direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Frankrijk - Boomkamp 29
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.WP00169-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk heeft een geactualiseerd bestemmingsplan voor de woonwijk Frankrijk vastgesteld (d.d 20 november 2008), waarna Gedeputeerde Staten van Gelderland het plan hebben goedgekeurd op 15 mei 2009.

Met deze actualisatie is een lappendeken aan plannen en regelingen opgeruimd en is er meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid ontstaan voor de bewoners.

Over het algemeen is de gegroeide situatie als zodanig bestemd. Daarnaast is op een aantal plaatsen de mogelijkheid geboden om het bestemmingsplan te wijzigen. Een dergelijke wijzigingsbevoegdheid komt vooral voor bij percelen, die destijds al bebouwd waren, veelal met boerderijen. De nieuwbouw van “Frankrijk” is hier destijds op de onbebouwde agrarische gronden omheen gelegd. Nu is deze situatie veranderd, de (agrarische) bedrijfsfuncties zijn verdwenen en een aantal grote percelen biedt ruimte voor verdichting. Deze over het algemeen wat ruimere percelen, waar soms nog een restant van de oorspronkelijke (veelal agrarische) bebouwing op staat, zijn gesitueerd aan de oorspronkelijke wegen in het plangebied.

Een voorbeeld hiervan is te vinden aan de Boomkamp (destijds de oorspronkelijke Zuiderzeestraatweg). Aan de noordzijde van de Boomkamp bevindt zich op nummer 29 een ruim perceel, waarop thans de gebouwen zijn gesloopt. Dit perceel is in het nieuwe vigerende bestemmingsplan Frankrijk voorzien van een wijzigingsbevoegdheid.

Binnen bepaalde grenzen mogen hier bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid- twee woningen gebouwd worden.

Door middel van het thans voorliggende plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid: de bestaande bebouwing is gesloopt, waarna er 2 nieuwe woningen worden gebouwd.

Van het wijzigingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de planregels, kan het wijzigingsplan, zowel (digitaal) aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.

1.2 Ligging plangebied

Op de afbeelding hieronder is een deel van het woongebied Frankrijk aangegeven met daarin aangegeven de locatie Boomkamp 29.

.afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0001.jpg"

Ligging plangebied (bron: google earth)

Het perceel wordt aan de noordzijde begrensd door de Broeklaan en aan de zuidzijde door de Boomkamp. Aan de west- en oostzijde grenst het perceel aan andere percelen, waarop in het verleden nieuwbouw gerealiseerd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0002.jpg"

Luchtfoto met globale begrenzing (bron: google earth)

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan "Frankrijk - Boomkamp 29" heeft als IMRO-idn - NL.IMRO.0243.WP00169-0003 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).

Hoewel dit wijzigingsplan is gebaseerd op een bestemmingsplan, dat als ontwerp ter inzage gelegen heeft voor 1 juli 2008 (datum inwerkingtreding nieuwe Wet ruimtelijke ordening) geldt voor dit wijzigingsplan wel de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Daarom wordt in dit wijzigingsplan ook de nieuwe terminologie gehanteerd, gebaseerd op de nieuwe Wet ruimtelijk ordening.

Het wijzigingsplan Frankrijk - Boomkamp 29 bevat een toelichting, regels (voorheen voorschriften geheten) en een verbeelding (voorheen plankaart geheten).

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden en (te bouwen) opstallen weergegeven. De regels geven aan voor welke doeleinden de gronden benut mogen worden en welke bouwbepalingen in acht genomen moeten worden. De algemene bepalingen van het moederplan (Frankrijk) zijn onverkort van toepassing voor dit wijzigingsgebied.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het wijzigingsplan "Frankrijk - Boomkamp 29" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan en komt het plan aan bod;
  • in hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Aan de orde komen zaken zoals archeologie, ecologie, water en milieu en de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 4 waarin wordt ingegaan op de wijze van bestemmen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Inleiding

De stedenbouwkundige opzet van het plan Frankrijk is uitvoerig beschreven in het moederplan Frankrijk. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

