direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd
Plan: Kern Epse 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0262.epKernEpse2010-BP41

Artikel 7 Gemengd

7.1 bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. horeca in categorie I zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
  • f. een lpg vulpunt met een maximale lpg-doorzet 1.000 m3 is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''vulpunt lpg'':
  • g. een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";

alsmede voor:

  • h. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • i. bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
7.2 bouwregels

Op de voor Gemengd aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1

Binnen het bouwvlak:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. binnen het bouwvlak mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. binnen het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 600 m3;
  • e. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 meter bedragen.
7.2.2

Buiten het bouwvlak:

  • a. buiten het bouwvlak mag maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwperceel worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. buiten het bouwvlak zijn de gebouwen uitsluitend toegestaan achter de lijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn";
  • c. buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, mits het gebouw op ten minste 2 meter van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
  • d. op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel mag de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 3 meter bedragen (behoudens afwijking);
  • e. buiten het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;
  • f. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    • 1. achter de lijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" niet meer dan 2 meter bedragen;
    • 2. vóór de lijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" niet meer dan 1 meter bedragen.
7.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder d, voor een gebouw met een kap op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel, mits:

  • a. de dakhelling vanaf de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel oploopt met een helling van maximaal 60 graden;
  • b. de nok van de kap ten minste 2 meter uit de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
7.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor :

  • a. het verkleinen van de maximale LPG-doorzet en daarmee samenhangend het ver-kleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' als bedoeld in artikel 326.1.5, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verplaatsen van het LPG-vulpunt en daarmee samenhangend het verplaatsen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' als bedoeld in artikel 25.1.5, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert.