Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPrecreatieterrein-0404

6.4 Nadere toelichting op de regels

In deze paragraaf worden de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels - voor zover nodig - van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Waar nodig is ook een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden of afwijking van de bouw- of gebruiksbepalingen opgenomen.
  
Bij de opzet van de regels is geprobeerd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. Met de nieuwe regels is niet enkel de uniformiteit binnen de gemeente Ermelo verder voortgezet, maar zijn tevens voor een ieder duidelijke en overzichtelijke regels geformuleerd.
  
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels
  2. Bestemmingsregels
  3. Algemene regels
  4. Overgangs- en slotregels
 
Inleidende regels
 
Hoofdstuk I bevat de begripsbepaling en de wijze van meten.
  
Artikel 1 Begrippen
 
In dit artikel worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Dit geldt eveneens voor het bepalen van de oppervlakte van een kavel.
  
Bestemmingsregels
 
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond. De bestemming Recreatie betreft de enige bestemming van het plangebied. Het bestemmingsplan heeft namelijk slechts betrekking op de recreatieterreinen en de daarbij behorende bouwwerken. Er zijn echter wel dubbelbestemmingen opgenomen waarmee een specifiek belang wordt beschermd binnen de bestemming recreatie.
  
Recreatie – Verblijfsrecreatie
 
In de R.O. standaarden is de algemene bestemming voor recreatieterreinen opgenomen als "Recreatie – Verblijfsrecreatie". In dit bestemmingsplan is deze benaming overgenomen voor alle recreatieterreinen.
 
In dit bestemmingsplan zijn er 2 bestemmingen Recreatie – Verblijfsrecreatie. Achter de bestemmingsnaam staat de aanduiding "1"of "2".
 
Recreatieterreinen met de bestemmingsaanduiding "1"vallen buiten het groei- en krimpbeleid en voor deze recreatieterreinen gelden gedeeltelijke andere regels als voor de recreatieterreinen met de aanduiding "2", die binnen het groei- en krimpbeleid vallen.
  
Artikel 3 Recreatie – Verblijfsrecreatie - 1
 
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding "1" vallen buiten het groei- en krimpgebied.
 
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding “1” vallen buiten het groei- en krimpgebied.
Dit bestemmingsplan ziet op het bestemmen van de geldende situaties zoals die in verschillende bestemmingsplannen zijn geregeld. De plangrenzen en bouwvlakken zijn in principe volledig overgenomen van de geldende bestemmingsplankaarten. Slechts binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering hierop zijn bergingen bij recreatiewoningen die legaal (met vergunning of vergunningsvrij) zijn opgericht. Het is niet wenselijk dat bebouwing te dicht bij de openbare ruimten wordt gerealiseerd. Daarom is afhankelijk van de situatie een afstand aangehouden van het bouwvlak tot aan de randen van elk terrein.
 
De breedte van de bebouwingsvrije zone is afhankelijk van de functie van het naastgelegen/aangrenzende terrein. In het algemeen is deze zone 5 of 10 meter breed. De breedte bedraagt 5 meter als het recreatieterrein grenst aan een ander recreatieterrein of aan de bestemming bos. Grenst het recreatieterrein aan groen, openbare wegen, woonfuncties of andere functies, dan bedraagt de bebouwingsvrije zone 10 meter.
 
Op deze regel zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Eén van de uitzonderingen die is gemaakt, is een grotere breedte van deze zone als het recreatieterrein grenst aan een doorgaande weg. De breedte van de zone is dan afhankelijk van de ligging van het recreatieterrein ten opzichte van de weg.
  
Per recreatiebedrijf mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3,5% van de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende bouwvlak. Indien binnen het recreatiebedrijf meerdere bouwvlakken aanwezig zijn, mogen de bedrijfsgebouwen die in de verschillende bouwvlakken gebouwd mogen worden, ook gezamenlijk binnen één van de bouwvlakken worden gebouwd.
  
Verder geldt dat de oppervlakte voor ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 200 m2.
 
In de begripsbepaling is opgenomen wat verstaan wordt onder ondersteunende horeca, te weten: "Van ondersteunende horeca is sprake wanneer men in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft, (kleine) eetwaren en/of dranken kan consumeren en men daarvoor moet betalen".
 
