direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00092-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

Harderwijk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van plan methodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van Harderwijk.

Ten behoeve van de actualisering is het "Handboek actualisering bestemmingsplannen" opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na bijvoorbeeld "Stadsweiden", "Stadsdennen", "Frankrijk", "Tweelingstad-Slingerbos" en "Friesegracht 2010", is het bestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" een volgende plan binnen dit actualiseringsproces.

De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.

Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de planregels, kan het bestemmingsplan, zowel (digitaal) aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0001.jpg"

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden om de werk- en woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

De planregeling is vooral gericht op het handhaven van de bestaande situatie. Daarnaast maakt het een bredere bedrijfsinvulling van de percelen mogelijk dan op grond van het huidige bestemmingsplan mogelijk is.

Het bestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" vervangt bij inwerkingtreding de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk:

Naam bestemmingsplan   Vastgesteld   Goedkgekeurd door GS  
Tweelingstad 1973   21-03-1974 (Raad)   19-02-1975  
Werkgebied Sypel   19-08-1993 (Raad)   26-04-1994 (Kroonbesluit 20-06-1995)  
Benzineverkooppunt Hertog Reinoudlaan   24-08-1999 (B&W)    
Tweelingstad - Slingerbos   12-05-2011 (Raad)   december 2011 onherroepelijk  
Tweelingstad - Graaf Ottolaan 5-11   18-04-2013   juli 2013 onherroepelijk  

Een aantal ontwikkelingen is daarna gerealiseerd door middel van een artikel 19, lid 2 WRO procedure en/of ontheffingen en vrijstellingen op basis van de Wro en de Wabo.

1.3 Plangebied

Bedrijvenpark Sypel ligt centraal in de stad en wordt omsloten door de wijk Tweelingstad. Het plangebied ligt circa 1 kilometer ten zuidoosten van de binnenstad en wordt ontsloten via de Hertog Reinoudlaan op de Deventerweg.
Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, de Deventerweg, de Boerhaavelaan en de Graaf Ottolaan en heeft een oppervlakte van circa 9 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0002.png"

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.500 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00092-0002);
  • regels.


Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod.
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met het bedrijvenpark en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Geschiedenis

Harderwijk en omgeving worden sinds de prehistorie bewoond. De geschiedenis en ontwikkeling van Harderwijk laat veel aspecten en perioden zien. Zo verleende Graaf Otto van Gelre en Zutphen al op 11 juni 1231 stads- en marktrechten aan 'Herderewich'. Harderwijk groeide uit van agrarische nederzetting tot handelsplaats. Aan de handel, industrie en het toerisme dankt Harderwijk zijn snelle groei.

Het stedelijk gebied van Harderwijk bestond tot en met de tweede wereldoorlog bijna uitsluitend uit het gebied dat "binnen de wallen en de stadsmuur" is gelegen; dus de huidige binnenstad.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw is het Bedrijvenpark Sypel aangelegd om de groeiende bedrijvigheid in de stad een plaats te geven. Het terrein is primair bedoeld geweest voor productiebedrijven. Met de aanleg van de wijk Tweelingstad wordt het bedrijventerrein onderdeel van het bestemmingsplan “Tweelingstad 1973”. Dit bestemmingsplan sloot aan bij de oorspronkelijke gedachte van dit industrieterrein; het brengen van werkgelegenheid zo dicht mogelijk bij de mensen en het aldaar huisvesten van productiebedrijven, kantoren en autogarages.
Met de verandering van de omgeving in een woongebied verandert ook het karakter van het Bedrijvenpark Sypel. Veel productiebedrijven verlaten het terrein waar andere types bedrijven voor terugkomen. De diversiteit op het terrein neemt toe. Om deze ontwikkelingen een plaats te geven wordt in 1985 besloten tot een verkleuring van het bedrijventerrein op de middellange termijn. Juridisch-planologisch wordt dit in het in augustus 1993 vastgestelde bestemmingsplan “Werkgebied Sypel” geregeld. In dit plan wordt een verkleuring mogelijk gemaakt naar kantoren en wonen op de 2e, 3e en 4e bouwlaag binnen een afgebakend gebied.

In de Ontwikkelingsvisie Harderwijk (1998) wordt voor Sypel een koers ingezet richting kantoren, garagebedrijven en perifere detailhandel. In het zuidelijke gedeelte zou plaats zijn voor woonfuncties en zijn vervolgens bedrijven verplaatst ten behoeve van de beoogde ontwikkeling.

In het voorontwerp Structuurplan Harderwijk (april 2004) wordt een ruimtelijk beleid geformuleerd voor Sypel dat erop is gericht het bedrijvenpark te behouden voor bedrijven in de lichtere milieucategorieën. Het profiel van het bedrijvenpark biedt verder goede mogelijkheden het bedrijfsmilieu te combineren met enige woningbouw en/of maatschappelijke voorzieningen langs de randen als overgang naar de omliggende woonwijken en representatieve kantoren langs de Deventerweg.

Vervolgens is er in 2005 gestart met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het Bedrijvenpark Sypel. Er is een voorontwerp opgesteld maar dit plan heeft door tegenstrijdige belangen de procedure tot vaststelling niet doorlopen. Een aantal ontwikkelingen zijn daarna gerealiseerd door middel van een artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

In 2012 is gestart met een uitgangspuntennotitie. In deze uitgangspuntennotitie is de gewenste ontwikkelingsrichting van het bedrijvenpark beschreven. De uitgangspuntennotitie is in mei 2013 door het college van B&W vastgesteld en vormt de basis van het voorliggende bestemmingsplan.

2.2 Ruimtelijke structuur

Bedrijvenpark Sypel heeft een rechthoekige structuur met grote bedrijfskavels omsloten door infrastructuur. Aan de noodkant van het plangebied ligt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en de Prins Mauritslaan. Aan de oostkant ligt de Deventerweg, een belangrijke verkeersader door Harderwijk, die dienst doet als hoofdontsluiting van het bedrijvenpark. Aan de zuid- en westkant liggen de Boerhaavelaan en de Graaf Ottolaan. Met name de oost- en westkant kenmerken zich door belangrijke doorgaande groenstructuren. Binnen het gebied zelf liggen twee wegen: de Hertog Reinoudlaan en de Gelreweg. Deze infrastructuur verdeelt Sypel in drie blokken. De kavels binnen deze blokken worden direct vanaf de rand van het blok ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0003.jpg"

2.3 Aanwezige functies

2.3.1 Inleiding

Bedrijvenpark Sypel bestaat uit een mix van productie-, handels- en kantoorvestigingen. Aan de Graaf Ottolaan is een aantal bedrijven gevestigd met (bedrijfs)woningen. Verder staan er langs de Boerhaavelaan 3 appartementencomplexen en is in de zuidoosthoek een kantoorpand aanwezig. De gronden ten noorden van de Hertog Reinoudlaan en ten oosten van de Gelreweg liggen braak.

2.3.2 Wonen

Het bedrijvenpark Sypel telt ongeveer 80 woningen. Deze woningen worden door circa 90 personen bewoond.

Huishoudentype   Bedrijventerrein "De Sypel"   Harderwijk  
Eenpersoons   79%   31%  
zonder kinderen   16%   30%  
met kinderen   6%   38%  
Tabel 1, huishoudentype      

De meeste woningen betreffen tweekamer-appartementen. Deze worden voor een belangrijk deel door één persoon bewoond en voor een klein deel door twee personen. Daarnaast zijn er enkele (bedrijfs)woningen. Als gevolg hiervan betreft het hier voor bijna 80% eenpersoon huishoudens. Dit is ongeveer 2,5x hoger dan gemiddeld in de stad. Hiertegenover staat dat het aantal gezinnen met kinderen en zonder kinderen belangrijk lager is dan op het niveau van de stad.

De gemiddelde grootte per huishouden op bedrijventerrein Sypel bedraagt 1,3. Gemeente breed is dit per huishouden 2,4. Het verschil is volledig verklaarbaar door het relatief hoge aantal eenpersoon huishoudens.

Huishoudentype   Bedrijventerrein "De Sypel"   Harderwijk  
Eenpersoons   79%   31%  
zonder kinderen   16%   30%  
met kinderen   6%   38%  
45-65   19%   26%  
65+   2%   15%  
Tabel 2, leeftijdsopbouw      

De leeftijdsopbouw van het bedrijvenpark is ook sterk afwijkend van het gemiddelde in de rest van de stad. Circa 2/3 van de mensen is tussen de 25 tot 45 jaar. Er zijn maar enkele kinderen tot 15 jaar en ouderen boven de 65 jaar.

Wonen   Bedrijventerrein "De Sypel"   Harderwijk  
Koopwoningen   53%   57%  
Huurwoningen   41%   42%  
Onbekend   6%   1%  
Tabel 3, Koop- en huurwoningen    

Het woningbezit is ongeveer gelijk aan het gemiddelde in de gehele stad.

De W.O.Z. Waarde per woning is op bedrijvenpark Sypel € 137.000. Gemiddeld in de stad is deze waarde circa € 236.000. De waarde is daarmee circa 42% lager dan gemiddeld in de stad. Deze lage waarde komt doordat het grootste deel van de woningen 2 kamerappartementen betreft.

Cijfers zijn van het CBS. Alle cijfers zijn per 01-01-2012, behalve tabel 3, deze cijfers zijn van 01-01-2011.

2.3.3 Werken en voorzieningen

Op bedrijvenpark Sypel is een grote diversiteit aan bedrijven aanwezig. Naast het braakliggende terrein zijn langs de Deventerweg met name kantoorgebouwen en perifere detailhandel (Slaaphof) aanwezig. Op de hoek Deventerweg-Boerhaavelaan bevindt zich nog een kantoorfunctie. De plint van de drie woongebouwen is ingevuld met voornamelijk paramedische voorzieningen. Verder bevinden zich nog verspreid over het terrein diverse functies zoals bijvoorbeeld een garagebedrijf met showroom, een combibedrijf (detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen), groothandelsbedrijven, opleidingsinstituten, bedrijfsverzamelgebouwen en de servicedienst van de gemeente.

2.3.4 Verkeer en Vervoer

Verkeersstructuur / ontsluiting

Bedrijvenpark Sypel ligt binnen de bebouwde kom van de gemeente Harderwijk en er geldt voor het woon- en werkgebied een snelheidsregime van 30 km/uur.

