Plan: | Hierden Bosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.BP00060-0003 |
In de welstandsnota van Harderwijk (april 2007) wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillende type criteria: sneltoetscriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.
De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de sneltoetscriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria of er zullen aparte beeldkwaliteitplannen worden gemaakt, die door vaststelling door de raad, onderdeel worden van de Harderwijkse welstandsnota.
Aan elk deel van Harderwijk is een welstandsniveau toegekend. Dit geeft aan in welke mate de gemeente welstand inzet in een bepaald gebied. Een belangrijk uitgangspunt luidt: hoe beter en vaker zichtbaar vanuit de openbare beleving, hoe zwaarder het welstandsniveau waaraan getoetst zal worden. Ook kan een welstandsniveau gelden voor een bepaalde groep van bouwwerken of een ruimtelijke structuur. Een ontwikkelingsgebied kan als men dat wenst tijdelijk op een ander welstandsniveau worden gewaardeerd. Het welstandsbeleid in Harderwijk kent drie welstandsniveaus:
Het plangebied Hierden Bosch valt onder welstandsniveau 2. Hieronder vallen gebieden, die vanuit het perspectief van de gehele gemeente geen topprioriteit hebben, maar waar wel aanleiding is om alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de invloed op de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan.
Bij nieuw- en/of verbouwplannen is het behoud van de representatieve bouwmassa omgeven door een landschappelijke inrichting van de tuin belangrijk. De positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend. Daarnaast is de beleving van onderlinge afstanden tussen de gebouwen belangrijk. Bestaande doorzichten worden dan ook gehandhaafd. Eventuele bijgebouwen zijn in hoofdvorm, detaillering en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw. Authentieke detaillering zoals overstekken, geaccentueerde lijsten en siermetselwerk blijven zoveel mogelijk behouden. Erfafscheidingen in voor- en zijerven bestaan uit open sierhekwerken, eventueel aangevuld met baksteen of natuursteen componenten in overeenstemming met het karakter van het pand en van de omgeving.
Sinds de komst van de Wabo (1 oktober 2010), geldt overigens voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen preventieve welstandstoetsing meer. Dat betekent dat vooral in de binnengebieden zich ontwikkelingen kunnen voordoen, die de uitstraling en ligging van bebouwing in relatie tot de omgeving negatief kunnen beïnvloeden.