direct naar inhoud van Artikel 15 Natuur
Plan: Hedel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1016-VG01

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouden van het bos en de ecologische, aardkundige en landschappelijke waarden van het gebied;
  • b. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  • c. houtproductie;
  • d. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • f. extensief recreatief medegebruik,

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 15.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Gebouwen ten behoeve van beheer

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2onder a. teneinde gebouwen ten behoeve van het beheer toe te staan, mits:

  • a. het maximale bebouwde oppervlak maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt.
15.3.2 Bouwwerken ten behoeve van extensieve recreatie

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2onder a. teneinde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de extensieve recreatie, zoals vogeluitkijkposten, fietsersschuilhutten en dergelijke toe te staan, mits:

  • a. het bebouwde oppervlak per bouwwerk niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • b. het totale bebouwde oppervlak binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • d. de hoogte tussen vloer- en daklaag bij een gebouw maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • e. sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. geen blijvende aantasting van aardkundige en natuurwaarden plaatsvindt.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het buitenpandig opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanleggen van boomgaarden;
  • c. het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. een seksinrichting.
  • e. volkstuinen;
  • f. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • g. het plaatsen van stacaravans;
  • h. agrarisch gebruik, behoudens extensief agrarisch gebruik dat gericht is op het behoud van de aanwezige natuurwaarden;
  • i. het winnen van bosstrooisel of mos;
  • j. paardenbakken;
  • k. laagvliegbewegingen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Uitvoeren werken of werkzaamheden

Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren en/of uit te laten voeren:

  • a. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee in verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken.
15.5.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden

Het onder 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud.
15.5.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 15.1 genoemde waarden.