Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oude Telgterweg 120/122
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPoudetelgwg120122-0401

Toelichting

1 Inleiding
   
1.1 Aanleiding
 
De Bunte Vastgoed Oost BV wil de locatie van het voormalige autogaragebedrijf aan de Oude
Telgterweg 120/122 in Ermelo herontwikkelen met circa 18 grondgebonden woningen.
Het geldende bestemmingsplan staat deze ontwikkeling niet toe. Om het plan te kunnen realiseren
is onderhavige bestemmingsplanherziening opgesteld en wordt de bijbehorende ruimtelijke
procedure doorlopen.
 
 
1.2 Vigerend bestemmingsplan
 
Het vigerende bestemmingsplan Kom Ermelo is vastgesteld d.d. 23 januari 2013. Hierin
heeft het plangebied de bestemming “Bedrijf” met daarop een bouwvlak. Bovendien geldt de
dubbelbestemming “Waarde – Archeologie H” ter bescherming van (potentiële) archeologische
waarden. Op grond hiervan is archeologisch verkennend onderzoek nodig bij bouwwerken
met een oppervlakte groter dan 100 m2 en die dieper reiken dan 0,3 meter. Het wonen
is ter plaatse niet rechtstreeks toegestaan. Evenmin bevat het geldende bestemmingsplan
afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden die het voorgenomen plan mogelijk maken.
 
 
Ten behoeve van het plan wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Met onderhavig
bestemmingsplan wordt het wettelijk kader geschapen op basis waarvan de beoogde woningen
kunnen worden vergund en gerealiseerd.
 
1.3 Leeswijzer
 
Deze bestemmingsplantoelichting gaat in hoofdstuk 2 in op de bestaande en beoogde situatie
in ruimtelijk en functioneel opzicht. In hoofdstuk 3 komt het voor het plan relevante beleid
aan bod met hoofdzakelijk ruimtelijke component. Daarna volgen de milieuaspecten in
hoofdstuk 4 zoals onder meer ecologie, externe veiligheid en de watertoets. De juridische
opzet van het bestemmingsplan en de daarbij gemaakte keuzen worden toegelicht in hoofdstuk
5. Voorts komen in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
aan bod.
 
2 Situatie
   
2.1 Cultuurhistorie
 
Ermelo ligt op de meest noordwestelijke flank van de Veluwse stuwwal die bestaat uit zandgronden.
Westelijk hiervan liggen lager gelegen zandgronden en daluitspoelingen met langs
het Randmeer een smalle strook zuiderzeekustafzettingen (zeeklei). Ten noordoosten bevindt
zich een langgerekt gebied met stuifzanden.
 
Ermelo heeft zich in de middeleeuwen tot een dorp ontwikkeld en stichtte een eigen kerk. De
Oude Kerk aan de Putterweg moet rond 1010 al hebben bestaan. Rond 1850 was de historische
kern van Ermelo omgeven door heidevelden. Ten westen van Ermelo werd landbouw
bedreven op enkeerdgronden. Tussen 1850 en 1912 veranderde het landschap ingrijpend.
Door de invoering van de kunstmest zijn heidevelden overbodig geworden en is gestart met
de bebossing hiervan. De bebouwde kom van Ermelo ligt op de grens tussen landschapstypen
(heide, weide en bos). Dit heeft de verdere opbouw van het dorp bepaald.
 
Aan het begin van de twintigste eeuw is Ermelo nog een lintdorp. Dat is mede te danken aan
de komst van het station en de instellingsterreinen. Het westelijk buitengebied was toen al
behoorlijk bebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de kazerne gebouwd en aan het
dorp worden de typische wederopbouw wijken toegevoegd. Ook volgen de eerste recreatieterreinen.
In de jaren 70 en 80 worden grote delen van Wijk West gebouwd. In de jaren
daarna vindt er ook een sterke groei plaats van de recreatieterreinen en het bedrijventerrein
Veldzicht. Op strand Horst wordt de jachthaven aangelegd. In de periode na 2000 komt de
nadruk te liggen op inbreiding en dorpsvernieuwing. Open plekken binnen bestaande bouwblokken
worden bebouwd.
 
 
De historische structuur van het dorp Ermelo is goed te herkennen. De Putterweg, de Stationsstraat
en de Oude Telgterweg vormen de belangrijkste wegen.
 
Het plan betreft de herontwikkeling van een inbreidingslocatie in een naoorlogse uitbreidingswijk.
 
2.2 Huidige situatie
 
De Oude Telgterweg is weliswaar een onderdeel van een oud dorpslint, maar momenteel
heeft de weg nabij het plangebied het karakter van een woonstraat of buurtontsluitingsweg.
Er is hoofdzakelijk sprake van grondgebonden woningen van één of twee bouwlagen met
een kap. Incidenteel komen nog enkele niet-woonfuncties voor. Naar verwachting zullen deze
in de toekomst verder plaats maken voor woningen. De omgeving van het plangebied is
dan ook met name te typeren als woongebied. De Oude Telgterweg leidt in het oosten naar
het centrum van de kern en de provinciale weg N303. Naar het westen toe zijn via de Oude
Telgterweg een bedrijventerrein, de sportvelden en het buitengebied bereikbaar.
 
Ten noorden van de Oude Telgterweg liggen met name vrijstaande en halfvrijstaande woningen.
Ten zuiden van de Oude Telgterweg is vooral sprake van aaneengebouwde woningen.
 
Het plangebied betreft de locatie van een voormalig autogaragebedrijf. De omvang van het
perceel is circa 5.021 m2. De locatie ligt ingeklemd tussen achtertuinen van woningen aan de
Van Strijlandweg en de Hamburgerweg. Deze woningen zijn van het type vrijstaand, tweeaaneengebouwd
of een rij van 4 woningen. De naastgelegen woningen aan de Oude Telgterweg
betreffen stroken van 4 aaneengebouwde woningen.
 
2.3 Beschrijving van het plan
 
In het plangebied zijn 18 nieuwe woningen beoogd. Het gaat in alle gevallen om grondgebonden
woningen van maximaal twee bouwlagen met een kap.
 
 
Het plan gaat uit van het doorzetten van de bestaande karakteristiek aan de Oude Telgterweg.
Centraal in het plangebied ligt een ontsluitingsweg. In het plan wordt de nieuwe ontsluiting
benadrukt door de bebouwing, doordat de woningen ten oosten en ten westen hiervan
op die ontsluiting zijn gericht en dus met de ‘kopse’ kant naar de Oude Telgterweg staan.
 
De woningen zijn verder zo veel mogelijk met de voorgevel op de ontsluitingsweg geprojecteerd
en met achtertuinen naar achtertuinen. Alle aaneengebouwde woningen hebben een
achterom en een berging.
 
Het parkeren is verdeeld over 8 garages en 11 opritten op eigen terrein en 19 parkeerplaatsen
in het openbaar gebied. Aan de centrale ontsluitingsweg ligt, centraal in het plan, een
speelplaatsje. Voor een verbeterde waterhuishouding is in het plan uitgegaan van afkoppeling
van hemelwater en is een infiltratieberging opgenomen in de particuliere tuinen en in de
groenvoorziening. Met het oog op het voorkomen van overlast door geluidhinder van wegverkeer
op de Oude Telgterweg is een scherm voorzien in de zijtuin van woning 1 (direct ten
westen van de entree).
 
Voor het plan is een beeldkwaliteitplan opgesteld met daarin een beschrijving van het karakter
van het gebied en het kleur- en materiaalgebruik. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.3.
 
