direct naar inhoud van Regels
Plan: Hanzeweg woonwijk Kop van Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0262.loHanzewegwoonwijk-BP41

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Hanzeweg woonwijk Kop van Oost" met identificatienummer NL.IMRO.0262.loHanzewegwoonwijk-BP41 van de gemeente Lochem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die wordt gekenmerkt door aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.8 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 begane grond:

de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains.

1.10 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bijbehorende bouwwerken:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 bruto vloeroppervlakte (bvo):

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

1.22 carport:

gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai), onderscheidenlijk 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.25 erker:

uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidsgevoelige ruimte:

een ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.28 gestapelde woning:

een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.

1.29 goot, druiplijn, boeiboord:

constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak.

1.30 groenverbinding:

een noord-zuid gerichte groenverbinding in de vorm van plantsoenen, bermen en/of beplanting, al dan niet in combinatie met wegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, waaronder ook parkeervoorzieningen worden verstaan.

1.31 grondgebonden woning:

een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken.

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres.

1.34 kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

bedrijvigheid die is genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan wel bedrijvigheid die niet in deze lijst is genoemd maar daarmee naar de aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel in de vorm van verkoop van ter plaatse vervaardigde producten tevens is toegestaan.

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

een zorginstelling, openbare dienstverlening, kinderdagverblijf, educatieve-, medische-, onderwijs-, sport-, culturele-, levensbeschouwelijke- en overheidsvoorzieningen zoals een verpleeghuis en museum als ook ondergeschikte en niet-zelfstandige horeca en detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.36 meer aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van drie of meer aaneengebouwde woningen.

1.37 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.39 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.40 openbare weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.41 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.42 peil:

bovenkant afgewerkte begane grondvloer, met inachtneming van de aanvullende meetregels zoals vervat in lid 2.2.

1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.45 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.46 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.47 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw niet is aangebouwd aan een andere woning.

1.48 wonen met zorg:

wonen met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

1.49 woning:

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.50 wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 meetregels:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. het bebouwingspercentage: de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een vlak, uitgedrukt in een percentage van dat vlak.
2.2 aanvullende meetregels:

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang, worden gesitueerd;
  • b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
  • c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken met buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen;
  • d. water, waterberging, waterinfiltratievoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding en taluds;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. beplanting;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. camperplaatsen met bijbehorende voorzieningen, waaronder in elk geval sanitaire voorzieningen worden verstaan;
  • i. voorzieningen ten behoeve van een passantenhaven, waaronder in elk geval aanlegsteigers en sanitaire voorzieningen worden verstaan;
  • j. straatmeubilair.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Groen' bestemde gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt, met dien verstande dat het gebruik voor voet- en fietspaden, andere paden en in- en uitritten wel is toegestaan.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en voet- en rijwielpaden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  • d. straatmeubilair.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor een motorbrandstofverkooppunt.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. de uitoefening van een beroep aan huis of kleinschalige bedrijvigheid aan huis;
  • d. maatschappelijke voorzieningen en zorgwonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, met dien verstande dat de hoofdontsluitingsweg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is toegestaan en het profiel hiervan minimaal 7 meter breed moet zijn;
  • g. water, voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • h. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'groen' een groenverbinding als bedoeld in lid 1.30 van deze regels, van minimaal 5 meter breed over de volledige lengte van het aanduidingsvlak.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. meer aaneen gebouwde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 4. gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, speelvoorzieningen, keerwanden, straatverlichting en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging of -infiltratie.
5.2.2 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aangeduide aantal woningen niet worden overschreden;
  • c. een éénmaal gebouwde woning mag niet meer worden omgezet naar een ander woningtype.
5.2.3 Vrijstaande woningen
  • a. de oppervlakte van een vrijstaande woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) mag per bouwperceel maximaal 250 m² bedragen, met dien verstande dat het bouwperceel nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient tenminste 1 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', mogen de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen worden overschreden.
5.2.4 Twee-aaneen gebouwde woningen
  • a. de oppervlakte van een twee-aaneen gebouwde woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) mag per bouwperceel maximaal 200 m² bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen worden overschreden.
5.2.5 Meer aaneen gebouwde woningen
  • a. de oppervlakte van een meer-aaneen gebouwde woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen worden overschreden.
5.2.6 Gestapelde (zorg)woningen
  • a. het aantal gestapelde (zorg)woningen mag niet meer bedragen dan 38;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet door hoofdgebouwen worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de gevel van de woningen die gekeerd is naar de aanduiding 'gevellijn' vanaf de 6de bouwlaag (=5de verdieping) te worden uitgevoerd als een dove gevel.

5.2.7 Bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen)
  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan;
  • b. per woning is maximaal 75 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwperceel nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van een vrijstaande woning en bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 250 m²;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van een twee-aaneen gebouwde woning en bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 200 m²;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van een aaneengebouwde woning en bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 150 m²;
    • 5. bij gestapelde woningen mag de maximaal gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 10 m².
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van een carport mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • e. de dakhelling van een kap op een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 60 graden bedragen.
5.2.8 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m².
5.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   6 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde   3 m  
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

5.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 5.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging van tevoren bekend op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Andere woningtypen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het toestaan van andere woningtypen met uitzondering van gestapelde (zorg)woningen, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend kan worden toegepast bij projectmatige bouw; en
  • b. een evenredige belangenafweging dient plaats te vinden waarbij in ieder geval in moet worden gegaan op:
    • 1. de mate waarin de nieuwe invulling aansluit op de vraag vanuit de markt;
    • 2. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad
    • 3. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad
    • 4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, geluid, externe veiligheid en waterhuishouding
    • 5. de mate waarin de (landschappelijke) inpasbaarheid is aangetoond;
    • 6. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

5.4.2 Afwijken dove gevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6, onder c, wanneer:

  • a. in het ontwerp van het gebouw zodanige voorzieningen zijn getroffen dat voor de woningen vanaf de 6de bouwlaag (5de verdieping) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', kan worden voldaan aan de verkregen hogere grenswaarde van 55 dB(A);
  • b. door de situering van het gebouw voor de woningen vanaf de 6de bouwlaag (5de verdieping) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', kan worden voldaan aan de verkregen hogere grenswaarde van 55 dB(A).
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Tijdelijke en/of permanente huisvesting

Een woning mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke en/of permanente huisvesting van meer dan één huishouden.

5.5.2 Zelfstandige wooneenheid

Bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor een zelfstandige wooneenheid.

5.5.3 Beroep- en kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis / kleinschalige bedrijvigheid aan huis, mits:

  • a. wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;
  • b. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige bruto vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden aangewend tot een maximum van:
    • 1. 100 m² ten behoeve van een beroep aan huis;
    • 2. 50 m² ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid aan huis;
  • c. de beroeps- of kleinschalige bedrijvigheid aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  • d. er uitsluitend activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën A en B van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 van deze regels;
  • e. ondergeschikte detailhandel in de vorm van verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan;
  • f. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Verhogen woningaantallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het in lid 5.2.2 onder a genoemde aantal wooneenheden te verhogen tot maximaal 150 woningen, met dien verstande dat sprake moet zijn van overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid en de stedenbouwkundige en milieukundige aanvaardbaarheid aangetoond moet worden.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met de daarbij behorende beschermingszone, waarbij de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Gas' mede bestemde gronden.

6.2.2 Uitzonderingen

Het onder 6.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de gasleiding met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 6.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de gasleiding en de leidingbeheerder daarover heeft geadviseerd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk (bijvoorbeeld het aanleggen van kabels, leidingen, riolering, drainage);
  • d. diepploegen (dieper dan 80 centimeter);
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • d. voorkomen op de beplantingenlijst van de leidingbeheerder;
  • e. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
6.4.3 Toetsingscriteria

De in 6.4.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de in lid 6.1 genoemde leiding(en), en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.4.4 Schriftelijk advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 6.4.1, wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 7 Waterstaat

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering; waterberging en afvoer van hoogwater;
  • b. het verkeer te water en de begeleiding daarvan;
  • c. de zorg voor de waterhuishouding;
  • d. de bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. de daarvoor noodzakelijke werken,


waarbij de bestemming 'Waterstaat' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat' mede bestemde gronden.

7.2.2 Uitzonderingen

Het onder 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bestaande bebouwing;
  • b. bebouwing ten behoeve van de waterstaat, waterkering en de waterstaatkundige functies met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 7.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de belangen van de waterstaat, waterkering en de waterhuishouding daardoor niet onevenredig worden aangetast en de waterbeheerder daar over heeft geadviseerd.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
7.4.3 Toetsingscriteria

De in 7.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
9.2 Toegestaan gebruik

Het bepaalde in lid 9.1 is niet van toepassing:

  • a. op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken;
  • b. op de opslag voor de normale bedrijfsvoering van de in het plan toegelaten bedrijven.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' geldt de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein 'Kwinkweerd - Goorseweg' en zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar indien:

  • a. aan de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet geluidhinder of een verkregen hogere waarde wordt voldaan;
  • b. of wordt gebouwd met een dove gevel volgens het bepaalde in artikel 5.2.6, onder c van deze regels, tenzij gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 5.4.2 van deze regels.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, worden afgeweken van het bepaalde in dit plan, voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken indien naar aanleiding van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat afwijking noodzakelijk is, mits:
    • 1. de afwijking van de maatvoering niet meer dan 10% bedraagt;
    • 2. de bestemmingsgrens, dan wel het bouwvlak, daarbij niet wordt overschreden;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bestemmings- en/of bebouwingsgrens of een aanduiding, indien meetverschillen of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 5 meter worden verschoven.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren
  • a. een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer in het plangebied niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de normen zoals opgenomen in CROW-Publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren - Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' van december 2018 bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien de genoemde publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • c. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en b, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheeld worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang word verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hanzeweg woonwijk Kop van Oost' van de gemeente Lochem.