direct naar inhoud van 4.1 PlanMER
Plan: Buitengebied West
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000800-on01

4.1 PlanMER

Op grond van de huidige wetgeving is het verplicht om voor het bestemmingsplan een PlanMER op te stellen omdat het plan voorziet in mer-plichtige activiteiten en omdat er voor de ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt een passende beoordeling nodig is in het kader van de Natuurbeschermingswet. Het doel van het PlanMER is het inzichtelijk maken van de milieueffecten van een plan. De wetgever heeft met de milieueffectrapportages in het algemeen beoogd om het milieuaspect onderdeel uit te laten maken van (ruimtelijke) keuzes. De PlanMER is opgenomen in Bijlage 6.

Landbouw - agrarische bouwvlakken

  • In het kader van de planMER wordt aanbevolen een actieve handhaving en intrekking van "lege" vergunningen in en rondom de kwetsbare gebieden uit te voeren. Deze controle en handhaving vindt ook regelmatig plaats. Bij het toekennen van de bouwvlakken in het voorontwerp bestemmingsplan is rekening gehouden met de aard maar ook de mate van bedrijvigheid. Hier is soepel mee omgesprongen. Zodra er enigszins sprake was van bedrijfsmatige activiteiten is een agrarisch bouwvlak toegekend. Omdat ook wordt aanbevolen om bij het begrenzen en toekennen van bouwblokken in het bestemmingsplan buitengebied in te spelen op de latente ontwikkelingsruimte, wordt er voor gekozen om aan bedrijven met een bestaand bouwblok kleiner dan 0,5 ha een bouwblok van maximaal 0,5 ha toe te kennen en voor bedrijven met een bestaand bouwblok groter dan 0,5 ha een bouwblok van 1 ha mogelijk te maken. Bedrijven met een grootte van 1,5 tot 2 ha worden mogelijk gemaakt als omgevingsfactoren zich daartegen niet verzetten.
  • Vanuit de planMER wordt geadviseerd om de omschakeling van grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij vormen alleen mogelijk te maken als er sprake als de omschakeling verband houdt met de afwaartse beweging. Dus als er sprake is van de afbouw van een locatie in het extensiveringsgebied, een niet-duurzame locatie in het verwevingsgebied of het oplossen van een knelpunt. De nieuwe locatie (waar de omschakeling plaats vindt) moet zodanig zijn gelegen dat deze gezien de milieuruimte en andere omgevingsaspecten als een duurzame locatie kan worden aangemerkt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn hierom de randvoorwaarden voor omschakeling aangescherpt om het verband met de afwaartse beweging op te nemen.
  • In de planMER is ook de aanbeveling opgenomen om de differentiatie van bouwblokken af te stemmen op de kwetsbare gebieden zoals de EHS en Natura 2000 en op de gebieden waar andere functies het primaat hebben. Dit is in eerste instantie al gedaan door de grondgebonden veehouderijen ten oosten van het Apeldoorns Kanaal meer ontwikkelingsruimte te geven. Op deze manier is in de structuurvisiezone "nieuwe zakelijkheid en gezondheid" meer ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is voor bouwblokken in de EHS-natuur, EHS-verweving en de EHS-verbinding opgenomen dat alleen gebouwd mag worden als dit niet ten koste gaat van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS in het gebied.
  • Uitbreidingen boven de 1 ha van bestaande veehouderijen en omschakelingen naar de intensieve veehouderij zijn niet bij recht mogelijk gemaakt. De in de planMER aanbevolen omgevingstoets is afgestemd op de flexibiliteitscriteria die hiervoor in het voorontwerpbestemmingsplan waren opgenomen.

Mestvergisting
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om bij recht de bedrijfseigen mest op het perceel te vergisten (de zgn "boerderijvergister"). Hoewel de criteria voor het oprichten van een zogenoemde "buurtvergister" ook zijn onderzocht, heeft de gemeente besloten deze niet mogelijk te maken middels het bestemmingsplan. Een buurtvergister heeft een dusdanig grote ruimtelijke impact, dat dit niet past binnen het conserverende karakter van het bestemmingsplan.

Overige aspecten
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de uitgevoerde planMER de doorwerking van het LOP (landschapsontwikkelingsplan) verbeterd door de landschapseenheden en waardevolle landschaspselementen, zoals de GEA-objecten als functieaanduiding op te nemen.