Aanduiding:Toegestane bouwwijze(n):
  
[vrij]Vrijstaand
[tae]Twee - aaneen en Vrijstaand
[aeg]Aaneengebouwd
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels: 
  1. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. de voorgevel moet worden georiënteerd op de voorgevelrooilijn met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden door een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De overschrijding door een balkon, luifel of erker mag niet meer bedragen dan 1 m.
    2. De breedte van de erker mag niet meer bedragen dan twee-derde van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd.
    3. De diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1 m.
    4. De bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag.
    5. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.;
  3. de goot-/ bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaats van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  4. de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal:
    1. bij vrijstaande woningen, aan beide zijden 2m., met dien verstande dat deze afstand minder mag bedragen indien:
      1. het bouwperceel evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens wordt begrensd door het bouwvlak;
      2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'minder afstand zijdelingse perceelsgrens';
    2. bij twee-aaneengebouwde woningen, aan één zijde 2m.;
  5. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven
  6. woningen dienen te worden afgedekt met een kap, waarbij geldt dat de dakhelling minimaal 30°en maximaal 65° bedraagt;
  7. onderkeldering is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  8. een toegang van buitenaf tot kelders uitsluitend aan de achtergevel mag worden gesitueerd;
  9. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.
  10. er wordt geen omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen verleend dan nadat afdoende is verzekerd dat wordt voorzien in een voldoende aantal parkeerplaatsen, waarbij de parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning geldt. Van de 2,0 parkeerplaats per woning dient minimaal 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied te worden gerealiseerd.
 
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen worden gesitueerd binnen en buiten het bouwvlak;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 
  3. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  4. per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
    1. 50% voor vrijstaande woningen [vrij];
    2. 50% voor twee-aaneen woningen [tae];
    3. 60% voor aaneengebouwde woningen [aeg]; indien er sprake is van de bouw van multifunctionele rijwoningen geldt een maximum bebouwingspercentage van 75%;
  5. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen binnen het achtererf, niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder d.;
  6. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder e. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 150 m²; de onder d. genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
  7. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  8. voor zover de bestaande bijbehorende bouwwerken niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met g., zijn in afwijking hiervan de bestaande bijbehorende bouwwerken toegestaan.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerk geen gebouw zijnde:max. hoogte
  
Overkappingen met een open constructie en pergola's3 m
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens  1 m
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten 2 m
 
De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in artikel 6 lid 2.3 sub d . bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
6.2.5 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
 
  1. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  2. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
 
6.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
 
  1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
 
  1. voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  2. voor bedrijfsactiviteiten.
 
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
 
  1. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in de Staat van Inrichtingen (bijlage 1), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  3. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  5. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  6. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Verbod
Het is verboden de in de artikelen van hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
8.2 Verboden gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en/of opstallen:
 
  1. voor een seksinrichting;
  2. voor zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  3. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  4. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  5. voor het houden van evenementen;
  6. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  7. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
 
8.3 Gebruik gronden voor standplaats
De gronden binnen het plan mogen worden gebruikt als standplaats ten behoeve van het plaatsen van kramen en stallen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijking tot 10%
Het bevoegd gezag is, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
9.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorzieningen, openbaar vervoer of wegverkeer
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
9.3 Afwijken mantelzorgvoorzieningen
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan van het in artikel 8 lid 2 sub b  vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
 
  1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  4. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
 
9.4 Afwijken bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 8 lid 2 sub d  vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:
 
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
9.5 Evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 8 lid 2 sub e  vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:
 
  1. het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
  2. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  3. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  4. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  5. de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  9. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement
9.6 Kinderdagverblijf
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking
van het in artikel 8 lid 2 sub f  vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf
bij een (bedrijfs)woning, mits:
 
  1. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijbehorend bouwwerk bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  4. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  5. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  6. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, overeenkomstig de opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, nemen burgemeester en Wethouders de volgende regels in acht:
 
  1. het ontwerp van de nader gestelde eisen ligt gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
  2. de tervisielegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag of nieuwsbladen;
  3. belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van tervisielegging zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen nadere eisen.
 
Artikel 12 Overige regels
Overtreding van het bepaalde in regels hoofdstuk 2  en artikel 8 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Hedel herziening 2015, Koningin Wilhelminastraat".