direct naar inhoud van Artikel 4 Centrum
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. wonen op de verdieping(en);
  • e. wonen op de begane grond indien sprake is van wonen als bestaand gebruik;
  • f. bedrijven van categorie A als genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens horecabedrijven van categorie 1, 2, 3, 4 en 7 als genoemd in Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' tevens horecabedrijven van categorie 1, 2, 3, 4, 5 en 7 als genoemd in Bijlage 1 Horecalijst Binnenstad;
  • i. kantoor, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor uitgesloten' de kantoorfunctie uitsluitend op de verdieping is toegestaan;
  • j. cultuur met de functie museum;
  • k. evenementen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens het behoud, de bescherming, het herstel en/of de uitbouw van de cultuurhistorische waarden;

met daarbijbehorende:

  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. tuinen;
  • r. erven;
  • s. terreinen;
  • t. wegen en paden;
  • u. parkeervoorzieningen;
  • v. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • w. groenvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • x. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Centrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d dient ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de hoofdvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de bestaande gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast;
  • f. een bijbehorend bouwwerk mag ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied;
    • 2. de oppervlakte van binnen het bouwvlak gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meetelt bij de bepaling van deze gezamenlijke oppervlakte;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden;
  • i. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder a, ten behoeve van de uitbreiding van bovenwoningen, met dien verstande dat:
    • 1. de totale diepte van het bebouwingsvlak niet meer dan 18 m mag bedragen;
    • 2. een verschil van niet minder dan 2 m ten opzichte van de diepte van een aanliggende gevel bestaat;
    • 3. de afstand tussen de achtergevels van bovenwoningen niet minder dan 20 m bedraagt en de afstand tussen een achtergevel en een zijgevel niet minder dan 12 m.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van een bedrijf, voor zo ver het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens 4.1 toegelaten categorieën van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging.

4.5.2 Afwegingskader

Een in 4.5.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.