1.1 Aanleiding
Het gebied De Driehoek ligt in het noorden van de gemeente Ermelo op de overgang van stedelijk naar landelijk gebied. Het is geleidelijk veranderd van een voornamelijk agrarisch gebied in een gebied met een grote diversiteit aan functies (met name woningbouw, agrarische functies, bedrijvigheid en recreatie). De ruimte is beperkt en functies lijken plaatselijk te conflicteren op het gebied van milieuhinder en de kwaliteit van de leefomgeving. De Driehoek grenst bovendien aan de oostzijde aan de Kolbaanweg, waarnaast de spoorbaan Amersfoort-Zwolle ligt. Direct ten oosten hiervan ligt het bedrijventerrein Veldzicht. Ook deze functies zijn van invloed op de milieuruimte en beleving in het plangebied. Aan de andere twee zijden van De Driehoek liggen gebieden met een rustiger karakter; de maatschappelijke voorzieningen met bossen van 's Heerenloo aan de zuidzijde en het agrarisch - recreatief overgangsgebied van De Groene Zoom aan de noordwestzijde. Om voldoende sturing te kunnen geven aan de belangenafwegingen in het gebied is een actueel kader nodig.
Voor het plangebied gelden meerdere verouderde bestemmingsplannen, deels nog vastgesteld in de jaren '70. Deze voldoen niet aan het huidige wet- en regelgeving, het actuele beleid en de gewijzigde maatschappelijke context. Doordat het gebied planologisch 'op slot' zit, is er weinig geïnvesteerd in het gebied en zijn oude opstallen blijven staan. Het gebied heeft daardoor een verrommeld uiterlijk gekregen. Na jaren van stagnatie in de ontwikkelingsmogelijkheden in de gehele Driehoek bestaat er bij de diverse initiatiefnemers grote behoefte aan voortgang, zodat op basis van het nieuwe bestemmingsplan kan worden overgegaan tot herontwikkeling.
Om te komen tot een actueel bestemmingsplan is eerst een visie opgesteld voor De Driehoek. De Visie De Driehoek heeft in hoofdzaak betrekking op het gebied ten westen van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, gelegen tussen de Kolbaanweg, Julianalaan en Fokko Kortlanglaan. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de structuurvisie Ermelo 2025 de wens uitgesproken voor revitalisering van het gebied De Driehoek. Daarbij wordt met name gedacht aan het creëren van een woon-/werklandschap. Naast de wens om ontwikkelingen te faciliteren, bestaat ook de wens om het gebied landschappelijk te versterken. De ‘rode’ ontwikkelingen moeten een bijdrage leveren aan de ‘groene’ ontwikkelingen, zodat een vitaal en fraai gebied ontstaat. In de Visie De Driehoek is deze gedachte nader uitgewerkt. De vastgestelde kaders moeten worden vertaald in een juridisch bindend beleidsdocument, het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan De Driehoek 2016 biedt niet alleen de initiatiefnemers, maar ook de overige bewoners en gebruikers in De Driehoek, de langverwachte basis voor (her)ontwikkeling om te komen tot een upgrade van het gebied. Het is een duidelijk, werkbaar en toegankelijk plan zowel voor externe gebruikers als voor de gemeente. Het plan is afgestemd op actuele wet- en regelgeving en beleidskaders en faciliteert binnen die kaders diverse ontwikkelingen. Het plan leidt bovendien tot een eenduidig planologisch regime voor het plangebied, dat de huidige diversiteit aan planologische regelingen vervangt.
1.2 Ligging en begrenzing
De Driehoek is het gebied ten noorden van de kern Ermelo, gelegen ten westen van bedrijventerrein Veldzicht en de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het gebied van De Groene Zoom (gemeentegrens Harderwijk) en de Fokko Kortlanglaan, aan de zuidzijde door het gebied 's Heerenloo en de Julianalaan. De globale ligging en exacte begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in afbeelding 1.
Het plangebied van Visie De Driehoek is bij het vertalen naar bestemmingsplannen opgedeeld in enkele deelgebieden:
- Ten eerste doorloopt het deel van "De Boskamer" een eigen procedure, aangezien de planvorming zich ten tijde van het opstellen van dit ontwerpbestemmingsplan nog in een beginstadium bevindt. De Boskamer is in afbeelding 1 rood gearceerd.
- Ten tweede zijn de percelen Oude Nijkerkerweg 165, 165a en ongenummerd (oranje gearceerd) samen met het perceel Struikakkers 23 (in de kom van Ermelo) uit dit plan geknipt en in een afzonderlijk bestemmingsplan vervat, om de haalbaarheid van de verplaatsing van het tuincentrum vanuit de kern naar De Driehoek te kunnen garanderen. Op 5 juli 2017 is het bestemmingsplan Struikakkers en Oude Nijkerkerweg 165 eo vastgesteld. Eerder in het planproces, ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan, maakte dit deel nog deel uit van het voorontwerpbestemmingsplan De Driehoek 2016 en Struikakkers 23.
- Het plangebied waarop dit ontwerpbestemmingsplan De Driehoek 2016 betrekking heeft, is geel gearceerd.
Afbeelding 1 Begrenzing plangebied (bron: Pdok en Google Maps)
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Tot het moment waarop het nieuwe "Bestemmingsplan De Driehoek 2016" in werking treedt, gelden de volgende bestemmingsplannen:
De Driehoek (1978)
- Fokko Kortlanglaan 120 (1983)
- Wijziging nr. 2 bestemmingsplan De Driehoek (1986)
- Wijziging nr. 4 bestemmingsplan De Driehoek (1987)
- Wijziging 6 bestemmingsplan De Driehoek, Fokko Kortlanglaan 112 (1987)
- Wijziging 7 bestemmingsplan De Driehoek, Fokko Kortlanglaan 116 (1988)
- Fokko Kortlanglaan 126 (1991)
- Wijziging nr. 9 bestemmingsplan De Driehoek (1992)
- Fokko Kortlanglaan 108 (1993)
- Wijziging nr. 9 bestemmingsplan De Driehoek-1993 (woning Julianalaan 132) (1994)
- Wijziging nr. 10 bestemmingsplan De Driehoek (Fokko Kortlanglaan 146) (2000)
- Wijziging nr. 11 bestemmingsplan De Driehoek (Fokko Kortlanglaan 116) (2002)
- Wijziging nr. 12 bestemmingsplan De Driehoek (Oude Nijkerkerweg 120) (2003)
- Tweede Verbindingsweg 2004 (2006)
- Boscompensatie Kolbaanweg (2012)
- Fietspad Julianalaan (2012)
- Recreatieterreinen (2011)
- Kolbaanweg-Fokko Kortlanglaan (2012)
Voor twee locaties zijn bovendien procedures doorlopen om met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken:
1. Fokko Kortlanglaan 112 (2014)
2. Kolbaanweg 25 (2016)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het gebied en bevat een korte analyse van de huidige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan, waarbij aandacht wordt gegeven aan de milieutechnische en planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 gaat in op de vastgestelde visiekaart De Driehoek en op de verschillende nieuwe ontwikkelingen die in het gebied voorzien zijn. Daarnaast is in dit hoofdstuk de beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen. Hoofdstuk 6 omvat een retrospectieve toets die inzicht geeft in de overeenkomsten en verschillen tussen de vigerende bestemmingen, het huidige gebruik en dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 geeft een toelichting op de regels van dit bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid wordt besproken in hoofdstuk 8. Tot slot wordt in hoofdstuk 9 verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Ermelo
Ermelo is een oud dorp, de oorsprong gaat ten minste 1150 jaar terug. Lange tijd was Ermelo een klein dorp met enkele boerderijen, een kerk, een molen, een herberg, huizen van de predikant en koster en die van ambachtslieden, zoals de smid, de kleermaker en de bakker. In de 18e eeuw werd Ermelo beschreven als een "matig dorp, waar men enig bouwland vindt". De aanleg van de Zuiderzeestraatweg zorgde er rond 1830 voor dat dit deel van de Veluwe beter werd ontsloten. Vanaf 1882 veranderde er nog meer toen Ermelo een treinstation kreeg.
Na de Tweede Wereldoorlog breidde Ermelo zich snel uit. De komst van veel defensiepersoneel en de heersende woningnood maakten de aanleg van nieuwe woonwijken noodzakelijk. Eerst werd de voormalige Ermelose Enk bebouwd. Later volgden de bebouwing in Ermelo-Oost, Zuid en West en de bebouwing rond de voormalige Schoolweg in Oost.
In 1972 werd de gemeente gesplitst. De "oude" gemeente werd in twee delen verdeeld: de gemeente Nunspeet en een nieuwe gemeente Ermelo.
Behalve de kern Ermelo bevat de gemeente ook de buurtschappen Horst, Telgt, Tonsel, Leuvenum, Staverden, Speuld, de Beek, Houtdorp en Drie. De historie van deze buurtschappen gaat ver terug. Zo wordt Drie voor het eerst vermeld in 855, kreeg Staverden in 1298 stadsrechten en gaat ook de historie van Leuvenum en Speuld terug tot de 13e eeuw. In de 20e eeuw verdwenen boerderijen en heidegebied, en werd bosgebied aangelegd.
De Driehoek
De omgeving van de Driehoek bestond in het verleden uit uitgestrekte heidevelden, afgewisseld met veengebieden. De gronden ten noordoosten van Ermelo waren een overgangsgebied tussen de woeste gronden (uitloper van het Beekhuizer Zand) en het veengebied langs de oevers van de Zuiderzee. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd begonnen met de ontginning
van de woeste gronden.
Oude ontginningen, zoals in De Driehoek, zijn herkenbaar doordat ze meer opgaande beplanting kennen langs de wegen en op kavelgrenzen en doordat de wegenstructuur plaatselijke verspringt. Verder zijn de verspreid liggende bosjes en houtsingels kenmerkend. Het waren voornamelijk individuele en kleinschalige ontginningen.
Wegen
De Oude Nijkerkerweg is de historische route van Veldwijk naar Tonsel, gelegen op de grens van de oude blokvormige ontginningen en de woeste gronden van het Beekhuizerzand. De Fokko Kortlanglaan is al aanwezig op de kaart van 1850, als route van Loozen Oord naar Tonsel. De laan wordt gekenmerkt door het rechte profiel, groene bermen met een dubbele laanbeplanting, wat erop wijst dat de laan in één keer als ontginningsweg door de landerijen is aangelegd. De Julianalaan is in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd als verbinding tussen de Oude Nijkerkerweg en Loozen Oord, destijds nog woeste grond. De Kolbaanweg is pas in 2008 aangelegd.
Bebouwing
Bebouwing in het gebied De Driehoek is tot 1900 uiterst schaars. Ten zuidwesten van De Driehoek liggen rond die tijd een aantal grote landgoederen, zoals Emaus, ’s Heeren Loo en Lozen Oord, met hun bossen en bomenlanen. Alleen aan de Oude Nijkerkerweg is wat bebouwing aanwezig. De meeste van de huidige bebouwing is dan ook in de loop van de 20e eeuw tot stand gekomen. In oorsprong hadden de gronden langs de Oude Nijkerkerweg en Julianalaan een agrarisch en kleinschalig karakter, later grootschaliger, met langgerekte schuren. Vanaf de jaren '60 kwamen er in de bossen van Ermelo de recreatieterreinen bij (onder andere bungalowpark De Loohof en De Hanenburg) en recreatievoorzieningen zoals 't Zomernest aan de Julianalaan. In de omgeving van De Driehoek breidde Emaus sterk uit en ontstond het bedrijventerrein Veldzicht.
De meeste erven in De Driehoek zijn onregelmatig of rechthoekig van vorm en de bebouwing staat met de kopgevel naar de weg toe. De erven zijn gelegen aan de weg, maar verschillen sterk van elkaar. De vroegste erven bevatten meerdere bouwmassa’s, zoals een boerderij met woning en bedrijf ineen en daarbij nog een losse schuur. De jongere erven zijn vooral burgererven met maar één bouwmassa; het woonhuis.
Vooral op de oude erven is er sprake van beplanting langs de erfgrenzen in de vorm van eikenrijen en houtsingels. Ook jongere percelen hebben veelal een groene beplantingsrand.