3 Beleid
   
3.1 Rijksbeleid
 
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012)
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
(SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012. Deze structuurvisie heeft als credo "Nederland concurrerend,
bereikbaar, Leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd,
waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur,
het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor
een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. De
belangrijkste nationale belangen die voor dit bestemmingsplan relevant zijn, zijn: Het verbeteren
van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidoverlast en
externe veiligheidsrisico's. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk
geval aandacht zijn voor de gevolgen hiervan en voor en het cultureel erfgoed. Deze aspecten
komen in hoofdstuk 4 van deze bestemmingsplantoelichting aan bod. Hieruit blijkt dat
deze belangen in het plan voldoende zijn geborgd en dit geen belemmering vormt voor het
plan. Evenmin leidt het plan tot een aantasting of beperking van bestaande waarden. Door
de beperkte schaal en omvang van het plan is geen nationaal belang in het geding.
 
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, december 2011) worden nationale
ruimtelijke belangen juridisch geborgd. Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere
pkb’s (planologische kernbeslissingen) en beleidsnota’s die in de SVIR zijn herbevestigd. Het
gaat daarbij om de volgende onderdelen:
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
 
Het Barro is aangevuld (wijziging Barro) met voorschriften voor de andere beleidskaders uit
de SVIR, het Nationaal Waterplan en het derde Structuurschema Electriciteitsvoorziening.
Het gaat hierom de volgende onderwerpen:
  • Rijksvaarwegen
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische Hoofdstructuur
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
De inwerkingtreding van het Barro vindt gefaseerd plaats en heeft geen concrete gevolgen
voor onderhavig plan.
 
Ladder duurzame verstedelijking Bro
De Rijksoverheid heeft vastgelegd dat de ladder duurzame verstedelijking moet worden toegepast.
Deze is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening
dat op grond van artikel 5.20 van datzelfde Besluit ook op de ruimtelijke onderbouwing van
toepassing is:
a. Een bestemmingsplantoelichting die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt,
bevat een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele
regionale behoefte.
b. Ingeval van die behoefte sprake is, wordt beschreven in hoeverre binnen het bestaand
stedelijk gebied van die regio hierin kan worden voorzien door benutting van beschikbare
gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
c. Indien uit deze beschrijving blijkt dat dit niet binnen bestaand stedelijk gebied van de regio
kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties
die, gebruik makend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of
als zodanig worden ontwikkeld.
 
Ad a. Het plan maakt 18 nieuwe woningen in het bestaand bebouwd gebied van Ermelo
mogelijk. Het plan is aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de
ladder uit het Bro. In het plan zijn aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde grondgebonden
woningen voorzien. De behoefte aan woningen is door de Provincie Gelderland vervat in
de Omgevingsvisie, waarbij de koppeling met het meest recente Kwalitatief Woonprogramma
2010-2019 wordt gelegd (KWP3). In de Brochure Woningmarkt Gelderland 2013 (provincie
Gelderland) is de volgende binnenregionale verdeling van woningbouwcontingenten vermeld.
 
 
 
bepaald, mede aan de hand van de bevolkingsprognose van het CBS uit 2014 en cijfers van
de betreffende gemeenten, waaronder Ermelo. Tot 2025 is de opgave om in de regio
8.500 woningen te bouwen. De bevolkingsgroei neemt af en de binnenlandse migratie is negatief,
maar er is wel sprake van een toename van opvang van buitenlandse migranten. De
behoefte aan nieuwe woningen blijft hierdoor aanwezig. Tot 2019 is voor Ermelo een toename
van 715 woningen voorzien. De provincie stimuleert vooral de realisatie van woningen
voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrumstedelijk en landelijk wonen. In onderhavig
geval gaat het vooral om woningen die geschikt zijn voor starters.
De gemeente Ermelo houdt rekening met het gefaseerd aanbieden van nieuwbouwwoningen
in de tijd. Het plangebied is onderdeel van de in figuur 5 opgenomen zachte plancapaciteit.
Afgesproken is dat 40% hiervan huur is en 50% ‘betaalbaar’. Ook is 50% aan nultredenwoningen
benodigd. In onderhavig plan is het aantal betaalbare woningen met 14 van de 18
ruim meer dan 50%. De woningen kunnen geschikt worden gemaakt als nultredenwoning. In
de gemeentelijke Structuurvisie is vermeld dat in Ermelo tot 2025 behoefte is aan nieuwe
woningen en de gemeente vooral wil stimuleren dat meer betaalbare eengezinswoningen
voor jongeren beschikbaar komen
 
Ad b. Het plan heeft betrekking op de transformatie van bestaand stedelijk gebied en er is
in dat opzicht sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Zoals uit de cijfers van de Brochure Woningmarkt
Gelderland 2013 (provincie Gelderland) is op te maken, zijn de harde en zachte
plancapaciteit in de regio net toereikend tot 2019 en is daarna aanvullend behoefte aan woningen.
De gemeenten in de regio hebben onderling verdeeld welke aantallen woningen in
welke kernen worden gerealiseerd, zodat dit op elkaar is afgestemd. Het gemeentebestuur
heeft voorrang gegeven aan onderhavig plan door hieraan medewerking te verlenen.
 
Ad c. Onderhavig plangebied betreft een binnenstedelijke herstructurering en vindt dus binnen
bestaand stedelijk gebied plaats. De locatie is net als omliggende woningen goed ontsloten
voor gemotoriseerd verkeer, ligt op circa 600 meter van het NS-station en nabij bushaltes
(Telgterweg en Hamburgerweg) en kan goed per fiets worden bereikt.
 
Conclusie: Het plan voorziet in een woningaantal en -type (14 van de 18 woningen betaalbaar
en voor starters) waaraan in de regio behoefte is, die in de planning was voorzien en
waarbij afstemming heeft plaatsgevonden tussen overheden. Het plan is afgestemd op andere
plannen en de markt qua ontwikkelmoment.
 
Het gaat weliswaar om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar er vindt geen nieuw ruimtebeslag
plaats. Evenmin zijn andere binnenstedelijke herontwikkelingsopgaven prioritair gebleken.
Het gaat om een binnenstedelijke transformatie op een locatie die voor verschillende
vervoersmodaliteiten goed ontsloten is. Voldaan wordt aan de ladder duurzame verstedelijking.
 
3.2 Provinciaal/regionaal beleid
 
Omgevingsvisie “Gelderland anders, dynamisch, mooi, divers”, vastgesteld 9 juli
2014.
De omgang met maatschappelijke en ruimtelijke opgaven komt in dit beleid aan bod, waarbij
de provincie partijen uitnodigt om deel te nemen. De provincie wil minder sturen en meer
begeleiden, inspireren en verbinden. Het accent komt meer bij het stedelijk gebied te liggen,
waarbij verbetering van de bestaande kwaliteit het uitgangspunt is. Hiertoe ondersteunt de
provincie, bijvoorbeeld met de beslisladder duurzaam ruimtegebruik. De geldende afspraken
over wonen en bedrijventerreinen in regionaal verband blijven bestaan. Voorts zijn specifieke
aandachtspunten de leegstand en overcapaciteit, krimpgebieden, energietransitie, verblijfsrecreatie
en de herijking van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur, tegenwoordig Natuurnetwerk
Nederland: NNN), die nu is opgedeeld naar een Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een
Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GGO). Ook de landbouwsector verandert en er zijn
ambities op het gebied van mobiliteit en openbaar vervoer. De hoofddoelstellingen zijn:
1. versterken van een duurzame economische structuur;
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
 
Wat dit laatste betreft, komt de nadruk meer te liggen op gezondheidseffecten. Specifieke
gebiedskwaliteiten worden vastgelegd in een Gebiedsatlas en de provincie organiseert kwaliteitsateliers.
 
Ten aanzien van het wonen is de koers gewijzigd van kwantiteit naar kwaliteit. Regio’s dienen
zelf te letten op de aansluiting bij de vraag en de provincie vraagt aandacht voor het terugdringen
van de algehele plancapaciteit. Dit aspect komt bij het gemeentelijk beleid nader
aan bod.
 
