direct naar inhoud van Artikel 16 Recreatie - Bijzondere verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Heumen 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpBuitengebied09-VA01

Artikel 16 Recreatie - Bijzondere verblijfsrecreatie

16.1 bestemmingsomschrijving
16.1.1

De voor 'Recreatie - Bijzondere verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve verblijfsgelegenheden:
    • 1. in kampeermiddelen ten behoeve van scoutinggroepen, zijnde tenten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' maximaal vijf toercaravans zijn toegestaan met dien verstande dat kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 1 mei tot 1 november;
    • 2. in daartoe bestemde bebouwing ten behoeve van bijzondere doelgroepen met een sociaal culturele dan wel educatieve doelstelling (zoals scouting, schoolkampen);
  • b. maximaal één bedrijfswoning;
  • c. behoud en ontwikkeling van natuurwaarden.
16.1.2

Het is niet toegestaan dat tegelijkertijd meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'aantal personen' genoemde aantal personen kamperen, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamperen in de maanden juni tot en met september' kamperen uitsluitend in de maanden juni tot en met september is toegestaan voor gedurende maximaal 28 dagen aanééngesloten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' kamperen uitsluitend in de periode van 15 maart tot 31 oktober is toegestaan.
16.1.3

Het is niet toegestaan auto's en andere gemotoriseerde voertuigen te parkeren.

16.1.4

Het is niet toegestaan dat per jaar op het totaal van de gronden meer dan 15.000 kampeerovernachtingen plaatsvinden.

16.2 bouwregels
16.2.1

Bebouwing is slechts toegestaan indien deze noodzakelijk is voor en ten dienste staat aan een doelmatige bedrijfsvoering van het recreatiebedrijf.

16.2.2

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte maximaal 1.700 m2;
  • c. goothoogte maximaal 5 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 7 m;
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 800 m3;
16.2.3

Kelders zijn uitsluitend onder de bedrijfswoning en overige gebouwen toegestaan.

16.2.4

Ten hoogste één sanitairgebouw is toegestaan mits dit voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd in het bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitairgebouw';
  • b. bouwhoogte maximaal 3 m;
  • c. oppervlakte maximaal 20 m2.
16.2.5

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gezamenlijke oppervlakte maximaal 50 m2;
  • b. goothoogte is maximaal 3 m;
  • c. bouwhoogte is maximaal 5 m.
16.2.6

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde:
palen en lichtmasten binnen het bouwvlak 6 m;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

16.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van het sanitairgebouw teneinde te voorkomen dat de aanwezige natuurwaarden onevenredig worden aangetast.

16.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
16.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen van de bodem of afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas en het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging of de dood van bomen en ander houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • e. het aanleggen van baad- en speelvijvers;
  • f. het winnen van mos en bosstrooisel.
16.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoetgekomen.

16.4.3

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van natuur en landschap.

16.4.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.