2.2 Analyse huidige situatie
Stedelijke ontwikkelingen, zoals Drielanden in de gemeente Harderwijk en bedrijventerrein Veldzicht in Ermelo, hebben ervoor gezorgd dat De Driehoek in functioneel opzicht min of meer geïsoleerd is komen te liggen. Tegelijkertijd heeft nieuwe infrastructuur, zoals de Groene Zoomweg en de Kolbaanweg, geleid tot een verbeterde bereikbaarheid van De Driehoek. Tot slot hebben er in de loop der tijd in het gebied enkele ontwikkelingen in het gebied plaatsgevonden, waardoor het karakter van een hoofdzakelijk agrarisch buitengebied heeft plaatsgemaakt voor een meer gemeleerd overgangsgebied of stadsrandzone.
Het plangebied grenst aan de noordwestzijde aan de gemeentegrens met Harderwijk en recreatieterrein De Hanenburg. Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Veldzicht en aan de zuidzijde van de Julianalaan is bebossing aanwezig van 's Heerenloo.
Infrastructuur
Het plangebied wordt omringd door de volgende infrastructuur: Fokko Kortlanglaan, Julianalaan, Oude Nijkerkerweg, Kalkoenweg en de Kolbaanweg. Alle percelen worden ontsloten via een van deze wegen.
De Oude Nijkerkerweg heeft een enigszins gebogen verloop en heeft ondanks de asfaltverharding nog een relatief landelijk karakter. Nabij de Kolbaanweg loopt de weg voor gemotoriseerd verkeer dood. Voor fietsers en voetgangers is er een verbinding. Het historisch verloop is hier verder naar het noorden of noordoosten toe niet meer waarneembaar. De Fokko Kortlanglaan is zeer rechtlijnig, heeft een smal profiel met klinkerverharding, laanbeplanting en greppels aan weerszijden van de weg. Hoewel deze weg in het plangebied doodloopt, vanwege de doorsnijding van de Kolbaanweg en spoorlijn Amersfoort-Zwolle, is het vervolg van deze laan duidelijk herkenbaar aan de overzijde hiervan. De Julianalaan heeft een besloten karakter door het bos aan de zuidzijde en doordat aan de noordzijde bij de woningen ook veel hoogopgaand groen aanwezig is. De Kolbaanweg en spoorlijn liggen gebundeld langs de oostzijde van het plangebied. Het gezamenlijk profiel is breed. De Kolbaanweg heeft een stroomfunctie. Dit is te zien aan de lange rechtstand, de rijbaanbreedte, de vrij liggende fietspaden, de afwezigheid van in- en uitritten of kruisingen en de plaatselijk aanwezige geluidwal. Het zicht op bedrijventerrein Veldzicht domineert ondanks de aanwezige laanbeplanting. Het zicht op De Driehoek heeft nog een wat rommelig karakter.
Mede door de geïsoleerde ligging is er een diversiteit aan functies ontstaan, die al dan niet zijn bestemd. De volgende functies komen in het plangebied voor.
Agrarisch
Aan de Oude Nijkerkerweg 159 is een vleeskalvermesterij aanwezig. Aan de Oude Nijkerkerweg 165 is het achterste deel van het perceel als kwekerij in gebruik. Voorts heeft het perceel Oude Nijkerkerweg 169 een agrarische functie. Deze agrarische functies blijven behouden.
Enkele gronden aan de noordzijde van de Fokko Kortlanglaan, achtererven op de hoek Julianalaan / Oude Nijkerkerweg en gronden ten oosten van de Oude Nijkerkerweg hebben nog een agrarische functie. Binnen de planperiode zullen deze hun agrarische functie grotendeels verliezen en plaats maken voor nieuwe bestemmingen zoals Wonen en Gemengd (zie hoofdstuk 5). Vooral in het noorden en aan de oostzijde van het plangebied blijven nog enkele onbebouwde agrarische gronden in de vorm van weiden aanwezig.
Bedrijvigheid
In de huidge situatie is de bedrijvigheid hoofdzakelijk verspreid langs de Fokko Kortlanglaan aanwezig. Het gaat om een transportbedrijf, eendenslachterij en een dealer in scooters. Voorts zijn hier de handel/reparatie van motoren, scooters en tuinmachines, een bedrijf in zwembad- en installatietechniek, een poeliersbedrijf met de opslag van amerikaanse auto's, een zonwering- en deurenbedrijf, een bouwbedrijf en een scooterimporteur gevestigd. Het betreft overwegend bedrijven met een lichte milieucategorie. Aan de Kolbaanweg 25 is een benzinetankstation vergund.
Wonen
Verspreid over het gebied komen woningen voor. Deze liggen langs de Fokko Kortlanglaan, de Julianalaan en Oude Nijkerkerweg. Soms zijn deze gecombineerd met bedrijvigheid achter op het perceel. De Julianalaan (noordzijde) heeft het karakter van lintbebouwing.
Recreatie
Aan de Fokko Kortlanglaan 132 is recreatieterrein De Loohof aanwezig. Dit terrein is in 2011 voorzien van een actuele planologische regeling, maar wordt in dit bestemmingsplan meegenomen omdat de recreatieve functie hier wordt beëindigd en er andere functies terug komen. Het gaat om wonen, bos en bedrijfsruimte. Aan de Fokko Kortlanglaan 126 ligt een kleiner recreatieterrein, waar wonen is beoogd. Tot slot heeft de Julianalaan 123 een recreatieve functie. Hier zijn plannen voorhanden voor horeca (restaurant). In hoofdstuk 5 zijn deze plannen toegelicht.
Gemengd gebied
Door de aanwezigheid van de omliggende verkeersaders, het spoor, de ligging naast bedrijventerrein Veldzicht en de vanwege de diversiteit aan functies binnen het gebied moet het gebied worden aangemerkt als een gemengd gebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
Het beleid vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
3.1 Rijksbeleid
Het beleid vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid toegelicht.
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Omschrijving
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR 2012) staan de plannen voor ruimte en
mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke
infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de
bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de
plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio’s die
zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de
luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en
de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en
Bollenstreek en Boskoop. Het Rijk zet met de structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- "het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- wet verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn".
Afbeelding 2: Structuurvisie Infrastructuur en ruimte, uitsnede
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Op afbeelding 2 is de nationale ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven. Op hoofdlijnen wordt aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een
veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast is de ambitie dat Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoet water in droge perioden, dat Nederland een bepalende speler is in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit, en dat Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden heeft en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt.
Gevolgen plangebied
Voor het plangebied is met name de 'ladder voor duurzame verstedelijking' van belang. In paragraaf 3.1.2 wordt hierop nader ingegaan. Het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" ondervindt geen belemmeringen vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het besluit ruimtelijke ordening is (in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro) opgenomen dat overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, standaard een aantal stappen moeten zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Ook de provincie Gelderland heeft in haar Omgevingsvisie de Ladder opgenomen (Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik).
Op basis van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro dient de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden of treden te voldoen:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Afbeelding 3: Schematisch overzicht Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Het plan De Driehoek
Binnen het plangebied De Driehoek is op dit moment sprake van gemengd gebruik. De al bestaande en beoogde ontwikkeling ziet op een zogenaamd werklandschap. De regionale bedrijventerreinafspraken (vastgelegd in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Noord-Veluwe 2011-2020, vastgesteld door het dagelijks bestuur van de regio Noord-Veluwe op 6 juli 2011 en door GS vastgesteld op 20 december 2011) gaan nader in op dergelijke locaties. Concreet wordt hierover genoemd: "Werklandschappen zijn gebieden waar de werkfunctie gecombineerd is met een of meer andere functies, zoals wonen, onderwijs, recreatie of natuur en landschap. Er zal bij werklandschappen sprake moeten zijn van mengbare functies. Menging met andere functies is slechts mogelijk bij bedrijven in een lage milieuhindercategorie (1 of 2). Door de functiemenging zal slechts een deel van de oppervlakte een bedrijfsbestemming krijgen. Daarom worden werklandschappen in dit kader niet (per definitie) als bedrijventerrein aangemerkt. De terreinen Eeuwlandsweg-Noord (Heerde) en De Driehoek (Ermelo) zullen als werklandschap worden ingericht." (RPB Noord-Veluwe, 2011, p9)
Bovenstaande betekent dat, ondanks de zachte planstatus, de ontwikkeling van De Driehoek op ‘groen’ staat. Regionale afstemming heeft daarmee plaatsgevonden. De behoefte dient overigens wel nog aangetoond te worden.
Voor het gebied is een Visie opgesteld, waarbij nadrukkelijk rekening is gehouden met de wensen van de huidige gebruikers. Verwezen wordt naar hoofdstuk 5.
Met het bestemmingsplan beoogt de gemeente de bestaande situatie in het gebied te verbeteren. Het gebied zit planologisch gezien al jaren ‘op slot’ vanwege de veelal tegenstrijdige belangen en de milieutechnische effecten van de functie. Derhalve is ervoor gekozen om minder wenselijke functies te amoveren of te beëindigen. Zo komt er een einde aan de vestiging van een autodemontagebedrijf, recreatiewoningen, noodwoningen en een grote hoeveelheid (voormalige) agrarische stallen. Hiervoor in de plaats wordt op kleinschalige wijze ruimte geboden aan functies die zich hier wel verdragen, zoals wonen en uitbreiding van bestaande lichte bedrijvigheid binnen zogenaamde ‘groene kamers’, waarbij veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing om voor het hele gebied tot een kwaliteitsverbetering te komen. In het plangebied van De Driehoek zijn op dit moment al diverse functies gevestigd (en actief): wonen, bedrijvigheid (of een combinatie hiervan), recreatie, agrarisch. In totaal is voor ruim 80.000 m2 aan bouwvlak aanwezig in het gebied. Een deel van deze mogelijkheden is onbenut. Gerealiseerd is circa 30.000 m2 aan bebouwing. Het nieuwe plan maakt circa 39.000 m2 aan bebouwing mogelijk. Tegen deze beperkte toename in bouwvolume, staat de sloop/sanering van:
81 recreatiewoningen
5 noodwoningen
3 agrarische bedrijfswoningen
Ten opzichte van vigerend bestemmingsplan komt er voor ruim 32.500 m2 aan agrarische bebouwingsmogelijkheden te vervallen. Bedrijvigheid mag beperkt groeien, maar wordt tot lichte bedrijvigheid beperkt. En is sprake van meer bos en groen.
Overzicht van plangebied (verbeelding) en verschillende initiatieven in het gebied.
Voor de functies ‘wonen’ en ‘bedrijven’ gaan we hierna in op de specifieke motivering van de behoefte.
Functie bedrijvigheid
Van belang is dat de ontwikkeling in het gebied De Driehoek niet gezien kan worden als een reguliere bedrijventerreinontwikkeling. Expliciet is voor De Driehoek een werklandschap beoogd, een gebied waar werken en wonen (en andere functies) geïntegreerd zijn. Dit betekent – in tegenstelling tot reguliere bedrijventerreinen – dat sprake is van bedrijvigheid in maximaal milieucategorie 1 en 2, bedrijfswoningen en bedrijven aan huis. Kortom, lichte vormen van bedrijvigheid.
Marktregio
De bedrijfsruimtemarkt is grotendeels een sterk lokaal georiënteerde markt. Onderzoek van onder andere PBL (2007) en CBS (2013) wijzen uit dat ca. 90 à 95% van de bedrijfsverplaatsingen binnen de COROP-regio plaatsvindt. Circa 65% à 70% van de jaarlijks ca. 65.000 bedrijfsverplaatsingen verhuist ook binnen de gemeentegrenzen, blijkt uit hetzelfde onderzoek. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat:
Slechts 5% van de bedrijven over de gemeentegrens wil verhuizen, en dus 95% een sterke vestigingsvoorkeur heeft voor de eigen gemeente;
Ca. 75% van de bedrijven bij verplaatsing binnen een straal van max. 5 kilometer rondom de bestaande vestiging neerstrijkt. Deze nabije verplaatsing hangt vaak nauw samen met onder andere de algemene lokale binding, initiële herkomst van de bedrijfseigenaar, herkomst van werknemers en het primair afzetgebied van het bedrijf;
Ca. 40% van de bedrijven bij verplaatsing binnen een straal van max. 1 kilometer rondom de bestaande vestiging neerstrijkt.
We beoordelen de ontwikkeling van De Driehoek, mede gezien de herkomst van de concreet te bestemmen bedrijven, als lokaal verzorgend. De te vestigen bedrijven zijn al gevestigd op het terrein en hebben initiatieven voor uitbreiding. Het sterke lokale karakter van het werklandschap komt naar voren in het type bedrijvigheid wat het faciliteert – namelijk: relatief kleinschalige bedrijven in milieucategorie 1 en 2, mogelijk met een bedrijfswoning.
We gaan daarom uit van een marktregio die primair de gemeente Ermelo omvat. Daarnaast brengen we ook de situatie in de omliggende gemeenten in beeld, met als doel een goede ruimtelijke afweging te maken op (sub)regionaal niveau.
Trede 1
Trede 1 behandelt de vraag: Is er sprake van een actuele regionale behoefte? Hiervoor is gekeken naar de behoefte in de marktregio
Uitbreidingsvraag in Noord-Veluwe van circa 50 hectare, aandeel Ermelo circa 10%
Ermelo maakt onderdeel uit van de regio Noord-Veluwe. De vraag naar bedrijventerreinen in deze regio voor de periode 2017-2026 (periode van 10 jaar, bestemmingsplanperiode) bestaat uit uitbreidingsvraag, vervangingsvraag en een vraag vanuit beleidsambities. De uitbreidingsvraag in de periode 2017-2026 in Noord-Veluwe is circa 50 hectare, zo blijkt uit de prognose van de provincie Gelderland.
De regio heeft nog geen overzicht gemaakt van de extra vraag als gevolg van vervanging en beleidsambities. De werkelijke vraag naar bedrijfsgrond ligt mogelijk dus hoger dan de genoemde 50 hectare.
Prognose in perspectief: In de prognose van de provincie Gelderland is de vraag naar bedrijventerreinen de komende 10 jaar circa 50 hectare. De historische uitgifte in de Noord-Veluwe laat zien dat circa 65 hectare aan bedrijfsgrond is uitgegeven. Indien we deze uitgifte ook voor de aankomende 10 jaar aan houden ligt de uitgifte hoger dan de prognose laat zien.
Het aandeel van Ermelo in de uitgifte bedroeg circa 10% (6,5 hectare van in totaal 65 hectare). Indien we dit aandeel ook hanteren in de prognose van de uitbreidingsvraag, komt het aandeel van Ermelo in de vraag op circa 5 hectare uit.
We merken hierbij op dat de geraamde vraag hoofdzakelijk uitbreidingsvraag betreft. Dit betreft de vraag als gevolg van een ontwikkeling in werkgelegenheid, vertaald naar ruimtegebruik. Indien er sprake is van vervanging of beleidsambities kan sprake zijn van een onderschatting van de vraag als sec wordt gekeken naar de uitbreidingsvraag. In het geval van De Driehoek is het aannemelijk dat een deel van de vraag niet in de prognose van de provincie is opgenomen. Immers, het betreft voor een deel legalisatie van een al bestaande situatie (functiewijziging) of de uitbreiding van al in een gebied gevestigde bedrijven. Zie hierna voor een concrete beschrijving van de initiatieven.
Vraag naar werklandschap circa 5-10% van de totale vraag naar bedrijventerrein
De Driehoek richt zich op een bijzonder segment binnen de bedrijfsruimtemarkt. Het betreft een gebied waar meerdere functies gemengd worden (en nu al aanwezig zijn). Dit karakter vertaalt zich in het bestemmingsplan in een aantal elementen:
Er is sprake van meerdere functies in het gebied, zowel wonen, recreatie, bedrijven, agrarisch.
De maximaal toegestane milieuhindercategorie bedraagt 2. Alleen bedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan in het gebied. Dit om overlast of onwenselijke situaties naar andere gebruikers in het gebied te voorkomen.
De bedrijfskavels in het gebied gaan overwegend gepaard met een bedrijfswoning. Gebruik is uitsluitend mogelijk in de combinatie bedrijfswoning en bedrijfshal. Los gebruik is niet mogelijk.
In het gebied is veel groen aanwezig om het landschappelijke karakter te benadrukken.
Regionaal is afgesproken dat De Driehoek zich kan ontwikkelen tot werklandschap. Werklandschappen worden door de regio bewust niet als bedrijventerrein gezien. Voor het bepalen van de behoefte is het echter wel wenselijk om de behoefte in het licht van de geldende bedrijventerreinprognose te beschouwen.
Op basis van een aantal uitgangspunten is de behoefte aan werklandschap bepaald. Hierbij gaan we (nog steeds) uit van de 50 hectare uitbreidingsvraag in de regio Noord-Veluwe.
Als gekeken wordt naar de uitgifte in het verleden in regio Noord-Veluwe dan is zo’n 40 tot 45% van de kavels kleiner dan 5.000 m². Op basis daarvan is de verwachte vraag naar dit segment voor de periode 2017-2026 zo’n 20 tot 22 hectare. Toegespitst op het gebied Harderwijk, Ermelo en Putten (zuidelijk deel van Noord-Veluwe), dan verwachten we een aandeel in deze vraag naar kleinschalige kavels van circa 50% (op basis van de historische uitgifte). In totaal gaat het om circa 10 hectare.
Een deel van de vraag naar kleine bedrijfskavels heeft een voorkeur voor een kavel met bedrijfswoning. Overigens is dit een latente behoefte. Omdat een kavel met bedrijfswoning niet altijd beschikbaar is zoeken ondernemers een andere oplossing. Het gaat om circa 10-20% van de behoefte in het zuidelijke deel van de Noord-Veluwe (Harderwijk, Ermelo en Putten), ofwel 1-2 hectare tot en met 2026.
Hard planaanbod in Ermelo is beperkt, met name voor de beoogde doelgroep. In de regio Noord-Veluwe is voldoende bedrijventerrein beschikbaar. Echter als we kijken naar de kwaliteit en doelgroepen voor deze terreinen, dan valt op dat in Harderwijk (Lorentz III) en Hattem-Heerde-Oldebroek (Bedrijvenpark H2O) nog een grote hoeveelheid grond beschikbaar is.
We zien dat het aanbod ‘dichtbij’ beperkt is tot grootschalige kavels in Harderwijk, of een specifiek label kennen (zwaar of automotive). In de directe omgeving daarnaast nog enig hard planaanbod aanwezig. Het gaat om 3,3 hectare op Bedrijvenpark Tonsel in Harderwijk. Dit terrein is bedoeld voor de ‘automotive’ sector en daarmee geen vergelijkbaar aanbod. Op iets grotere afstand is bedrijventerrein Lorentz gelegen, ook in Harderwijk. Dit terrein is met name geschikt voor middelgrote tot grotere bedrijvigheid en heeft een regionale opvangfunctie. Ook dit kan niet gezien worden als realistisch alternatief. In Putten is geen bedrijventerrein beschikbaar op dit moment. Overig aanbod is relatief verder weg. Voor lokaal georiënteerde bedrijven is een afstand van meer dan 20 kilometer zeer groot, mede ook gelet op de werk- en verhuisafstand die dergelijke bedrijven normaliter overbruggen.
Er is in Ermelo (de marktregio) op dit moment een hard planaanbod van circa 0,2 hectare. Het gaat om nog één beschikbare kavel op bedrijventerrein Veldzicht-Noord. Ook staat een uitbreiding van het terrein gepland. Van de hier beschikbare 3,4 hectare is al 1 hectare in optie bij twee bedrijven. Op alle beschikbare kavels in de directe omgeving (Harderwijk, Putten en Ermelo) is de vestiging van een bedrijfswoning onmogelijk.
Leegstand
In de directe omgeving is de leegstand op bedrijventerreinen geanalyseerd via Funda in Business (mei 2017). Het blijkt dat het leegstandspercentage relatief laag is en onder een gezond frictieniveau van 5% ligt. Harderwijk kent een leegstand van circa 50.000 m2 (circa 5,5%), Putten circa 12.000 m2 (circa 3,5%) en Ermelo circa 5.000 m2 (circa 2,5%).
Ook ten aanzien van de combinatie wonen-werken zien we een soortgelijk beeld. In totaal worden in de drie gemeenten 8 plekken aangeboden. Het betreft een uiteenlopend beeld van plekken (ruime woning, kleine bedrijfshal <-> normale woning, ruime bedrijfshal).
Tussenconclusie
Gelet op deze constatering – en de hiervoor beschreven marktsituatie – is sprake van een behoefte aan kleinschalige bedrijfskavels in Ermelo. Immers we verwachten een vraag van circa 5 hectare uit Ermelo (excl. eventuele vervangingsvraag en beleidsambities). Hiervan verwachten we dat een behoorlijk deel kleinschalig is (<5.000 m2). Gelet op het aanbod in de directe omgeving (Ermelo, Harderwijk en Putten) is het aanbod aan kleinschalige bedrijfskavels, waar eventueel mogelijkheden zijn voor een bedrijfswoning zeer beperkt / niet aanwezig. Ook de leegstand van bedrijfspanden en bedrijfspanden met bedrijfswoning in dit gebied is zeer beperkt.
Beschrijving en beoordeling van diverse initiatieven in De Driehoek, in relatie tot de Ladder
Omdat het in dit geval om een zeer specifieke situatie gaat met concrete initiatieven van (veelal) bestaande bedrijven, wordt per bedrijf ingegaan op de initiatieven.
Nummer op kaart (met initiatief bedrijf) | | |
| Het bestemmingsplan brengt de planologische toestand in overeenstemming met de feitelijke situatie ter plaatse. Naast de reeds aanwezige bebouwing (420 m2), wordt een extra bouwmogelijkheid van 420 m2 gegeven. Deze bebouwing is deels al aanwezig op het terrein (agrarische bestemming)
Impressie van initiatief: | Het initiatief betreft een gedeeltelijke functiewijziging van agrarisch naar bedrijf. De uitbreiding met 420 m2 zal hoofdzakelijk in bestaande (agrarische) opstallen plaatsvinden. De extra bebouwing die mogelijk gemaakt wordt is zeer beperkt (420 m2 bvo) Het voornemen betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, daar sprake is van een beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden (840 m2 bvo) en (gedeeltelijke) functiewijziging. Bovendien is het bedrijf (Installatie- en Zwembadtechniek) al jaren actief op de locatie en wenst in de planperiode van 10 jaar enigszins te kunnen ontwikkelen om concurrerend te blijven. De uitbreiding van de gebouwen komt hoofdzakelijk ten gunste van een kantine en opslag van materiaal. Gelet op het huidige personeelsbestand (circa 15 personen) is het voor het bedrijf onmogelijk om een werkvergadering of lunch in een ruimte te organiseren. |
| Het perceel heeft een woonbestemming, echter is al jaren in gebruik door een bedrijf in handel en reparatie. In het nieuwe bestemmingsplan wordt een legalisatie van de bestaande situatie (specifieke aanduiding) voorgesteld. Het betreft 234 m2 bvo bedrijfsfunctie. Ten opzichte van de bestaande aanwezige bebouwing is er geen wijziging van de situatie. | Het initiatief betreft de legalisatie van een al zittend (zeer kleinschalig) bedrijf. Er zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden in het gebied ten opzichte van de vigerende planologische mogelijkheden en er vindt dus geen nieuwe ruimtebeslag plaats. |
6 | In het verleden was in dit gebied een autodemontagebedrijf met opslag en verkoop van vuurwerk gevestigd. Op dit moment is er een bedrijf in opslag van scooters gevestigd. Bestaande opstallen zijn 1.630 m2 bvo. In de bestaande planologische mogelijkheden is ruimte voor opstallen. Deels betreft het een functieverandering ten opzichte van de bestaande planologische kaders. Achterzijde perceel was voorheen in gebruik als opslagterrein. Hier ligt bovendien een verleende bouwvergunning voor de realisatie van 17 recreatiewoningen. Het initiatief beoogt de realisatie van 3.000m2 bvo ten behoeve van een bedrijfsfunctie (naar een lichtere categorie, namelijk 1 en 2). Tegelijkertijd wordt de bouwvergunning voor recreatiewoningen ingeleverd. De extra opslagruimte (in 2 loodsen) worden in gebruik genomen ten behoeve van opslag en reparatie van machine onderdelen ten behoeve van het bedrijf Fokko Kortlanglaan 116.
| Primair zien we ten opzichte van de huidige (vigerende) situatie dat er sprake is van een beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden. De bedrijfsfunctie betreft een functiewijziging, het ruimtebeslag blijft nagenoeg gelijk. Voor de behoefte verwijzen we naar de teskt boven de tabel. Er is sprake van een vraag die niet kan worden voorzien in bestaande planologische meters. |
| Het perceel betreft een voormalig boerenerf met een karakteristieke boerderij. Op het perceel staan momenteel zes recreatiewoningen, die permanent bewoond mogen worden, een woonboerderij en nog twee bijgebouwen. De meeste opstallen zijn bouwtechnisch in slechte staat. Op het naastgelegen perceel is café/cafetaria ’t Zomernest gevestigd. Dit café heeft in 2014 een grondige verbouwing met geringe uitbreiding ondergaan, waardoor onder meer de mogelijkheden voor het nuttigen van maaltijden zijn uitgebreid. De totale oppervlakte van de aanwezige gebouwen in het plangebied bedraagt 549 m2 bvo. Plan betreft de sloop van de recreatiewoningen en verbouwing van de woonboerderij tot restaurant. De bestemming 'Recreatie' wordt gewijzigd in 'Horeca'. De totale oppervlakte van de gebouwen bedraagt in de voorgestelde nieuwe situatie 407 m2, een afname van bebouwing met 142 m² ten opzichte van de huidige situatie. Voor het restaurant worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd.