Verkeersveiligheid

In het gebied van Bedrijvenpark Sypel is het aantal verkeersongevallen minimaal. Subjectief wordt de verkeerssituatie op een aantal locaties in het gebied soms wel als onveilig beleefd. Dit komt met name door de vele (jeugdige en schoolgaande) fietsers in combinatie met vrachtverkeer van en naar de verschillende bedrijven op het park.

Parkeren

Alle bedrijven moeten op het eigen perceel in de parkeerbehoefte voorzien.

Voetgangers/fietsers

Mensen worden steeds mobieler en ook ouderen en mensen met een beperking worden steeds langer en meer mobieler. Diverse voorzieningen, zoals elektrische fietsen en rollators, stimuleren dit. Woonwijken en -straten dienen wel ingericht te zijn op het faciliteren van het langzame verkeer. Straten dienen toegankelijkheid te zijn. Op het bedrijvenpark Sypel dient ook op een aantal locaties de openbare ruimte nog toegankelijk te worden gemaakt, bijvoorbeeld door trottoirs te verlagen, waardoor bijvoorbeeld mensen in een rolstoel zich vrij door de wijk kunnen (laten) bewegen.

In onderstaande afbeelding is het fietsnetwerk in Harderwijk weergegeven. De Deventerweg is aangewezen als een regionale hoofdfietsroute. De Prins Mauritslaan is aangewezen als lokale hoofdroute.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0004.png"

Openbaar vervoer

Er rijdt geen openbaar vervoer (stadsbus of streekbus) over bedrijvenpark Sypel. Reizigers die gebruik willen maken van de stadslijnen en buurtbus kunnen gebruik maken van de haltes op de omliggende wegen, die op loopafstand liggen. Alle streek- en stadslijnen hebben het station van Harderwijk, op loopafstand van bedrijvenpark Sypel, als begin- of eindpunt.

2.3.5 Groen

De belangrijkste groenstructuren bevinden zich aan de randen van het bedrijventerrein. Aan de zuidkant is de monumentale laanbeplanting van de Boerhaavelaan beeldbepalend.

De groenstructuur aan de westkant, langs de Graaf Ottolaan heeft een parkachtig karakter door de aanwezigheid van ruime grasvelden met bomen. De brede groene bermen langs de Deventerweg begrenzen het bedrijventerrein aan de oostkant.

Centraal in het terrein geeft de laanbeplanting het noordelijk en zuidelijk deel van de Gelreweg een groen karakter, maar het midden van de straat oogt stenig en vraagt om extra ruimte voor bomen. De Hertog Reinoudlaan vormt een belangrijke toegangsweg tot het bedrijventerrein. In de toekomst zullen de laanbomen, zodra ze tot volle wasdom zijn gekomen, deze functie nog meer benadrukken.

Niet nadrukkelijk aanwezig, maar toch mede sfeerbepalend zijn de relicten van oude houtwallen op particulier terrein als erfafscheiding tussen enkele bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0005.jpg"

2.3.6 Waterhuishouding

Bodemopbouw en oppervlaktewater

Het plangebied is gelegen in de wijk Tweelingstad. De bodem bestaat vanaf het maaiveld uit zand. In of direct nabij het plangebied is momenteel geen oppervlaktewater gelegen. Het plangebied veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.


Grondwater

Het terrein van bedrijvenpark Sypel is licht hellend met een hoogteligging variërend van ongeveer 5,40 m+ NAP (kruising Boerhaavelaan/Deventerweg) tot ongeveer 4,30 m+ NAP (kruising Prins Mauritslaan/Graaf Ottolaan). De grondwaterstand ligt gemiddeld op circa 2,20m+ NAP. Hiermee bedraagt de gemiddelde afstand van de grondwaterspiegel tot het maaiveld meer dan 2 meter. De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg onder maaiveld om nu en in de toekomst geen overlast te veroorzaken. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Overigens fluctueert deze grondwaterstand boven en beneden deze gemiddelde waarde afhankelijk van de seizoensinvloeden. Tevens zijn verschillende waarden in het plangebied aanwezig vanwege de omvang van het gebied.

Riolering en infiltratie regenwater

Het totale plangebied omvat ruim 10 hectare. Het gebied wordt ingesloten door de Prins Mauritslaan aan de noordzijde, de Graaf Ottolaan aan de westzijde, de Deventerweg aan de oostzijde en de Boerhaavelaan aan de zuidzijde. De (openbare) ruimte in het plangebied is nagenoeg bebouwd met bedrijfspanden en verhard met wegen, trottoirs en (bedrijfs)terreinen. Uitzondering hierop vormt het perceel grond aan de noord-oost zijde van het plangebied ter grootte van circa 1,3 hectare. Het betreft een 'braakliggend' terrein. Dit terrein wordt ingesloten door de Prins Mauritslaan aan de noordzijde, de Gelreweg aan de westzijde, de Deventerweg aan de oostzijde en de Hertog Reinoudlaan aan de zuidzijde. Het braakliggende terrein betreft circa 1/8 deel van het totale plangebied.

In het totale plangebied zijn de bestaande wegen deels voorzien van een gemengd rioolstelsel waarbij zowel het stedelijk afvalwater (dwa) als het regenwater (rwa) gezamenlijk via 1 rioolbuis wordt ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) op het industrieterrein Lorentz. Op de rwzi wordt het afvalwater gereinigd. Het gemengde rioolstelsel is een zogenaamd vrijverval rioolstelsel. De aanwezige riolen liggen met een geringe bodemhelling zodat het water 'vanzelf' naar de rwzi stroomt.

In het plangebied zijn meerdere grotere afvoerriolen van het gemeentelijke rioleringsstelsel aanwezig. Deze zijn aanwezig in de Boerhaavelaan, de Graaf Ottolaan en de Prins Mauritslaan. De riolen maken echter geen onderdeel uit van de hoofdtransportriolen waar ook het waterschap eigenaar van is.

In de aanliggende wegen zijn de afgelopen jaren de riolen vervangen en vergroot (Gelreweg, Prins Mauritslaan en (parallelweg van de Deventerweg ) of verbeterd (relining riool in de Boerhaavelaan). Tegelijkertijd zijn ook regenwaterinfiltratievoorzieningen aangelegd waar het regenwater direct in de bodem kan infiltreren. Enkel de riolering in een gedeelte van de Graaf Ottolaan moet in de komende jaren nog worden vervangen.

Ter plaatse van de ontwikkeling aan de Boerhaavelaan en de nabijgelegen bedrijfsverzamelgebouwen is ook tegelijk een infiltratieriool aangelegd waar ook het regenwater direct in de bodem kan infiltreren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sindsdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.

Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR zijn drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.


De drie rijksdoelen zijn in het SIVR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'.


In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor het plangebied.

3.2.2 Ladder voor duuzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is opgezet met als primair doel het tot stand brengen van een goede ruimtelijke ordening, door middel van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Concreet houdt dit in dat de ladder als ondersteuning dient voor decentrale overheden (provincies en gemeenten) bij de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. Hierdoor kan er een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming plaatsvinden bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Daarbij mogen dus enkel criteria een rol spelen die ruimtelijk relevant zijn.

De juridische grondslag van de ladder voor duurzame verstedelijking ligt in het Bro (artikel 3.1.6 lid 2), beleidsmatig is de ladder geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De ladder is daarmee kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden, zoals de gemeentelijke bestemmingsplannen en de provinciale inpassingsplannen. Ter verantwoording van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient in die plannen stil te worden gestaan bij drie treden waaruit de ladder voor duurzame verstedelijking bestaat:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dan wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, dan wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Daarbij moet opgemerkt worden dat als de stedelijke ontwikkeling ziet op de vestiging van een dienstenactiviteit, het onderzoek naar de actuele regionale behoefte geen betrekking mag hebben op de economische behoefte, de marktvraag, de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen of een beoordeling in relatie tot de door de gemeenteraad vastgestelde doelen van economische planning. Het onderzoek heeft slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. 

3.2.3 Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat het een provinciale ambitie is om de regionale centrumfunctie van Harderwijk het versterken.

 
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.

Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: “In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.”

Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten. Als afgeleide daarvan is door de gemeente het Meerjarenprogramma Woningbouw 2014-2024 opgesteld. De te realiseren woningaantallen in dit plangebied passen binnen dit meerjarenprogramma.

3.2.4 Stadsvisie 2031

Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.

Gekozen is voor scenario 2 "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.

De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema’s:

  • woonklimaat:
    "Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen";
  • maatschappelijke voorzieningen:
    "Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn";
  • werken:
    "Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago";
  • bereikbaarheid:
    "Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".

In scenario 2 is met betrekking tot het woonklimaat onder meer opgenomen dat Harderwijk bijzondere woonmilieus wil realiseren, die in de regio en omliggende steden niet of nauwelijks voorkomen. Hierden moet een aantrekkelijk villadorp worden.

De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welke koers Harderwijk wil varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken.

3.2.5 Structuurvisie Harderwijk 2031

De structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.


De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:

  • een visie op de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk voor de middellange en lange termijn;
  • een integrale visie met de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen betreffende het leven, werken en verblijven in Harderwijk;
  • de wijze waarop de gemeente de doelstellingen denkt te realiseren.

In de structuurvisie wordt over bedrijvenpark Sypel onder meer geschreven dat de kwaliteit van de openbare ruimte te wensen over laat. Daarnaast wordt aangegeven dat bedrijvenpark Sypel een kantorenlocatie is gecombineerd met bedrijvigheid. De braakliggende gronden tussen de spoorlijn aan de Hertog Reinoudlaan bieden ruimte aan 15.000 m2 uitbreiding aan bedrijfsvloeroppervlak. Op de visiekaart 'Ondernemende stad' is bedrijvenpark Sypel aangegeven als Werkgebied.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Beleidsplan wonen

Het woonbeleid van de stad Harderwijk is verwoord in het Beleidsplan wonen in Harderwijk 2016 Het woonbeleid van de stad Harderwijk is verwoord in het beleidsplan wonen 2016. (vastgesteld door de raad in mei 2012). De hoofddoelstelling uit het beleidsplan luid als volgt: "Het doel is om in Harderwijk en Hierden een buitengewoon aantrekkelijk woonklimaat te scheppen, door het in stand houden en realiseren van een gedifferentieerd aanbod in woonmilieus voor alle doelgroepen. Het credo is: meer woonkwaliteit door groei, reconstructie en transformatie".

Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de wijk.

In Bedrijventerrein Sypel is het de planning nog een 4e appartementencomplex te realiseren. Deze realisatie past op stadniveau binnen de woonbehoefte.

3.3.2 Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk

Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn is in april 2008 door de raad vastgesteld. Dit masterplan geeft aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, via het zogenoemde STAGG model. De woonzorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijkcentrum zijn diensten beschikbaar, zowel haaldiensten als brengdiensten. Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte woningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte. Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn gaat ervan uit dat op termijn in de gemeente Harderwijk vijf wijksteunpunten en daaromheen woonservicezones worden gerealiseerd. Eén daarvan is voorzien in de wijk Tweelingstad (voor de deelgebieden Kranenburg, Veldkamp, Tinnegieter, Bedrijvenpark Sypel en De Wittenhagen). Het plangebied zou -onder andere door de nabijheid van (vele) voorzieningen- een geschikte locatie zijn voor een wijksteunpunt.

3.4 Archeologie en monumentenbeleid

3.4.1 Nota Cultuurhistorie

In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.

3.4.2 Archeologienota

Op basis van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 moet de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld. De Beleidskaart Archeologie is tot stand gekomen door onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP- rapport 2050 "Een actualisatie en herziening van de archeologische verwachting").

In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.

Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.

Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellinggrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingplannen een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellinggrenzen.

3.5 Welstandsbeleid

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.


In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.


In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:

  • kleine bouwinitiatieven die welstandsvrij zijn;
  • kleine bouwinitiatieven waarvoor de zogenaamde 'sneltoetscriteria' gelden (criteria voor meest voorkomende kleine bouwactiviteiten);
  • grote bouwinitiatieven waarvoor lichte, gemiddelde en zware welstandstoets gelden;
  • grote bouwinitiatieven voor ontwikkelingslokaties, die in aparte beeldkwaliteitsplannen zijn vervat.


Kleine bouwinitiatieven in bedrijvenpark Sypel kunnen welstandsvrij zijn of zullen aan de hand van de criteria voor de meest voorkomende bouwactiviteiten worden beoordeeld.

Voor een groot deel van de grotere bouwinitiatieven in dit gebied geldt de gemiddelde toets zoals in de welstandsnota is opgenomen voor werkgebieden, kantorenlocatie en overige instituten binnen woonwijken en het buitengebied.


Voor de bouwinitiatieven die gekeerd zijn naar de Deventerweg en het NS spoor gelden de zwaarste welstandscriteria in de welstandsnota, omdat deze bebouwingen in belangrijke mate bepalend zijn voor de beeldkwaliteit van de gemeente. Harderwijk wordt immers beleefd/ervaren vanaf en vanuit deze belangrijkste invalswegen, ruimtelijke dragers en gebieden met bijzondere hogere beeldkwaliteit. Daarom is het streven erop gericht om de beeldkwaliteit in het beschermd stadsgezicht (binnenstad) en wijkwinkelcentra en aan invalswegen/dragers te versterken en te verbeteren.
Als er nieuwe ontwikkelingen zich in dit gebied gaan voordoen, waar de criteria in de welstandsnota niet heeft of kan voorzien, dan zullen er aparte beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld die bij vaststelling door de gemeenteraad onderdeel worden van de welstandsnota en daardoor als welstandtoetsingskader voor dat specifieke deel van het gebied gaan dienen.


Bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gelden geen aparte beeldkwaliteitplannen.

3.6 Milieubeleid

3.6.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012

De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.


Binnen onze gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen. Het milieubeleidsplan is overigens in 2013 voor een jaar verlengd.

3.6.2 Milieugebiedvisie

In het milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedsvisies opgesteld. Door het opstellen van een milieugebiedsvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Voor het voorliggende plangebied is geen milieugebiedsvisie opgesteld.

3.6.3 Routekaart naar een klimaatneutraal Harderwijk: De Energieke stad

Harderwijk heeft vele kansen om zich te profileren op het gebied van duurzaamheid en in het bijzonder duurzame energie. Vanwege die kansen stelt de gemeente zich het volgende doel; In 2031 (Harderwijk 800 jaar) wordt binnen de gemeentegrenzen 45 % minder CO2 uitgestoten (referentiejaar 2010). Deze ambitie zal worden bereikt door in te zetten op:

  • Energie besparing;
  • Opwekken van duurzame energie;
  • Compenseren (bijvoorbeeld door inkoop groene energie).

Met het stellen van deze ambitie wil de gemeente in het bijzonder lokaal bijdragen aan de economische vitaliteit, leefbaarheid en identiteit van de gemeente. Het loont om te investeren in energiebesparende maatregelen vanwege lagere lasten en vanwege de toegevoegde waarde aan het investeringsobject. Maar het betekent ook dat het opwekken van energie geld oplevert, duurzame energie zal in de toekomst alleen maar waardevoller worden. Door nu te investeren in het opwekken van duurzame energie wordt de afhankelijkheid van stijgende energieprijzen en het opraken van fossiele brandstoffen in de toekomst beperkt. Het lokaal investeren van die opbrengsten of meedelen in revenuen draagt bij aan de vitaliteit en zelfvoorzienendheid van de gemeente. Daarnaast laat de gemeente met deze doelstelling zien dat zij haar principiële verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van klimaatverandering. Let op! Duurzaamheid is nadrukkelijk meer dan alleen het besparen van energie of het treffen van milieumaatregelen (people-profit-planet).

3.7 Waterbeleid

Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

3.7.1 Waterbeleid 21ste eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

3.7.2 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.

Dit zijn:

  • 1. watersysteembenadering:
    per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen;
  • 2. waterketenbenadering:
    een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar;
  • 3. veiligheid:
    bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast;
  • 4. water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening: studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik;
  • 5. geen afwenteling
  • vasthouden,bergen en dan pas lozen van regenwater;schoon houden (van regenwater,
  • grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
  • een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
  • 6. ecologisch gezonde wateren (natte) landnatuur, ook in de stad; de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.
3.7.3 Waterschap: Keur en Algemene regels

Om zijn taak uit te kunnen oefenen, maakt het waterschap gebruik van de Keur. De Keur is een door het waterschapsbestuur vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. Deze regels gelden voor toestanden en handelingen op en vlakbij waterkeringen, watergangen en kunstwerken zoals duikers. De Keur bevat de ligging en maatvoering van waterstaatkundige werken en waterpartijen, alsmede de onderhoud- en beschermingszones. Het waterschap levert de gemeente deze gegevens aan, teneinde de hoofdwatergangen en waterkeringen, inclusief de onderhoud- en beschermingszone in het bestemmingsplan te regelen en de bouwmogelijkheden, voor zover noodzakelijk te kunnen regelen.


Waterschap Vallei en Veluwe is beheerder en bevoegd gezag voor zowel waterkwantiteit als –kwaliteit van de primaire watergangen (voor gemeente Harderwijk ook de watergangen in het stedelijk gebied). Voor werkzaamheden op, aan of in nabijheid van watergangen en waterkeringen geldt de Keur en heeft het waterschap algemene regels op gesteld.
Volgens de Keur gelden op en langs deze primaire watergangen inspectie- en onderhoud zones die gevrijwaard dienen te blijven en waarvoor bijzondere bepalingen gelden. Deze zone betreft in principe een stook van 5 meter aan weerszijde van de watergang, gemeten vanaf de waterrand.

Voor inzage in de voor de keurzones geldende bepalingen en verplichtingen wordt verwezen naar genoemd waterschap.


In het kader van een harmonisatieslag naar aanleiding van de fusie tussen waterschappen Veluwe en Vallei en Eem (2013) zijn per 1 januari 2014 de algemene regels van de keur ingrijpend herzien.

Een van de algemene regels (3.2.54) betreft lozen van hemelwater op oppervlaktewater vanaf nieuw verhard oppervlak groter dan 0,15 ha binnen de bebouwde kom en 0,4 ha buiten de bebouwde kom. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van 100 jaar: 88 mm per 24 uur. Tot aan deze T=100 neerslaggebeurtenis mag er niet meer dan 2x de landelijke afvoer afgevoerd worden op het oppervlaktewater (hiervoor is een kaart met landelijke afvoernormen opgesteld; voor stedelijk gebied is dat 3 l/s/ha). Bijvoorbeeld: uitgaande van de afvoernorm voor stedelijk gebied dient een bergingsvoorziening aangelegd te worden waarmee 60 mm hemelwater per aangesloten m2 verhard oppervlak uur ‘dynamisch’ in het hemelwatersysteem vastgehouden moet kunnen worden. Dynamisch berging betekent dat de infiltratiecapaciteit vanuit het hemelwatersysteem naar de ondergrond (mm/24 uur) aan de bergende capaciteit van het hemelwatersysteem toegerekend mag worden.

3.7.4 Waterplan Harderwijk 2013-2018

Het Waterplan Harderwijk 2013-2018 is op 8 oktober 2013 vastgesteld en is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Vallei en Veluwe. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving".

In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. Het plangebied staat op de Kansen en knelpuntenkaart ten oosten van het gebied dat valt binnen de grondwaterfluctuatiezone. In de grondwaterfluctuatiezone is extra aandacht nodig gezien de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden. Echter het gebied Tweelingstad - bedrijvenpark De Sypel ligt niet in deze zone.

Zo ook is op de visiekaart opgenomen dat de oude beekloop 'Het Sypeltje' net naast het plangebied ligt. Het tracé is gelegen in de groenstrook ten westen van de Graaf Ottolaan.

Voor alle wijken met een gemengd rioolstelsel geldt dat herstructureringsprojecten, daar waar mogelijk gecombineerd worden met het afkoppelen van hemelwater.

3.7.5 Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (VGRP) 2010 - 2015

In het verbreed GRP zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd:

Stedelijk Afvalwater:

  • huishoudelijk afvalwater aansluiten op gemeentelijk rioolstelsel, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn

Hemelwater:

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor inzameling en verwerking van hemelwater (infiltratie op eigen terrein)
  • Indien dit redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden verwacht, zal de gemeente de zorgplicht over moeten nemen
  • Perceelseigenaren van bestaande bebouwing worden gestimuleerd om hemelwater van de vuilwater riolering af te koppelen
  • Bij eventuele reconstructie: hemelwater van openbaar gebied afkoppelen van riolering, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn
  • Bij eventuele nieuwe grootschalige ontwikkelingen (inbreiding en/of herinrichting): hemelwater in principe bij voorkeur lokaal inzamelen en verwerken (infiltratie of lozing op oppervlaktewater), tenzij dit ondoelmatig blijkt te zijn (bijvoorbeeld bij hoge grondwaterstand of bestaand dicht stedelijk gebied).

Grondwater:

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het oplossen van grondwater onder of -overlast op eigen perceel en/of voor het daarop aanwezige bouwwerk (bouwkundige maatregelen)
  • De gemeente is verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterbestemming voor de aan de grond gegeven bestemming. Voor stedelijk gebied geldt dat sprake is van structureel grondwateroverlast indien de grondwaterstand langer dan 2 weken aaneengesloten hoger staat dan 0,7 m-mv.
  • De zorgplicht grondwater geldt niet met terugwerkende kracht (vanaf 1 januari 2008) en kan dus niet leiden tot aansprakelijkheid voor situaties uit het verleden.

3.8 Groenbeleid

In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld.

De belangrijkste groenstructuren bevinden zich aan de randen van het bedrijventerrein. Centraal in het terrein geeft de laanbeplanting het noordelijk en zuidelijk deel van de Gelreweg een groen karakter, maar het midden van de straat oogt stenig en vraagt om extra ruimte voor bomen. De Hertog Reinoudlaan vormt een belangrijke toegangsweg tot het bedrijventerrein. In de toekomst zullen de laanbomen, zodra ze tot volle wasdom zijn gekomen, deze functie nog meer benadrukken.

Het groen dient naast belevingswaarde een duidelijke gebruikswaarde te bezitten (sport/spel).

Door met bomen de straatprofielen optisch te versmallen werkt beplanting ook snelheidsverlagend, en vormt het een alternatief voor verkeersdrempels en andere obstakels.

3.9 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015). Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder. Daarnaast wordt vol ingezet op het stimuleren van het fietsverkeer binnen de gemeente Harderwijk.

Naast deze onderdelen/speerpunten zijn er voor Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel geen specifieke aspecten opgenomen in het VSP, behalve een fietsverbinding tussen Tweelingstad (Graaf Ottolaan) en Sypel, onder het spoor. Om het gebruik van de fiets verder te stimuleren en comfortabeler te maken is namelijk onder andere de volgende maatregel benoemd:

  • aanleg van ontbrekende schakel tussen Tinnegieter en De Sypel / sportpark Parkweg, aansluitend op de fietsroute Groene Long -Hoge Pad (fietstunnel onder het spoor, die zowel bijdraagt aan samenhang en directheid, verkeersveiligheid als aan het optimaliseren van de afwikkelingscapaciteit van de hoofdwegenstructuur voor gemotoriseerd verkeer).

Het verkeersbeleid met betrekking tot het parkeren van auto's en fietsen is opgenomen in de Parkeernormennota (vastgesteld mei 2013).

3.10 Economisch beleid

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

Het bedrijventerrein is in essentie niet bedoeld voor detailhandel. In de detailhandelsvisie is vastgelegd dat op bedrijventerreinen geen nieuwvestiging van detailhandel mogelijk wordt gemaakt, tenzij deze activiteit ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit. Deze visie is ook van toepassing op de zogenaamde pick-up points ten behoeve van internet-aankopen. Dit wordt beschouwd als detailhandel, en mag alleen op een bedrijventerrein gevestigd zijn indien er sprake is van ondergeschiktheid van deze functie aan de hoofdactiviteit (niet zijnde detailhandel), en met maximering van het vloeroppervlak voor deze functie.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

4.2 Uitgangspunten

Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie. Daarbij zijn de met vrijstelling vergunde activiteiten en bouwwerken in het plan opgenomen. Daarnaast wordt er zoveel mogelijk flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden opgenomen. Met dit nieuwe bestemmingsplan ontstaat nu voor elk bedrijf op bedrijvenpark Sypel een bestemmingsplanregeling die zoveel mogelijk in lijn is met de bestemmingsplanregelingen zoals die voor andere bedrijven in Harderwijk worden gehanteerd.

4.3 Gewijzigde bestemmingen in dit bestemmingsplan

4.3.1 Van kantoordoeleinden naar bedrijven

In het op dit moment geldende bestemmingsplan "Werkgebied Sypel" uit 1993 hebben de gronden de globale (uit te werken) bestemming "Kantoordoeleinden". De bedrijven die in 1993 al in het plangebied aanwezig zijn, zijn destijds specifiek op de kaart vastgelegd. Door deze specifieke bestemmingen is er een beperkte vestigingsruimte voor bedrijven. De meeste ruimte is immers gereserveerd voor kantoren. Een aantal bedrijven is inmiddels door middel van een vrijstelling van het bestemmingsplan op het bedrijvenpark gevestigd.

De afgelopen jaren is de vraag naar kantoorruimte zeer beperkt geworden en is de interesse voor de kantorenlocatie op Bedrijvenpark Sypel ook zeer beperkt gebleven. Daarnaast is er een overcapaciteit aan kantoormogelijkheden in Harderwijk. Nu is het moment om in het nieuwe bestemmingsplan de wenssituatie voor de toekomst vast te stellen, waarbij de bestaande zelfstandige kantoren op het bedrijvenpark gehandhaafd blijven.

De hoofddoelstelling is dat het Bedrijvenpark Sypel zich ontwikkelt als een veelzijdig gemengd bedrijvenpark voor bestaande én startende ondernemers waarbij de mogelijkheid van een combinatie van functies wordt gefaciliteerd. De verscheidenheid aan functies en schaalgrootte in het gebied moet bewaard blijven. Door op de braakliggende gronden langs het spoor niet alleen kantoren maar ook bedrijven toe te staan, ontstaan er meer kansen voor een passende invulling van de gronden. Zwaardere bedrijvigheid hoort thuis op het regionale bedrijventerrein en Lorentz I en II waar zwaardere milieucategorieën zijn toegestaan op voldoende afstand van woongebieden.

Afstanden bedrijvigheid tot woningen

Bedrijvenpark Sypel ligt ingesloten tussen de woonwijken Tinnegieter, Wittenhagen Noord en de bestaande woningen ten noorden van Kranenburg Noord. Dit zijn allemaal rustige woonwijken. Op het bedrijvenpark bevinden zich verschillende functies zoals wonen, kantoren en verschillende soorten (kleine) bedrijven. In een dergelijk levendig gemengd gebied is de vraag welke bedrijven en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. Wat is vanuit de leefbaarheid gezien mogelijk aan functiemenging?

Het gaat erom dat er voldoende ruimtelijke scheiding is tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen en bedrijven en anderzijds milieugevoelige functies als wonen.
Bij de milieuzonering wordt gebruikt gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor inrichtingen een afstand genoemd die tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Voor functiemengingsgebieden wordt echter niet gewerkt met richtafstanden. De in de VNG publicatie opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De activiteiten bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

  • A. Categorie A activiteiten zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • B. Categorie B activiteiten zijn activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • C. Categorie C activiteiten zijn activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van de bovengenoemde activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


Bedrijvigheid op Sypel

Op het bedrijvenpark Sypel wordt voorgesteld om in de toekomst bedrijven in de categorieën A, B en C toe te staan. Bestaande vergunde bedrijven die niet passen binnen deze bedrijvenlijst worden specifiek op de verbeelding aangeduid. Het bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die de bedrijven kunnen beperken in de ontwikkelingsmogelijkheden.

De bestaande percelen in het plangebied, maar vooral de braakliggende gronden in de noordoosthoek van het plangebied bieden goede mogelijkheden voor de nieuwvestiging van combi-bedrijven. Dat zijn bedrijven waar een combinatie van functies plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld een combinatie van productie en (onder voorwaarden) detailhandel, of een bedrijf met opleidingsmogelijkheden en een kantoor.
Omdat in de bedrijfsverzamelgebouwen langs de Gelreweg reeds een diversiteit aan bedrijven is gevestigd, krijgen deze gebouwen de bestemming "Gemengd". Voor de percelen met de bestemming 'Gemengd' is een aangepaste lijst voor bedrijven opgenomen, zodat er naast de bedrijven die elders op het bedrijvenpark zijn toegestaan, tevens bedrijven in de gezondheids- en welzijnszorg, cultuur, sport en recreatie en overige dienstverlening gevestigd mogen worden. Ook is er op de gronden met deze bestemming inpandige opslag van goederen en/of stoffen toegestaan, met dien verstande dat de opslag van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de "Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 - Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen" niet is toegestaan.

Voormalige telefooncentrale Defensie Gelreweg 1

De voormalige telefooncentrale van Defensie is in het huidige bestemmingsplan uit 1993 bestemd tot nutsvoorziening. Dit is een hele gedetailleerde bestemming die in deze tijd niet meer wenselijk is. Omdat het pand al jaren niet meer als zodanig in gebruik is en de gronden zijn verkocht, wordt de mogelijkheid geboden om ter plaatse bedrijvigheid toe te staan zoals elders op het bedrijventerrein.

Tamoil

Aan de Hertog Reinoudlaan is een tankstation gevestigd. Onderdeel van dit tankstation is een installatie voor de levering van gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen. Een onderdeel van deze installatie voldoet op dit moment echter niet aan de afstandseis die daarvoor geldt. Het gaat om de compressor-unit en bufferopslag met een veiligheidsafstand van 10 meter ten opzichte van al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te kunnen voldoen aan de veiligheidsafstand worden de compressorunit en bufferopslag in overleg met de ondernemer verplaatst. In het plan is vastgelegd dat binnen de veiligheidsafstand kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

Broedplaats voor de creatieve industrie

In het oude MOB-complex langs de Deventerweg worden -naast een kantoorfunctie- mogelijkheden gecreëerd om het gebouw in gebruik te nemen ten behoeve van een broedplaats voor de creatieve industrie. De creatieve industrie wordt ruim uitgelegd zodat hier mogelijkheden ontstaan voor (startende) ondernemers in de beeldende kunst, podiumkunsten, film, fotografie en video, muziek, architectuur, design, radio & tv, nieuwe media, journalistiek en literatuur, cultureel erfgoed en ambachtelijke kunst. In het gebouw zijn eveneens ateliers, expositieruimten en/of galeries toegestaan. Daarnaast mag binnen het MOB complex maximaal 350 m2 aan lichte horeca worden gevestigd, alsmede zalenverhuur. Hierdoor wordt een ruime mogelijkheid geboden om ter plaatse een mooie broedplaats voor de creatievelingen van Harderwijk te realiseren.

4.3.2 Detailhandel op bedrijventerrein

Als er door bedrijven direct aan de consument wordt geleverd is er volgens de in Harderwijk gehanteerde definitie sprake van detailhandel. Op bedrijvenpark Sypel is de vestiging van twee 'soorten' detailhandel toegestaan, namelijk perifere detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven.

Perifere detailhandel (PDV)

Langs de spoorlijn Zwolle-Harderwijk-Amersfoort ligt de PDV-locatie Deventerweg. Deze locatie kent z'n uitbreiding in het plangebied aan de overzijde van de Deventerweg met beddenspeciaalzaak Slaaphof en verderop aan de Prins Mauritslaan met Meubelzaak Te Boveldt en de twee bestaande garagebedrijven, die al sinds de jaren zeventig op het bedrijvenpark zijn gevestigd. Op deze as wordt op de braakliggende gronden perifere detailhandel toegestaan, al dan niet in combinatie met kantoren en/of bedrijven. Deze as vormt een functioneel kruis met de Deventerweg waar kantoren een belangrijke bestemming hebben.

Perifere detailhandel is detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en meubelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, alsmede tuincentra en bouwmarkten. Er is geen oppervlakte-eis opgenomen met betrekking tot minimale en/of maximale winkelvloeroppervlakten. Dit betekent dat kleine bedrijven die grote artikelen willen verkopen zich kunnen vestigen. Dergelijke bedrijven zijn namelijk niet wenselijk in de binnenstad of de wijkwinkelcentra. Grootschalige detailhandel -niet zijnde PDV- wordt niet toegestaan op Bedrijvenpark Sypel. Onder grootschalige detailhandel (GDV) worden detailhandelsvestigingen met een minimum winkelvloeroppervlak van 1.000 m2 verstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0006.jpg"

Ondergeschikte detailhandel

Ondergeschikte detailhandel is een ondergeschikte nevenactiviteit die rechtstreeks voortvloeit en/of
rechtstreeks verband houdt met de hoofdactiviteit. Wanneer de nevenactiviteit geen problemen oplevert voor ongewenste verkeersbewegingen en oneerlijke concurrentie met echte detailhandelslocaties, is het geen bezwaar deze ondergeschikte detailhandel toe te staan. Dit kan voldoende geregeld worden door de omvang van de detailhandelsactiviteit beperkt te houden. Om die reden wordt de nevenactiviteit gedefinieerd volgens de criteria:

  • de verkoopruimte is niet groter dan 25% van het brutovloeroppervlak;
  • uitgesloten is de verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen;
  • de verkoopruimte en het hoofdgebouw van het bedrijf bevinden zich op hetzelfde perceel. Binnen deze criteria is de vestiging van internetwinkels met afhaalbalie ook mogelijk, indien groothandel, op- en overslag en/of postorder de hoofdactiviteit is.

Met deze regeling wordt afgeweken van de regeling van detailhandel op de bedrijventerreinen Lorentz en Tonsel. Voor deze bedrijventerreinen geldt nog een beperkende factor dat de verkoopruimte niet groter mag zijn dan 50 m². Door deze oppervlaktebegrenzing van 50 m2 te schrappen kan tegemoet worden gekomen aan de wens om meer ruimte te bieden aan bedrijven waar combinaties van bedrijfsactiviteiten te vinden zijn, zoals productie, reparatie en detailhandel (combi-bedrijven). In Harderwijk is op dit moment een gebrek aan ruimte voor dergelijke bedrijven.

Bestaande detailhandelsvestiging

Jacht- en schietsportwinkel Graziani Gun Shop zit al jaren aan de Gelreweg. Omdat (uitbreiding van) detailhandel op deze locatie niet gewenst is, is de vergunde oppervlakte vastgelegd op de verbeelding en uitsluitend beperkt tot een jacht- en schietsportwinkel. Hierdoor wordt uitbreiding voorkomen, alsmede de vestiging van andersoortige detailhandel op deze locatie.

4.3.3 (Bedrijfs)woningen

Voor de bestaande (bedrijfs)woningen langs de Graaf Ottolaan en Prins Mauritslaan is uitgegaan van de bestaande verschijningsvorm. De bestaande goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding vastgelegd. De totale oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 175 m2. Hierdoor ontstaat er voor enkele woningen nog wat uitbreidingsmogelijkheden.

Om de stedenbouwkundige situatie op de hoek Boerhaavelaan - Graaf Ottolaan te verbeteren zijn er vergevorderde plannen om de bestaande opstallen op de percelen Boerhaavelaan 8 en Graaf Ottolaan 21 te slopen en er een nieuw woongebouw met maatschappelijke plint te realiseren. Dit nieuwe woongebouw sluit aan bij de bestaande woongebouwen langs de Boerhaavelaan. Tegelijkertijd kan de onduidelijke verkeerssituatie ter plaatse worden verbeterd door de Boerhaavelaan op een eenduidige wijze vorm te geven. Deze ontwikkeling wordt echter door middel van een zelfstandige en uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure mogelijk gemaakt.

4.3.4 Munitieopslag Kranenburg Noord

Aan de westkant van de Graaf Ottolaan ligt het voormalige kazerneterrein Kranenburg-Noord. De gronden zijn tot op heden nog bestemd voor defensieterrein, dat wil zeggen voor landverdediging en de daaraan gelieerde instellingen met bijbehorende voorzieningen. Op dit terrein is de opslag van munitie mogelijk. Hiervoor geldt echter wel een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Echter omstreeks 2011 is het complex (26H10) formeel overgedragen aan het RVOB (RijksVastgoed - en Ontwikkelings Bedrijf). Er was toen al geen sprake meer van munitieopslag. Defensie heeft op dit moment ook geen vigerende vergunning meer voor munitieopslag op het terrein van Kamp Kranenburg Noord. Daarnaast heeft Defensie laten weten daar ook nimmer meer gebruik van te zullen maken. De huidige gronden zijn in gebruik door de school ROC Landstede.

Het huidige gebruik op Kranenburg-Noord vormt geen belemmeringen voor Bedrijvenpark Sypel.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Inleiding

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. De gemeente Harderwijk hanteert het uitgangspunt dat bij ruimtelijke ingrepen in de bestaande ruimtelijke structuur cultuurhistorische waarden waar mogelijk worden ingepast. Wanneer er geen sprake sprake is van ingrepen in de ruimtelijk structuur (actualisatieplannen), is het uitgangspunt dat cultuurhistorische waarden geen directe reden zijn om bestaande rechten in te perken.

5.2.2 Historische geografie

Historisch geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van het cultuurlandschap. Dit betreffen de historische karakteristieken van het landschap. Bijzonder waardevol zijn elementen, zoals houtopstanden, verkavelingpatronen wegenpatronen die al lange tijd in het gebied aanwezig zijn. In het plangebied is met name nog het oude wegenpatroon zichtbaar. Vanuit cultuurhistorie zijn de volgende wegen van waarde.


Deventerweg

De Deventerweg is de oude weg van Harderwijk richting Deventer. Op de kaart van Jacob van Deventer van circa 1560 is deze weg al zichtbaar. Tot 1959 was deze weg onderdeel van de Stadsdennenweg.


Boerhaavelaan

De Boerhaavelaan maakt voor 1931 onderdeel uit van de Engersteeg. Bij de bouw van de appartementencomplexen is het tracé van de Boerhaavelaan verlegd. Het oude trace van de Boerhaavelaan bevindt zich nu ter plaatse van het fietspad langs de Boerhaavelaan. Tesamen met de laan beplanting is het tracé nog goed zichtbaar.


Graaf Ottolaan

De Graaf Ottolaan maakte vroeger onderdeel uit van het Hogepad, dat liep van de huidige Frisialaan tot aan de huidige Boerhaavelaan. Het Hogepad is al op de kaart van Jacob van Deventer uit circa 1560 zichtbaar. Langs Het Hogepad liep het water 'de Bovenste'Sypel'.

5.2.3 (Steden)bouwkundige waarden

Beschermde monumenten

In het plangebied zijn geen beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.


Karakteristieke panden

Het pand Graaf Ottolaan 9 wordt in de quickscan naar objecten uit de wederopbouwperiode (1940-1965) van het Gelders Genootschap, aangemerkt als een karakteristiek voorbeeld van bedrijfsbebouwing uit deze periode.

Het voormalige MOB-complex aan de Deventerweg 2a behoorde van oorsprong tot de soepfabriek California. De eerste bouwfase van dit gebouw dateert waarschijnlijk van net voor de Tweede Wereldoorlog en behoort daarmee tot de eerste bedrijfsbebouwing en tot één van weinige nog overgebleven bedrijfsgebouwen van Harderwijk uit die periode.

Omdat het bestemmingsplan voor het grootse gedeelte een actualisatie is van de huidige situatie zonder ruimtelijke ingrepen in de stedenbouwkundige structuur, wordt de historische wegenstructuur en karakteristieke panden door dit nieuwe bestemmingsplan niet verstoord/gewijzigd. Door het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan, zijn de aanwezige cultuurhistorische waarden planologisch voldoende geborgd.

5.2.4 Archeologie

IHet plangebied is volgens de Beleidskaart Archeologie verstoord. Conform het beleid wordt er bij verstoorde gebieden geen nader archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Ook wordt er conform het beleid geen dubbelbestemming archeologische waarde in het bestemmingsplan opgenomen.

5.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Het Natura 2000-gebied (Veluwerandmeren) ligt hemelsbreed op meer dan 1 kilometer afstand van het plangebied. De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957 en worden gevormd door vier ondiepe zoetwatermeren op de overgang van de Veluwe naar Flevoland. Op een afstand van circa 700 meter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied (Veluwe). De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden.

Soortbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen voor de flora en fauna te verwachten.
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

5.4 Watertoets

5.4.1 Inleiding

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota Waterbeleid 21e eeuw is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen.

5.4.2 Riolering

Voor de toekomstige situatie wordt onderscheid gemaakt in 2 gebieden:

  • het bestaande bedrijventerrein van circa 8,7 hectare;
  • het braakliggende terrein van circa 1,3 hectare.

Bestaand bedrijventerrein
Voor het bestaande bebouwde bedrijventerrein is sprake van een nagenoeg gelijke hoeveelheid aangesloten verhard oppervlak. In het gebied wordt enkel een wijziging/aanvulling van bestemming mogelijk gemaakt. Het betreft een bestaand bebouwd gebied met andere aanvullende mogelijkheden voor de toekomst. In z'n totaliteit gezien vindt er nagenoeg geen verandering van het verhard oppervlak plaats (alle terreinen zijn veelal verhard). In de toekomst kan bijvoorbeeld een verhard oppervlak (bestraat terrein) worden 'ingeruild' door het dakoppervlak van een aanbouw.

Qua aanvoer van 'huishoudelijk' afvalwater is geen noemenswaardige verandering in aangeboden hoeveelheid aan te geven.

Het braakliggende 'nieuwe' terrein
Voor het braakliggende 'nieuwe' terrein is de aanwezige riolering in de afgelopen jaren vervangen. Het betreft de aanwezige riolering in de Prins Mauritslaan aan de noordzijde van het betreffende gebied en de riolering aan de oostzijde van het gebied in de parallelweg van de Deventerweg. Tegelijk met het vervangen van de riolering zijn voorzieningen aangebracht om regenwater van de openbare ruimte (weg en trottoir) te infiltreren in de bodem en daarmee af te koppelen van de riolering.

De Hertog Reinoudlaan inclusief riolering is in 1997 aangebracht. De openbare ruimte is daar dus vrij recent aangebracht en er vindt dan ook geen vervanging plaats. 

5.4.3 Infiltratie van regenwater

Bestaand bedrijventerrein

Bij de realisering van nieuwbouw en/of ingrijpende verbouwing ontstaat de mogelijkheid een wijziging aan te brengen in de behandeling van het regenwater in het betreffende plangebied. Vanuit milieutechnisch oogpunt verdient het de voorkeur zo veel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. De belasting van het rioolstelsel door regenwater wordt op die manier beperkt. Bij extreme regenval is er minder gevaar voor wateroverlast. Infiltratie van hemelwater wordt in het algemeen gezien als een doeltreffend middel ter bestrijding van de verdroging en reductie van de emissies uit de riolering. Water vasthouden, bergen en afvoeren zijn de kernpunten van de benadering volgens de uitgangspunten van de nota Waterbeheer 21e eeuw.

Bij eventuele grootschalige herinrichting en/of particuliere nieuwbouw zal daarom worden onderzocht of regenwater via de bodem kan worden geïnfiltreerd of niet (afkoppel beslisboom van de Provincie Gelderland).


In het kader van de Optimalisatiestudie AfvalwaterSysteem (OAS) Harderwijk e.o. is in opdracht van het Waterschap Vallei en Veluwe het rapport 'Haalbaarheidsstudie Afkoppelen' (maart 2000) door DHV opgesteld, waarin een afkoppelkansenkaart voor de gemeente Harderwijk is samengesteld. Op basis van een aantal aspecten is bepaald in welke mate in een gebied regenwater kan worden afgekoppeld van de riolering.

Het plangebied ligt in een gebied waar de 'afkoppelkans'als 'goed'wordt vermeld.


Het lijkt dus goed mogelijk (een deel van) het regenwater dat op het plangebied valt direct te infiltreren in de bodem. De ter plaatse aanwezige bodemstructuur en de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand bieden hiervoor mogelijkheden.

Echter niet alleen de openbare ruimte biedt mogelijkheden voor infiltreren maar ook het particuliere terrein dient hierbij te worden betrokken. Bij verbouw, nieuwbouw of aanbouw zijn mogelijkheden aanwezig regenwater niet op de riolering aan te sluiten. Hiervoor kunnen dan infiltratievoorzieningen met overloopvoorziening op eigen terrein worden aangebracht.

Het regenwater dat dan op het dak valt, zal in de voorzieningen worden gebufferd. Tegelijkertijd vindt infiltratie in de bodem plaats. Indien de voorzieningen tijdens een wat forsere regenbui gevuld raken, dient wel een overloopmogelijkheid aanwezig te zijn, zodat het water alsnog kan wegvloeien of -zakken.


Het braakliggende 'nieuwe' terrein

Het regenwater afkomstig van het nu braakliggende terrein na de bouw wordt geïnfiltreerd door de particulieren op uitgeefbaar (in de toekomst particulier) terrein (afkoppel beslisboom van de Provincie Gelderland). Hiertoe moeten, ook op particulier terrein, regenwaterinfiltratievoorzieningen worden aangelegd. Bij de uitgifte van gronden wordt de infiltratieverplichting opgenomen in een bouwvergunning cq. overeenkomst. Het totale particuliere verhard oppervlak voor de toekomstige bedrijven en terreinen bedraagt circa 13.000 m2. Dit betekent dat bij volledige infiltratie circa 6500 m3 gemiddeld per jaar wordt toegevoegd aan het grondwater en niet naar de rioolwaterzuivering (rwzi) wordt afgevoerd.

5.4.4 Relevante thema's voor het plangebied

In overleg met Waterschap Vallei en Veluwe zijn de volgende thema's als relevant benoemd voor dit bestemmingsplan:

  • afkoppelen verhard oppervlak;
  • beleving.

Afkoppelen verhard oppervlak

De gemeente Harderwijk zal in het gebied verhard oppervlak afkoppelen van het gemengde stelsel waar dat haalbaar is. In de praktijk betekent dat: bij grootschalige ingrepen in het openbaar gebied, zoals rioolvervanging, herstructurering en vervanging van wegen worden de mogelijkheden onderzocht. Hierbij wordt het afgekoppelde hemelwater geborgen en geïnfiltreerd in (een combinatie van) IT-riolen en wadi's. Hemelwateroverschotten die niet via het oppervlaktewaterstelsel kunnen worden afgevoerd, worden afgevoerd via het gemengde rioleringsstelsel.
Infiltreren van schoon hemelwater is gezien de hoge grondwatertrap goed mogelijk.

Beleving

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel is op de visiekaart van het waterplan opgenomen dat de oude beekloop 'Het Sypeltje' juist ook ten westen van het plangebied weer 'zichtbaar' zal worden gemaakt. Het beoogde tracé is gelegen in de groenstrook ten westen van de Graaf Ottolaan. De reden is om de beleving van water te vergroten. Deze beek zal niet permanent watervoerend zijn. Indien mogelijk, wordt de beek benut voor het opvangen van afgekoppeld hemelwater uit het naastgelegen westelijk gebied.

Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in dit concept watertoetsdocument, dat is voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap heeft de wateraspecten beoordeeld en is hiermee akkoord.

5.4.5 Maatregelen

Om de mogelijke opeenhoping van verontreinigende stoffen in de bodem te beperken en uit oogpunt van voorkomen is beter dan genezen, zijn bij infiltratie van regenwater binnen een gebied bronmaatregelen gewenst. Voor woningbouw, utiliteitsbouw, GWW, straatmeubilair enzovoort gelden de volgende maatregelen:

  • geen gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, lood, koper en eventueel andere

uitlogende materialen toepassen, of;

  • zink, lood en koper coaten cq beplakken met een folie zodat er geen uitloging optreedt.

Bij wegen, paden en parkeerterreinen gelden de volgende maatregelen:

  • geen of beperkt gebruik van wegenzout;
  • bij voorkeur niet autowassen, of gebruik van biologisch afbreekbare shampoo;
  • geen chemische onkruidbestrijding;
  • geen verduurzaamd hout;
  • voorlichting richting gebruikers.
5.4.6 Zorgplicht

Bij infiltratie is de zorgplichtbepaling van artikel 13 Wet bodembescherming van toepassing. Deze zorgplicht houdt in dat een ieder verplicht is om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen.

5.4.7 Grondwaterneutraal bouwen

Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is. In de grondwaterfluctuatiezone betekent dit, dat ook gekeken moet worden naar de toekomstige grondwaterstand.

5.4.8 Procedures

Voor de wateraspecten wordt een watertoets doorlopen. Hierbij zijn de van belang zijnde wateraspecten die zijn gehanteerd bij de "Watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020" geselecteerd. Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het concept watertoetsdocument voor het gebied Tweelingstad-bedrijvenpark Sypel, dat is voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe.

Voor deze watertoets heeft in september 2013 overleg via de mail plaatsgevonden tussen Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Harderwijk. Het waterschap heeft de wateraspecten beoordeeld en is hiermee akkoord.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

5.5 Milieu

5.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

Dit bestemmingsplan is voornamelijk een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken. Ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan worden bij toepassing van de bevoegdheid getoetst aan de haalbaarheidaspecten.

5.5.2 geluidhinder

De mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer en railverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen. De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar.

Geluid afkomstig van bedrijven wordt geregeld in de Wet milieubeheer.


Wegverkeerslawaai 

Verkeerswegen hebben volgens de Wet geluidhinder aan weerszijden zones. Een zone kan, afhankelijk van de situatie, een breedte hebben van 100 tot 600 m. Binnen deze wettelijke zones geldt het grenswaardensysteem van de Wgh voor het toetsen van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, wanneer dergelijke bestemmingen nieuw in de wettelijke zones worden geprojecteerd.
Dit plan laat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is daarom ook niet nodig.

Bescherming bestaande geluidgevoelige bestemmingen

Geluid van rijkswegen en spoorwegen is aan grenzen gebonden om omwonenden tegen geluidoverlast te beschermen. Hierdoor zijn er wettelijke normen voor de hoeveelheid geluid die het verkeer op een weg of spoorweg maximaal mag produceren. Deze norm wordt een geluidproductieplafond (GPP) genoemd.


In de Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 is vastgelegd dat het geluid rond rijkswegen niet onbeheerst mag toenemen. Dit hoofdstuk is sinds 1 juli 2012 van kracht. Op punten langs rijkswegen en spoorwegen (zogenaamde referentiepunten) is met de GPP's de maximaal toegestane hoeveelheid geluid vastgesteld. Per punt verschilt de waarde van de geluidproductieplafond's. De punten liggen op 50 meter van de infrastructuur en 100 meter van elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0007.png"
Referentiepunten langs de spoorbaan

De geluidproductieplafonds moeten door Rijkswaterstaat en ProRail worden nageleefd. Rijkswaterstaat en ProRail controleren dit ieder jaar en rapporteren daarover aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Bij dreigende overschrijding van de geluidproductieplafonds moeten Rijkswaterstaat en ProRail maatregelen nemen om te voorkomen dat er een overschrijding ontstaat. Op deze wijze worden bestaande geluidgevoelige bestemmingen beschermd tegen onbeheerste toename van de geluidbelasting.

Dit plan laat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is daarom ook niet nodig.

Industrielawaai

Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd. Het plangebied laat geen grote lawaaimakers toe en er is dan ook geen sprake van een gezoneerd industrieterrein.

Binnen het plangebied zijn enkele woningen gesitueerd, die soms in gebruik zijn als bedrijfswoning. Aan de zuidzijde zijn er drie appartementengebouwen aanwezig. De bedrijven op het bedrijventerrein vallen onder het activiteitenbesluit. Het activiteitenbesluit stelt regels aan de geluidbelasting die op de woningen ten hoogste mag ontstaan.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen gedetailleerd akoestisch onderzoek verricht.

5.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.


In het kader van dit bestemmingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5.4 Bodemkwaliteit

Algemeen

De bodemgesteldheid in de buurt de Sypel is geschikt voor het huidige gebruik. De Bodemgesteldheid geeft over het algemeen geen belemmering voor de toekomstige planontwikkeling, aangezien voornamelijk slechts licht verhoogde gehalten en concentraties in de grond en het grondwater zijn aangetroffen. Er zijn enkele uitzonderingen. Op deze locaties moet bij eventuele planvorming in de toekomst rekening worden gehouden met de aanwezigheid van bodemverontreiniging.


Bodem

Als uitgangspunt voor deze analyse zijn de gegevens uit het Provinciale Bodemloket en uit het gemeentelijk bodemarchief (bodeminformatiesysteem). Het grootste deel van het gebied is één of meerder malen onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0008.png"
Gegevens provinciaal Bodemloket

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0009.png"

Gegevens gemeentelijk bodeminformatiesysteem Squit



Daarnaast zijn op diverse locaties nog ondergrondse tanks die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Ook zijn diverse tanks afgevuld of verwijderd. Mogelijk is dit niet in alle gevallen op de juiste wijze gedaan.

Een groot deel van de onderzoeken zijn verouderd (ouder dan vijf jaar) en de meeste onderzoeken zijn ouder dan twee jaar. In het geval van herontwikkeling/nieuwbouwprojecten kan het noodzakelijk zijn om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren. Voor grondverzet kan, naast een Ap-04 onderzoek conform het besluit Bodemkwaliteit, in overleg met het bevoegd gezag, gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan.


Asbest

In het gebied Sypel bestaat volgens de asbestkansenkaart een kleine kans op asbest. Daarnaast is er op diverse locaties asbest aangetoond en zijn er enkele locaties waarvan bekend is dat er asbest is verwerkt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0010.jpg"

Asbestbronnenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00092-0003_0011.jpg"

Asbestkansenkaart

5.5.5 Externe veiligheid

Inleiding

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Wet- en regelgeving

Risicobron   Vigerende wet- en regelgeving  
Spoor Amersfoort-Zwolle   Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Rapportage inventarisatie risicobronnen Harderwijk  
Opslag munitie Graziani Gunshop   Circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik
Activiteitenbesluit milieubeheer  
Tamoil tankstation inclusief aardgas-afleverstation   Activiteitenbesluit milieubeheer  

Risicobronnen

Spoor

Veiligheidszone

Een veiligheidszone is een bepaalde zone langs de spoorlijn waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan.

In het "Basisnet spoor" is aangegeven voor welke spoorlijn een veiligheidszone geldt. Voor het traject Amersfoort - Zwolle lopende langs het plangebied, geldt een veiligheidszone van maximaal 9 meter, gemeten vanuit het hart van de doorgaande spoorbundel. Het plangebied ligt niet binnen deze veiligheidszone.


Plasbrandaandachtsgebied

In het "Basisnet spoor" is aangegeven voor welke spoorlijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) geldt. Voor het spoortraject Amersfoort-Zwolle is een PAG vastgesteld van 30 meter, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Het plangebied ligt met een strook van ongeveer 12 meter binnen het PAG. Een PAG geldt alleen voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Indien zich bestaande kwetsbare objecten binnen het PAG bevinden, hoeven deze niet te worden gesaneerd. Binnen een PAG mag alleen gebouwd worden indien hiervoor een verantwoording wordt opgesteld. Concreet komt dit neer op het treffen van aanvullende (bouwkundige) voorzieningen die er voor moeten zorgen dat eventuele aanwezige personen zich in veiligheid kunnen brengen ingeval van een calamiteit. Geadviseerd wordt om in ieder geval geen objecten toe te staan voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.


Plaatsgebonden risico

Voor het plaatsgebonden risico geldt dat realisatie van kwetsbare objecten binnen de aanwezige 10-6/jaar contour niet is toegestaan. Voor wat betreft het traject Amersfoort - Zwolle langs het plangebied, blijkt uit de rapportage inventarisatie risicobronnen Harderwijk dat er geen plaatsgebonden risico aanwezig is.


Groepsrisico

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico geldt dat zolang de overschrijdingsfactor beneden de 0,1 ligt (10% van de oriëntatiewaarde), er geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig is bij een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied. In het vigerende plan is over het gehele plangebied een kantorenbestemming toegestaan. In het nieuwe plan is er minder ruimte voor kantoren en meer ruimte voor bedrijven. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de dichtheid van personen in het plangebied af zal nemen. Dit heeft een positief effect op het groepsrisico, waardoor er geen aparte groepsrisico berekening hoeft plaats te vinden.


Risicovolle inrichtingen

Graziani gunshop

Aan de Gelreweg 4a zit Graziani gunshop. Dit bedrijf slaat munitie op. Aangezien het bedrijf minder dan 250.000 patronen op slaat valt dit bedrijf onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het Activiteitenbesluit milieubeheer geeft aan dat een voorziening voor de opslag van meer dan 10.000 patronen voor vuurwapens, dient te zijn gelegen op een afstand van ten minste 8 meter van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, tenzij de voorziening in een brandcompartiment is gesitueerd.

Volgens de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik dienen, wanneer binnen acht meter zich kwetsbare functies bevinden, extra eisen aan de opslag te worden gesteld waardoor de veiligheidsafstand wordt verkleind. De veiligheidsafstanden van acht meter of minder behoeven dan niet in een bestemmingsplan te worden vastgelegd. Dit is bij Graziani het geval omdat de opslag plaatsvindt in een brandcompartiment. De veiligheidsafstand bedraagt 0 meter.


Tamoil tankstation

Dit tankstation aan de Hertog Reinoudlaan 15 valt onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Onderdeel van dit tankstation is een installatie voor de levering van gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen. Het Activiteitenbesluit milieubeheer geeft de afstanden aan waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. De afstand t.o.v. de afleverzuil is afhankelijk van het aantal te vullen personenauto's en/of autobussen per etmaal. De afstand ten opzichte van de bufferopslag is afhankelijk van de waterinhoud van de bufferopslag. In het bestemmingsplan kan worden aangegeven dat het realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze afstanden niet mogelijk is.

De huidige omvang van de waterinhoud van de bufferopslag bedraagt minder dan 3000 liter. Bij deze omvang dient een afstand van minimaal 10 meter te worden aangehouden. Aan deze afstand wordt medio 2013 nog niet voldaan. Op dit moment wordt een verplaatsing van de bufferopslag voorbereid.

Het aantal te vullen personenauto's en/of bussen bedraagt minder dan 300 per etmaal. de afstand ten opzichte van de afleverzuil bedraagt tenminste 10 meter. Aan deze afstand wordt in het plangebied voldaan.


Verantwoording groepsrisico

Aanwezige en te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied

Afgaande op het vigerende bestemmingsplan en het nieuwe plan, is er in de nieuwe situatie minder ruimte voor kantoren en meer ruimte voor bedrijven. Het is aannemelijk dat hierdoor de dichtheid van personen in het plangebied zal afnemen. Dit heeft een gunstig effect op het groepsrisico.


I nvloed van het plan op het groepsrisico

Zoals al eerder beschreven heeft het plan een positief effect op het groepsrisico, aangezien de dichtheid van het aantal personen in het plangebied op basis van het nieuwe plan afneemt.


Maatregelen ter beperking van het groepsrisico

Bronmaatregelen aan het spoor liggen buiten de invloedssfeer van dit bestemmingsplan. Maatregelen bij de ontvanger zijn in een bestaande situatie moeilijk uitvoerbaar. Dergelijke maatregelen leiden tot ingrijpende (ruimtelijke) wijzigingen en grote financiële inspanning en staan niet in verhouding met het plan waarvoor het groepsrisico moet worden verantwoord.

Indien er binnen het plasbrandaandachtsgebied nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd, dienen er op grond van het Bouwbesluit 2012 bij de bouw aanvullende bouwtechnische maatregelen te worden getroffen. Deze maatregelen zijn vooral gericht op vergroting van de zelfredzaamheid. Geadviseerd wordt om op dat moment advies van de (regionale) brandweer in te winnen.


Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling

Dit is niet aan de orde, aangezien het plan een positief effect op het groepsrisico heeft.


Bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Hulpverleningsdiensten kunnen de omvang van een ramp beperken door bijvoorbeeld gerichte alarmering en evacuatie en door het bieden van snelle en adequate hulpverlening. De hulpverleningsdiensten zijn hier in voldoende mate voor uitgerust.

De mogelijkheden tot bestrijding van een ramp of het beperken van de omvang van een ramp, zijn aan de bronkant een verantwoordelijkheid van de vervoerders van gevaarlijke stoffen en de beheerders van weg, spoor en buisleidingen.


Zelfredzaamheid

In het plangebied zijn met name overdags grotere aantallen personen aanwezig. Goede en logische vluchtroutes zijn een essentiële voorwaarde voor de zelfredzaamheid. De aanwezige infrastructuur biedt in voldoende mate de mogelijkheid om in het geval van een calamiteit het gebied te kunnen ontvluchten. Geadviseerd wordt om de huidige infrastructuur te handhaven.

Het plan voorziet niet in realisatie van functies voor grote groepen personen die niet of in mindere mate zelfredzaam zijn.


Conclusie

Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor dit plan.

Het plan heeft een positief effect op het groepsrisico, waardoor extra berekeningen niet noodzakelijk worden geacht.

Het plangebied valt voor een klein gedeelte binnen het plasbrandaandachtsgebied van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Om binnen het PAG (beperkt) kwetsbare objecten te kunnen realiseren, dienen op grond van het Bouwbesluit 2012, aanvullende bouwtechnische maatregelen te worden genomen. Aangeraden wordt om voor de bouw advies van de brandweer te vragen. Tevens wordt geadviseerd om binnen het PAG geen objecten toe te staan voor groepen verminderd zelfredzame personen.

5.5.6 Duurzaamheid

Bouwen en wonen hebben een grote impact op het milieu. Denk maar aan het energieverbruik bij de productie van bouwmaterialen, bij verwarming en transport, het gebruik van schaarse grondstoffen en water, het afval dat vrijkomt, het beslag op de openbare ruimte enzovoort. Kiezen voor duurzaam bouwen staat voor een manier van bouwen waarbij we zoveel mogelijk rekening houden met mens en milieu. De belangrijkste principes zijn:

  • beperk het gebruik van energie, water, grondstoffen;
  • kies voor duurzame energiebronnen, watergebruik, grondstoffen en materialen;
  • gebruik eindige voorraden van energie en water, grondstoffen en materialen verstandig.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Harderwijk. Bij nieuwbouw in plangebieden wordt duurzaam bouwen en ondernemen dan ook gestimuleerd.

5.6 Kabels en leidingen

In het plangebied bevinden zich, naast een klein stuk rioolleiding in de Prins Mauritslaan, geen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn.

De rioolleiding betreft een stuk riool van 2 x rond 400 mm met een totale breedte van 1,20 m.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

6.1.1 Uitgangspunten

Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners, ondernemers als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.

Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is.

6.1.2 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers/bedrijven wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.

6.1.3 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  • b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  • c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
6.1.4 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Algemene uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan 'Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan.

6.3 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2014-02.

Om de bestaande functies zoveel mogelijk vast te leggen en gewenste ontwikkelingen die in de Uitgangspuntennotitie Bedrijvenpark Sypel zijn omschreven mogelijk te maken, zijn er ten opzichte van het Handboek enkele specifieke aanduidingen opgenomen.

In de bestemming 'Bedrijf' zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • 'specifieke vorm van bedrijf - 1' ten behoeve van een gemeentelijke onderhoudsdienst met bijbehorende bouwwerken;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - 2' ten behoeve van een schoonmaakbedrijf;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - 3 ten behoeve van een constructiebedrijf;
  • 'specifieke vorm van bedrijf - 4' ten behoeve van een broedplaats voor de creatieve industrie daaronder begrepen beeldende kunst, podiumkunsten, film, fotografie en video, muziek, architectuur, design, radio & tv, nieuwe media, informatie- en communicatietechnologie, journalistiek en literatuur, cultureel erfgoed en ambachtelijke kunst, alsmede bijbehorende ateliers, expositieruimten en/of galeries;
  • 'specifieke vorm van detailhandel - 1' ten behoeve van een jacht- en schietsportwinkel;
  • 'wonen' ten behoeve van de bestaande woningen;
  • 'detailhandel perifeer' ten behoeve van perifere detailhandel;
  • 'horeca' ten behoeve van horeca in de categorie 1a alsmede zalenverhuur in categorie 2;
  • 'onderwijs' ten behoeve van een opleidingsinstituut m.b.t. arbo-wetgeving en lichamelijke verzorging;
  • 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen, lpg daaronder niet begrepen;
  • 'opslag' ten behoeve van een compressor-unit voor bufferopslag aardgas;
  • 'nutsvoorziening' ten behoeve van nutsvoorzieningen;

Daarnaast is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Deze bestemming is niet in het Handboek opgenomen en maakt voor de bedrijfsverzamelgebouwen een bredere invulling van de percelen mogelijk dan voor de percelen met de bestemming 'Bedrijf' het geval is.


In de bestemming 'Wonen' zijn de aanduidingen 'kantoor' en 'maatschappelijk' opgenomen ten behoeve van kantoren en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond.

6.4 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

  • Bedrijf
  • Gemengd
  • Verkeer
  • Wonen
  • Leiding - Riool

Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.

6.4.1 Bedrijf

Het merendeel van de gronden heeft de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Op deze gronden zijn bedrijven zoals die zijn opgenomen in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' onder voorwaarden toegestaan. Bestaande bedrijven die niet binnen deze bedrijvenlijst passen zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Daarnaast is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan. Hieraan zijn wel enkele voorwaarden gesteld. Zo dient de detailhandel rechtstreeks verband te houden met of rechtstreeks voortvloeien uit de hoofdactiviteit en moet de detailhandel plaatsvinden op hetzelfde bouwperceel als het hoofdgebouw. De verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen is niet toegestaan. Het verkoopvloeroppervlak aan ondergeschikte detailhandel is beperkt tot 25% van het brutovloeroppervlak. Bij het verkooppunt motorbrandstoffen aan de Hertog Reinoudlaan is een tankshop toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2. Het huidige afhaalpunt van DHL valt binnen deze regeling voor een tankshop.

Binnen een afstand van 10 meter rond een aardgasbufferopslag mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn, tenzij de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de inrichting. Deze veiligheidszone is op de verbeelding opgenomen, zodat duidelijk is voor welk gebied deze beperkingen gelden. Het bevoegd gezag kan deze aanduiding 'veiligheidszone - bufferopslag aardgas ' laten vervallen of wijzigen in die zin dat de zone wordt verwijderd of aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

De maximale bouwhoogte in het plangebied bedraagt 14 meter, met uitzondering van een deel van de gronden die zijn gelegen tussen de spoorlijn, Deventerweg en de Hertog Reinoudlaan. Op deze strook grond is een maximnale bouwhoogte van 19 meter toegestaan.

Voor erfafscheidingen, (licht-)masten en reclameborden zijn specifieke bouwregels opgenomen.

In de regels is ook een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan afwijken van de planregels om bedrijven toe te kunnen staan die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijven naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen. Bevi-inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichtingen zijn echter niet toegestaan.

Daarnaast kan het bevoegd gezag afwijken van de planregels ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage tot 90%, mits wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en laden en lossen plaatsvindt op eigen terrein

Tenslotte is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om buiten het bouwvlak transparante erf- en terreinafscheidingen te kunnen realiseren met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

6.4.2 Gemengd

Op deze gronden zijn bedrijven zoals die zijn opgenomen in bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijfsverzamelgebouwen' onder voorwaarden toegestaan. Naast de bedrijven die elders op het bedrijvenpark zijn toegestaan, mogen op de gronden met deze bestemming tevens bedrijven in de gezondheids- en welzijnszorg, cultuur, sport en recreatie en overige dienstverlening gevestigd worden. Daarnaast is -onder voorwaarden- detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.

Ook is er op de gronden met deze bestemming inpandige opslag van goederen en/of stoffen toegestaan, met dien verstande dat de opslag van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de "Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 - Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen" niet is toegestaan.

De maximale bouwhoogte van de gebouwen bedraagt 7 meter.

Binnen de bedrijfsverzamelgebouwen zijn enkele units aanwezig die een tussenverdieping hebben gerealiseerd. Deze tussenverdieping is destijds direct bij de bouw van het pand gerealiseerd en is veelal ingericht ten behoeve van het kantoorgedeelte. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen dat bij deze kantoorfunctie hoort bedraagt 2 parkeerplaatsen op eigen erf. Deze benodigde parkeerplaatsen zijn destijds bij de vergunningverlening in de parkeerbalans meegenomen. Uitbreiding van het aantal bedrijfsunits met volledige tussenvloeren ten behoeve van kantoorfuncties is niet mogelijk omdat dan niet kan worden voldaan aan de parkeerverordening.

In de regels is ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Het bevoegd gezag kan afwijken van de planregels om bedrijven toe te kunnen staan die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijven naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen. Bevi-inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichtingen zijn echter niet toegestaan.

6.4.3 Kantoor

Het voormalige kantoorgebouw van Liander langs de Deventerweg heeft de bestemming ‘Kantoor’ gekregen. De gronden mogen voor 70% worden bebouwd met een maximale bouwhoogte van 14 meter.

6.4.4 Verkeer

De ontsluitingswegen van het bedrijvenpark hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Het betreft dan zowel de Deventerweg (doorstroomfunctie) als de wegen binnen het bedrijvenpark.

6.4.5 Wonen

De appartementen langs de Boerhaavelaan hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Op de begane grond mag de plint van de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen. Naast de woningen valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen binnen deze bestemming.

De maximale bouwhoogte bedraagt 14 meter en is op de verbeelding aangegeven.

Binnen de woningen wordt er ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies, zoals Bed & Breakfast en bedrijvigheid aan huis.

Voor de bestaande (bedrijfs)woningen langs de Graaf Ottolaan en Prins Mauritslaan is uitgegaan van de bestaande verschijningsvorm. De bestaande goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding vastgelegd. De totale oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 175 m2.

 

Bed&Breakfast
Onder wonen is Bed & Breakfast mede begrepen. Met deze regeling voorziet de gemeente in een toenemende behoefte aan geschikte bed- en breakfastruimten. De voorwaarden voor het toestaan van Bed & Breakfast zijn mede gebaseerd op de in 2009 verschenen "Beleidsnotitie Bed & Breakfast" van het Platform Bed & Breakfast Nederland. Deze voorwaarden houden verband met de ruimtelijke consequenties die toelating van een verblijfsrecreatieve functie binnen de woonbestemming kan hebben en de gevolgen voor het toeristisch product in kwalitatieve zin.

Belangrijke voorwaarden zijn dat:

  • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat het een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie;
  • 5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de normen in de gemeentelijke parkeernormennota.

Bedrijvigheid aan huis

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woongebieden kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woongebied worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in het gebied. Aan huis gebonden beroepen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is wel belangrijk dat de woonfunctie uitgangspunt blijft. De bedrijvigheid is beperkt tot maximaal 75 m². Op 7 februari 2013 is de Beleidsregel voor beroepen en bedrijven aan huis in werking getreden. Deze beleidsregel is het kader voor aanvragen voor beroepen of bedrijven die niet in het bestemmingsplan bij recht zijn toegestaan, zoals bijvoorbeeld webwinkels.

6.4.6 Leiding - Riool

De bestaande rioolleiding heeft op een deel van het tracé een bredere ontgraving dan 1 meter nodig. Dit deel van het leidingtracé heeft op de verbeelding de dubbelbestemming 'Leiding-Riool' gekregen.

6.5 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.

In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.

Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.

Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.

Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanvoorschriften voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.

In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het bestemmingsplan maakt hierbij geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk. Daarom hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Deze kosten worden betaald uit de algemene middelen.
De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Consultatie bedrijven en bewoners

Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerp-bestemmingsplan is een uitgangspuntennotitie opgesteld. In deze uitgangspuntennotitie is de gewenste ontwikkelingsrichting van het bedrijvenpark beschreven. Tijdens de tot standkoming van deze uitgangspuntennotitie is twee keer een informatieavond met bedrijven en bewoners geweest. De uitgangspuntennotitie is in mei 2013 door het college van B&W vastgesteld en vormt de basis van het voorliggende bestemmingsplan.

8.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) vanaf 17 april 2014 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er 6 zienswijzen ingediend. De reacties zijn in bijlage 1 van deze toelichting samengevat en van een antwoord voorzien. .

8.3 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Tweelingstad - Bedrijvenpark Sypel" is aan overheden en relevante instanties toegezonden. De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.