Plan: | Gellicum 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.GELLgellicum2009-VGS1 |
De voor Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
De niet-woonfunctie detailhandel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "detailhandel".
Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 13.6.2.
Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.
Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:
Onder cultuurhistorische waarden als bedoeld in 13.1.1 onder e, wordt in ieder geval het waardevolle ruimtelijk beeld verstaan. Het betreft voornamelijk woonpercelen aan de Vlietskant, en een enkel perceel aan de Kerkweg en de Hoogeindseweg direct nabij de kerk.
Behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer.
Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat. De drie woningen aan de Vlietskant ter hoogte van de Laageindseweg zijn dicht tegen elkaar gebouwd en vormen, in samenhang met een verhoogde ligging van de percelen, een karakterbepalende bebouwingswand in het hart van Gellicum. Voor de overige percelen staan de hoofdgebouwen los van elkaar en doorgaans dicht aan de straat in een wisselende rooilijn. De hoofdgebouwen zijn laag tot halfhoog met kap. De kaprichting varieert. De bijgebouwen bestaan uit één bouwlaag en zijn over het algemeen voorzien van een kap.
Er wordt naar gestreefd de bijgebouwen achter de hoofdgebouwen te situeren, mede ten behoeve van het behoud van het open bebouwingsbeeld.
De korrelgrootte van gebouwen dient te worden afgestemd op het bestaande bebouwingsbeeld. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap.
Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie.
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in 13.2.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
In afwijking van het bepaalde in 13.2.2. zijn tevens openbare nutsgebouwen toegestaan, waarvoor de volgende maatvoeringseisen gelden:
Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.2, teneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.3, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 13.1.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.3, teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woon functies te wijzigen en/of nieuwe niet-woon functies in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woon functies, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken., mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: