direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Tweelingstad-Slingerbos
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00013-0004

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. medische praktijkruimten, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • d. zelfstandige praktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zelfstandige praktijk';
  • e. detailhandel op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. kantoor, met dien verstande dat maximaal 50% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw gebruikt mag worden ten behoeve van de functie kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor 50%';
  • g. parkeerkelders en ondergronds parkeren;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. voet- en fietspaden;
  • n. parkeerplaatsen;
  • o. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • p. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

15.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeerkelder tevens buiten het bouwvlak is toegestaan;
    • 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
      • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw'
      • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen;
      • c. de goot- en bouwhoogten per onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen;
      • d. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
      • e. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits:
        I. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
        II. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
        III. de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
        IV. indien het zijerf grenst aan openbaar toegankelijk gebied bedraagt de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
      • f. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
        I. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
        II. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
        III. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort;
        IV. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt;
    • 3. voor het bouwen van carports gelden de volgende regels:
      • a. carports mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
      • b. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
      • c. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en carports mag niet meer bedragen dan 3 m.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 a, onder 2c voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 75 m², mits:

  • a. het bebouwingspercentage van het betrokken achtererf niet meer bedraagt dan 50%;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 a, onder 2d voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 3 m tot een minimale afstand van 1 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.