Uit deze definitie zijn de volgende criteria te herleiden:
  • de horeca-activiteit mag uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvinden;
  • de openingstijden van de horeca-activiteiten zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • de toegang tot de horeca-activiteit is dezelfde toegang van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang van het horecagedeelte;
  • voor de horeca-activiteit mag geen reclame worden gemaakt (bijvoorbeeld in de media);
  • de ondersteunende horecavoorziening dient tijdens de openingsuren van de hoofdactiviteit openbaar toegankelijk te zijn, verhuur aan derden tijdens en buiten de openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen is niet toegestaan.
Het moet duidelijk zijn dat er sprake is van ondersteunende horeca en niet van een zelfstandige horecafunctie.
  
De goothoogte en bouwhoogte van alle bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen respectievelijk 6,5 meter. Wanneer de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende in exploitatie zijnde gronden tenminste 5 ha bedraagt, kan ontheffing worden verleend tot een maximale oppervlakte van 400 m2 voor ondersteunende horeca (artikel artikel 3 lid 3.3). Voor het realiseren van een groepsaccommodatie kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen indien dit verantwoord en wenselijk is (artikel artikel 3 lid 3.5). Om ook bijzondere recreatiewoningen mogelijk te maken is in artikel artikel 3 lid 3.6 een ontheffing van de bouw- en goothoogte opgenomen. Het moet hier gaan om bijzondere architectuur die een toevoeging vormen voor het recreatiewoningenbestand van Ermelo.
  
Voor de recreatieterreinen, met deze bestemming, geldt dat de omwisselbaarheid tussen mobiel kampeermiddel, stacaravan en recreatiewoning net zoals in de vorige bestemmingsplannen nog steeds van toepassing is. Dit nieuwe bestemmingsplan is immers overwegend conserverend van aard. Ten opzichte hiervan is er dus geen wijziging. De plaatsen van recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten of kampeervelden zijn niet vastgelegd. Een kampeerterrein met stacaravans kan bijvoorbeeld heringericht worden tot een terrein met recreatiewoningen. Dit is niet zonder regels, aangezien het bestemmingsplan specifieke gebruiksregels bevat. Met deze gebruiksregels wordt onder meer bepaald dat er minder recreatiewoningen opgericht kunnen worden op een terrein dan dat er stacaravans geplaatst kunnen worden. Onderstaande tabel uit de regels geeft een overzicht van de terreinbehoefte per categorie. Elk recreatieterrein heeft of een aanduiding 'Lage Dichtheid' of een aanduiding 'Hoge Dichtheid'. Op de plankaarten valt af te lezen welke terreinen welke aanduidingen hebben.
  
Per:Terreinbehoefte nadere aanduiding:
Lage Dichtheid
Terreinbehoefte nadere aanduiding:
Hoge Dichtheid
Recreatiewoning667 m² (15 per ha)400 m² (25 per ha)
Stacaravan400 m² (25 per ha)285 m² (35 per ha)
Mobiel kampeermiddel en trekkershut286 m² (35 per ha)222 m² (45 per ha)
 
Er kunnen dus niet evenveel recreatiewoningen worden gebouwd als dat er stacaravans op een terrein staan. Ook gelden er andere eisen ten aanzien van de grootte van de kavels per categorie. In bijlage I bij de regels staat de oppervlakte binnen de bouwgrens van dat terrein vermeld. Deze opgenomen oppervlakte is van belang voor de berekening van het aantal toegestane recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en/of kavels voor mobiele kampeermiddelen c.q. de berekening van de vereiste terreinbehoefte.
  
De gemeente hanteert in het bestemmingsplan een onderlinge afstand van 5 meter tussen recreatiewoningen en stacaravans onderling. Uit verschillende zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan kwam naar voren dat deze maatvoering te ruim gevonden werd. Na overleg met de stedenbouwkundige van de gemeente en de vakspecialist risicobeheersing van de brandweer is voor stacaravans in artikel 3.3.5 en 4.3.6 een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van stacaravans op een onderlinge afstand van niet minder dan 3 meter, mits het terrein kan voldoen aan de handreiking Brandveiligheid Recreatieterreinen opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Hierin is opgenomen dat de afstanden tussen stacaravans onderling 3 meter kan zijn als deze zich in een brandcompartiment van maximaal 1.000 m2 bevinden. De afstand tussen de brandcompartimenten van 1.000 m2 dient dan minimaal 5 meter te zijn.
  