Impressie van de nieuwe situatie:
| Het initiatief past in de visie op De Driehoek. Verouderde opstallen worden gesloopt, de oppervlakte aan bebouwing neemt af en de voorgestelde terreininrichting is passend in de omgeving. De omvorming van ondergeschikte horeca bij een recreatiebedrijf naar een volwaardige horecafunctie, in de vorm van een restaurant, wordt passend geacht op deze locatie; deze functie is nu ook min of meer al aanwezig in het gebied. Er is geen sprake van extra ruimtebeslag, wel is deels sprake van een functiewijziging. In de bestaande situatie is de horeca ook al aanwezig. Ten aanzien van omzet en effecten op andere horecalocaties in Ermelo is geen sprake van een substantiële wijziging van de situatie. |
11 + 12 (alleen over gemengde functie) | Het lint van de Julianalaan is gekenmerkt door relatief brede kavels met ruime (voor)tuinen en naar de weg georiënteerde bebouwing. In mindere mate kan ook de Oude Nijkerkerweg als bebouwingslint worden beschouwd. Het totaal bebouwd oppervlak van de voorerven is ca. 1.623 m2. De bestaande bebouwing op de achtererven is zeer divers in schaal, materiaal, kleur en uitstraling en schikt zich in de huidige orthogonale en schuine verkavelingslijnen. Hierdoor wordt het onrustige karakter van het gebied versterkt. Het totaal bebouwd oppervlak van de achtererven is ca. 7.440 m2. De erven zijn van oorsprong agrarische bedrijven maar in de loop der tijd is de agrarische functie gewijzigd naar opslag en andere niet agrarische bedrijvigheid (met bouwrechten van ca. 14.000 m2).
Overzicht ruimtelijke situatie: Overzicht functioneel gebruik: | In het gebied is nu voor circa 14.000 m2 aan bebouwing mogelijk. In het nieuwe plan worden 4 reguliere woningen, 5 bedrijfswoningen, ruim 2.800 m2 voor gemengde doeleinden en 3.100 m2 voor opslagdoeleinden mogelijk gemaakt. In totaal neemt het ruimtebeslag af. In de huidige situatie is het functioneel gebruik op de percelen divers/gemengd. Er vindt opslag plaats, maar ook handel, nijverheid, ambachten en dienstverlening. In de nieuwe situatie wijzigt het functionele gebruik niet. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling
Impressie van de nieuwe situatie: |
Trede 2
Trede 2 gaat over de vraag of (een deel van) de actuele regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied. Voor De Driehoek gaat het dus specifiek om diverse initiatieven die (voor een deel) al op deze locatie zijn gevestigd.
Zoals ook op de luchtfoto is te zien, is een groot deel van de situatie die in het nieuwe bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt gelijk aan de situatie zoals deze nu al is. De bebouwing is voor een groot deel al aanwezig en de woningen en bedrijvigheid ook. Deels is De Driehoek vanuit dat oogpunt al bestaand stedelijk gebied. Een klein deel heeft nog wel een agrarische bestemming, maar is functioneel wel al in gebruik als opslagruimte of als bedrijf.
De vele kleinschalige ontwikkelingen zijn tevens de financiële drager om de kwaliteitsverbetering in het gebied te bereiken door gedeeltelijke sloop en nieuwbouw. De optelsom van de maatregelen landschappelijke inpassing vormen bovendien samen een sterk verbeterd raamwerk met potentie voor de ontwikkeling van (natuur)waarden.
Trede 3
De bereikbaarheid van de locatie is goed. De locatie is zowel per auto, openbaar vervoer en de fiets bereikbaar. De A28 is per auto binnen vijf minuten vanaf de locatie te bereiken. Dankzij de N303 zijn nabijgelegen kernen Harderwijk en Putten ook goed bereikbaar.
Ook te fiets is deze locatie zowel vanuit Ermelo als Harderwijk goed bereikbaar. In aanvulling hierop wordt in het plangebied een extra fietsroute gecreëerd die de Oude Nijkerkerweg met de Fokko Kortlanglaan verbindt.
Zowel in Ermelo als in Harderwijk is het station goed bereikbaar, van waaruit in de richting Amersfoort en Zwolle kan worden gereisd.
Conclusie bedrijvigheid
De functie bedrijvigheid in De Driehoek voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In de marktregio is sprake van een actuele regionale behoefte. Binnen bestaand stedelijk gebied zijn zeer beperkte mogelijkheden om deze behoefte op te vangen. Binnen de regio Noord-Veluwe is de locatie De Driehoek aangemerkt als locatie voor wonen-werken. De locatie staat hiermee op ‘groen’ in de vigerende regionale programmeringsafspraken.
Voor de mogelijk te maken bedrijfsfunctie is in bovenstaande analyse extra aandacht besteed aan de specifieke context en initiatieven in De Driehoek, omdat het in feite om voortzetting van een bestaande situatie gaat (met een beperkte uitbreiding).
In totaliteit nemen de bebouwingsmogelijkheden (te realiseren op basis van de vigerende bouwvlakken) in het gebied af ten opzichte van de huidige situatie. Er is sprake van een functiewijziging.
De locatie is tot slot passend ontsloten.
Wonen
In De Driehoek is sprake van een toevoeging van 43 woningen.
- 6 rijwoningen: vanaf ca. € 170.000,-
- 12 tweekappers: vanaf ca. € 200.000,-
- 25 vrijstaande woningen: vanaf ca. € 250.000,-
Voor de bepaling van de omvang van de woningmarktregio zijn twee benaderingen mogelijk. Vanuit een bestuurlijke invalshoek is de regio Noord-Veluwe relevant. Dit betreft de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Samen hebben deze gemeenten een regionale woonvisie opgesteld en afspraken gemaakt over hun woningbouwprogramma. Daarmee zorgen zij dat het totale woningbouwprogramma voorziet in een actuele behoefte.
Een andere invalshoek is de daadwerkelijke verhuismobiliteit. Uit een analyse van verhuizingen van huishoudens in de periode 2011-2015 blijkt dat Ermelo binnen de regio Noord Veluwe sterk op de buurgemeenten Harderwijk (circa 13%) en Putten (circa 5%) georiënteerd is (zie onderstaande tabel). Naast de relaties met Harderwijk en Putten zijn er geen gemeenten waarmee sterke relaties zijn.
Tabel 1 : verhuisdynamiek gemeente Ermelo, periode 2011 t/m 2015
Bron: CBS Statline (2016), cijfers over periode 2011 t/m 2015.
De vraag in hoeverre het plan voorziet in een actuele behoefte wordt daarom beantwoord voor:
- De regio Noord-Veluwe
- Ermelo en buurgemeenten (Harderwijk en Putten).
Trede 1
Regionale behoefte kwantitatief
In de woonvisie voor de regio Noord-Veluwe is een prognose gemaakt van de woningbouwbehoefte tot 2020. Deze afspraken zijn gebaseerd op een verwachte lokale en regionale groei van het aantal huishoudens. Aansluitend op het vaststellen van de regionale visie zijn er met de provincie Gelderland afspraken gemaakt over het woningbouwprogramma tot en met 2024. Op basis van de nieuwste huishoudensprognose van de provincie Gelderland is de verdeling van het woningbouwprogramma in overleg met de provincie recent opnieuw vastgesteld. De verdeling is opgenomen in onderstaande tabel.
| Bandbreedte lokale behoefte | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
| | | |
Uit het overzicht blijkt dat zowel op het schaalniveau van de regio als op het schaalniveau van Ermelo en de buurgemeenten Harderwijk en Putten, aanvullende woningbouwplannen gewenst zijn om te voorzien in de actuele behoefte.
De Driehoek voorziet, in kwantitatieve zin, in deze actuele regionale behoefte. In de woonvisie van Ermelo zelf (2014) is, conform de regionale afspraken, opgenomen dat er een behoefte is van 500-700 woningen in de periode van 2014 tot 2020. Hiertegenover staat een harde plancapaciteit van 614 woningen in dezelfde periode. Op de bestaande plannen heeft de gemeente een afwegingskader toegepast (vastgesteld in januari 2016) wat er toe geleid heeft dat een plancapaciteit van 41 woningen als onhaalbaar/ongewenst (code rood in het afwegingskader) wordt gezien. Dan blijft staan een harde plancapaciteit van 573 woningen, inclusief De Driehoek. Deze totale capaciteit bevindt zich binnen de bandbreedte in de behoefte en de regionale afspraken. Binnen Ermelo voorziet De Driehoek daarmee in een actuele lokale behoefte.
Regionale behoefte kwalitatief
Uit het woningmarktonderzoek, dat ten grondslag ligt aan de woonvisie regio Noord-Veluwe, blijkt behoefte aan dure koopwoningen, maar tegelijkertijd is het onzeker in welke mate deze zich daadwerkelijk zal manifesteren.
De woonvisie voor Ermelo, met als onderlegger een lokaal woningmarktonderzoek, heeft geleid tot een aantal uitgangspunten voor kansrijke nieuwbouwprojecten. Door de oogharen is gekeken in welke mate het woningbouwprogramma in De Driehoek hierbij aansluit.
| Aansluiting uitgangspunt voor Driehoek |
- Kwaliteit boven productie
| |
- Een goede balans tussen bebouwing en groen wonen
| |
- De marktvraag is leidend; we gaan met de consument om tafel
| |
- Flexibel en doelgroepbrede woningen
| |
- Betaalbare huurwoningen toevoegen (appartementen beperkt, onder voorwaarden)
| |
- Bijzondere aandacht voor starters, senioren en kwetsbare doelgroepen
| |
- Geen grootschalige uitbreidingen; inzetten op kleinschalige ontwikkeling: circa 20-30 woningen per fase / functieverandering circa 4 woningen
| |
- Vooral grondgebonden ontwikkelingen
| |
- Ruimte, kwaliteit en toekomstbestendig
| |
- Rekening houden met wat er al staat (tussenwoningen, 2-onder-1-kap, vrijstaande woningen)
| |
Het woningbouwprogramma in De Driehoek sluit aan bij de regionale kwalitatieve behoefte, en ook bij de kwalitatieve behoefte en de daarmee samenhangende uitgangspunten voor nieuwbouw in Ermelo.
Trede 2
In het plangebied De Driehoek is reeds een grote hoeveelheid bebouwing aanwezig: bebouwing ten behoeve van (recreatie)woningen, dienstverlening (loonbedrijven), bedrijvigheid (schuren, stallen, agrarische activiteiten, bedrijfsruimte). Er is dus sprake van bestaand stedelijk gebied voor een groot deel van De Driehoek.
Het merendeel van de woningbouw vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Een deel vindt plaats buiten bestaand stedelijk gebied (het noorden van het plangebied). Voor de woningbouw binnen het plangebied is gekeken of er (andere) goede binnenstedelijke alternatieven zijn. Deze beoordeling is in het kader van een goede ruimtelijke ordening uitgevoerd.
Mogelijke alternatieven voor de woningbehoefte zouden allereerst gevonden kunnen worden in transformatie en hergebruik van de bestaande voorraad. De woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt betreffen echter grondgebonden woningen, waarvan het overgrote deel ruime woningen op ruime kavels betreft. Transformatie en hergebruik van de bestaande voorraad is hiervoor geen geschikt alternatief.
De vraag is in hoeverre open plekken in bestaand stedelijk gebied in Ermelo benut kunnen worden.
Voor inzicht in binnenstedelijke plannen is gebruik gemaakt van een planinventarisatie in voor woonvisie Regio Noord-Veluwe (2014), waarin per gemeente de binnenstedelijke- en buitenstedelijke plancapaciteit is onderscheiden. Van deze programmering vanaf 2014 is inmiddels een deel gerealiseerd, maar deze geeft wel een goede indruk van de mate waarin Ermelo binnenstedelijke locaties benut. Hiervan is 92% op binnenstedelijke locaties voorzien.
De mate van inbreiding in Ermelo is veruit het hoogste binnen de Regio Noord-Veluwe, en ook hoger dan het grotere en meer stedelijke Harderwijk. Het percentage inbreiding ligt ver boven het regionale gemiddelde van 54% inbreiding. Als we de Omgevingsvisie ter harte nemen, dient bij binnenstedelijk bouwen een zorgvuldige afweging plaats te vinden waarbij stedenbouw, wateropvang, klimaatadaptatie en leefomgevingskwaliteiten reden kunnen zijn om de resterende open plekken in Ermelo te handhaven en te versterken. Met het afwegingskader bouwlocaties past Ermelo een zorgvuldige inventarisatie en afweging van bouwlocaties toe. Hiermee is aannemelijk gemaakt dat inbreidingsmogelijkheden al volledig worden benut. Daarnaast is het ook zo dat het type woning en woonmilieu dat in het plangebied mogelijk wordt gemaakt, (ruime woningen op ruime kavels) niet op vrije kavels binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren is, omdat de omgevingskwaliteiten van de door de gemeente geïnventariseerde zachte inbreidingsplannen in de gehele marktregio zich daar niet voor lenen.
De conclusie is daardoor dat de woningen die in dit plangebied mogelijk worden gemaakt, niet binnen bestaand stedelijk gebied in de marktregio kunnen worden gerealiseerd.
Trede 3
De woningbouwontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn voldoende en passend ontsloten. Bovendien maakt het plan de ontwikkeling van maximaal 43 woningen mogelijk. De impact hiervan is niet dusdanig dat de verkeersafwikkeling in het gedrang komt. Dit blijkt ook uit het verkeersonderzoek dat ten behoeve van het plan is uitgevoerd. Daarnaast zijn er goede fietsverbindingen naar het gebied, zowel vanuit Ermelo als vanuit Harderwijk.
Conclusie Wonen
De functie wonen in de Driehoek voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Zowel kwantitatief als kwalitatief is er sprake van een actuele regionale behoefte naar woningbouw in De Driehoek. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en daarbij biedt bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden om deze behoefte op te kunnen vangen. De locatie is tevens voldoende passend ontsloten.
Daarnaast wordt er voorzien in een specifieke ruime kwaliteit (ruim, groen) geënt op de specifieke vraag vanuit het gebied. De ontwikkelingen worden aangewend voor de kwaliteitsverbetering van het gebied (een groot aantal recreatie- en noodwoningen verdwijnt, goede groene landschappelijke inpassingen wordt gerealiseerd).
3.1.3 Barro en Rarro
Omschrijving
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Met het Barro maakt het rijk duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:
- het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- militaire terreinen en -objecten;
- de Wadden;
- de kust (inclusief primaire kering);
- de grote rivieren;
- de Werelderfgoederen.
Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn
de volgende onderwerpen toegevoegd:
- reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
- veiligheid vaarwegen;
- het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
- de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
- bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
- reservering voor rivierverruiming van de Maas;
- de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Gevolgen plangebied
Het plangebied van bestemmingsplan De Driehoek 2016 ligt in het radarverstoringsgebied van de radar Nieuw Milligen. In verband hiermee zijn er ter voorkoming van radarverstoring beperkingen van toepassing voor de bouw van hoge gebouwen en overige bouwwerken. Deze beperkingen dienen verankerd te worden in het bestemmingsplan. De regelgeving met betrekking tot bouwbeperkingen binnen het radarverstoringsgebied is vastgelegd in het wijzigingsbesluit op het Besluit (Barro) en de Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro) dat op 1 oktober 2012 van kracht geworden is. Het radarverstoringsgebied van o.a. radarstation AOCS Nieuw Milligen is opgenomen in figuur 4.
Afbeelding 4 Radarverstoringsgebieden
Naar aanleiding van het bovenstaande is in het bestemmingsplan bij de algemene afwijkingsregels van dit bestemmingsplan het besliscriterium opgenomen, dat het functioneren van de radar niet in onaanvaardbare mate mag worden gestoord en als procedurele voorwaarde, dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het verlenen van de afwijking het radarverstoringsonderzoek ter beoordeling neerleggen bij de beheerder van de radar (in dit geval de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).
3.1.4 Conclusie
Vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden geen beperkingen opgelegd op het plangebied. Het bestemmingsplan is met de voorgestelde ontwikkelingen getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, waaruit is gebleken het plan voldoet aan de daarin gestelde eisen. In het bestemmingsplan De Driehoek 2016 is een regeling opgenomen om verstoring van de radar Nieuw Milligen te voorkomen.
Er kan geconcludeerd worden dat het rijksbeleid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Omschrijving
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie is opgesteld vanuit een sterk veranderende context waarin partijen en de provincie op dit moment werken en de komende jaren naar verwachting zullen werken. De overheid (en provincie) is slechts een van de vele spelers. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De Omgevingsvisie is sinds 18 oktober 2014 in werking en wordt regelmatig geactualiseerd.
Ten tijde van het opstellen van dit ontwerpbestemmingsplan ligt het ontwerp van het actualisatieplan Omgevingsvisie juni 2017 ter inzage. Hoewel deze nog geen rechtskracht heeft, is het vermeldenswaard dat de actualisatie de volgende thema's behandelt:
- bedrijventerreinen
De provincie kan zelf een Regionaal Programma Bedrijventerreinen vaststellen
Toevoeging van Regionaal Programma Werklocaties als afsprakenkader
- luchtkwaliteit
Verbod voor de binnenvaart op het ontgassen van benzeen en benzeenhoudende stoffen op de Gelderse Wateren.
Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Noord-Veluwe 2011-2020 (2011) is ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan van toepassing. Hierin is voor het gebied van De Driehoek een woon-werklandschap opgenomen met maximale capaciteit van 12 ha. Werklandschappen worden niet als bedrijventerrein aangemerkt en de werkelijke maximale oppervlakte aan bedrijvigheid in De Driehoek komt aanzienlijk lager uit; ca. 6 ha inclusief de ruimte voor bedrijven die is opgenomen in de separate bestemmingsplannen "Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165 eo "en "De Boskamer". In onderhavig ontwerpbestemmingsplan betreft het maximaal ca. 5,2 ha aan bestemmingen "Bedrijven" en "Gemengd".
Gevolgen plangebied
Voor het plangebied zijn er vanuit de Omgevingsvisie Gelderland geen directe belemmeringen aanwezig die het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" in de weg staan. In het plangebied is gestreefd naar een transformatie, waarbij dit is ingestoken vanuit de behoeften vanuit de bewoners en gebruikers in het plangebied en de beoogde functies financieel draagkrachtig zijn. Bovendien is in ruime mate aandacht besteed aan de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving, zowel door het gebied in ruimtelijke zin kwalitatief te versterken als door de aandacht die is besteed aan de milieuwet- en regelgeving.
Het beleid van de Omgevingsvisie wordt gekoppeld aan regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. In paragraaf 3.2.2. wordt hierop nader ingegaan. Het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" ondervindt geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie Gelderland.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Omschrijving
Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld, waarna deze per 18 oktober 2014 in werking is getreden. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is gewaarborgd. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
Een eerste actualisatie van de Omgevingsverordening over water en natuur is op 8 juli 2015 gedeeltelijk vastgesteld. Deze actualisatie is opgenomen en verwerkt in de tekst en kaarten van de Omgevingsverordening (juli 2015). Ten tijde van het opstellen van dit ontwerpbestemmingsplan ligt het ontwerp van de actualisatie van de Omgevingsverordening juni 2017 ter inzage, samen met de actualisatie van de Omgevingsvisie, zie paragraaf 3.2.2.
Gevolgen plangebied
Hieronder wordt dieper ingegaan op verschillende thema's uit de verordening die op het plangebied van toepassing zijn.
Landbouw
De provincie maakt voor de veehouderij onderscheid tussen grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderij. Het plangebied is gelegen in het besluit-subvlak 'Verwevingsgebied - niet grondgebonden veehouderij'. In verwevingsgebieden wordt nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven niet toegestaan. Voor ondernemers die een nieuwe locatie zoeken zijn voldoende bestaande locaties te verwerven. Aan een agrarisch bedrijf kan ten behoeve van de niet-grondgebonden veehouderijtak een agrarisch bouwperceel worden toegekend van ten hoogste 1,0 hectare.
In verwevingsgebieden komen meerdere functies verweven voor. De mate waarin bedrijven daadwerkelijk de niet-grondgebonden veehouderijtak kunnen uitbreiden hangt in belangrijke mate af van de aanwezigheid van gevoelige niet-agrarische bestemmingen in de directe omgeving. De uitbreiding van de niet-grondgebonden veestapel op een bedrijf dient, mede met het oog op de andere functies in de omgeving van het bedrijf, op zorgvuldige en transparante wijze te gebeuren. Ruimtelijke kwaliteit verdient aandacht zowel op schaal van het (nieuwe) gebouw, het erf als de landschappelijke inpassing.
De noodzaak om nieuwvestigingsruimte te bieden is afgelopen jaren kleiner geworden. Door de marktontwikkeling stoppen veel bedrijven. Deze bestaande bedrijfslocaties komen beschikbaar. Ook binnen verwevingsgebieden komen bestaande locaties voor hergebruik beschikbaar die gezien hun ligging, goede ontwikkelingsmogelijkheden bieden.
Glastuinbouw
De Driehoek is aangeduid als Overig Glastuingebied. Omdat er binnen het plangebied geen glastuinbedrijven aanwezig zijn of mogelijk worden gemaakt, is deze regeling niet relevant.
Water en Milieu
Het plangebied is gelegen binnen de aanduiding Intrekgebied. Dit is een beschermingsgebied aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder a van de Wet Milieubeheer. In de verordening is in artikel 2.6.3.1 bepaald dat Intrekgebieden in een bestemmingsplan geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.
Omdat er binnen het plangebied geen gemeentelijke of particuliere initiatieven zijn voor de winning van fossiele energie, voorziet bestemmingsplan 'De Driehoek 2016' ook niet in een daarbijbehorende bestemming.
Wonen
Binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen kunnen gemeenten en andere relevante partijen in de regio gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats aanvullend op de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in vrijkomend en leegstaand vastgoed. Als partijen de problematiek goed in beeld hebben, kunnen zij op het juiste schaalniveau afspraken maken over oplossingen. Voor sommige segmenten of typen projecten is dat lokaal, voor andere subregionaal of regionaal. Ook kunnen zij de risico's van overprogrammering onderzoeken en betrekken bij het bepalen van de focus en prioritering in de binnenregionale programmering. Alleen door samen te werken kunnen partijen een eventuele mismatch tussen vraag en aanbod opheffen en kan de woningvoorraad ook in de toekomst blijven aansluiten op de veranderende vraag.
