Kernen Heumen, Overasselt, Nederasselt en Molenhoek
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0252.GHbpkernenHONMh-VA01 |
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
zakelijke dienstverlening;
ter plaatse van de aanduiding:
'uitvaartcentrum' uitsluitend een uitvaartcentrum;
'horeca' uitsluitend een cafetaria;
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en/of kamerverhuur;
met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
alsmede voor:
de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage aan hoofdgebouwen, niet zijnde woningen, mag niet meer bedragen dan 60%, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bijgebouwen, geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60%.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van het bepaalde in lid 5.2.1.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorste bebouwingsgrens dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan:
het op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande aantal woningen;
het op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan middels een omgevingsvergunning voor het bouwen vergunde aantal woningen.
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van:
een vrijstaand gebouw bedraagt minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd vanaf 3 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan en tot een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
gebouwen van 2 of meer aaneen bedraagt minimaal 2,5 m aan de uiteinden, met dien verstande dat tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd vanaf 3 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan en tot een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
De diepte van hoofdgebouwen, met uitzondering van gestapelde woningen, mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang met een vrije hoogte van minimaal 2,5 m behouden te blijven.
5.2.3 Bijgebouwen bij woningen
Bij een woning mogen bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m², met in achtneming van het bepaalde in lid 5.2.1.
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
Bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar de weg gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing en hun omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
het bepaalde in lid 5.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen tot in de perceelsgrens, met dien verstande dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
het bepaalde in lid 5.2.4 onder c ten behoeve van het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits:
dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
dit uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur
Woningen en woongebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur mits:
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij:
de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
maximaal 40% van de vloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur met een maximum van 50 m²;
het aantal te verhuren kamers niet meer mag bedragen dan 3;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
er geen onevenredige verstoring plaatsvindt in de voorzieningenstructuur van de wijk of de kern;
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
er geen etalages, vitrines en lichtreclames zijn;
er geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen wordt;
er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers aanwezig zijn.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Kangoeroewoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde bij een woning een kangoeroewoning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
er is sprake van een in omvang ondergeschikte één of tweepersoonswoning die een in- dan wel aangebouwd deel uitmaakt van een grotere woning;
het geheel van oorspronkelijke woning en kangoeroewoning past binnen de maatvoering, zoals die is opgenomen in de bouwregels voor woningen dan wel hoofdgebouwen;
de kangoeroewoning beslaat maximaal 1/3 deel van de oppervlakte en inhoud van het geheeld van oospronkelijke woning en kangoeroewoning;
er bestaat een open verbinding tussen de oospronkelijke woning en kangoeroewoning;
de kangoeroewoning heeft geen eigen voordeur;
de kangoeroewoning krijgt geen eigen huisnummer;
het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
er moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
aanwezige waarden van monumentale gebouwen en of beeldbepalende gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde bij een woning een woonunit toe te staan of voor het bewonen van een bijgebouw, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
deze woonruimte is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg, aangetoond middels een zorgindicatie, afgegeven door een daartoe deskundig adviseur;
er is sprake van een tijdelijke situatie;
de woonruimte vormt een ruimtelijke eenheid met de hoofdwoning;
de woonruimte wordt binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 50 m2 bedraagt;
belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig wordt aangetast;
de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur en samenhang van de omgeving worden niet aangetast;
aanwezige waarden van monumentale of beeldbepalende gebouwen worden niet onevenredig aangetast;
tijdelijke woonunits moeten zoveel mogelijk uit het zicht worden geplaatst;
er blijft voldoende parkeergelegenheid gehandhaafd danwel de parkeergelegenheid verminderd niet verder indien deze al ontoereikend is.
Zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, moet de woonunit verwijderd worden en het bijgebouw overeenkomstig de bestemming worden gebruikt.