direct naar inhoud van 1.3 Huidige planologische situatie
Plan: Heerde-Dorp, 2e partiële herziening, project Brinklaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.BP402-va01

1.3 Huidige planologische situatie

Het plangebied valt binnen de grenzen van het vigerende bestemmingsplan "Heerde-Dorp" dat door de gemeenteraad van Heerde is vastgesteld op 30 maart 2009. Binnen het plangebied liggen gronden met verschillende bestemmingen, waaronder de bestemmingen:

  • "Wonen – woongebouw": Deze gronden zijn bestemd voor wonen in woongebouwen met bijbehorende gebouwen, parkeervoorzieningen, tuinen en erven. Op de plankaart staat een goothoogte van 6 meter. Burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen voor een verhoging van de goothoogte met 2 meter.
  • "Maatschappelijk": Deze gronden mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen, met de daarbijbehorende erven, terreinen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Daaronder wordt volgens de begripsomschrijving verstaan: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
  • "Verkeer": Deze gronden zijn bestemd voor wegen, straten, paden, voet- en rijwielpaden en groenvoorzieningen.
  • "Groen": Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken, waterhuishoudkundige voorzieningen, met de daarbijbehorende andere bouwwerken en verhardingen.

Het bouwplan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat:

  • de nieuw te realiseren gebouwen gedeeltelijk zijn geprojecteerd buiten de bestemmingsgrenzen en de in het bestemmingsplan aangegeven bouwblokken;
  • de maximale goot- en nokhoogten worden overschreden;
  • het volledige plangebied een woonfunctie krijgt;
  • de verkeersbestemming ter plaatse van de Schoolhof verdwijnt.

Hoewel sprake is van een nieuw bestemmingsplan wordt toch voorgesteld om daarvan af te wijken. In dit nieuwe bestemmingsplan zijn nieuwe ontwikkelingen immers bewust niet meegenomen, omdat het gaat om een snelle inhaalslag waarmee oude bestemmingsplannen worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Deze inhaalslag mag niet vertraagd worden door discussies over de wenselijkheid en de inhoud van nieuwe ontwikkelingen. Met de gemeenteraad is daarom afgesproken dat nieuwe ontwikkelingen van enige omvang afzonderlijk zullen worden beoordeeld en zullen worden voorzien van een ruimtelijke onderbouwing die is toegespitst op dat concrete plan. In het kader van de vaststelling van de Visie op het Wonen en Werken en van de Centrumvisie heeft de raad wel uitgesproken dat, indien bouwinitiatieven passen binnen het vastgestelde beleid in beginsel meegewerkt kan worden aan een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

Aangezien de herontwikkeling van het projectgebied Brinklaan past in de ontwikkelingen die het gemeentebestuur voorstaat, en ook valt binnen de grenzen voor toepassing van artikel 19, lid 2 WRO is toegezegd dat in beginsel medewerking zal worden verleend aan de herontwikkeling van het plangebied.

In de tussentijd is de Wet op de Ruimtelijke Ordening aangepast. Het oude artikel 19, lid 2 bestaat niet meer. Op grond van het overgangsrecht mag het oude recht nog worden toegepast als het verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Weliswaar is het oorspronkelijke verzoek om medewerking/vrijstelling vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet ingediend en is sprake van voortschrijdende planvorming, maar de aanvrager is inmiddels veranderd en ook de inhoud van de plannen is op onderdelen aangepast. Het wordt daarom verstandiger geacht om geen gebruik te maken van het overgangsrecht, maar uit te gaan van het maken van een nieuw bestemmingsplan voor het projectgebied.

Omdat de plannen wel passen binnen de kaders die de provincie destijds heeft aangeven voor toepassing van artikel 19, lid 2, behoeft het voorontwerpbestemmingsplan niet voor vooroverleg aan de provincie te worden voorgelegd. Ingevolge de nieuwe Wro is ook na vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan geen goedkeuring van de provincie meer nodig.

Overwogen zou kunnen worden om voor de plannen een zogenaamd projectbesluit te nemen, maar procedureel levert dat nauwelijks voordeel, terwijl een projectbesluit binnen een jaar alsnog gevolgd moet worden door de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan.

Er is daarom gekozen om de ruimtelijke onderbouwing op te nemen in een toelichting op het bestemmingsplan. Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan start de formele procedure.