Wel is het van belang hier de aandacht te vestigen op het feit, dat in dit bestemmingsplan Frankrijk een aparte bestemmingsregeling is toegekend aan de historische linten in het plangebied. Omdat de oorspronkelijke Zuiderzeestraatweg een voorbeeld is van een dergelijk historisch lint is het niet vreemd, dat aan een deel van de bebouwing, welke thans ter weerszijden van de Boomkamp is gesitueerd de bestemming woondoeleinden / historische linten is toegekend.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan 'Frankrijk' is vastgesteld d.d 20 november 2008, waarna Gedeputeerde Staten van Gelderland het plan hebben goedgekeurd op 15 mei 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0003.jpg"

Het perceel aan de Boomkamp 29 heeft de bestemming woondoeleinden/ historische linten, met een wijzigingsbevoegdheid. In artikel 5 van de voorschriften, behorende bij het bestemmingsplan Frankrijk, is bepaald voor welke doeleinden deze gronden benut mogen worden en welke regels in acht genomen dienen te worden bij het bouwen.

De wijzigingsbevoegdheid houdt in:

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bestaande aantal woningen, ten aanzien van de op de plankaart met 'wijzigingsbevoegdheid I' aangegeven gronden, onder de volgende voorwaarden:

  • het totale aantal woningen ter plaatse bedraagt niet meer dan 2;
  • de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 8 m en 11 m;
  • de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m.
  • aanwezige waarden die verwijzen naar het agrarische verleden dienen behouden en versterkt te worden;
  • de bebouwingskenmerken en de inrichting van het onbebouwde erf dienen aan te sluiten bij de karakteristieken en kenmerken van de voormalige Zuiderzeestraatweg;
  • de toe te voegen woning dient in karakter, bepaald door positionering, bouwvolume kapvorm en - richting, ondergeschikt te zijn aan de bestaande boerderij.

In artikel 5, lid 7 sub b van het vigerende bestemmingsplan is bovendien aangegeven, dat de wijziging als bedoeld onder a uitsluitend mag plaatsvinden indien:

  • 1. Voldaan kan worden aan de in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan en de in de Aanbevelingen Verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom (ASVV 2004) opgenomen parkeernormen.
  • 2. Door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven.
  • 3. Wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie alsmede flora en fauna.
  • 4. De economische haalbaarheid is verzekerd.

2.3 Kenmerken van het bouwplan

Het bouwplan voorziet zoals gezegd in de bouw van twee vrijstaande woningen. Deze woningen worden onderling verschillend maar passen in architectonisch opzicht goed bij elkaar. De woningen staan op verschillende afstanden ten opzichte van de weg. Hierdoor ontstaat een getrapte rooilijn aan de zijde van de Boomkamp.

Beide woningen hebben een lage gootlijn (maximaal 3,5 meter) en hebben een hoogte van maximaal 8 meter.

De woningen bestaan uit een duidelijk hoofdvolume en een daaraan ondergeschikte aanbouw, die bijvoorbeeld gebruikt wordt als garage. Hoofdvolume + aanbouw worden zodanig op het perceel gesitueerd, dat minimaal 3 meter onbebouwde ruimte op het zijerf resteert tot aan de zijdelingse perceelgrens.

De bouwplannen van de woningen worden voorbesproken met de rayonarchitect van de welstandscommissie teneinde een informeel advies te krijgen over de situering en de verschijningsvorm.

Het parkeren wordt op eigen erf opgelost. Per woning worden twee parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd.

Gevels

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0004.jpg"

Indicatieve voorgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0005.jpg"

Indicatieve zijgevel

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Algemeen

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in het plangebied van dit wijzigingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het wijzigingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het wijzigingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

3.2 Provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid

Het perceel Boomkamp 29 is gelegen binnen het Deelgebied Noord Veluwe van de Omgevingsvisie Gelderland 2015 (voorheen streekplan Gelderland). Op het schaalniveau van het thans voorliggende plan zijn hierin geen randvoorwaarden en restricties te noemen die strijdig zijn met het beoogde plan. Regionaal gezien bestaat er geen visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van Harderwijk e.o.

Ook in de Structuurvisie Harderwijk 2013 (vastgesteld in 2012) wordt hieraan weinig aandacht geschonken. Tenslotte heeft het vastgestelde Bestemmingsplan 'Frankrijk' een strikt consoliderend karakter en biedt weinig ontwikkelingsmogelijkheden. Dit wijzigingsplan zoals thans aan de orde is, kan alleen op basis van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

3.3 Flora en fauna

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in beschermingszone van de Ecologische hoofdstructuur of Natura 2000 gebied. Er is ook geen sprake van externe werking gezien de afstand tot dergelijke gebieden en de aard van de ingreep. Er is dus geen ontheffing van de natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Aangezien het gehele terrein bestaat uit een kale zandvlakte (zie navolgende foto's) is verder onderzoek naar flora en fauna niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0007.jpg"

Het aspect flora en fauna is geen belemmering voor de nieuwbouwplannen.