Dit geldt voor alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus
ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van
functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen,
vrijkomende agrarische bebouwing e.d. worden gerealiseerd.
Binnen het plangebied wordt een aantal woningen toegevoegd. Paragraaf 3.3.8 gaat in op de kwantitatieve behoefte aan woningen.
Recreatiewoningen
In de verordening is bepaald dat recreatiewoningen niet permanent mogen worden bewoond. Solitaire recreatiewoningen zijn enkel toegestaan op locaties waar ook reguliere woningen mogelijk zijn. Ook is, teneinde de kwaliteit van het toeristisch product te behouden en te vergroten, de eis gesteld dat nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen in bestemmingsplannen alleen mogelijk mag worden gemaakt indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden. In dit bestemmingsplan worden de recreatieve functies beëindigd.
Bedrijvigheid
Stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) dienen te passen in of aansluitend op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen en dergelijke passen bij of zijn een goede aanvulling op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn. De in het plan voorkomende bedrijvigheid is hoofdzakelijk al aanwezig. Daarnaast zijn nieuwe ontwikkelingen beoordeeld op bovenstaande punten, zie hiervoor paragraaf 3.1.2.
Detailhandel
De Provincie gaat terughoudend om met nieuwvestiging van detailhandel om ervoor te zorgen dat geen overcapaciteit of leegstand ontstaat met alle gevolgen voor de leefbaarheid van dien. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is van toepassing en nieuwe locaties mogen niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur.
Detailhandel is in De Driehoek uitsluitend toegestaan ter ondersteuning van een andere hoofdfunctie. Verwezen wordt naar paragraaf 3.1.2.
Natuur en landschap
Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wordt bereikt door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). In de provincie Gelderland wordt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gevormd door het GNN.
Het plangebied is gelegen buiten de grenzen van het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone. Desalniettemin is het streven in De Driehoek gericht op een kwaliteitsverbetering. Hiertoe is een beeldkwaliteitplan opgenomen en is voorzien in een landschappelijk raamwerk met houtsingels en een dooradering van groen van zuid naar noord.
Conclusie
De diverse opgenomen ontwikkelingen vinden plaats in bestaand bebouwd gebied of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Hier is nieuwe bebouwing onder voorwaarden mogelijk. Nieuwbouw vindt hoofdzakelijk plaats ter vervanging van vrijkomend en leegstaand vastgoed. Per ontwikkeling wordt hier, voor zover relevant, in paragraaf 5.2 nader op ingegaan. In paragraaf 3.1.2 is reeds aangegeven dat voor deze nieuwe ontwikkelingen sprake is van regionale afstemming.
Het plangebied is niet gelegen in de GNN en GO, maar bevat wel een versterking van de landschappelijke kwaliteit en aanleg van groenelementen. Gezien het voorgaande is het bestemmingsplan niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
3.2.3 Kwantitatieve opgave wonen
Omschrijving
Voor de provincie is woonprogrammering een aangelegenheid van provinciaal belang. Het gaat om afstemming met buurprovincies, voorkomen van concurrentie om inwoners en bijbehorende onbedoelde migratiestromen tussen regio's en gemeenten, keuze van de beste locaties voor woningbouw, verkleinen van de kans op leegstand, voorzien in de aangetoonde kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de Gelderse bevolking en bevorderen van regionale samenwerking. Daarom kiest de provincie voor een regierol en stelt zij de kwantitatieve opgave voor wonen per regio vast.
In het verleden is een inschatting gemaakt van de behoefte aan groei van de woningvoorraad over de periode 2010 t/m 2019. Op basis hiervan is door Gedeputeerde Staten per regio een indicatieve (kwantitatieve) taakstelling vastegesteld in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Het KWP3 is opgevolgd door de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Dat biedt in principe alleen een kwantitatieve begrenzing van de (netto) groei van de regionale woningvoorraad.
Binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen kunnen gemeenten en andere relevante partijen in de regio gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats aanvullend op de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in vrijkomend en leegstaand vastgoed. Als partijen de problematiek goed in beeld hebben, kunnen zij op het juiste schaalniveau afspraken maken over oplossingen. Voor sommige segmenten of typen projecten is dat lokaal, voor andere subregionaal of regionaal. Ook kunnen zij de risico's van overprogrammering onderzoeken en betrekken bij het bepalen van de focus en prioritering in de binnenregionale programmering. Alleen door samen te werken kunnen partijen een eventuele mismatch tussen vraag en aanbod opheffen en kan de woningvoorraad ook in de toekomst blijven aansluiten op de veranderende vraag.
De kwantitatieve opgave wonen geldt voor alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing e.d. worden gerealiseerd.
Op basis van de Regionale Woonvisie en uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door de Provincie in samenwerking met de betreffende gemeenten, mag de gemeente Ermelo in de periode van 2015 tot en met 2025 1.309 woningen bouwen. Het aantal woningen die met onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, is slechts gering en wordt hierdoor niet belemmerd.
Het aantal woningen die met onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, is slechts gering en wordt hierdoor niet belemmerd.
Gevolgen plangebied
Binnen het plangebied wordt een aantal woningen toegevoegd. In paragraaf 3.1.2 is nader ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan woningen. Hieruit blijkt dat bestemmingsplan "De Driehoek 2016" op dit punt geen belemmeringen ondervindt.
3.2.4 Natuur- en boscompensatie
Aantasting van oppervlakte en kwaliteit van natuur en bos is niet acceptabel. Alleen als er sprake is van een aan de specifieke locatie gebonden ontwikkeling waarvoor geen alternatieve locaties aanwezig zijn, kan natuur of bos plaatsmaken voor ander ruimtegebruik. Hierop blijft het beleid voor natuur- en boscompensatie, dat met het Streekplan Gelderland 1996 is geïntroduceerd, van toepassing.
Onttrekking dient te worden gecompenseerd op een locatie die in beeld komt in provinciale of lokale groenplannen, zoals het gebiedsplan natuur en landschap of een landschapsontwikkelingsplan.
Voor aantasting van natuur en bos binnen de EHS gelden naast de Richtlijn Compensatie Natuur- en Bos de voorwaarden die zijn beschreven onder het ruimtelijk beleid voor de natuur. De compensatie vindt plaats binnen de gemeente of een aangrenzende gemeente en is afhankelijk van de vervangingswaarde.
Gevolgen plangebied
In het bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In paragraaf 5.2 is per ontwikkeling, indien van toepassing, een verantwoording opgenomen ten aanzien van boscompensatie.
3.2.5 Conclusie
Uit paragrafen die ingaan op de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland is gebleken dat bestemmingsplan 'De Driehoek 2016' hiermee niet in strijd is. Met betrekking tot de kwantitatieve opgave wonen kan gesteld worden dat uit de Ladder voor duurzame verstedelijking niet is gebleken dat het bestemmingsplan hiermee in strijd is. Er kan derhalve geconcludeerd worden dat het provinciale beleid geen belemmering vormt voor bestemmingsplan 'De Driehoek 2016'.
3.3.1 Structuurvisie Ermelo 2025
Omschrijving
Op 1 maart 2012 is de Structuurvisie Ermelo 2025 vastgesteld. Deze structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en bevat een integrale visie. Diverse beleidsterreinen (onderwijs, huisvesting, natuurzorg, ruimtelijke ordening, maatschappelijke zorg enzovoort) worden met elkaar in verband gebracht. Het plan dient als basis voor het toekomstige beleid van de gemeente.
Afbeelding 5. Uitsnede Structuurvisie Ermelo 2025
Het plangebied 'De Driehoek 2016' omvat de veelheid aan functies is een relatief klein gebied. Het gebied is wat rommelig en bevat een groot aantal functies (met name woningbouw, agrarische functies, bedrijvigheid en recreatie) met soms conflicterende belangen, geconcentreerd binnen een relatief klein gebied. Door nieuwe ontwikkelingen kan een kwaliteitsverbetering worden bewerkstelligd.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat het begrip ‘werklandschap’ nader vorm en inhoud gegeven dient te worden, waarbij het accent dient te liggen op de meerwaarde voor mens, landschap en natuur. Het gaat om gebieden die zich kenmerken door menging van de functie werken (kleinschalige mengbare bedrijfjes) met verschillende andere functies als wonen, recreatie en natuur.
Het gebied De Driehoek is aangeduid als locatie waar gedurende de looptijd van de Structuurvisie mogelijke ontwikkelingen aan de orde kunnen zijn (groen woon/werklandschap).
Gevolgen plangebied
De Driehoek wordt in de structuurvisie specifiek beschreven. Daarbij wordt aangegeven dat het gebied deels dreigt te verrommelen met oude eendenschuren, illegale activiteiten en dito problemen met handhaving. Deels belemmeren de huidige functies elkaar (agrarische/bedrijfsactiviteiten, wonen, recreatie). Alleen een economisch robuuste invulling kan deze verrommelling een halt toeroepen, respectievelijk voldoende middelen opleveren om hinderlijke bedrijven te verplaatsen. De kansen en contouren voor die robuuste invulling zijn te vinden in de huidige situatie: landschappelijke kwaliteiten, mix aan woon/werk functies en dergelijke, en de ontwikkelingen in de omgeving, met name in de stadsrandzone Groene Zoom. De Driehoek neemt daarbij geografisch gezien een scharnierfunctie in.
De provincie gaat ermee akkoord dat de gemeente een zo minimaal mogelijke ‘rode’ ontwikkeling in een ruime groene en landschappelijke setting nastreeft om de upgrading van het gebied te kunnen bekostigen.
In de structuurvisie wordt gesproken over het landschappelijke raamwerk. Dat landschappelijke raamwerk kan eruit bestaan dat mede op basis van bestaande structuren, ‘groene kamers’ worden gecreëerd en daarmee verschillende deelgebieden worden geaccentueerd (landschap, bos). Het raamwerk kan bijvoorbeeld uit traditionele wildwallen bestaan in combinatie met een enkel struinpad (doorverbinding Groene Zoom). In het schetsbeeld, zie afbeelding 6, is een ordening in een groen raamwerk indicatief aangegeven. Functies die het landschappelijk raamwerk ondersteunen zijn per gebiedsdeel (kamer) te differentiëren, bijvoorbeeld een ‘kamer’ met veldschuren, een ‘boskamer’ met woon/werkfuncties etc.
Afbeelding 6: Schetsbeeld van een mogelijk groen raamwerk
Het gemeentebestuur wil de komende jaren De Driehoek een duidelijke identiteit geven en daarmee een nieuw toekomstperspectief. Daarbij wordt samengewerkt met de grondeigenaren en ondernemers in het gebied. De Structuurvisie geeft aan dat nadere planvorming te verwachten is. De Structuurvisie is niet kaderstellend voor een nieuwe functie of ontwikkeling. Er zal eerst een plan worden gemaakt.
Dat plan moet voldoen aan diverse beleidskaders, onder meer de natuurregelgeving. Zodra de plannen duidelijk en haalbaar zijn, zal er een aangepast bestemmingsplan komen dat de nodige flexibiliteit heeft om toekomstige wensen op te vangen.
De doelen uit de structuurvisie voor De Driehoek zijn doorvertaald in de Visiekaart De Driehoek (zie paragraaf 5.1).
3.3.2 Structuurvisie Groene Zoom
Omschrijving
De Groene Zoom ligt op de overgang tussen oost-west georiënteerde zandruggen met landgoederen op Ermelo's grondgebied en het lager gelegen poldergebied Drielanden op Harderwijks grondgebied.
Het gebied vormt de stadsrandzone ten zuiden van Drielanden in Harderwijk, gelegen aan beide zijden van de Fokko Kortlanglaan en Horloseweg.
Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Groene Zoomweg en aan de zuidzijde grotendeels door de Horloseweg en de Fokko Kortlanglaan. Ter plaatse van 'De Driehoek' bestaat de zuidelijke begrenzing uit een denkbeeldige lijn op een afstand van 150 meter van de Fokko Kortlanglaan. Doel hiervan is de relatie met en de overgang naar de aangrenzende gebieden in de planvorming mee te nemen.
De huidige functie van het gebied wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande woningen op grote erven, die veelal overblijfselen vormen van agrarische bedrijven. Ook komen met name langs de Fokko Kortlanglaan bedrijven voor, zoals een autohandel en een hoveniersbedrijf. De recreatie is vertegenwoordigd door een kleine natuurcamping en grotere recreatieterreinen Hanenburg en Loohof. De laatste ligt aan de zuidzijde van de Fokko Kortlanglaan op de overgangszone langs de Ermelose Driehoek. Het westen van het gebied is sterk bebost, met als bijzondere functie het instellingenterrein 's-Heerenloo.
De structuurvisie bevat voorstellen voor de ontwikkeling van een betere ruimtelijke structuur en hogere kwaliteit van bestaande en nieuwe functies.
Doel van de visie is:
"Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen
Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een
verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader."
De gemeenten Ermelo en Harderwijk wensen een ruimtelijke kwaliteit die zich het beste laat verwoorden met beperkt toestaan van kleinschalige ontwikkelingen binnen bestaande landschappelijke waardevolle kenmerken in het gebied zoals beekjes, monumentale bomen, houtwallen en bebouwing. Het geheel dient een Veluwse uitstraling te krijgen inclusief zandwegen, schelpenpaadjes en houten picknick plaatsen. Het kaartbeeld geeft indicatief weer hoe het gebied volgens dit concept kan worden ingekleurd.
Afbeelding 7: Visiekaart Structuurvisie Groene Zoom
In de Groene Zoom moet het groene karakter overheersen. Nieuwe 'rode' functies dienen te passen binnen het groene karakter. De 'rode' functies vormen de financiële drager om de groene functies in het gebied te financieren. Hiermee bestaat er een spanningsveld tussen het behoud van het bestaande karakter van het gebied en de noodzaak tot financiering van het plan door de introductie van 'rode' functies binnen het plangebied. Het behoud en versterken van het groene karakter is de kern van de opgave. Recreatieve functies zijn van toegevoegde waarde voor het gebied, mits de schaal overeenkomt met de schaalgrootte van het gebied.
De Groene Zoom is een lang gerekt gebied met verschillende kenmerken en mogelijkheden. Daarom
is het gebied gesplitst in een aantal deelgebieden. Het gebied dat betrekking heeft op De Driehoek is aangeduid als Deelgebied G.
Gevolgen plangebied
Deelgebied G van de Groene Zoom ligt ten zuiden van de Fokko Kortlanglaan. Dit gebied wordt, uitgezonderd van een pluimveeslachterij, gekenmerkt door de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid aan huis en recreatieterreinen. Nieuwe vestiging van bedrijvigheid wordt geregeld in het bestemmingsplan De Driehoek. De structuurvisie Groene Zoom honoreert bestaande rechten van zittende bedrijven, inclusief uitbreidingsmogelijkheden. In deze zone worden incidentele invullingen met woningen met kleinschalige activiteit als gewenste ontwikkeling gezien. De zone dient als overgangszone naar het recreatieve uitloopgebied Groene Zoom.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet op een aantal locaties in een ontwikkeling, waarbij veel aandacht is voor een groene inpassing. Daarnaast voorziet het plan in de ontwikkeling van groen. Dit blijkt ook uit de beeldkwaliteitsparagraaf die voor het plangebied is opgesteld (zie paragraaf 5.3). In het plan is een goede balans gevonden tussen 'rood' en 'groen'. Het gebied vormt daardoor een goede overgangszone naar de Groene Zoom. Het bestemmingsplan past dan ook binnen de structuurvisie Groene Zoom.
3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan
Omschrijving
Door de gemeente Ermelo en de gemeente Putten is gezamenlijk het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo - Putten 2011-2021 (LOP) opgesteld. Het LOP is opgesteld met als doel te komen tot een uitvoeringsgericht plan voor het behoud en de verbetering van de kwaliteiten van het landschap van het buitengebied van beide gemeenten. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied die zijn weerslag heeft op het landschap. Deze dynamiek biedt tegelijkertijd kansen voor behoud van landschappelijke kwaliteiten en landschapsontwikkeling.
De basis van het kwaliteitsbeeld dat geschetst wordt in het LOP wordt gevormd door het mozaïek van de verschillende 'historische' landschapstypen met elk hun eigen kwaliteiten, structuren en karakteristieken, die worden bepaald door de ondergrond, ontginningsgeschiedenis, waterhuishouding, natuurwaarden en de ruimtelijke verschijningsvorm (onder andere openheid en beslotenheid). In afbeelding 8 is een uitsnede weergegeven van het kwaliteitsbeeld als opgenomen in het LOP.
Afbeelding 8: Uitsnede kwaliteitsbeeld Landschapsontwikkelingsplan
Daarnaast is in het LOP een landschapsvisie op hoofdlijnen opgenomen. Deze landschapsvisie geeft aan hoe de landschappelijke kwaliteiten kunnen worden behouden en versterkt, én welke landschappelijke kaders van belang zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is op hoofdlijnen per zone en deelgebied uitgewerkt.
Afbeelding 9: Uitsnede Landschapsvisie op hoofdlijnen
Gevolgen plangebied
Uit afbeelding 8 is op te maken dat het plangebied De Driehoek geheel bestaat uit jong heideontginningenlandschap. De visie op dit type landschap is als volgt: Behalve de grote bos- en heidegebieden maakt het jong heideontginningenlandschap onderdeel uit van het 'agrarisch werklandschap', dat bestaat uit verschillende landschapstypen. In het werklandschap wordt gestreefd naar versterking van het afwisselende, half open landschap. Het verbeteren van de beeldkwaliteit van erven is ook een doel in dit gebied. Dit aspect is verder uitgewerkt in de beeldkwaliteitsparagraaf behorend bij dit bestemmingsplan (zie paragraaf 5.3).
Afbeelding 9 geeft een weergave van de belangrijkste aandachtspunten voor De Driehoek. De verdere vertaling hiervan heeft plaatsgevonden in de Visiekaart De Driehoek (zie hoofdstuk 5). Bij individuele ontwikkelingen is rekening gehouden met de aandachtspunten uit het LOP. Daarmee past voorliggend bestemmingsplan binnen de visie op hoofdlijnen, zoals beschreven in het landschapsontwikkelingsplan.
3.3.4 Visiekaart De Driehoek
Visiekaart De Driehoek is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 november 2013. Het betreft een thematische weergave van de visie op het gebied De Driehoek, en is doorvertaald vanuit de op 1
maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie Ermelo 2025.
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op Visiekaart De Driehoek.
3.3.5 Structuurvisie Functieverandering
Omschrijving
Door de gemeenteraad van Ermelo is op 11 oktober 2012 de Structuurvisie Functieverandering vastgesteld. Met deze structuurvisie wordt een kader voor functieverandering in het buitengebied (als gevolg van stoppende agrarische bedrijven) gegeven op gemeentelijk niveau. De structuurvisie biedt oplossingen voor nieuwe functies die worden ingepast in de bestaande omgeving: ieder functieveranderingsverzoek moet passen op zijn plaats. Daarmee komt het regionale en provinciale functieveranderingsbeleid op een tweede plaats: als functieverandering op een bepaalde wijze mogelijk is binnen een landschap, dan worden vervolgens de kaders die worden geboden door de regio Noord-Veluwe en de provincie Gelderland gevolgd. De volgende vormen van functieverandering worden mogelijk geacht:
- functieverandering naar wonen;
- functieverandering naar werken;
- combinatiefunctieveranderingen;
- uitbreiding nevenactiviteiten bij agrarische hoofdactiviteit.
Gevolgen plangebied
Over de ontwikkelingen die meegenomen worden in voorliggend bestemmingsplan heeft principe-besluitvorming plaatsgevonden. Daarom is besloten de mogelijkheden die de Structuurvisie Functieverandering biedt, niet rechtstreeks te vertalen in voorliggend bestemmingsplan. De Structuurvisie Functieverandering is derhalve niet van invloed op voorliggend bestemmingsplan.
3.3.6 Beleidsnotitie noodwoningen
Omschrijving
De gemeenteraad heeft de Beleidsnotitie noodwoningen vastgesteld (actualisatie 2013). In de beleidsnotitie is aangegeven op welke wijze de gemeente omgaat met in het plangebied voorkomende noodwoningen. Bestemmingsplantechnisch zijn noodwoningen in oude bestemmingsplannen nooit positief bestemd waardoor deze onder het overgangsrecht vielen. Dit betekent dat de noodwoningen aanwezig zijn c.q. worden bewoond in strijd met het bestemmingsplan. Dit terwijl deze noodwoningen al vele tientallen jaren, vaak met medeweten van de gemeente, worden bewoond.
Gevolgen plangebied
Ook binnen voorliggend bestemmingsplan zijn noodwoningen aanwezig. In paragraaf 6.2.6 is per locatie op basis van deze beleidsnotitie beoordeeld welke bestemmingsregeling mogelijk is. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
3.3.7 Woonvisie 2014
Omschrijving
De gemeenteraad van Ermelo heeft op 6 november 2014 de "Woonvisie Ermelo 2014" vastgesteld. In deze visie wordt aangegeven dat de afgelopen jaren de bevolking in Ermelo, als gevolg van een negatief geboorte- en vestigingsoverschot, is gekrompen. Het aantal huishoudens is daarentegen, als gevolg van de huishoudensverdunning, gegroeid. De groei van het aantal huishoudens zet de komende jaren door (500 tot 700 huishoudens tot 2020). Na 2020 laat de prognose stabilisatie tot lichte daling van de groeitrend van het aantal huishoudens zien.
Op basis van de demografische ontwikkelingen is in de periode 2013 tot 2020 ruimte aanwezig om 500 tot 700 woningen toe te voegen. De lokale woningbehoefte van de gemeente Ermelo is leidend. Het voorzien in de vraag naar nieuwe woningen voor de jonge en oudere huishoudens van de gemeente is van belang om bij te dragen aan een evenwichtige bevolkingssamenstelling.
In de Woonvisie Ermelo 2014 zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
- Het verbeteren van de energetische kwaliteit & betaalbaarheid van koop- en huurwoningen;
- Het verbeteren van de geschiktheid van bestaande koop- en huurwoningen voor langer zelfstandig wonen;
- De woningprogrammering is flexibel en sluit aan bij de lokale vraag. De programmering past binnen de bandbreedte om in de periode 2013-2020 gefaseerd minimaal 500 en maximaal 700 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Het afwegingskader 'nieuwbouw' is richtinggevend;
- Faciliteren van lokale initiatieven en een vangnet zijn voor kwetsbare groep inwoners. De vangnetfunctie betekent dat de gemeente, samen met partners, voor deze groep passend wonen met ondersteuning en zorg organiseert in de periode tot 2020;
- Versterken van buurten en wijken door het wijkgericht werken toe te passen in alle wijken en buurten van de gemeente Ermelo;
- De gemeente heeft een uitnodigende rol (katalysator en stimulator) voor initiatieven vanuit de samenleving.
Gevolgen plangebied
De woningbouwinitiatieven die in voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen, zijn getoetst aan de Woonvisie Ermelo 2014 en passen binnen de geformuleerde doelstellingen.
3.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Omschrijving
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) worden de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Ermelo voor een periode van 10 jaar vastgelegd (2005-2015). Hoofddoelstelling daarbij is de gemeente bereikbaar en verkeersveilig te maken. Daarbij wordt nadrukkelijk voortgeborduurd op de reeds ingeslagen weg. De hoofddoelstelling is vertaald in acht subdoelstellingen, die onder andere betrekking hebben op een goede doorstroming voor het autoverkeer tussen de kern Ermelo en omliggende kernen, een kwalitatief goed fietsnetwerk en een verhoogde verkeersveiligheid. In het GVVP is de huidige situatie geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat binnen de gemeente een aantal knelpunten ligt op het gebied van verkeer en parkeren. Deze knelpunten concentreren zich echter in en rond de kern van Ermelo.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar het effect van de nieuwe initiatieven op de omliggende infrastructuur. Verwezen wordt naar paragraaf 4.9 van deze bestemmingsplantoelichting.