Stedenbouwkundig wordt het ten aanzien van recreatiewoningen wenselijk gevonden de afstand van 5 meter tussen de objecten te handhaven. Dit heeft te maken met de verschijningsvorm van een recreatiewoning die naar meerdere zijden 'open' is. Voor stacaravans is dit argument minder van toepassing omdat deze in tegenstelling tot een stacaravan een min of meer blinde zijde kent. Doordat in het bestemmingsplan is gekozen voor een dichtheid per hectare is landschappelijke inpassing (open vrijstaande verkaveling) van het terrein min of meer gewaarborgd. Het kan hierom geen kwaad de maximale afstanden tussen stacaravans te verkleinen naar maximaal 3 meter.
  
Zoals hiervoor is aangegeven is de gemeente opgedeeld in twee verschillende dichtheden, te weten Lage Dichtheid en Hoge Dichtheid. Deze dichtheden zeggen iets over het toegestane maximaal aantal recreatiewoningen, stacaravans en mobiele kampeermiddelen per hectare. Heel globaal heeft het westelijk buitengebeid de aanduiding Hoge Dichtheid. En het oostelijk gedeelte van Ermelo de aanduiding Lage Dichtheid. Op de plankaarten valt per perceel exact af te lezen welk terrein welke aanduiding heeft.
 
Uitzondering op bovenstaande indeling vormt het recreatiepark Sparrendal aan de Leuvenumseweg 120. Een onduidelijkheid in het voorgaande bestemmingsplan betreffende de dichtheid per bouwvlak of bestemmingsvlak is bij de uitwerking van dit plan ten gunste van de ontwikkelaar van het park uitgelegd. Om deze reden zijn op het park nu 47 recreatiewoningen binnen het bouwvlak aanwezig, wat overeenkomt met een hoge dichtheid. In eerste instantie was in lijn met de voorgenoemde geschiedenis een lage dichtheid in het bestemmingsplan toegekend terwijl er ook 47 recreatiewoningen waren toegestaan. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 oktober 2012 (201103386/1/R2) echter geoordeeld dat deze wijze van bestemmen innerlijk tegenstrijdig is en dat dit tot een rechtsonzekere situatie kan leiden. Dit perceel heeft daarom de aanduiding hoge dichtheid gekregen.
 
Dit onderscheid kent al een lange geschiedenis. In het verleden is dit onderscheid opgenomen omdat het westelijk buitengebied andere bebouwingskenmerken en mogelijkheden kent dan het oostelijke buitengebied, waar de recreatieterreinen veelal in de bossen zijn gesitueerd.
  
Zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouw zijnde, mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Waarbij opgemerkt wordt dat op kavels behorende bij mobiele kampeermiddelen niet mag worden gebouwd. In aparte artikelen is aangegeven aan welke maatvoeringen de toegestane bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen, afzonderlijke recreatieverblijven en bijbehorende kavels en bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen. Voor sanitaire voorzieningen is zowel in artikel 3.3.3 en 4.3.4 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om deze voorzieningen mogelijk te maken indien dit gewenst en verantwoord is, op gronden waar dit niet direct mogelijk is.
  
Er geldt een verplichting om de recreatiewoningen wisselend te verhuren. Hierbij geldt een uitzondering voor de recreatiewoningen die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan niet wisselend worden verhuurd. Hiervoor is een inventarisatie gemaakt. Vanuit de inventarisatie is een lijst opgesteld waarop per recreatieterrein is aangegeven hoeveel woningen niet voor de wisselende verhuur worden gebruikt en waarvoor de verplichting om de recreatiewoningen wisselend te verhuren niet geldt. Deze lijst is weergegeven als bijlage 1 behorende bij de regels.
  
Op elk bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangegeven. Er is een ontheffing opgenomen voor terreinen dit groter zijn dan 5 hectare exploiteerbaar gebied binnen het bouwvlak voor een tweede bedrijfswoning. Bij terreinen waar naast een bouwvlak een terrein met de functieaanduiding kampeerterrein (kt) aanwezig mogen de gronden binnen de aanduidingsgrens meegeteld worden in de berekening van de benodigde 5 hectare.
 
Er zijn ook bedrijven met minder dan 5 hectare exploiteerbare gronden binnen het bouwvlak die in de inspraak aangegeven hebben een dermate intensieve bedrijfsvoering te hebben waardoor een tweede bedrijfswoning zeer gewenst is. Het zelfde geldt voor zeer grote bedrijven met meer dan 20 hectare grond binnen het bouwvlak, die aangeven behoefte te hebben aan meer dan 2 bedrijfswoningen op het terrein. Voor deze situaties is in artikel 3.6 en 4.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  
Op enkele plankaarten is de functieaanduiding (w) wonen opgenomen. Burgerbewoning van de bedrijfswoning is in die gevallen toegestaan. Het gaat hier om situaties die vanuit het verleden gegroeid zijn en waar geen bedrijfswoning noodzakelijk is voor de exploitatie van het recreatieterrein.
  
Op het perceel Buitenbrinkweg 14 is nog een aanduiding [-sba-bbw] opgenomen. Deze aanduiding is een specifieke bouwaanduiding, waarbij bepaalde bebouwing wordt uitgesloten. In de regels is opgenomen dat binnen de begrenzing van deze aanduiding geen recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en bedrijfswoningen mogen worden opgericht. De specifieke bouwaanduiding betreft een milieucirkel, waarbij de afstand van 100 meter ten opzichte van het bouwvlak van de Buitenbrinkweg 22 bepalend is.
  
Indien er een ontheffing nodig is voor een activiteit of gebruik gemaakt wordt van een wijzigingsbevoegdheid zal te allen tijde voldaan moet worden aan de natuurwetgeving. Indien geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet of vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verkregen kan worden, zal er ook geen ontheffing op basis van het bestemmingsplan worden verleend.
  
Artikel 4 Recreatie – Verblijfsrecreatie - 2
 
Recreatieterreinen met de nadere aanduiding "2" vallen binnen het gebied van het groei- en krimpbeleid. Binnen dit gebied zijn de voorwaarden vanuit het groei- en krimpbeleid in de regels verwerkt. Voor de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie – 2 gelden grotendeels dezelfde regels als voor de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie – 1. Er zijn echter een paar belangrijke verschillen die hier worden toegelicht. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij Artikel 3.
  
Het aantal recreatiewoningen is voor de recreatieterreinen met deze bestemming vastgelegd, waarbij het niet toegestaan is extra recreatiewoningen toe te voegen. Er is wel een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toevoegen van extra recreatiewoningen. Deze ontheffing is slechts mogelijk voor de recreatieterreinen die in een groeicluster liggen. Deze groeicluster is op de plankaart aangeduid als wro-zone - ontheffingsgebied. Het verlenen van ontheffing is niet zonder meer toegestaan, maar onder diverse voorwaarden. Zo moet onder andere onderzoek gedaan worden naar de gevolgen voor natuur en milieu, moet sprake zijn van een bedrijfseconomisch dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding en moet sprake zijn van een duurzame bedrijfsvoering en inrichting die aantoonbaar bijdraagt aan de inpassing in de omringende natuur. Dit is geregeld in artikel 4.5.
  
Binnen deze bestemming komen verschillende functieaanduidingen voor, te weten (w) wonen, (h) horeca en (kt) kampeerterrein.
  
Op enkele plankaarten is de functieaanduiding (w) wonen opgenomen. Burgerbewoning van de bedrijfswoning is in die gevallen toegestaan. Het gaat hier om situaties die vanuit het verleden gegroeid zijn en waar geen bedrijfswoning noodzakelijk is voor de exploitatie van het recreatieterrein.
 