3.4 Bodem

Ten behoeve van het plan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd

Historisch onderzoek

De onderzoekslocatie ligt in een van oorsprong agrarisch gebied. Er hebben een woonhuis en enkele schuren op het perceel gestaan. Op dit moment is het terrein onbebouwd. Er zijn geen aanwijzingen voor de (voormalige) aanwezigheid van ondergrondse tanks of gedempte sloten op de locatie. De gehele locatie kan, op basis van het historisch onderzoek, worden aangemerkt als niet verdacht voor bodemverontreiniging.

In juli 2015 is door Grondvitaal een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzoekshypothese ”niet verdacht” op grond van de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters wordt verworpen.

In het grondwater is een matige verontreiniging met nikkel aangetroffen. Deze waarden gaven aanleiding tot nader onderzoek (herbemonstering van het grondwater). Daarom is een herbemonstering van het grondwater uitgevoerd. Het grondwatermonster is uitsluitend geanalyseerd op de aanwezige nikkelconcentratie.

Uit de herbemonstering en analyse van het grondwater is geen bevestiging gevonden van de aanvankelijk in het grondwater aangetroffen nikkelgehalte. De overige aangetroffen concentraties in de bovengrond en het grondwater zijn van lichte aard geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek.

De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is nihil.

In de ondergrond is geen verontreiniging aangetroffen.

De volgende aanbevelingen zijn gegeven:

Bovengrond

Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2013 blijkt dat in het bovengrondmengmonster vanaf het maaiveld tot 0,5 m.-mv. een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetroffen met PAK.

De concentratie blijft echter beneden de grenswaarde voor nader onderzoek en is niet van een omvang waardoor de volksgezondheid of het milieu mogelijk schade zal worden toegebracht. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen bezwaren aan te geven.

Ondergrond

Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2013 blijkt dat de gemeten gehalten in de ondergrond vanaf 0,5 tot 2,0 m. -mv. beneden de achtergrondwaarden liggen. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen beperkingen aan te geven.

Grondwater

Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2013 blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met kobalt, koper, zink en cadmium.

Asbest

Tijdens de terreininspectie zijn asbestverdachte golfplaten aangetroffen, welke deels waren ingegraven. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Tevens is tijdens de monstername van de grond geen asbestverdachte materialen in de bodem aangetroffen. Indien er graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden ter plaatse van de ingegraven golfplaten dan moet worden vastgesteld of dit inderdaad asbesthoudende golfplaten zijn. Als dat zo is moeten deze worden verwijderd en ter plaatse van de ingegraven platen moet een asbest in bodem onderzoek worden uitgevoerd conform NEN 5707.

De eventueel vrijkomende grond is bij afvoer hiervan niet vrij toepasbaar. De grond kan echter zonder voorwaarden worden hergebruikt op de locatie.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van twee woningen.

Het uitgevoerde onderzoek is als Bijlage 1 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek toegevoegd bij dit plan.

3.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.

Projecten die "niet in betekenende mate bijdragen" aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2.

Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen. Omdat in het plangebied het aantal woningen met maximaal 1 toeneemt, kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van de "Wet luchtkwaliteit" er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

In het moederplan "Frankrijk" wordt op basis van een berekening van de achtergrondconcentraties voor fijnstof en stikstofdioxide geconcludeerd, dat de berekende waarden ruim beneden de grenswaarden liggen. Kleine ontwikkelingen in de wijk (zoals het vermeerderen van het aantal woningen op basis van de wijzigingsbevoegdheden) hebben een te verwaarlozen invloed op de luchtkwaliteit.

Uit de navolgende afbeelding (Geoweb) blijkt dat het plan binnen het gebied ligt dat aan de grenswaarden voldoet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0008.png"

Zowel vanuit de Wet milieubeheer (Wm) als vanuit een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

3.6 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Aangezien er woningen (geluidgevoelige object) in het plangebied wordt gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De ODNV (Omgevingsdienst Noord-Veluwe) heeft geluidsaandachtzones ontwikkeld. Uit deze geluidcontouren blijkt dat de geluidbelasting van de N302 lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (zie navolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0009.png"

De ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen is volgens de ODNV zonder meer mogelijk.

Het aspect geluid is geen belemmering voor de realisatie van de twee woningen.

3.7 Bedrijven en milieuzonering

Voor een goede ruimtelijke ordening moet aandacht worden besteed aan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Om dit te voorkomen moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).
  • Wet milieubeheer.

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.

De publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG is gebruikt bij de zonering rond bedrijven. De publicatie deelt bedrijven onder in categorieën op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per milieucategorie gelden richtafstanden tot de woonwijken.

Milieucategorie   Aan te houden afstand tot woonwijken (zone)  
1   0 tot 10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Het plan is getoetst aan:

  • VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).
  • Wet milieubeheer.

Conclusie

Het perceel is niet gelegen in een milieuzone van een bedrijf. Het dichtstbijzijnde bedrijf is gelegen op een afstand van ongeveer 410 meter. De nieuwe woningen zijn voor de bedrijven in de omgeving dus geen beperkende objecten.

3.8 Industrielawaai

In het moederplan “Frankrijk” wordt aangegeven, dat de zonegrens van het bedrijventerrein Lorentz en het Industrieterrein Haven zal worden aangepast. De zonegrens is inmiddels aangepast. Daardoor is de invloed van beide terreinen op het woongebied afgenomen. Overigens ligt het perceel Boomkamp 29 ook in de “oude” situatie al buiten de 50 dB(A)-zone rond het bedrijventerrein Lorentz.

3.9 Archeologie

De raad van de gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld. Op de beleidskaart Archeologie is aangegeven wanneer bij nieuwe ontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0010.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart

Het voorliggende plangebied Boomkamp 29 is aangeduid als “verstoord”. Er is dan ook geen archeologisch onderzoek nodig.

Het aspect archeologie is dan ook geen belemmering voor de realisatie van de twee woningen.

3.10 Water

In het moederplan Frankrijk is uitvoerig stilgestaan bij het wateraspect. Daar is aangegeven wat de inhoud is van het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009. Ook is aangegeven, dat er een waterparagraaf opgenomen dient te worden in elk ruimtelijk plan.

Het onderhavige perceel Boomkamp 29 is een zeer gering deel van de totale oppervlakte van het plan Frankrijk. Op het perceel bevindt zich nu al 1 woning. In de toekomstige situatie zullen hier 2 woningen gesitueerd zijn. Dat betekent een toename van de verharde oppervlakte. Het hemelwater, dat terecht komt op de daken van deze 2 woningen zal afgekoppeld worden en op eigen terrein geïnfiltreerd worden, met overloopvoorzieningen (via het maaiveld) naar de openbare ruimte. De grondslag leent zich hier goed voor. Daarnaast zal het vuilwater afgevoerd worden naar de riolering in de Boomkamp. Het bestaande stelsel heeft capaciteit genoeg om de geringe toename van het aanbod te kunnen verwerken.

3.11 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

In april 2014 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.

De provincie Gelderland heeft op haar website de risicokaart gepubliceerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00169-0003_0011.jpg"

Uitsnede risicokaart

Deze kaart geeft inrichtingen die potentiele risico's met zich mee kunnen brengen ten aanzien van de veiligheid.

Gezien de ligging van het plangebied is sprake van twee relevante risicobronnen. Dit zijn de provinciale weg N302 en de spoorlijn Zwolle-Amersfoort.

N302 (provinciale weg):

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de N302, op een afstand van ongeveer 220 meter. Gezien de ligging van de N302 op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.

Spoorlijn Zwolle - Amersfoort:

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 1050 meter. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico in het kader van de provinciale weg N30 en de spoorlijn Zwolle - Amersfoort.

Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater;
  • de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.

Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te kunnen brengen over de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Uit de notitie 'VGR voor standaard externe veiligheidssituaties' blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd. De Veiligheidsregio heeft op ..... bevestigd dat e.e.a. van toepassing is op het onderhavige besluit.

Maatgevende scenario's

De maatgevende scenario¡¦s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario¡¦s ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geinformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Conclusie

Op basis van de hierboven genoemde overwegingen kan worden geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid.

3.12 Vormvrije MER-beoordeling

Sinds enige tijd zijn er veranderingen opgetreden in de wettelijke bepalingen met betrekking tot milieueffectrapportages (Besluit m.e.r.). Voorheen kon worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde voor m.e.r.(-beoordeling) lag en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling dient er een motivering te worden gegeven.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten voldoen niet alleen aan de onderzoeksverplichting van het Besluit ruimtelijke ordening, maar kunnen ook worden opgevat als de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Conclusie

Er kan worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten.

3.13 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12 Wro) rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

Het kostenverhaal is anderszins verzekerd door een anterieure overeenkomst met initiatiefnemers.

Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van het bouwplan komen volledig voor rekening van initiatiefnemers. De kosten voor het begeleiden van de procedure van het wijzigingsplan worden gedekt uit de in rekening te brengen leges. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

3.14 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp wijzigingsplan is naar de volgende instanties toegestuurd:

  • Provinciaal Bestuur Gelderland, t.a.v. Dienst Ruimte, economie en welzijn, afdeling RO/Gem. plannen (coördinatieberaad).
  • Ministerie EL&I, DG Natuur en Regio, Directie Regio en Ruimtelijke economie.
  • Waterschap Vallei en Veluwe.
  • Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, t.a.v. Brandweer Cluster Veluwe West.
  • Liander N.V..
  • KPN Telecom Rayon Midden, Afdeling UTN Leidingbeheer.
  • N.V. Nederlandse Gasunie, afdeling Grondzaken.
  • VAC Harderwijk Adviescommissie Wonen.

Het wijzigingsplan is in een regulier overleg met het waterschap besproken en akkoord bevonden. Daarnaast hebben van de bovenstaande instanties alleen Liander en de provincie Gelderland gereageerd.

Liander heeft geen op- of aanmerkingen op het bestemmingsplan. De belangen van Liander zijn voldoende behartigd. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat in het voorontwerp wijzigingsplan provinciale belangen aan de orde zijn en dat deze in het plan goed zijn verwerkt.

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft vanaf 12 september 2016, gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

4.1 Dit wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. De voornoemde planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven, welke bestemming er aan het perceel Boomkamp 29 is toegekend. Tevens is aangegeven waar de 2 nieuwe woningen gebouwd mogen worden en welke maximum goot- en bouwhoogte daarbij in acht genomen dienen te worden.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen en de onderzoeksresultaten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

4.2 De bestemming Woondoeleinden - historische linten

De bestemming van het perceel Boomkamp 29 is ten opzichte van het moederplan Frankrijk ongewijzigd gebleven: "Woondoeleinden/ historische linten".

De bouwmogelijkheden zijn ten opzichte van het moederplan uitgebreid:

  • Op het perceel zijn vlakken aangegeven met de aanduiding waar het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Door middel van een specifieke bouwaanduiding is vastgelegd wat de maximale breedte en diepte van de woning mag zijn.
  • De maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 meter en 8 meter zijn op de verbeelding weergegeven.
  • Daarnaast is bepaald, dat het achtererf en het zijerf tezamen tot maximaal 50% bebouwd mag worden, met dien verstande, dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf en het zijerf tezamen niet meer mag bedragen dan 100 m2 , waarbij de bebouwde oppervlakte van het zijerf niet meer dan 35 m2 mag bedragen.
  • De goothoogte van de bebouwing op het zijerf mag maximum 3 meter bedragen en de nokhoogte maximum 6 meter.
  • Voor de bebouwing op het zijerf geldt verder, dat deze bebouwing een afstand van minimaal 5 meter in acht moet nemen ten opzichte van de voorgevelbouwgrens.
  • Verder dient de woning + aanbouw zodanig op het perceel gesitueerd te worden, dat er minimaal een afstand van 3 meter in acht genomen wordt tussen de aanbouw en de zijdelingse perceelsgrens.
  • Tenslotte worden erkers toegestaan, mits deze geen grotere diepte hebben dan 1,5 meter, geen grotere goothoogte dan 3 meter en geen grotere breedte dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort. Een en ander mag niet tot gevolg hebben, dat de afstand van de woning tot aan de weg gelegen perceelsgrens minder dan 2 meter bedraagt.
  • In de regels is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen, welke de mogelijkheid biedt de bestaande bouwgrenzen met maximaal 1 meter te overschrijden. Hieraan zijn natuurlijk wel voorwaarden verbonden.