Omgevingsverordening Gelderland
In de omgevingsverordening Gelderland worden regels gesteld waaraan ontwikkelingen
moeten voldoen. In de toelichting op een bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing
dient te worden beoordeeld of aan gestelde regels wordt voldaan.
Voor onderhavig plan zijn met name de volgende onderdelen van belang:
 
Verstedelijking: Gelderse Ladder voor Duurzaam ruimtegebruik. Deze sluit aan op de vereisten
die zijn opgenomen in artikel 3.1.6 Bro, beslisladder duurzame verstedelijking, zie
paragraaf 3.1 van deze bestemmingsplantoelichting.
Wonen.
De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen
dienen te passen in het vigerende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief
Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten
vastgestelde Regionaal Programma Wonen.
 
Aan de hand van bevolkingsprognose en woningbehoeftenonderzoek levert de provincie aan
de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende
jaren. Per regio wordt dit als indicatieve taakstelling door Gedeputeerde Staten vastgesteld
in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken
in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen.
 
Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is, kan tot onbedoelde
migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders. Het feit dat
voorgenomen plan een binnenstedelijke ontwikkeling betreft, leidt er toe dat de Ruimtelijke
verordening Gelderland geen directe doorwerking heeft in dit bestemmingsplan.
 
Woonprogrammering in de Omgevingsverordening
De afspraken over de groei van de woningvoorraad worden vastgelegd in de 'kwantitatieve
opgave t/m 2024'. In de provinciale Omgevingsverordening is de status van de kwantitatieve
opgave vastgelegd (art. 2.2.1.1). Nieuwe woningen in bestemmingsplannen moeten passen
in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmering. Waar nog geen nieuwe opgave
is vastgelegd geldt het KWP3. In paragraaf 3.1 onder a van deze bestemmingsplantoelichting
is dit beschreven.
 
Woonbeleid provincie Gelderland
Het meest recente Kwalitatief Woonprogramma is het KWP3, maar inmiddels is voor de regio
Noord- Veluwe voor de periode 2014-2024 de woningbouwopgave bepaald. Tot 2025 is
de opgave om in de regio 8.500 woningen te bouwen. Hoewel de bevolkingsgroei afneemt
en de binnenlandse migratie negatief is, is er wel een toename van opvang van buitenlandse
migranten. Ermelo heeft relatief gezien veel vrijstaande woningen. Tot 2019 is voor Ermelo
een toename van 715 woningen voorzien. Afgesproken is dat 40% hiervan huur is en 50%
‘betaalbaar’. Ook is 50% aan nultredenwoningen benodigd.
 
Het voorgenomen plan betreft de realisatie van 18 woningen. De nieuwe woningen zijn geschikt
voor starters op de huizenmarkt en voor startende gezinnen. In overleg met de gemeente
is ervoor gekozen onderhavige locatie hiervoor in ontwikkeling te brengen, waarbij is
gelet op de prioriteit ten opzichte van andere plannen in de gemeente.
 
Conclusie:
Het plan betreft een binnenstedelijke ontwikkeling in de vorm van inbreiding door herontwikkeling
en draagt op deze wijze bij aan een duurzame ruimtelijke structuur, de leefbaarheid en
behoud van voorzieningenniveau van Ermelo. De transformatie is niet gericht op één specifieke
doelgroep, maar wel op het betaalbare segment, zodat het tegemoet komt aan de vastgestelde
woningbehoefte. Het plan past binnen de doelstellingen van de Omgevingsvisie en
de vereisten van de Omgevingsverordening.
 
3.3 Gemeentelijk beleid
 
Structuurvisie Ermelo 2025
Er bestaat onzekerheid over de bevolkingsontwikkeling van Ermelo. De verschillende prognoses
geven een verschillend beeld. Dit geldt met name voor de periode na 2025. Tot 2025
is er sprake van een licht groei tot ca. 27.000 inwoners. Deze onzekerheid werkt vooral door
in de behoefte aan grondgebonden gezinswoningen.
 
Gelet op de huidige bevolkingssamenstelling en de vergrijzing, bieden woningen gericht op
de doelgroep ouderen de minste onzekerheid. Met het verleiden naar nieuwe aantrekkelijke
woningen, kan mogelijk een doorstroom op gang gebracht worden. Hiermee komen ook gezinswoningen
beschikbaar die aantrekkelijk zijn voor jongeren. Om voor jongeren geschikte
goedkope woningen te kunnen realiseren zullen locaties gevonden moeten worden die in
eigendom zijn van de gemeente om zelf over de grondprijs te kunnen beslissen. De structuurvisie
zet dus in op het stimuleren van betaalbare woningen voor startende gezinnen,
waarbij gebruik gemaakt wordt van duurzaamheidaspecten als middel om de woonlast te
beperken.
Het plan voor de 18 woningen aan de Oude Telgterweg past binnen de geschetste voorwaarden
uit de structuurvisie Ermelo 2025 door het bieden van betaalbare woningen voor
startende gezinnen.
 
Welstandsnota Ermelo 2007
In het welstandsbeleid is beleid geformuleerd per deelgebied. Het nu voorliggende plangebied
ligt in het deel dat wordt getypeerd als “woonwijk in traditionele blokverkaveling (50-er
jaren)” en als deelgebied “centrum zuid”. Het wordt gekenmerkt door eenvoudige heldere
opzet met eenduidige bouwmassa’s en ingetogen kleur- en materiaalgebruik, waarvoor welstandsniveau
3 (soepele toetsing) geldt.
Voor het plangebied is door Balcompany in opdracht van De Bunte Vastgoed Oost het
“Beeldkwaliteitplan Oude Telgterweg Ermelo” opgesteld (d.d. 6 januari 2015, zie bijlage 6).
Uitgangspunt voor de planverkaveling was om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de stedenbouwkundige
opzet van de omgeving en tegelijkertijd uit te gaan van een hofje. De woningen
zijn op de openbare ruimte georiënteerd. Daarbij gaat het om traditionele woningen van twee
lagen met een kap in de vorm van een zadeldak. Plaatselijk is sprake van erkers, dakkapellen
of verspringingen in de gevel. Hoekwoningen hebben twee voorkanten en hierbij is in het
bijzonder gelet op de gevelindeling met het oog op zicht en sociale controlemogelijkheden.
De bijgebouwen en erfafscheidingen die vanaf het openbaar gebied zichtbaar zijn, worden in
samenhang met de woningen ontworpen. Het uitgangspunt is robuust rood/bruin metselwerk
te gebruiken met donkere pannen en witte of naturel kozijnen in combinatie met soms donkere
draaiende delen.
Percelen worden aan de voorzijde afgeschermd met een haag en de straat wordt aangekleed
met gras langs de rijbaan en om de parkeerplaatsen. In de groenstrook en bij de speeltuin
komen bomen van de 2e orde. Voor het hele plangebied is gestreefd naar kwalitatief
hoogwaardige en duurzame materialen, waarbij de verschillende functies kleurnuances
meekrijgen. De bestrating bestaat uit baksteen en het trottoir en de rijweg liggen op hetzelfde
niveau.
 
4 Milieu-aspecten
   
4.1 Milieu-effectrapportage
 
Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer regelt samen met het Besluit milieueffectrapportage
het toepassen van de mer-procedure en het opstellen van een MER. Deze zijn van belang
om te bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling gevolgen voor het milieu kan hebben. Daarnaast
kan een mer-plicht voortkomen uit de Natuurbeschermingswet, ter bescherming van
Natura2000-gebieden.
 
Sinds 1 april 2011 zijn de drempelwaarden uit de bijlagen C en D van het Besluit indicatief,
zodat in overleg met het bevoegd gezag een mer-scan of mer-beoordeling nodig kan zijn.
Ingeval van een planMER of besluitMER kan een beperkte of uitgebreide procedure gelden.
 
Onderhavige ontwikkeling valt niet binnen de op de C en D-lijst opgenomen categoriën. Categorie
D11.2 betreft weliswaar de “aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject
met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen”, maar is in omvang veel
kleiner dan de daarbij vermelde 100 ha aaneengesloten gebied, 200.000 woningen en bedrijfsoppervlakte
van 200.000 m2. Onderhavige ontwikkeling ligt voorts binnen het stedelijk
gebied op een afstand van circa 650 meter van het Natura2000-gebied “de Veluwe”.
 
Gelet op de aard en omvang van het plan zijn de (milieu)effecten op de omgeving gering.
Het plangebied ligt buiten de Natura 2000-gebieden en de Natuurnetwerk Nederland gebieden
(NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur EHS). In de huidige situatie, uitgaande van
het garagebedrijf, is sprake van een grotere emissie NH3 en NOx dan na realisatie van onderhavig
plan, zowel met als zonder de verkeersaantrekkende werking. Vanwege het plan is
er geen sprake van een andere mogelijke verstoring van of hinder op de Natura 2000-
gebieden en NNN doordat het plangebied reeds is omgeven door woongebied, zie tevens
paragraaf 4.10 ecologie.
 
4.2 Milieuzonering
 
Tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige bestemmingen gelden richtafstanden op basis
van de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009).
 
Inwaartse zonering
In de directe nabijheid van het plangebied liggen hoofdzakelijk woningen. Uitsluitend aan de
noordzijde ligt aan de Hamburgerweg een perceel met de enkelbestemming “Maatschappelijk”.
  
Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, namelijk op basis van artikel
1 van het bestemmingsplan: “educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, medische voorzieningen waaronder huisartsen, dierenartsen, tandartsen en
fysiotherapie, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering
van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten
met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, wonen in bijzondere
woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze
voorzieningen”.
 
Theoretisch kan in een worstcase situatie sprake zijn van een sporthal. De grootste te hanteren
richtafstand is in dat geval 50 meter vanwege het hinderaspect geluid. De afstand van
het bouwvlak Maatschappelijk tot het bouwvlak van het beoogde Wonen is ca 43 meter en
voldoet daarmee niet aan de richtafstand. Dat wil echter niet zeggen dat het Wonen hier niet
kan worden toegestaan. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan liggen namelijk
al gevels van andere geluidgevoelige bestemmingen (Wonen aan de Hamburgerweg) dichter
bij deze maatschappelijke bestemming (ca. 1,5 meter afstand) en die zijn dan ook maatgevend
voor de ter plaatse toelaatbare hinder. In dit geval heeft de bestemming “Maatschappelijk”
in werkelijkheid betrekking op een ‘zorgvilla’ voor langdurig verblijf voor ouderen met
dementie. De daadwerkelijk daarbij te verwachten hinder is nihil.
 
Uitwaartse zonering
De beoogde woonfunctie is geen milieuhinderlijke bestemming. Uitwaartse zonering is niet
aan de orde.
 
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd door functies uit de omgeving, evenmin vormt het plan een
belemmering voor bestaande functies.
 
4.3 Verkeer en parkeren
 
Aan de westzijde van Ermelo ligt de spoorlijn Utrecht-Zwolle met het station op minder dan
1 kilometer afstand van het plangebied. Over de Dr. Van Dalenlaan en de Dirk Staalweg rijdt
de buslijn 103 van Syntus met haltes op ca. 400 meter afstand van het plangebied. De bussen
rijden richting Amersfoort en Nunspeet. Het plangebied is ook per fiets goed bereikbaar.
Voor het gemotoriseerd verkeer is de N303 ten oosten van het plangebied van belang. Dit is
de provinciale weg richting Putten en Harderwijk en de A27. Al met al is het plangebied goed
ontsloten.
 
Het parkeren is verdeeld over 8 garages, 11 opritten op eigen terrein en 19 parkeerplaatsen
in het openbaar gebied. In onderstaande tabel is de parkeernorm voor woningen opgenomen
van de gemeente Ermelo.
  
 
Niet alle parkeerruimte wordt volledig meegerekend. Garages worden namelijk vaak voor
andere doelen dan het stallen van een voertuig gebruikt. Uitgaande van de 11 opritten en de
19 openbare parkeerplaatsen, worden er minimaal 30 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee
voldaan worden aan de parkeerbehoefte.
  
4.4 Geluid
 
Het plangebied ligt in de nabijheid van enkele wegen. Door SPAingenieurs is in opdracht van
De Bunte Vastgoed Oost BV dan ook een akoestisch onderzoek wet geluidhinder uitgevoerd.
De rapportage 20140557A.R01a d.d. 1 oktober 2015 is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting
van het bestemmingsplan. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting
binnen het plangebied voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante wegverkeer.
De situatie is beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke
ordening en het gemeentelijke geluidbeleid.
 
Het plangebied ligt in de geluidzone van de Oude Telgterweg, de Hamburgerweg en de
spoorlijn Nijkerk-Harderwijk. Voorts is de Van Strijlandweg in het onderzoek betrokken. Overige
wegen zijn voor het onderzoek met betrekking tot de geluidbelasting niet relevant. Uit
het onderzoek blijkt dat uitsluitend tengevolge van het verkeer op de Oude Telgterweg bij
8 van de nieuwe woningen de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden, maar niet de
maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB.
 
In het gemeentelijk geluidbeleid is opgenomen dat bij geluidbelasting hoger dan 53 dB er
minimaal drie verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde gerealiseerd worden. Bij 6 van de beoogde
woningen is geen sprake van een geluidluwe zijde en geluidluwe buitenruimte. Alle
overige woningen kunnen hier wel aan voldoen.
  
Er zijn binnen het bouwplan geen reële maatregelen mogelijk om de geluidbelasting bij alle
nieuwe woningen te reduceren tot de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor realisatie van de
beoogde woningen moet de gemeente Ermelo hogere waarden tot 57 dB in het kadaster
vastleggen. Door het plaatsen van twee korte tuinschermen is het wel mogelijk dat alle woningen
een buitenruimte hebben aan de geluidluwe zijde op begane grondniveau. Op basis
van stedenbouwkundige argumenten heeft de gemeente te kennen gegeven af te zien van
haar beleid voor het hebben van drie verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde van de woningen
(nrs. 1 t/m 3 en 16 t/m 18 in de verkaveling). Het aspect verkeersgeluid vormt derhalve
geen belemmering voor dit plan.
 
4.5 Luchtkwaliteit
  
Ten aanzien van luchtkwaliteit is op grond van de Wet milieubeheer hoofdstuk 5 (Wet luchtkwaliteit)
en de daarbij behorende Regeling Niet In Betekende Mate (NIBM) voor deze plannen
geen onderzoek noodzakelijk. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen
(inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate
bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden
voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden, tenzij het project is gelegen in een
aangewezen gebied of behoort tot een bepaalde broncategorie.
Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden een verslechtering
van de luchtkwaliteit plaatsvindt, is er een beperking van de NIBM mogelijkheid
aan het Besluit NIBM toegevoegd. Zie Staatsblad 2012 nr. 259, Besluit van 7 juni 2012. Deze
aanpassing van het Besluit NIBM maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling (Regeling
NIBM) bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën aan te wijzen waarbinnen geen
gebruik meer kan worden gemaakt van de NIBM-grond.
 
De aanpassing wordt door het bevoegd gezag ingezet in gebieden waar de grenswaarde
voor PM10 wordt overschreden of waar overschrijding van de grenswaarde dreigt.
 
Het plangebied ligt niet bij of in één van de vier tot nu toe aangewezen gebieden. Met andere
woorden, voor het plan mag de Regeling NIBM onverkort toegepast worden.
 
