Plan: | Buitengebied West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.00000800-va01 |
Op grond van de huidige wetgeving is het verplicht om voor het bestemmingsplan een planMER op te stellen omdat het plan voorziet in mer-plichtige activiteiten en omdat er voor de ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt een passende beoordeling nodig is in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het doel van het planMER is het inzichtelijk maken van de milieueffecten van een plan. De wetgever heeft met de milieueffectrapportages in het algemeen beoogd om het milieuaspect onderdeel uit te laten maken van (ruimtelijke) keuzes. De planMER, het toetsingsadvies en het daarna uitgevoerde aanvullende onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 7. In deze paragraaf wordt door de doorwerking van de uitgevoerde onderzoeken nader toegelicht.
De planMER, het toetsingsadvies en het aanvullende onderzoek
Tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan heeft ook de uitgevoerde planMER ter visie gelegen. De uitkomsten van dit onderzoek waren al verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Na de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan heeft de Commissie m.e.r. op 26 januari 2012 een toetsingsadvies uitgebracht. Naar aanleiding hiervan heeft een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Het toetsingsadvies en het aanvullende onderzoek zijn aanleiding om het ontwerp bestemmingsplan aan te passen.
In de onderstaande tekst wordt toegelicht op welke wijze de resultaten van de onderzoeken verwerkt zijn in het bestemmingsplan.
Landbouw - agrarische bouwvlakken
Concluderend
De aanpassingen die hebben plaatsgevonden in het kader van de uitgevoerde planMER zijn naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. nog eens modelmatig onderzocht. Hieruit blijkt dat op basis van een reëel scenario gesteld kan worden dat zelf na het beperken van de omvang van de agrarische bouwblokken, nog steeds sprake is van een gemiddelde toename aan ammoniakdepositie. Door de toepassing van de randvoorwaarden aan de ontwikkelingsmogelijkheden wordt het risico op een toename van de stikstofdepositie op de Natura-2000 gebieden ten opzichte van de huidige situatie kleiner dan in het voorontwerpbestemmingsplan. Daarnaast wordt in het aanvullend onderzoek beschouwd dat een planMER onderzoek een theoretische beschouwing is van de maximale invulling van het bestemmingsplan. Het is om verschillende redenen (genoemd in het aanvullende onderzoek) onwaarschijnlijk dat deze maximale invulling daadwerkelijk gaat plaatsvinden. Met het uitvoeren van de onderzoeken heeft de gemeente voldaan aan de onderzoeksplicht uit de Natuurbeschermingswet, om op hoofdlijnen na te gaan of er kans is op aantasting van de instandhoudingsdoelen van de Natura2000 gebieden. Daarnaast heeft het aspect milieu een bepalende rol gespeeld bij het toekennen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan.
Voor een volledige weergave van de onderzoeken en het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. wordt verwezen naar de bijlagen bij deze bestemmingsplantoelichting.
Mestvergisting
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om bij recht de bedrijfseigen mest op het perceel te vergisten (de zgn "boerderijvergister"). Hoewel de criteria voor het oprichten van een zogenoemde "buurtvergister" ook zijn onderzocht, heeft de gemeente besloten deze niet mogelijk te maken middels het bestemmingsplan. Een buurtvergister heeft een dusdanig grote ruimtelijke impact, dat dit niet past binnen het conserverende karakter van het bestemmingsplan.
Overige aspecten
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de uitgevoerde planMER de doorwerking van het LOP (landschapsontwikkelingsplan) verbeterd door de landschapseenheden en waardevolle landschaspselementen, zoals de GEA-objecten als functieaanduiding op te nemen.