18.3. Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Recreatie -
Verblijfsrecreatie' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
-
a. worden gebruikt voor andere functies dan de in lid 18.1 sub b. genoemde functies, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
b. worden gebruikt voor permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
-
c. worden gebruikt voor meer dan 110 standplaatsen voor kampeermiddelen, met dien verstande dat het de gronden betreft die niet zijn voorzien van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
d. worden gebruikt als standplaats voor meer dan 73 stacaravans, met dien verstande dat het gronden betreft die niet zijn voorzien van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
e. worden gebruikt als standplaats voor stacaravans als het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
18.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
18.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
a. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 50 m², met uitzondering van:
-
1. het aanleggen en verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische percelen en woningen;
-
2. het aanbrengen van kuilvoerplaten in directe relatie met het agrarische bouwperceel;
-
3. het aanleggen van kavel- en/of koepaden;
-
b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
-
b. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
-
c. het aanbrengen, dan wel wijzigen van drainagesystemen;
-
d. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
-
e. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
18.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.4.3. Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
-
a. door die werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie en/of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
-
b. deze geen (significant) negatieve gevolgen hebben voor de waarde van gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt.