direct naar inhoud van 4.6 Milieu
Plan: Zeebuurt 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00051-0004

4.6 Milieu

4.6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

Dit bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken. Ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan worden bij toepassing van de bevoegdheid getoetst aan de haalbaarheidaspecten.

4.6.2 Geluidhinder

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door een industrieterrein, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen. De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar.

De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB en de ten hoogst toelaatbare waarde is 63 dB, voor binnenstedelijk gebied.

De voorkeursgrenswaarde vanwege een gezoneerd industrieterrein is 50 dB(A) en de ten hoogst toelaatbare waarde is 55 dB(A).


Wegverkeerslawaai

Verkeerswegen hebben volgens de Wet geluidhinder aan weerszijden zones. Een zone kan, afhankelijk van de situatie, een breedte hebben van 100 tot 600 m. Binnen deze wettelijke zones geldt het grenswaardensysteem van de Wgh voor het toetsen van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, wanneer dergelijke bestemmingen nieuw in de wettelijke zones worden geprojecteerd.

Aan de noordzijde liggen de Havenkade en de Burgemeester de Meesterstraat. Aan de Zuidzijde liggen de Verkeersweg en de Newtonweg. Aan de westzijde ligt de Selhorstweg. Al deze wegen hebben een zone van 200 meter. De N302, die aan de oostzijde van de Zeebuurt ligt heeft een zone van 400 meter (buitenstedelijke weg).

De zones overlappen zo goed als het gehele gebied van de Zeebuurt. In onderstaande figuur zijn in blauw de zones van de 50 km/uur wegen en de zone (oranje) van de N302 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00051-0004_0007.jpg"

Industrielawaai

Het noordoostelijk deel van de Zeebuurt ligt in de geluidszone van het bedrijventerrein Lorentz. De onderstaande afbeelding geeft de ligging van de geluidszone (blauwe arcering) in het plangebied weer. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting, vanwege het bedrijventerrein Lorentz, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. Binnen de geluidszone dient terughoudend te worden omgegaan met eventuele toevoegingen van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00051-0004_0008.jpg"

Bestaande situaties

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen gedetailleerd akoestisch onderzoek verricht.

Bij bestaande situaties waar geen nieuwe geluidsgevoelige functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Wanneer een bestaande woning of een andere geluidsgevoelige bestemming een uitbreiding wenst te realiseren, moet bij de omgevingsvergunning voor het bouwen worden aangetoond dat sprake is van een aanvaarbare binnenwaarde (bijvoorbeeld 33 dB bij woningen).


Toekomstige ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet met enkele wijzigingsbevoegdheden in een aantal nieuwe ontwikkelingen. De begrenzing van de gebieden met een wijzigingsbevoegdheid is zo gekozen dat op de gevoelige locaties (zoals in de zone van Lorentz en nabij de Burgemeester de Meesterstraat) niet dichter bij de bron gebouwd kan worden.

Om te voorkomen dat door de verschillende locaties met wijzigingsbevoegdheden er situaties ontstaan dat er meer geluidgehinderden kunnen ontstaan, is in de regels opgenomen dat vermeerdering van het aantal woningen alleen is toegestaan tot aan de voorkeursgrenswaarden.

Uitzondering hierop is de locatie bij het Haaksepad (wijzigingsbevoegdheid 1). Aan het Haaksepad laat de wijzigingsbevoegdheid toe dat er een extra woning gebouwd kan worden. Om de haalbaarheid inzichtelijk te maken is een globale akoestisch berekening uitgevoerd. De gemeente Harderwijk beschikt over een akoestisch rekenmodel in het programma Winhavik. Onderstaand figuur laat het gebied zien (geel) waar de geluidbelasting van de Selhorstweg en de Verkeersweg hoger is dan 48 dB. De Wet geluidhinder geeft aan dat bij een geluidbelasting tot aan 48 dB geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, zonder meer mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00051-0004_0009.jpg"

Het gebied waarin de wijzigingsbevoegdheid 1 geldt heeft voor het grootste gedeelte een geluidbelasting die lager ligt dan 48 dB en voldoet daarmee aan de voorkeursgrenswaarde. Een klein deel voldoet net niet.
Bij de uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid moet nader en gedetailleerd akoestisch onderzoek gedaan worden. Een lichte overschrijding van de voorkeurswaarde is hier acceptabel.


Conclusie

Het aspect geluid vormt voor het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid. Voor de ontwikkelingslocaties vindt nadere toetsing plaats bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

4.6.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.

De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatienten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg en 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen.

Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. Het plan Zeebuurt ligt binnen de 50-meter contour van de N302. Binnen 50 meter mogen geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd.

Het plan leidt, bij gebruikmaking van de wijziginsbevoegdheden, tot een minimale toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor er niet in betekende mate verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. De blootstelling aan luchtverontreiniging in de buitenlucht verandert niet.


In het kader van dit bestemmingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.6.4 Bodemkwaliteit

Uit bodemonderzoeken van de Zeebuurt blijkt dat er verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie in de bodem voor kunnen komen. Deze verontreinigingen zijn ontstaan door de jarenlange bewoning en de (voormalige) bedrijfsactiviteiten in deze wijk. Ook werden in het verleden vele woningen en bedrijven warm gestookt met huisbrandolie en kolen. Dit vergroot de kans op de aanwezigheid van kolenas en ondergrondse huisbrandolietanks (HBO-tanks) en daaraan gerelateerde verontreinigingen.

De kans dat er asbest in de bodem aanwezig zal zijn is over het algemeen klein, maar niet ondenkbaar. In en op de aanwezige bebouwing kunnen asbesthoudende materialen zijn toegepast, waardoor het asbest later bij sloopwerkzaamheden of door verwering in de bodem terecht kan komen. Een paar locaties in de Zeebuurt zijn aangemeld bij het projectbureau Asbestwegen, omdat er een sterk vermoeden van asbest in de bodem was. Eén van die locaties betreft de voormalige moestuin tussen de Schrassertstraat en Burgemeester Kemperstraat, waar de stukken asbestgolfplaat zelfs uit de grond staken. Na verwijdering van het visuele asbest is een bodemonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de interventiewaarde voor asbest in bodem werd overschreden. Inmiddels is de asbestverontreiniging in de voormalige moestuin gesaneerd en is de locatie opnieuw ingericht. De overige asbestverdachte locaties in de Zeebuurt worden door het projectbureau Asbestwegen behandeld.

In een deel van de Zeebuurt is het grondwater verontreinigd met chloorkoolwaterstoffen (met name per ofwel tetrachlooretheen) afkomstig van een voormalige wasserij aan de Jacques Perkstraat 9-13. De verontreinigingspluim strekt zich binnen de Zeebuurt uit tot ongeveer ter hoogte van de Laan 1940-1945. De bron van deze verontreiniging is inmiddels verwijderd en volgens de laatste onderzoeksresultaten is de verontreiniging inmiddels stabiel te noemen. Dit houdt in dat geen verspreiding meer optreedt en de concentraties aan chloorkoolwaterstoffen afnemen.

Het wordt aanbevolen om bij het uitvoeren van werkzaamheden in de bodem te letten op (voormalige) HBO-tanks en de mogelijke aanwezigheid van asbest. Tevens zorgt de aanwezige grondwaterverontreiniging voor een gebruiksbeperking: binnen en nabij de verontreiniging mag geen grondwater worden onttrokken zonder toestemming van het bevoegd gezag. Tevens wordt het afgeraden het grondwater te gebruiken voor consumptie of besproeiing.


Wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld door middel van de wijzigingsbevoegdheid, moet er bodemonderzoek moet plaatsvinden om ter plaatse de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen.

4.6.5 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving

Risicobron   Vigerende wet- en regelgeving  
N302   circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen  
LPG-tankstation   Besluit externe veiligheid buisleidingen
Regeling externe veiligheid buisleidingen  

Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen

Risicobron   Afstanden en normering  
  Invloedsgebied
groepsrisico  
Plaatsgebonden
risico  
Afstanden  
N302   200 meter   grenswaarde 10-5/jaar
streefwaarde 10-6/jaar1
grenswaarde 10-6/jaar  
-
-
-  
LPG-tankstation:
- vulpunt
- ondergrondse tank
- afleverzuil  

150 meter
150 meter  

grenswaarde 10-6/jaar  

45 meter
25 meter
15 meter  

Relevante risicoanalyses

Risicobron   Titel, datum, kenmerk  
N302   Externe veiligheid N302 Harderwijk, 12 februari 2007, project 061009  
LPG-tankstation   Groepsrisicoberekeningen LPG-tankstation Newtonweg 2 Harderwijk, 3 maart 2010, projectnummer 204939 - concept  

Beoordeling risico

In de directe omgeving van het plangebied liggen 2 risicobronnen: de N302 (transportroute voor gevaarlijke stoffen) en het LPG-tankstation aan de Newtonweg. Beide bronnen liggen buiten het plangebied.

Het uitgangspunt voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor Zeebuurt is dat het bestemmingsplan een conserverend plan is (het nieuwe plan staat geen nieuwe of extra (beperkt) kwetsbare objecten toe) en dat de omgeving van het plan niet wijzigt.

N302

De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N302 leidt niet tot een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar. Het bestemmingsplan voldoet aan de grens- en richtwaarde voor het plaatgebonden risico.

Uit de risicoanalyse van 2007 blijkt dat langs de N302 de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht voor het gebied dat binnen het invloedsgebied ligt. De afstand tot de grens van het invloedsgebied is 200 meter gerekend vanaf de rechter hoofdrijbaan van de N302.

LPG-tankstation

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen gelden voor de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar vaste afstanden. Voor dit LPG-tankstation is de vaste afstand voor het plaatsgebonden risico 45 meter. Het bestemmingsplan ligt buiten deze afstand en voldoet aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

Uit de risicoanalyse blijkt dat oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht voor het gebied dat binnen het invloedsgebied ligt. De afstand tot de grens van het invloedsgebied is 150 meter gerekend vanaf het vulpunt en gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen en het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij het reservoir.

Verantwoording groepsrisico

De Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (VNOG) heeft geadviseerd over de verantwoording van het groepsrisico en mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Voor deze paragraaf is gebruik gemaakt van het advies van de VNOG.

Met maatregelen moet zoveel als mogelijk het groepsrisico worden verlaagd. Bronmaatregelen liggen niet voor de hand omdat aan het plaatsgebonden risico wordt voldaan en omdat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Bovendien liggen de bronnen buiten het plangebied.


Zelfredzaamheid

Maatregelen om het groepsrisico te verlagen zijn moeilijk in te passen, omdat het bestemmingsplan Zeebuurt 2012 een consoliderend plan is. Maatregelen hebben daarom niet veel toegevoegde waarde. Het bestemmingsplan voldoet wel aan een aantal belangrijke uitgangspunten die een bijdrage leveren aan een kleiner groepsrisico:

  • scheiding van bron en kwetsbare objecten en verhogen van de zelfredzaamheid. Wel ligt een aantal woningen binnen het invloedsgebied;
  • binnen de invloedsgebieden staat het plan geen nieuwe kwetsbare objecten toe waar grote groepen personen of verminderd zelfredzame personen verblijven toestaat;
  • de bestaande situatie biedt voldoende mogelijkheden om in geval van een calamiteit op de N302 en bij het LPG-tankstation van de risicobron weg te kunnen vluchten in diverse richtingen.


Met het waarschuwings- en alarmeringsstysteem kunnen de gebruikers van een gebied gewaarschuwd worden bij een dreigende ramp. Het beschikbare waarschuwings- en alarmeringsstysteem dekt het hele plangebied. Waarschuwen bij een dreigende ramp is voldoende gewaarborgd.


Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Voor dit plan zijn met name de bestaande waterwinning en bestrijding van een dreigende calamiteit als gevolg van een lekkage van LPG van belang. De waterwinning (bluswatervoorziening) voldoet aan de voorwaarden die daar voor gelden. Een lekkage van LPG kan adequaat worden bestreden door de hulpverleningsdiensten. Een calamiteit met een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) kan niet adequaat worden bestreden. De bestrijdbaarheid van een BLEVE heeft alleen effect heeft in het voorkomen of in de gevolgen ervan. Tegen een BLEVE zelf hebben repressieve middelen geen effect.