Voor woningen is bepaald dat bij een aantal van 1200 woningen of minder via één ontsluitingsweg
sprake is van een dermate geringe verandering van de luchtkwaliteit dat dit niet in
betekenende mate bijdraagt. De realisatie van 18 woningen valt ruim binnen de grenzen van
het Besluit NIBM en de Regeling NIBM. De verandering van de luchtkwaliteit blijft dan ook
ruim onder de waarden uit de NIBM en er is geen onderzoek luchtkwaliteit nodig.
 
4.6 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag
en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk,
lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid
buisleidingen (Bevb) moeten individuele groepen personen een basisbeschermingsniveau
garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
  
 
In de omgeving van het plangebied ligt op een afstand van meer dan 300 meter een leiding
van de Gasunie (rode stippellijn in de figuur) met buitendiameter 4,25 inch en een druk van
40 bar. De 1% letaliteitcontour bevindt zich op circa 50 meter afstand van de gasleiding. Het
plangebied bevindt zich niet binnen de 10-6 risicocontour noch het invloedsgebied van deze
leiding. Nader onderzoek naar het Groepsrisico is hier dan ook niet nodig.
 
De spoorlijn waarop Ermelo is aangesloten, betreft een spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen
worden vervoerd. Deze ligt op meer dan 300 meter afstand. De veiligheidscontour 10-6 is
maximaal 6 meter vanaf de spoorlijn gelegen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied
van de spoorlijn. Nader onderzoek dan wel een verantwoording van het Groepsrisico
vanwege de spoorlijn is niet nodig.
 
De provinciale weg N303 is een weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
De risicocontour PR 10-6 ligt op 0 meter afstand van de weg. Het plangebied ligt op meer
dan 900 meter afstand van deze weg en derhalve niet in het invloedsgebied. Nader onderzoek
of een verantwoording van het Groepsrisico is hiervoor dan ook niet nodig.
 
Ten zuidwesten van het plangebied ligt aan de Oude Telgterweg, nabij de spoorlijn, “Meatindustrie”,
een bedrijf dat op grond van de opslag van ammoniak van maximaal 1900 kg een
10-6 PR-risicocontour bevat op 35 m afstand. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied
van deze inrichting. Nader onderzoek en een verantwoording van het Groepsrisico
zijn hier dan ook niet nodig.
 
Op basis van de uitgevoerde inventarisatie en beoordeling externe veiligheid wordt geconcludeerd
dat er geen vervolgonderzoek of verantwoording van het groepsrisico nodig is.
 
Er bestaan vanwege externe veiligheid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
 
4.7 Bodem
 
Door Hunneman Milieu-advies is in opdracht van De Bunte Vastgoed BV een verkennend,
actualiserend en nader bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen als bijlage
2 van deze bestemmingsplantoelichting (kenmerk 140873/jk/lvh/sh, februari 2015). Doel
van het onderzoek was om de bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit vast te stellen en om
na te gaan of dit voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de beoogde woonfunctie.
 
Uit het onderzoek blijkt dat in de vaste bodem en het grondwater ter plaatse van de voormalige
tectyleerinrichting en de voormalige AO-tank licht tot sterk verhoogde gehalten aan oliecomponenten
zijn aangetoond. Het gaat bij de bodem om circa 110 m3 met gehalten boven
de achtergrondwaarde en 30 m3 met gehalten boven de interventiewaarde, zodat dit dient te
worden aangemerkt als een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierbij is de provincie
bevoegd gezag. Voor het grondwater gaat het om 150 m3 grondwater met gehalten aan oliecomponenten
boven streefwaarden, waarvan circa 75 m3 met gehalten boven interventiewaarden.
Het betreft onderdeel van een reeds eerder gesaneerd geval van ernstige bodemverontreiniging.
 
Op het onverdachte deel van het terrein zijn met uitzondering van licht verhoogde gehalten
oliecomponenten geen gehalten aangetoond boven achtergrondwaarden. Evenmin is in de
bovengrond asbest geconstateerd.
 
Op basis van de resultaten is geadviseerd een saneringsplan op te stellen voor het verwijderen
van de verontreinigingen. Het opstellen van het saneringsplan is in gang gezet. Momenteel
is het perceel nog bebouwd met het voormalige garagebedrijf dat ten behoeve van de
sanering zal moeten worden gesloopt. In een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst tussen
initiatiefnemer en de gemeente is vastgelegd dat de sanering afgerond moet zijn, voordat
met de realisatie van het bouwplan kan worden gestart. In de regels van dit bestemmingsplan
is dit als voorwaardelijke verplichting opgenomen.
 
4.8 Archeologie
 
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader
hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden.
Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar
te worden verricht.
 
Monumentenwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate
het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet
1988 is vastgelegd, hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en
dorpsgezichten moeten worden beschermd.
 
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg.
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de
ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In
1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag.
  
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
- Archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven
en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen.
- Vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie.
- Bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ
niet mogelijk is.
 
Dit verdrag is vertaald in de Monumentenwet 1988.
 
Belvoir 3 cultuurhistorisch beleid 2009 – 2012
Deze notitie is vastgesteld door Provinciale Staten op 23 februari 2009 en voorziet in het
beleid ten aanzien van cultuurhistorie in Gelderland. Voor de uitvoering van het beleid heeft
de provincie in Belvoir 1 vijf doelstellingen geformuleerd:
1. Maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk.
2. Integreer cultuurhistorie volwaardig in de planvorming.
3. Versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie.
4. Houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand.
5. Vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak.
Naast deze vijf hoofddoelstellingen voorziet de provincie in een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht
beleid. Om de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving te
kunnen benutten, heeft de provincie een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld.
 
Op basis van deze kaart is een beleidskaart ontwikkeld die tien gebieden onderscheidt. Elk
gebied onderscheidt zich door een eigen identiteit. De provincie streeft naar het behoud en
de ontwikkeling en versterking van de identiteit van deze tien gebieden. Dit streven is verwoord
in een apart beleidsprogramma voor elk gebied. Belvoir 3 is een actualisering en bevat
zowel een kadernota als 3 achtergronddocumenten. Het richt zich op de hoe en wat van
de uitvoering. De strategie is die van
1. begrijpen
2. identificeren en waarderen
3. zorgen en borgen
4. genieten
 
Het plangebied ligt in de kern van Ermelo op de overgang van de Veluwe naar het veengebied
en de randmeren. Het Veluwemassief is hierin beschreven als stokoud boerenland
met grafheuvels. Voor de randmeren zijn met name de oude stadjes van belang en de ontginningsgeschiedenis
van belang. Het plangebied kent in hoofdzaak een agrarische geschiedenis.
Ter plaatse zijn in of bij het plangebied echter geen fysieke elementen meer
aanwezig die hierop duiden. Het plan voegt zich naar de context van het naoorlogs ontwikkeld
woongebied.
 
Beleidsnota archeologische monumentenzorg
De gemeente Ermelo heeft in 2009 een beleidsnota archeologische monumentenzorg opgesteld.
In deze nota is het beleid op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en zijn
het beleid en het instrumentarium van de gemeente op het gebied van archeologie afgestemd
op de ontwikkelingen in het archeologisch bestel.
 
In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische beleidskaart opgenomen.
 
Op basis van deze archeologische beleidskaart heeft de locatie een hoge archeologische
verwachting. In het beleid is aangegeven met welke bescherming gebieden beschermd moeten
worden. In hoofdstuk 5 van deze bestemmingsplantoelichting is de regeling voor deze
dubbelbestemming beschreven. 
 
Archeologisch bureau- en verkennend onderzoek
In opdracht van De Bunte Vastgoed Oost BV is door Synthegra bv een Inventariserend veldonderzoek
en verkennend booronderzoek uitgevoerd (kenmerk S140114 d.d. 12 december
2014, zie bijlage 3a). Op basis van het bureauonderzoek is de archeologische verwachting
voor de periode Late middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd naar laag bijgesteld. Uit het
veldonderzoek blijkt dat de bovenzijde van de podzolgrond niet is aangetroffen, waarmee de
verwachting voor het aantreffen van vuursteenvindplaatsen op laag kan worden gesteld. Nederzettingsresten
uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd kunnen dieper reiken en de
verwachting voor archeologische resten hiervan is hoog, met uitzondering van de verstoorde
gronden onder de reeds bestaande bebouwing. Behoud in situ heeft de voorkeur.
  
Geadviseerd is de bodem op te hogen en voor grondwerkzaamheden die dieper reiken dan
30 cm onder het huidige maaiveldniveau vervolgonderzoek te verrichten in de vorm van
proefsleuvenonderzoek. Gekozen is voor het verrichten van een proefsleuvenonderzoek,
waarbij een sleuf van 12 x 4 meter wordt gegraven. Ook dit onderzoek is verricht door Synthegra
bv (kenmerk S150094-b d.d. 1 september 2015, zie bijlage 3b). Tijdens het proefsleuvenonderzoek
is gebleken dat er archeologisch relevante sporen aanwezig zijn. Er is een
deel van een gebouw bestaande uit drie ongeveer west-oost lopende wandstijlen met twee
buitenstijlen aangetroffen. Vanwege het ontbreken van daterend materiaal en de kleinschaligheid
van de werkput is een nadere datering niet mogelijk. Het gebouw kan tussen de prehistorie
en de middeleeuwen dateren.
Er is geadviseerd vervolgonderzoek door middel van een archeologische begeleiding van de
aanleg van de bouwput uit te voeren.
De aanleg van de bouwputten voor de nieuwbouw zal archeologisch begeleid worden. Hiervoor
zal een programma van eisen (PvE) opgesteld worden waarin alle randvoorwaarden
van het onderzoek zijn vastgesteld.
 
4.9 Water
 
Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
Deze kaderrichtlijn gaat ervan uit dat water een erfgoed is dat moet worden beschermd en
verdedigd. Het bevat het kader voor bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater,
kustwater en grondwater. Dit behoedt aquatische ecosystemen en gebieden die hiervan
afhankelijk zijn voor achteruitgang. Emissies worden verbeterd, duurzaam gebruik wordt
bevorderd en de grondwaterkwaliteit wordt aanzienlijk minder verontreinigd.
 
In het Deltaprogramma Rivieren zijn strategieën ontwikkeld voor de lange termijn (2050 en
2100) gericht op de toename van de afvoer op de grote rivieren en de benodigde bescherming
van het gebied. Het vastgesteld-Nationaal Waterplan heeft eind 2014 ter inzage gelegen,
de voorkeursstrategieën vanuit het Deltaprogramma zijn hierin integraal opgenomen.
 
Vierde Nota Waterhuishouding (1998)
In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) is aangegeven, dat het waterbeheer in Nederland
gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige
watersystemen waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft het buitengebied
stelt NW` 4 dat met name aspecten als verdroging en beperking van emissies
van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat hier dus voorop.
 
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét
Rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een prominentere rol bij de inrichting
van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal
bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn
een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland,
een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het
Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen
op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.
 
Ontwerp-Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Ontwerp-Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en inrichting van
het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 met een vooruitblik tot 2050. Het Rijk
speelt proactief in op klimaatverandering. Doel is het robuust en toekomstgericht inrichten
van ons watersysteem, gericht op bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van
wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en gezond ecosysteem
als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid is integraal van opzet door natuur,
scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie zo veel
mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het Rijk initieert zelf en werkt
samen met andere partijen, stimuleert en informeert om de beleidsdoelen te bereiken. Naast
overheid zijn bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust van de kansen en bedreigingen
van water in hun omgeving. Het Waterplan is aan te merken als een Structuurvisie.
Dit beleidsplan gaat uit van een stroomgebiedbenadering. In Nederland is sprake van de 4
stroomgebieden:
1. de Rijn
2. de Maas
3. de Schelde
4. de Eems
Per stroomgebied is het beleid verschillend. Voorts zijn er strategieën gericht op deelgebieden
zoals de Zeeuwse Delta, het Rivierengebied, het IJsselmeer, de Noordzee, de Kust en
het Waddengebied.
 
Algemene thema’s:
Waterveiligheid: Iedereen in Nederland krijgt hetzelfde basisbeschermingsniveau
(1/100.000per jaar). Waar veel slachtoffers kunnen vallen of grote economische schade kan
ontstaan en bij vitale infrastructuur wordt extra bescherming geboden. Per kering zijn nieuwe
normen geformuleerd.
Zoetwaterbeleid: Voor voldoende zoet water is het beleid gericht op het veilig stellen van de
aanvoer en het tegengaan van verzilting in gevoelige gebieden. Het bestaande hoofdwatersysteem
wordt beschermd en versterkt als buffer en aanvoerroute met gerichte korte termijninvesteringen,
zoals het vergroten van de zoetwaterbuffer in het IJsselmeergebied in de zomer
door geringe peilstijging.
Waterkwaliteit: Met verschillende partijen maakt het Rijk gebiedsgerichte afspraken om de
doelstellingen voor de stoffen die OESO noemt en de nieuwe stoffen te bereiken. Eind 2021
zijn gebiedsgericht knelpunten geagendeerd en worden deze aangepakt. Eén van de actiepunten
is het verminderen van de emissie van gewasbestrijdingsmiddelen. Voor glastuinbouw
komt een zuiveringsverplichting voor spuiwater te gelden. Voor de effecten van geneesmiddelen
kom een ketengerichte benadering. Verder is er een Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
met gebiedsgericht en knelpuntsgewijs maatwerk. Voor het terugdringen van
kunststof is het Kunststofketenakkoord gesloten. In het Besluit Kwaliteitsdoelstellingen en
Monitoring Water worden de best beschikbare technieken voorgeschreven. Voorts zal in
2015 de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) in vastgesteld gereed zijn met een visie op duurzaam
en efficiënt gebruik van grondwater en strategische watervoorraden.
Stroomgebiedsplannen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water: De eerste plannen
zijn in uitvoering en worden in overleg met provincies en waterschappen voor alle vier de
stroomgebieden binnen de planperiode geactualiseerd.
 
Het is nadrukkelijk de bedoeling dat bij het uitwerken van plannen, water en ruimtelijke ontwikkeling
op elkaar aansluiten of elkaar versterken. De watertoets blijft een wettelijk verplicht
onderdeel in de planvorming. Voor het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten komen De
Nationale Adaptiestrategie en de Nationale Omgevingsvisie. In 2014 is de rijksvisie “Natuurlijk
verder” gepresenteerd, die uitgaat van het versterken van de natuur met de samenleving.
Ook bij het willen bereiken van de doelen van het Energieakkoord (2013) is de inzet van
gronden/wateren zeer wel mogelijk. Onderdeel is voorts het kunnen behouden van wateren
voor de scheepvaart en een beknopte functielijst van Rijkswateren.
 
Duurzaam waterbeheer 21e eeuw (2000)
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die
ruimte zelf neemt. Dit betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om
water op te slaan. Bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd
buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee
worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
 
Vasthouden, bergen, afvoeren
De waterbeheerder heeft gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een
overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet
meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden
onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders
het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Zo wordt tevens verdroging
voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
 
Schoon houden – scheiden – schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het belangrijk
dat hemelwater niet vervuild raakt. Dit kan door eisen te stellen aan materialen.
 
Waterplan Gelderland 2010-2015
Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het
beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld
met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking
zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en
wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale
wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor
krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie.
In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke
ordening de provincie wil inzetten. Voor het plangebied heeft dit geen specifieke gevolgen.
 
