direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - Dorpsgebied
Plan: Hierden Dorp 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00050-0003

Artikel 16 Wonen - Dorpsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Dorpsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen dan wel niet meer dan 1 indien op het moment van inwerkingtreding van dit plan nog geen woning aanwezig is;
  • b. recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. parkeerplaatsen;
  • j. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • k. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m2 voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

16.2 Bouwregels
16.2.1

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
    • 2. bijgebouwen tevens buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    • 3. erkers tevens buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met dien verstande dat de erker:
      a. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
      b. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
      c. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw waartoe zij behoort;
      d. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van het hoofdgebouw tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', met dien verstande dat voor zover de oppervlakte van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' minder bedraagt dan 150 m2, mogen hoofdgebouwen tevens direct aansluitend aan die aanduiding worden gebouwd, mits het betreffende aanduidingsvlak volledig is bebouwd;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand, twee-aaneengebouwd of aaneengebouwd worden gebouwd;
  • d. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer dan 50% bedragen;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m, met dien verstande dat de afstand van gebouwen gesitueerd achter de achterste aanduidingsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' minimaal 0 meter bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 150 m2 dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3,5 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
    • 5. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 9 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
    • 6. de goothoogte van bijgebouwen, bedraagt maximaal 3 m;
    • 7. de bouwhoogte van bijgebouwen, bedraagt maximaal 4,5 m;
    • 8. de afstand van bijgebouwen tot de voorste aanduidingsgrens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bijgebouwen voor de voorste aanduidingsgrens zijn toegestaan;
    • 9. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw.
16.2.2

Voor het bouwen van recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • b. het is niet toegestaan onder de recreatiewoning een kelder te realiseren;
  • c. de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.
16.2.3

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
16.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1 sub d onder 7 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 20% bedraagt, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld;
  • b. het bepaalde in artikel 16.2.1 sub d onder 9 ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan maximaal:
      oppervlakte bouwperceel   maximale oppervlakte bijgebouwen  
      tot 350 m2   50 m2  
      350 m2 tot 500 m2   65 m2  
      500 m2 tot 750 m2   75 m2  
      750 m2 tot 1.000 m2    90 m2  
      1.000 m2 tot 2.000 m2   125 m2  
      2.000 m2 of meer   150 m2  
  • c. het bepaalde in artikel 16.2.1 sub d onder 9 en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 150 m2 bedraagt in verband met het hobbymatig houden van vee, met dien verstande dat:
    • 1. ten behoeve van het hobbymatig houden van vee over minimaal 5.000 m2 onbebouwde gronden direct grenzend aan het bouwperceel of daarvan onderdeel uitmakend kan worden beschikt;
    • 2. de noodzaak van de extra oppervlakte aan bijgebouwen moet worden aangetoond.
  • d. het bepaalde in artikel 16.2 sub d onder 9 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen waardoor de gezamenlijke oppervlakte van meer dan de ter plaatse toegestane oppervlakte mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    • 1. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop gelijk is of meer bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen. Onder resterende oppervlakte wordt verstaan de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen dat resteert nadat alle aanwezige bijgebouwen waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft, zijn gesloopt;
    • 2. voor zover de resterende oppervlakte minder bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de oppervlakte zoals berekend overeenkomstig de volgende formule bedraagt:
      A + (0,5 * (B - (A - C)));
      A = toegestane oppervlakte: de ter plaatse toegestane oppervlakte van bijgebouwen op grond van artikel 16.2.1 sub d 9;
      B = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, waar de sloop betrekking op heeft;
      C = resterende oppervlakte;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag nooit meer dan 250 m2 bedragen.
  • e. deze afwijkingen zijn slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
    • 3. de economische haalbaarheid verzekerd is.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1 ten behoeve van het houden van een kleinschalig kampeerterrein met daarbij behorende voorzieningen voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - ontheffingsgebied 1', met dien verstande dat een stacaravan niet is toegestaan. Deze afwijking is slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:

  • a. de functie van de hoofdbestemming blijft in overwegende mate behouden;
  • b. het is alleen toegestaan ten behoeve van recreatief verblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden in de periode van 31 maart tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar. In de resterende periode van het jaar mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • c. het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het kampeerterrein is alleen toegestaan binnen de bouwregels zoals opgenomen in artikel 16.2 met een maximum van 50 m2. Deze oppervlakte wordt niet meegeteld bij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij het hoofdgebouw;
  • d. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
  • e. de aanwezige cultuurhistorische en/of natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn;
  • g. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. het kleinschalig kamperen mag geen onevenredige nadelige gevolgen opleveren voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
  • i. kampeermiddelen mogen niet worden gebruikt ten behoeve van permanente bewoning;
  • j. de economische haalbaarheid verzekerd is.