direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - 1
Plan: Hierden Bosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00060-0003

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. praktijkruimten, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. paardenbakken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • l. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Onder wonen is mede begrepen:

a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
b. bed & breakfast.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
      • a. de oppervlakte bedraagt ten minste 1 ha, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder bedraagt;
      • b. het aantal woningen mag per hectare niet meer bedragen dan 1;
      • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
      • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
      • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
      • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • g. de afstand van de bebouwing tot elke bouwperceelgrens bedraagt ten minste 20 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
      • h. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat op bouwpercelen met een oppervlakte van tenminste 5.000 m2 een oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan van maximaal 250 m2;
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    • 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.
  • d. Voor het bouwen van paardenbakken, gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwperceel is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. paardenbakken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 3. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    • 4. het hekwerk rond de paardenbak mag niet hoger zijn dan 1,50 m;
    • 5. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 meter vanaf een woning van derden;
    • 6. verlichting in de vorm van lichtmasten is niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a onder 2h ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 150 m2 en de perceelsoppervlakte minimaal 2.000 m2 bedraagt.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a, onder 2h ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit;
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop telkens worden verlengd met een periode van 5 jaar.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a onder 2h ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen waardoor de gezamenlijke oppervlakte meer dan de ter plaatse toegestane oppervlakte mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop gelijk is of meer bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen. Onder resterende oppervlakte wordt verstaan de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen dat resteert nadat alle aanwezige bijgebouwen waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft, zijn gesloopt;
    • 2. voor zover de resterende oppervlakte minder bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de oppervlakte zoals berekend overeenkomstig de volgende formule bedraagt:
      A + (0,5 * (B - (A - C)));
      A = toegestane oppervlakte: de ter plaatse toegestane oppervlakte van bijgebouwen op grond van lid 6.2 sub a onder 2h;
      B = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, waar de sloop betrekking op heeft;
      C = resterende oppervlakte;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag nooit meer dan 250 m2 bedragen.
  • d. Deze afwijkingen zijn slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
    • 3. de economische haalbaarheid verzekerd is.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
  • b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een paardenbak.
6.4.2 Aan huis verbonden beroep

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

6.4.3 Bed & breakfast

Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning of bijbehorende bouwwerken;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.