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010-2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma’s
vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen
in grote lijnen de agenda’s voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend
voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
 
Waterplan Ermelo 2008-2012
In januari 2008 hebben de gemeente Ermelo en het Waterschap beleid opgenomen om te
komen tot een gezond, veilig en duurzaam watersysteem met aantrekkelijke uitstraling dat
aansluit bij de natuurlijke omstandigheden. De belangrijkste thema’s zijn waterkwantiteit,
waterkwaliteit en ecologie, water in de bebouwde leefomgeving, grondwater, afvalwater en
afkoppelen hemelwater en beheer en onderhoud stedelijk water. Na een analyse van de
knelpunten is een uitvoeringsprogramma maatregelen samengesteld. In de kern van Ermelo
is sprake van een gemengd rioleringsstelsel. Het tegengaan van wateroverlast wordt bewerkstelligd
door het maken van ruimte voor berging. Een groot deel van Ermelo, waaronder
het plangebied, ligt in een grondwaterfluctuatiezone, waar de grondwaterstand varieert.
Het plangebied ligt namelijk op de overgang van de relatief hoge, droge Veluwe en de ten
westen en noordwesten hiervan gelegen lagere veengebieden. Juist op deze overgang is
plaatselijk sprake van bijzondere fluctuaties (kwel), wat in de toekomst zal toenemen.
De maatgevende bui komt eens in de honderd jaar voor (bui T=100) en bevat een neerslag
van 60 mm in 24 uur. Beschreven is dat het afkoppelen van hemelwater in combinatie met
een wadi de voorkeur heeft, waarbij geldt dat het gebruik van uitlogende materialen dan niet
is toegestaan. Van de verharding is maximaal 25% aangesloten op de riolering. Van belang
is de trits “vasthouden - bergen – afvoeren”, heeft grondwaterneutraal bouwen aandacht en
is afkoppeling van belang.
 
Basisrioleringsplan gemeente Ermelo 2012
De gemeenten Harderwijk, Ermelo en Waterschap Veluwe hebben gezamenlijk dit Basisrioleringsplan
opgesteld. Hierin is geanalyseerd in hoeverre hemelwater en afvalwater voldoende
geborgen kunnen worden en zijn maatregelen opgenomen om de knelpunten aan te
pakken. Doelen zijn verder het reduceren van overstort van overtollig rioolwater op oppervlaktewater
en het krijgen van inzicht in mogelijkheden om vuilemissie te reduceren.
 
 
Voor de Oude Telgterweg zijn maatregelen opgenomen, zoals de aanleg van een berging en
rioolvergroting. Uit de kaart blijkt dat in het plangebied zelf geen gevallen bekend zijn van
water op straat.
  
Watertoets
Ten behoeve van het plan is het plan online aangemeld op www.dewatertoets.nl. Hieruit
komt naar voren dat er in het plangebied geen belangrijke waterspecifieke thema’s gelden en
er geen waterschapsbelangen worden geraakt. Wel van belang is de trits “vasthouden - bergen
– afvoeren”, heeft grondwaterneutraal bouwen aandacht en is afkoppeling van belang.
 
Op 11 november heeft contact plaatsgevonden met het Waterschap. Hieruit komt naar voren
dat als de totale toename bebouwing en verharding minder is dan 1.500 m2, er geloosd mag
worden op oppervlaktewater of de bodem. Dit hoeft dan enkel voor de toename bebouwing,
in principe hoeft de bergingscapaciteit vanwege de verharding daarbij niet te worden meegerekend.
 
In de huidige situatie is het plangebied geheel verhard, deels door bebouwing. De bebouwing
en verharding worden ten behoeve van het plan verwijderd. In het nieuwe plan is sprake
van bebouwing, verharding, tuinen en openbaar groen. Dit is sowieso reeds een verbetering
voor wat betreft de hydrologische situatie aangezien de totale hoeveelheid bebouwing
en verharding in het plangebied afneemt.
 
Van het Waterschap mag in dit geval dus worden geloosd op de bodem, waarbij enkel de m2
aan bebouwing als basis mogen worden gehanteerd.
 
De gemeente Ermelo hanteert echter het uitgangspunt dat hemelwater van daken én verhardingen
niet via de openbare riolering mag worden afgevoerd, maar binnen het plan moet
worden geborgen of vastgehouden. Daarbij heeft een wadi de voorkeur. De maatgevende
bui is 36 mm bij een neerslag gebeurtenis van T=10 (bui van eens in de 10 jaar). Voor overtollig
hemelwater dient een overloop op maaiveldniveau te worden aangebracht. Hemelwater
van particuliere percelen dient op eigen terrein verwerkt/geborgen te worden, dus per perceel
in de eigen tuin.
 
Uit onderstaande tabel blijkt de hemelwateropgave.
 
 
Het Waterschap hanteert als maatgevende bui T=100 een neerslag van 60 mm/m2 in 24 uur.
Dit leidt tot een bergingsopgave van ca. 79 m3 die in het plan geborgen of geïnfiltreerd dient
te worden.
  
Op basis van het gemeentelijke beleid zal ca. 47 m3 hemelwater op de eigen terreinen van
de individuele woningen geborgen/geïnfiltreerd moeten worden. In het openbare gebied is
berging en infiltratie van minimaal 41 m3 hemelwater benodigd. In totaal is dan sprake van
ca. 88 m3 hemelwaterberging/infiltratie, wat voldoet aan de minimaal benodigde berging volgens
het Waterschap.
 
Aangezien er geen overstortmogelijkheid is vanwege het ontbreken van aangrenzend oppervlaktewater
is ervoor gekozen in het plan extra capaciteit op te nemen om afstroming naar
de Oude Telgterweg te voorkomen. Hiertoe is teruggegrepen op de bui T=100 zoals het Waterschap
die hanteert. Bij berging van 47 m3 op eigen terrein is dan nog 130 - 47 = 83 m3 in
de openbare ruimte nodig.
 
Overigens is in de bestaande situatie sprake van een totaal van 5.000 m2 verharding en derhalve
300 m3 lozing hemelwater op het gemengde rioleringsstelsel. De riolering wordt vanwege
het plan dus ontlast met (300-130=)170 m3 schoon hemelwater bij een maatgevende
bui.
Wel zal sprake zijn van een geringe toename van afvalwater van de 18 woningen ten opzichte
van het voormalige garagebedrijf. Mede gelet op de aanpassingen aan de riolering aan de
Oude Telgterweg is de verwachting dat dit niet tot problemen leidt.
 
Op basis van de gegevens van www.grondwateronline.nl blijkt dat op basis van de peilbuizen
B26H066D en B26H0656 aan respectievelijk de Van Emsthof en Sportlaan sprake is van
een gemiddelde hoogste grondwaterstand van circa 2,4 m – mv. De bovengrond is mogelijk
geroerd, de ondergrond bestaat op basis van de bodemkaart waarschijnlijk uit zwak lemig fijn
zand of grof zand. De bodem is dan ook geschikt voor infiltratie. Uit het bodemonderzoek
(zie paragraaf 4.6) is een waterdoorlatendheid (k-waarde) gebleken van 18,5 meter per dag.
Infiltratie in het plangebied is dan ook zeer goed mogelijk.
 
Om een hemelwatervoorziening te kunnen blijven beheren, is situering in het openbare gebied
nodig. In of nabij het plan is geen oppervlaktewater aanwezig. In het plan is wel groen
aanwezig. Dit groen heeft een oppervlakte van ca. 140 m2 en hierop zijn enkele speelvoorzieningen
gedacht. Dit is te combineren met het gebruik voor hemelwaterberging en –
infiltratie. Om niet dieper dan de bouwvoor te hoeven graven (vanwege de archeologisch
verwachte waarden), is uitgegaan van het inrichten van dit groen als wadi met een diepte
van 0,3 m. Voorts is vanwege de waterdoorlatendheid van de bodem per etmaal sprake van
totale verticale diepte van 18,8 m (infiltratie plus berging). De omvang van de wadi dient derhalve
minimaal 5 m2 te bedragen. In het plan is ervoor gekozen het schone hemelwater dat
op de verharding valt, via de verharding te geleiden naar deze wadi.
 
In het plan is rekening gehouden met het feit dat geen uitlogende materialen mogen worden
toegepast.
 
4.10 Ecologie
 
De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten,
ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die
kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene
verbodsbepalingen). Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde
planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze
plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het
geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om
dit te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten
zoveel mogelijk beperkt te worden.
 
In opdracht van De Bunte Vastgoed BV is door ATKB een quickscan flora en fauna inclusief
aanvullend onderzoek uitgevoerd (kenmerk 20141171/rap01, definitief, versie 2 d.d. 2 oktober
2015, zie bijlage 5a). Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied beschermde soorten fauna
voorkomen. Het gaat om broedvogels en vleermuizen. Door onderstaande maatregelen in
acht te nemen, kan overtreding van de verbodsbepalingen worden overkomen en vormt de
Flora- en faunawet geen belemmering voor de bestemmingsplanprocedure.
 
Voor broedvogels is het nodig om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren dan
wel, indien dit niet mogelijk is, voorafgaand op de werkzaamheden een controle op broedvogels
noodzakelijk. Broedvogels (waaronder ook jaarrond beschermde vogels) kunnen door
het aanbrengen van de juiste voorzieningen op termijn zelfs profiteren van de voorgenomen
ontwikkeling. Hiertoe kunnen (in of rond de geplande nieuwbouw) voorzieningen worden
aangebracht voor vogels. Hierbij kan worden gedacht aan het gebruik van nestpannen (voor
huismussen en gierzwaluwen), neststenen (o.a. voor zwarte roodstaarten) en groenblijvende
hagen (broedplek voor struweelvogels en schuilgelegenheid).
Het voorkomen van verstoring van foeragerende vleermuizen is te voorkomen door het zorgvuldig
toepassen van eventueel benodigde bouwverlichting en dit enkel indien noodzakelijk
te doen. Evenals vogels kunnen vleermuizen (door het aanbrengen van de juiste voorzieningen)
op termijn zelfs profiteren van de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij kan worden gedacht
aan het inmetselen van vleermuiskasten in de gevel.
 
Daarnaast is het nodig te letten op gebiedsbescherming van de gebieden binnen Natuurnetwerk
Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en Natura 2000–gebieden. In
opdracht van De Bunte Vastgoed BV is door ATKB een briefrapportage opgesteld waarbij
getoetst is aan de NNN en de Natura 2000-gebieden (kenmerk 20141171/brf01, d.d. 28 oktober
2015, zie bijlage 5b). Hieruit blijkt dat de beschermde natuurwaarden van Natura 2000-
gebied Veluwe en onderdelen van Natuurnetwerk Nederland geen negatieve effecten ondervinden
van de herinrichting van het plangebied.
 
5 Juridische planbeschrijving
 
Deze partiële herziening is een zelfstandig bestemmingsplan en bestaat uit deze toelichting,
regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende
deel. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen
zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht,
maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan vanwege de toelichting en motivering.
 
Verbeelding
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via
een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de
gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden die in de regels zijn vermeld. De toegekende
gebruiks- en bouwmogelijkheden kunnen via een dubbelbestemming of aanduiding worden
verruimd of beperkt.
 
Via een aanduiding kunnen voor een aanduidingsvlak extra mogelijkheden of extra beperkingen
voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken gelden.
 
Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken.
 
1.Inleidende regels.
In dit hoofdstuk staat een verklaring van de begrippen die in de regels worden gebruikt (artikel
1), voor een eenduidige uitleg en toepassing van de regels. Artikel 2 bevat de wijze van
meten bij het toepassen van de regels.
 
2. Bestemmingsregels.
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische
volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels
en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. De regels hebben een vaste
opbouw conform de Standaard Vigerende Bestemmingsplannen (SVBP2012). Als er dubbelbestemmingen
zijn, worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Dubbelbestemmingen gelden
naast de hoofdbestemming en dienen dus in samenhang te worden gelezen.
 
Groen
Deze bestemming omvat de groenvoorzieningen, waarbij paden en andere verhardingen,
speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens zijn toegestaan. Parkeren
wordt niet in de bestemmingsomschrijving genoemd en valt dus aan te merken als
strijdig gebruik. Parkeervoorzieningen zijn daarom alleen mogelijk in de bestemmingen Verkeer.
 
Tuin
Deze bestemming is opgenomen voor de gronden die voor de voorgevels van woningen liggen.
Hierin zijn alleen tuinen toegestaan met bouwwerken tot 1 meter hoogte.
  
Verkeer
De wegen en parkeervoorzieningen liggen binnen de bestemming verkeer. Hierbinnen zijn
ook paden, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Gebouwen
zijn niet toegestaan.
 
Wonen
Op gronden met de bestemming Wonen mogen de hoofdgebouwen (woningen) alleen binnen
het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het aantal woningen en
de situering zijn vanwege het bouwvlak begrensd. In de regels is het maximum aantal woningen
opgenomen. De goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding vermeld. Met de
bouwaanduiding is aangeduid welke woningtypen zijn toegestaan. Het gaat om twee-aan en
aaneen gebouwde woningen.
 
In een specifiek gebruiksvoorschrift zijn regels opgenomen voor de zogenaamde "aan huis
verbonden beroepen". Het gedeeltelijke gebruik van een woning voor een aan huis verbonden
beroep is krachtens de jurisprudentie "standaard" toegestaan. In die zin voegt het specifieke
gebruiksvoorschrift dus niets toe aan de gebruiksmogelijkheden van de woonhuizen.
Wel geeft het aan, binnen welke kaders een dergelijk gebruik kan worden toegestaan. Dit
biedt enerzijds waarborgen voor de omwonenden en anderzijds duidelijkheid voor hen die
van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Deze lijst is aan de voorschriften toegevoegd
als de bijlage ‘Lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis’.
 
Dubbelbestemming Waarde – Archeologie
Deze dubbelbestemming geldt naast de andere bestemmingen voor het hele plangebied.
Vanwege de archeologische verwachtingswaarde geldt dat bij werkzaamheden waarbij meer
dan 100 m2 grond voor meer dan 30 cm diepte geroerd wordt, uit onderzoek moet blijken dat
geen mogelijke waarden worden geschaad.
 
3.Algemene regels.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter, die voor het hele plan
gelden. Het gaat om de anti - dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels
en overige regels. Hierin zijn ook de voorwaardelijke verplichtingen vervat.
 
4. Overgangs- en slotregels.
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.
Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere
karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
 
6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
   
6.1 Economische uitvoerbaarheid
 
De gronden zijn in eigendom van de ontwikkelende partij die het plan voor haar rekening
ontwikkelt. De gemeente treedt niet op als risicodragend exploitant. De plankosten zullen
worden gegenereerd uit de grondopbrengsten. De gemeente en de ontwikkelende partij
hebben een overeenkomst gesloten om afspraken ingeval van eventuele onkosten vast te
leggen.
  
6.2 Inspraak en overleg
 
Inspraak en overleg
In verband met het bepaalde in 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorbereiding
van onderhavig bestemmingsplan bekend gemaakt en toegezonden aan de volgende
instanties.
 
Provincie Gelderland
Waterschap
 
Zienswijzen vastgesteldbestemmingsplan
Het vastgesteld bestemmingsplan is conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
6 weken ter inzage gelegd.