Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Horsterweg 155
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPhorsterweg155-0401

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod
Overeenkomstig hetgeen in artikel 7.10 Wro is geregeld, is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de bestemming en de daarbij behorende regels.
8.2 Vormen van verboden gebruik
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
a. onbebouwde gronden:
  1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare
    inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens,
    tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte
    beheer van de gronden; 
  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al
    of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband
    houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; 
  3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen
    of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport; 
  4. voor militaire oefeningen met rups-, vracht- en gevechtsvoertuigen; 
  5. voor -niet als bouwwerk aan te merken- mestbassins en silo's;
b. bebouwde gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
8.3 Gebruik ten behoeve van aan huis verbonden beroep
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van de woning (alle ruimten -exclusief bijgebouwen-, die qua hoogte voldoen aan het Bouwbesluit) en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt met een maximum van 50 m² per perceel, mits:
  1. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu; 
  2. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het gebied; 
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer
  4. en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt; 
  5. geen detailhandel wordt uitgeoefend, anders dan in de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsactiviteit; 
  6. de activiteiten geen duurzame ontwrichting veroorzaken van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben; bedrijfsactiviteiten die normaliter in een winkelcentrum of winkelstraat worden uitgeoefend zijn niet toegestaan.