Kernen Heumen, Overasselt, Nederasselt en Molenhoek
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0252.GHbpkernenHONMh-VA01 |
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en/of kamerverhuur;
ter plaatse van de aanduiding:
'detailhandel' tevens voor detailhandel;
'kantoor' tevens voor kantoren';
'specifieke vorm van bedrijf - kamerverhuurbedrijf' tevens voor kamerverhuurbedrijven;
met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
alsmede voor:
de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bebouwing.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:
Het bebouwingspercentage (inclusief carports) van de gronden binnen deze bestemming mag maximaal 60% bedragen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
14.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde in lid 14.2.1, met dien verstande dat hoofdgebouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouwen'.
Hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan:
het op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande aantal woningen,
het op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan middels een omgevingsvergunning voor het bouwen vergunde aantal woningen.
In afwijking van het bepaalde onder d mag:
het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan is aangegeven;
het aantal nieuw te bouwen woningen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' tezamen niet meer bedragen dan 21.
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
bij vrijstaande woningen minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde die afstand mag worden verkleind tot 0 m, mits dit deel van het hoofdgebouw 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 2,5 m aan de uiteinden, met dien verstande dat die afstand mag worden verkleind tot 0 m, mits dit deel van het hoofdgebouw 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
bij woningen van 3 of meer aaneen minimaal 2,5 m aan de uiteinden, met dien verstande dat die afstand mag worden verkleind tot 0 m, mits dit deel van het hoofdgebouw 3 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
In afwijking van het bepaalde onder f mag het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimale afstand tot perceelsgrens' tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorste bouwgrens dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
De achtergevels van hoofdgebouwen mogen tot maximaal 4 m achter de oorspronkelijke achtergevels worden gebouwd, met dien verstande dat achtergevels tot 8 m achter de oorspronkelijke achtergevels mogen worden gebouwd, mits:
de afstand van het betreffende deel van het hoofdgebouw tot perceelgrenzen aan alle zijden minimaal 4 m bedraagt;
de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.
De diepte van hoofdgebouwen, met uitzondering van gestapelde woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt.
In afwijking van het bepaalde onder j mag de diepte van het hoofdgebouw:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende diepte 1' niet meer bedragen dan 17 m;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende diepte 2' niet meer bedragen dan 18 m;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende diepte 3' niet meer bedragen dan 20 m.
De breedte van hoofdgebouwen mag maximaal de breedte van de oorspronkelijke hoofdgebouwen vermeerderd met maximaal 4 m aan weerszijde bedragen, mits het bepaalde onder f in acht wordt genomen.
Zowel de diepte alsook de breedte van nieuw te bouwen woningen als bedoeld onder e mag maximaal 15 m bedragen.
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen de gronden vrijgehouden te worden van bebouwing tot een hoogte van ten minste 2,5 m.
14.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de hoofdgebouwen en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m² bedragen, met in achtneming van het bepaalde in lid 14.2.1.
In afwijking van het bepaalde onder c mag de oppervlakte aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte' niet meer bedragen dan 150 m2.
Indien de gezamelijk oppervlakte aan bestaande bijgebouwen ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan zodanig is dat het oppervlak als bedoeld in lid 14.2.3 onder c wordt overschreden, dan mag het oppervlak aan bijgebouwen worden herbouwd of teruggeboud, zodanig dat de ten tijde van de tervisieligging van het ontwerpplan bestaande oppervlakten worden verminderd met 25 % van het oppervlak, met inachtneming van het bepaalde onder c, en de vernieuwing op dezelfde locatie plaatsvindt.
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar de weg gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.
14.2.5 Carports
Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van een carport mag niet meer bedragen dan 20 m2, met in achtneming van het bepaalde in lid 14.2.1.
De bouwhoogte van een carport mag niet meer bedragen dan 3 m.
Voor zover een carport vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan wordt gebouwd mag deze geen tot de constructie zelf behorende wanden hebben.
Voor zover een carport achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan wordt gebouwd mag deze maximaal drie wanden hebben, waarvan er maximaal twee tot de constructie zelf mogen behoren.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing en hun omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of de omgeving van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
het bepaalde in lid 14.2.4 ten behoeve van de aanleg van een paardenbak voor hobbymatig gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', mits:
het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet worden gebouwd;
de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 m vanaf het peil bedraagt;
de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur
Woningen en woongebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur mits:
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij:
de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
maximaal 40% van de vloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur met een maximum van 50 m²;
het aantal te verhuren kamers niet meer mag bedragen dan 3;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
er geen onevenredige verstoring plaatsvindt in de voorzieningenstructuur van de wijk of de kern;
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
er geen etalages, vitrines en lichtreclames zijn;
er geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer.
er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen wordt;
er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers aanwezig zijn.
14.5.2 Kamerverhuurbedrijf
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kamerverhuurbedrijf' mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt ten behoeve van een kamerverhuurbedrijf, met dien verstande dat het aantal te verhuren kamers per woongebouw niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamers'.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Kangoeroewoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1 teneinde bij een woning een kangoeroewoning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
er is sprake van een in omvang ondergeschikte één of tweepersoonswoning die een in- dan wel aangebouwd deel uitmaakt van een grotere woning;
het geheel van oorspronkelijke woning en kangoeroewoning past binnen de maatvoering, zoals die is opgenomen in de bouwregels voor woningen dan wel hoofdgebouwen;
de kangoeroewoning beslaat maximaal 1/3 deel van de oppervlakte en inhoud van het geheeld van oospronkelijke woning en kangoeroewoning;
er bestaat een open verbinding tussen de oospronkelijke woning en kangoeroewoning;
de kangoeroewoning heeft geen eigen voordeur;
de kangoeroewoning krijgt geen eigen huisnummer;
het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
er moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
aanwezige waarden van monumentale gebouwen en of beeldbepalende gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast.
14.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.1 teneinde bij een woning een woonunit toe te staan of voor het bewonen van een bijgebouw, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
deze woonruimte is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg, aangetoond middels een zorgindicatie, afgegeven door een daartoe deskundig adviseur.
er is sprake van een tijdelijke situatie;
de woonruimte vormt een ruimtelijke eenheid met de hoofdwoning;
de woonruimte wordt binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 50 m2 bedraagt;
belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig wordt aangetast;
de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur en samenhang van de omgeving worden niet aangetast;
aanwezige waarden van monumentale of beeldbepalende gebouwen worden niet onevenredig aangetast;
tijdelijke woonunits moeten zoveel mogelijk uit het zicht worden geplaatst.
er blijft voldoende parkeergelegenheid gehandhaafd danwel de parkeergelegenheid verminderd niet verder indien deze al ontoereikend is.
Zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, moet de woonunit verwijderd worden en het bijgebouw overeenkomstig de bestemming worden gebruikt.