direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Het Hoogh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPHethoogh-GVS1

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de bij de woningen behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, achterpaden, opritten, parkeerplaatsen en bouwwerken, alsmede - bij wijze van nevenactiviteit - voor het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.

Eén en ander overeenkomstig de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals deze is opgenomen in 5.1.2.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In deze regel is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1.

a Uitoefenen van een beroep of verlenen van diensten

Bij het uitoefenen van de in de aanhef bedoelde beroepen respectievelijk het verlenen van de genoemde diensten, dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. de voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingspercentage, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde onder 5.2 blijven van kracht;
  • b. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de uitoefening c.q. de vestiging van beroep mag maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, bedragen;
  • c. het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt;
  • d. de bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt;
  • e. cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", met dien verstande dat in aanvulling op het voorgaande geldt dat deze minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd.
5.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven;
  • b. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" zijn uitsluitend halfvrijstaande woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 5. indien binnen een bouwvlak meerdere bouwwijzen zijn aangeduid dan zijn deze bouwwijzen naast elkaar toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet minder bedragen dan aangegeven;
  • e. voor de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens geldt het volgende:
    • 1. bij woningen in de bouwwijze "vrijstaand" mag deze aan één zijde van de woning niet minder dan 3 m bedragen en aan de andere zijde niet minder dan 2 m;
    • 2. bij woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" mag deze aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen.
5.2.4 Aan- en uitbouwen

Voor aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,35 m;
  • b. de diepte van een aan- of uitbouw aan de achtergevel van een hoofdgebouw in de bouwwijze "vrijstaand", "twee-aaneen" of "aaneengebouwd" mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. voor vrijstaande woningen geldt dat aan één zijde van het bouwperceel binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens geen aan- en uitbouwen zijn toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 5.2.2 sub b is aan de voorgevel van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen" een aan- of uitbouw in de vorm van een erker toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de diepte mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een erker mag niet meer dan 6 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. de dakhelling mag niet meer dan 60° bedragen;
    • 5. de breedte mag niet meer bedragen dan 3/5 van de oorspronkelijke voorgevel;
    • 6. de afstand tot de naar de weg gekeerde erfgrens dan wel -grenzen mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen.
5.2.5 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen;
  • d. het aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 bedragen;
  • e. voor vrijstaande woningen geldt dat aan één zijde van het bouwperceel binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens geen bijgebouwen zijn toegestaan;
  • f. de bebouwde oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen.
5.2.6 Carports

Voor carports gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van carports mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bebouwde oppervlakte voor carports mag niet meer dan 20 m² bedragen.
5.2.7 Bebouwingspercentage

Binnen een bouwperceel mag het bebouwingspercentage van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 50 %.

5.2.8 Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en de aanduiding "bijgebouwen".

5.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd voor de voorgevelrooilijn, mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. voor de voorgevelrooilijn zijn geen zwembaden toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gesitueerd achter de voorgevelrooilijn, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 2 m, de oppervlakte van open zwembaden telt niet mee bij de ten hoogste toegelaten bebouwde oppervlakte.
5.2.10 Keermuur

Voor keermuren geldt het volgende:

  • a. de woningen op de bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keermuur 1' mogen uitsluitend worden gebouwd indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keermuur 1' een keermuur wordt gerealiseerd en instandgehouden;
  • b. de woningen op de bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keermuur 2' mogen uitsluitend worden gebouwd indien
    • 1. voor woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' op minimaal één van de zijdelingse perceelsgrenzen een keermuur tussen percelen wordt gerealiseerd en instandgehouden;
    • 2. voor woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' op beide zijdelingse perceelsgrenzen een keermuur tussen percelen wordt gerealiseerd en instandgehouden.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.9 voor het bouwen van (erf)afscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig karakter ter plaatse.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen en ondergrondse gebouwen;
  • b. een seksinrichting;
  • c. aan huis verbonden bedrijf.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 sub c, teneinde vestiging van aan huis verbonden bedrijven toe te staan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het een bedrijf betreft, dat voorkomt op de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in die Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven;
  • b. de voor het perceel geldende regels met betrekking tot het bebouwingspercentage, de maatvoering en de situering van de bebouwing onverkort van kracht blijven;
  • c. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de bedrijvigheid maximaal 40% van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, bedraagt, doch ten hoogste 30 m² mag beslaan;
  • d. op het perceel een woning gehandhaafd blijft met een vloeroppervlak van ten minste 80 m²;
  • e. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt aangewend ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  • f. de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig worden belast;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens voor zover het daarbij gaat om detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten;
  • h. cumulatie van bedrijvigheid niet leidt tot onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.