Op 1 perceel aan de Eendenparkweg 37a is de functieaanduiding (e) erf opgenomen. Op dit perceel bevinden zich nu 3 stacaravans. Het perceel hoort bij een bedrijfswoning waar burgerbewoning is toegestaan. De stacaravans worden niet verhuurd en worden eveneens niet bedrijfsmatig geëxploiteerd. De eigenaar heeft deze grond gekocht als tuin bij zijn woning. Tegen de bestemming is beroep aangetekend bij de Raad van State.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 oktober 2012 (201103386/1/R2) geoordeeld dat de bestemming op dit perceel onduidelijk is. Zijn hier nu wel of geen recreatiewoningen toegestaan. Om duidelijkheid te scheppen is dit perceel aangeduid als erf waar slechts een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen tot een oppervlakte van 150 m2 is toegestaan. Recreatiewoningen, stacaravans en trekkershutten zijn niet meer toegestaan.
  
Bij twee recreatieterreinen is de aanduiding (h) horeca, op een bedrijfsgebouw opgenomen.
 
Zoals bij artikel 3 is toegelicht kan op elk recreatieterrein het bedrijfsgebouw gebruikt worden voor ondersteunende horeca. Bij twee recreatieterreinen, te weten De Driehoek (Drieërweg) en De Pelikaan (Russulalaan), is al langere tijd en met medeweten van de gemeente, geen sprake meer van ondersteunende horeca. Op dit moment worden de zalen bij de twee recreatiebedrijven ook gebruikt voor zalenverhuur voor feestjes en partijen. Voor deze twee recreatieterreinen is een uitzondering gemaakt voor het gebruik van deze bedrijfsgebouwen.
 
De betreffende bedrijfsgebouwen hebben de aanduiding (h) horeca gekregen, waardoor het mogelijk is deze gebouwen te gebruiken voor zowel de recreatieve bestemming alsook voor zelfstandige horeca. In de regels is opgenomen welke categorie horeca mogelijk is.
 
Deze twee aanduidingen zijn een expliciete uitzondering. Het is niet wenselijk dat op alle recreatieterreinen zelfstandige horeca gaat plaatsvinden en zalenverhuur mogelijk wordt. Op dat moment ontstaat een wildgroei aan zelfstandige horeca. Aangezien er sprake is van een uit het verleden gegroeide situatie, met medeweten van de gemeente, is voor deze uitzonderingssituatie gekozen.
  
Daarnaast is de functieaanduiding (kt) kampeerterrein op enkele terreinen opgenomen. Deze aanduiding ligt buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Standaard is bepaald dat kavels voor mobiele kampeermiddelen uitsluitend aangelegd mogen worden binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Op gronden met de functieaanduiding (kt) kampeerterrein mogen door deze regeling ook kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en voorzieningen worden aangelegd.
  
Artikel 5 en 6 Dubbelbestemmingen Leiding
 
In het plangebied komen een tweetal bijzondere voorzieningen voor. Dit zijn gasleidingen en hoogspanningsverbindingen. Door het leggen van de dubbelbestemming Leiding – Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding op de gronden en de daarbij behorende zones wordt een specifiek belang beschermd naast de eigenlijke bestemming.
  
Artikel 7 Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
 
Het bestemmingsplan bevat een afzonderlijke bestemmingsregeling ten behoeve van de bescherming van gronden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde. Bij deze dubbelbestemming zijn bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden opgenomen
  
Algemene regels
 
Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
  
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De redactie van de anti-dubbeltelbepaling is standaard voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze tekst is dan ook overgenomen.
  
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
Voor de redactie van de gebruiksbepaling is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen, betekent niet dat met behulp van een a contrario redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de doeleindenomschrijving in samenhang met de plankaart en de bouwregels. Algemene gebruiksregels staan expliciet opgenomen in de Wro (artikel 7.10 Wro). Er is voor gekozen om deze bepaling tevens expliciet over te nemen in het bestemmingsplan om hierop de nadruk te leggen.
 
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Deze bepaling is opgenomen om recreatiewoningen met overgangsrecht voor permanente bewoning te regelen in het plan. Voor deze recreatiewoningen  is de gebiedsaanduiding 'permanente bewoning' opgenomen tevens zijn bouwregels opgenomen.  
  
Artikel 11 Algemene ontheffingsregels
 
Elke bestemming en dubbelbestemming kent een ontheffingsmogelijkheid op basis van artikel 3.6, lid 1 onder c Wro, de zogenaamde binnenplanse ontheffing. In deze bepalingen zijn aan het bevoegd gezag een afwijkingsbevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde ontheffingen die specifiek op de bestemmingen en dubbelbestemmingen betrekking hebben. Daarnaast zijn in artikel 10 algemene ontheffingsregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat hier om ontheffingen:
  • Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes. Expliciet is uitgesloten dat deze ontheffingsmogelijkheid niet gebruikt mag worden voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
  • Voor grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemming- en aanduidinggrenzen en grenzen van bouwpercelen. Dit indien en voor zover
  • Ten behoeve van het bouwen van communicatiemasten tot een hoogte van 25 meter.
 
Het verlenen van ontheffing mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zullen het verlenen van ontheffing moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. Het is eveneens niet standaard dat wanneer het bevoegd gezag besluiten af te wijken, dit automatisch voor de maximale maten die genoemd staan in dit artikel is. Per geval moet beoordeeld worden welke maten verantwoord en wenselijk zijn.
  
Bewust is er voor gekozen om geen afwijkingsbevoegdheid op te nemen voor kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen afmetingen (in veel bestemmingsplannen de 10% regeling). De maximale wenselijke en verantwoorde maten zijn in de regels opgenomen en dienen als absolute grenzen.
  
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
Op basis van dit artikel juncto artikel 3.6, lid 1 onder a Wro kan het bestemmingsplan gewijzigd worden door het bevoegd gezag om het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning toe te staan. Dit is alleen mogelijk indien gebleken is dat bij het ter inzage leggen van het bestemmingsplan de bedrijfswoning al voor burgerbewoning in gebruik is en voor de exploitatie van het recreatieterrein geen bedrijfswoning noodzakelijk is. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een recreatieterrein beheerd wordt door een vereniging van eigenaren en het park in het verleden geëxploiteerd is vanuit een naastgelegen bedrijfswoning waarvan de feitelijke situatie dus veranderd is. Uitdrukkelijk is dit niet standaard mogelijk, maar dient een integrale afweging gemaakt te worden of het wenselijk en verantwoord is om een aanduiding op de aanwezige bedrijfswoning op te nemen. Bij deze afweging wordt in ieder geval betrokken of een bedrijfswoning noodzakelijk is voor een terrein en of het hier gaat om vanuit het verleden gegroeide situaties.
  
Overgangs- en slotregels
 
Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.
  
Artikel 13 Overgangsrecht
 
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Als gevolg van de jurisprudentie wordt het in reeksen gedeeltelijk vernieuwen aangemerkt als volledig vernieuwen. Dit is niet toegestaan. Verder is van belang, dat bouwwerken die in strijd met het voorgaande bestemmingsplan zijn gebouwd (daaronder ook begrepen de overgangsbepalingen), met andere woorden de "illegale" bouwwerken, niet onder het overgangsrecht vallen. Een aantal recreatiewoningen zijn geheel of gedeeltelijk gesitueerd buiten de bouwvlakken. Voor zover deze woningen legaal aanwezig zijn vallen deze dus onder het overgangsrecht. Ze kunnen dus wel worden vernieuwd of veranderd maar er kunnen geen nieuwe recreatiewoningen op deze locaties worden gebouwd. De recreatiewoningen dienen immers binnen de bouwvlakken te worden gebouwd. Het gaat hier dus om een uitsterfregeling.
  
Daarnaast is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook hier is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Dit om te voorkomen dat ''illegaal'' gebruik onder het overgangsrecht komt te vallen. De redactie van het overgangsrecht bouwwerken en overgangsrecht gebruik is standaard voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze tekst is dan ook overgenomen.
  
Daarnaast is nog een hardheidsclausule opgenomen waarmee het bevoegd gezag van het overgangsrecht ontheffing kunnen verlenen indien toepassing van het overgangsrecht als onbillijk wordt beoordeeld.
  
Artikel 14 Slotregel
 
Hiermee wordt bepaald hoe het plan op een formele manier aangehaald dient te worden. Bijvoorbeeld op welke manier in stukken naar dit plan gerefereerd dient te worden.