Plan: | Buitengebied West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.00000800-va01 |
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit “meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken”, adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.
Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Water zal, meer dan in het verleden, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting en bouwpeil. Hierdoor zal de afstemming tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer beter verlopen.
In het kader van de watertoets voor dit bestemmingsplan is in overleg getreden met de waterbeheerders.
Het rivierengebied moet beschermd worden tegen overstromingen. De dreigende overstromingen in 1993 en 1995 hebben bewezen dat het probleem niet moet worden onderschat. Het kabinet heeft besloten de bescherming tegen overstromingen uiterlijk in 2015 op het wettelijk vereiste niveau te brengen. Gezien de verwachting dat de maatgevende rivierafvoeren zullen toenemen, kiest het kabinet ervoor de vereiste veiligheid zoveel mogelijk te bereiken door het nemen van maatregelen die voorkomen dat de maatgevende hoogwaterstanden steeds verder zullen stijgen. Dit betekent dat het accent verschuift van dijkverbetering naar rivierverruiming, waarbij zowel buitendijkse als binnendijkse maatregelen worden ingezet.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft op 19 december 2006 goedkeuring van de Eerste Kamer gekregen voor de PKB Ruimte voor de Rivier. In de PKB Ruimte voor de Rivier zijn projecten opgenomen, die nodig zijn voor de bescherming tegen overstromingen. Het programma Ruimte voor de Rivier bestaat uit 39 maatregelen langs de IJssel, de Neder-Rijn, Lek, Waal en het benedenstroomse deel van de Maas. Per locatie is het soort maatregel vastgelegd.
Langs de IJssel is één van de maatregelen het binnendijks aanleggen van een hoogwatergeul bij Veessen-Wapenveld. Een hoogwatergeul is een nieuwe rivierloop buiten het bestaande winterbed, die bij hoogwater deel uitmaakt van het watervoerende gedeelte van een rivier. De hoogwatergeul is begrensd door twee hoge dijken of hogere gronden.
Voor de hoogwatergeul "Veessen-Wapenveld" wordt een Rijksinpassingsplan (RIP) gemaakt dat grenst aan de oostzijde van het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied West. De plangrenzen zullen naadloos aansluiten. Zodra de staatssecretaris een besluit heeft genomen in het kader van SNIP 3 wordt bezien wanneer het ontwerp-RIP voor iedereen ter visie wordt gelegd. De uitvoering van de hoogwatergeul is gepland in 2012-2015. In de PKB Ruimte voor de Rivier is vastgelegd dat, daar waar ruimte aan de rivier zal worden toegevoegd door thans binnendijkse gebieden buitendijks te brengen (zoals in het geval van de hoogwatergeul), een ruimtelijke reservering van kracht is. Voor maatregelen die vallen onder het Basispakket 2015, waar de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld onder valt, houdt dit in dat deze gebieden gevrijwaard dienen te worden van ontwikkelingen die een inrichting ten behoeve van de bescherming tegen overstromingen kunnen bemoeilijken.
De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten. Voor ontwikkelingen die leiden tot schade aan beschermde soorten is in veel gevallen een voorafgaande ontheffing van de wet verplicht. Tegenwoordig zijn de beschermde soorten verdeeld in drie categorieën die verschillen in de mate van bescherming. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
Het soortenbeleid dat door de provincie Gelderland voor de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur wordt gevoerd (bepaalde soorten zijn binnen de PEHS beschermd) overlapt voor een belangrijk deel met de bescherming door de Flora- en faunawet.
Het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) is een structuurvisie (voorheen PKB) die de hoofdlijnen bevat van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. In het SMT zijn de plannen van het ministerie van Defensie vastgelegd met betrekking tot de locaties en het gebruik van oefenterreinen, kazernes en andere complexen, militaire vliegvelden en havens. De structuurvisie is richtinggevend voor het ruimtelijk beleid van provincies en gemeenten.
Het gaat om terreinen in de Waddenzee, de duinenrij, de Veluwe en andere gebieden. Alle grote schietterreinen en enkele grote oefenterreinen liggen binnen deze gebieden. Gebieden die op grond van de richtlijnen als speciale beschermingszone worden aangewezen krijgen een beschermingsregime dat verwoord is binnen de Habitatrichtlijnen.
De militaire belangen binnen dit bestemmingsplan zijn:
In het SMT II is aangegeven dat Defensie in haar beheer rekening houdt met de zaken zoals deze in de Natuurbeschermingswet (NB-wet) zijn vastgelegd. Over het functioneren van Militaire terreinen binnen aangewezen natuurgebieden staat in het SMT II het volgende: "Een verantwoorde afstemming tussen de militaire en natuurfunctie gebeurt op zodanige wijze dat de krijgsmacht in staat wordt gesteld de gewenste geoefendheid te bereiken, waarbij tegelijkertijd de natuurwaarden in stand worden gehouden en waar mogelijk door gericht beheer verder worden ontwikkeld. Vanwege de kwalificatie van een groot aantal defensieterreinen als habitat- en vogelrichtlijngebieden wordt er in het SMT II vanuit gegaan dat de bestaande militaire activiteiten zich goed verdragen met die status".
Voor het Artillerie Schietkamp is een beheerplan in het kader van de NB-wet opgesteld. Het beheerplan is aan de provincie Gelderland aangeboden. De provincie zal dit plan verwerken in het Beheerplan Veluwe.