direct naar inhoud van Artikel 2 Wijze van meten
Plan: Dorpsstraat-Mariëndaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPDorpmariendaal-GVS1

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de laagste van hetzij de bovenkant van de goot, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de druiplijn, waaronder wordt verstaan de onderste rand van het schuine dakvlak;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de gebruiksoppervlakte van een woning:

totale oppervlakte van de woning (het bruto vloeroppervlak zoals bedoeld in 2.7) verminderd met de volgende oppervlaktes:

  • 1. grondoppervlak van dragende wanden;
  • 2. oppervlak van vides en trapgaten, indien groter dan 2 m2;
  • 3. oppervlak van ruimten met een vrije hoogte lager dan 1,5 meter;
  • 4. grondoppervlak van afzonderlijke constructies groter dan 0,5 m2;
  • 5. grondoppervlak van leidingschachten, indien groter dan 0,5 m2 ;

2.7 bruto vloeroppervlak van een bouwwerk:

het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen;

2.8 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.