Parkeernorm
Het gemeentelijke parkeerbeleid is vervat is een facetbestemmingsplan Parkeernormen dat op 8 juni 2017 is vastgesteld. In de regels van dit bestemmingsplan voor de Driehoek is expliciet opgenomen dat het bestemmingsplan Parkeernormen hier tevens van toepassing is.
Fietspad
De gemeente wil het fietsgebruik als duurzaam vervoermiddel voor korte ritten stimuleren door het treffen van gerichte maatregelen, zoals met verbeterde fietsenstallingen en veiligheidsmaatregelen. Voorts is het fietsknooppuntnetwerken (FKN) van belang en het realiseren van ontbrekende schakels daarin. Langs de Kolbaanweg is een vrij liggend fietspad aanwezig. Op de overige wegen in de Driehoek zijn er fietssuggestiestroken op de rijbaan. Waar de Fokko Kortlanglaan en de Oude Nijkerkerweg doodlopend zijn voor gemotoriseerd verkeer, kan de fietser zijn of haar weg wel voortzetten. De wens is bovendien aan te sluiten op een fietspad in de Groene Zoom (aangelegd door gemeente Harderwijk). Het fietspad is voorzien parallel aan de watergang die centraal door De Driehoek is beoogd, zodat deze voor fietsers de Fokko Kortlanglaan met de Oude Nijkerkweg zal verbinden.
Gevolgen plangebied
Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande verkeersstructuur binnen het plangebied vast. Bij nieuwe ontwikkelingen is de parkeer- en verkeerssituatie beoordeeld. Er worden geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden die een negatieve invloed hebben op de verkeers- of parkeersituatie. Voor fietsers is er een uitbreiding van de structuur voorzien waarmee het gebied gemakkelijker kan worden doorkruist en de aansluiting op de fietspadenstructuur van Harderwijk verbetert.
3.3.9 Zuiveringskring AfvalwaterketenPlan (ZAP)
Aanleiding van de samenwerking was het verstrijken van het gemeentelijk rioleringsplan. Het ZAP kent een planperiode van 2015 tot en met 2020 en is voor de gemeenten de vervanging van het wettelijk verplichte gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Het ZAP gaat over de inzameling, transport en zuivering van ‘gebruikt’ drinkwater (wc, douche, wassen), maar ook over hoe wordt omgegaan met regenwater en grondwater.
De betreffende gemeenten zitten al ‘vast’ aan hetzelfde systeem wat het logisch maakt dat de gemeenten en het waterschap gezamenlijk een plan maken. Samenwerking leidt tot een slimmere verwerking van vies water en schoon regenwater.
In het ZAP is voor de gemeente Ermelo het volgende opgenomen. De komende planperiode vinden werkzaamheden plaats om meer berging te creëren, wordt verhard oppervlak afgekoppeld en vinden kleine verbeteringen plaats aan het huidige rioolstelsel. Er zijn verbeterwerkzaamheden gepland in de periode 2015-2018. De maatregelen betreffen onder andere het afkoppelen van 2,5 hectare, het verbeteren van de hemelwaterriolering en het realiseren van een bergbezinkvoorziening aan de Kolbaanweg. Deze laatste wordt in onderhavig bestemmingsplan meegenomen. Het plan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een bergbezinkvoorziening. Er is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid, omdat de exacte uitvoering nog niet concreet genoeg is.
Gevolgen plangebied
De meeste werkzaamheden die volgen uit het ZAP vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een bergbezinkvoorziening sluit het bestemmingsplan aan bij het ZAP.
3.3.10 Nota omgevingskwaliteit
Op 19 november 2015 heeft de raad de ‘Nota Omgevingskwaliteit’ vastgesteld. Welstandstoezicht blijft nodig. Er zijn immers twee keer zoveel buren als inwoners in een gemeente. Het moet alleen veel eenvoudiger. Met behulp van deze nieuwe nota kunnen ‘gewone’ bouwplannen aan de balie makkelijker getoetst en snel afgehandeld worden.
In de nota wordt onderscheid gemaakt in ‘gewone’ bouwplannen en ‘bijzondere’ bouwplannen. Een gewoon plan is wat past bij het bestaande gebouw of in de directe omgeving. Een gewoon plan in een gewone buurt wordt op eenvoudige wijze getoetst. Ook een bouwplan voor een nieuwe woning, die aansluit bij de bestaande woningen in een bijzonder gebied, is een gewoon woningbouwplan.
Bijzondere plannen wijken af van het gewone. In de nota staan per onderscheiden deelgebied criteria vermeld. Indien een bouwplan niet aan de gestelde criteria voldoet, dan is het plan bijzonder. Karakteristieke bouwwerken en (maatschappelijke) voorzieningen zijn ook bijzonder. Hierbij gaat het om een monument of als karakteristiek aangeduid pand.
Op basis van het brede participatieproces met de bewoners van de gemeente zijn er deelgebieden onderscheiden waar streng wordt getoetst, zoals het centrumgebied van de kern van Ermelo en de beschermde stads- en dorpsgezichten zoals Oud Groevenbeek en Staverden. Bouwplannen buiten deze gebieden worden soepel beoordeeld als ‘gewone’ bouwplannen.
Het plangebied valt volgens de nota in het buitengebied. Hier geldt overwegend een soepel regime.
Recreatieterreinen zijn zelfs welstandsvrij. Een bouwinitiatief zal meestal afgehandeld kunnen worden door de kleine commissie Omgevingskwaliteit. Er zijn echter enkele uitzonderingen van toepassing, waarbij altijd een beoordeling door de Commissie Omgevingskwaliteit gevraagd wordt. Dit is altijd het geval wanneer het onder andere gaat om een functieverandering, een monumentaal of karakteristiek pand en bouwinitiatieven aan (historische) bebouwingslinten.
Gevolgen plangebied
Nieuwe ontwikkelingen zullen bij de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst aan de nota Omgevingskwaliteit. De nota vormt geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.3.11 Programma Duurzaamheid 2016-2020
De gemeente Ermelo ziet het als belangrijke taak tegenover huidige en toekomstige generaties om zorg te dragen voor een duurzame leefomgeving. In 2009 is de Raadsvisie Klimaat opgesteld gericht op een energieneutraal Ermelo in 2030 en een klimaatneutraal Ermelo in 2035. Deze ambitie wordt bereikt doordat de gemeente, bedrijven en inwoners samenwerken en hierin hun eigen verantwoordelijkheid nemen.
In het Programma Duurzaamheid 2016-2020 wordt versneld om de ambitie te kunnen realiseren. In het programmaplan is inzichtelijk gemaakt welke stappen tot aan 2020 genomen worden om die versnelling te realiseren. In samenwerking met de gemeentelijke afdelingen en maatschappelijke partners zijn de volgende zes doelen geformuleerd die de gemeenteraad op 17 december 2015 heeft vastgesteld:
Deze doelen zijn in het Programma Duurzaamheid 2016-2020 verder uitgewerkt naar concrete doelstellingen, waarna wordt aangegeven wat de verschillende partijen gaan doen. Zo komt de gemeente met partners tot de G100(een platform voor inspiratie en ontmoeting), wordt de vorming van energiecoöperaties bevorderd, wordt er gewerkt aan partnerships met de belangrijkste sectoren in Ermelo, worden waar mogelijk convenanten gesloten, vervult de gemeente een voorbeeldrol, krijgt duurzaamheid een prominente rol in gemeentelijk beleid, en wordt het gemeentelijk vastgoed verduurzaamd. Binnen de thema's energie, afval en water zijn meetbare doelstellingen opgesteld. Verder worden de opties en potenties van grootschalige opwek in Ermelo in beeld gebracht, worden deze getoetst aan maatschappelijke afwegingskaders om draagvlak te creëren, en kan na besluitvorming inpassing plaatsvinden in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het gebruik van duurzaam vervoer wordt gefaciliteerd en gepromoot.
Gevolgen plangebied
Het Programma Duurzaamheid 2016-2020 heeft geen directe gevolgen voor voorliggend bestemmingsplan. Wel moet bij de uitwerking van de initiatieven die in voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen rekening gehouden worden met het programma.
3.3.12 Conclusie
In voorgaande subparagrafen zijn de voor het plangebied relevante gemeentelijke beleidsstukken aan bod gekomen. De verschillende geldende structuurvisies geven geen belemmeringen voor onderhavig plangebied. Het Landschapsontwikkelingsplan is doorvertaald in de Visiekaart De Driehoek, welke in hoofdstuk 5 wordt behandeld. Vooruitlopend daarop kan gesteld worden dat het bestemmingsplan hiermee niet in strijd is. Bij de individuele ontwikkelingen is rekening gehouden met de aandachtspunten uit het LOP.
Met betrekking tot de noodwoningen wordt later in deze toelichting per locatie beoordeeld welke bestemmingsregeling mogelijk is. Basis hiervoor is de beleidsnotitie noodwoningen.
De woningbouwinitiatieven die in voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen passen binnen de geformuleerde doelstelling van de Woonvisie Ermelo 2014.
De bestaande verkeersstructuur wordt vastgelegd en bij nieuwe ontwikkelingen is de parkeer- en verkeerssituatie beoordeeld. Er worden geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden die een negatieve invloed hebben op de verkeers- of parkeersituatie.
De meeste uit te voeren werkzaamheden die volgen uit het Zuiveringskring AfvalwaterketenPlan (ZAP) vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van een waterberging sluit het bestemmingsplan aan bij het ZAP.
Nieuwe ontwikkelingen zullen bij de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst aan de nota Omgevingskwaliteit. De nota vormt geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bij de uitwerking van de initiatieven die in voorliggend bestemmingsplan worden opgenomen moet rekening gehouden worden met het Programma Duurzaamheid 2016-2020.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de geldende gemeentelijke beleidsstukken geen belemmeringen vormen voor het bestemmingsplan 'De Driehoek 2016'.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten beschreven die voor het plangebied relevant zijn.
4.1 Bodem
Algemeen
De tijd dat elke bodemvervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Het belangrijkste criterium is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en hoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate te worden aangepakt. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop is voorzien, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Onderzoek bestaande situatie
Voorliggend bestemmingsplan regelt gedeeltelijk de bestaande situatie. De uitvoering van een bodemonderzoek is voor die locaties niet noodzakelijk. Op de locaties waar ontwikkelingen naar gevoelige functies plaatsvinden, is dit wel nodig. Binnen het bestemmingsplangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd.
Vooronderzoek bodemHet doel van het vooronderzoek is het in kaart brengen van alle beschikbare informatie met betrekking tot de actuele bodemkwaliteit en van locaties en activiteiten die daarop van invloed kunnen zijn (geweest).In het onderzoek is per locatie aangegeven wat het (voormalige) gebruik is en zijn eventuele verdachte locaties genoemd. Verder is opgenomen of er actuele bodemkwaliteitsgegevens bekend zijn en of de bodem als verdacht voor chemische parameters en asbest kan worden aangewezen. Hierbij wordt opgemerkt dat met betrekking tot chemische parameters een locatie pas als verdacht is aangewezen als er concrete verdachte locaties aanwezig zijn of parameters boven de tussen-/of interventiewaarde worden verdacht. Indien een locatie als onverdacht is aangewezen, kan het toch wenselijk zijn een bodemonderzoek uit te voeren.
In opdracht van gemeente Ermelo heeft Certicon Kwaliteitskeuringen B.V. in de periode november 2015 - januari 2016 een vooronderzoek bodem uitgevoerd ter plaatse van De Driehoek te Ermelo. Zie hiervoor bijlage 1. Dit vooronderzoek beperkte zich tot de zogenaamde initiatiefnemers die op dat moment een concreet verzoek hadden ingediend. Nadien zijn enkele initiatieven nog gewijzigd en zijn er nieuwe initiatieven bij gekomen. Door de Omgevingsdienst Noord Veluwe is vervolgens per locatie geadviseerd over de eventueel nog uit te voeren onderzoeken.
Resultaten
Voor de meeste locaties geldt dat ze in de jaren '30 van de vorige eeuw voor het eerst in gebruik zijn genomen, veelal als pluimveehouderij. Tegenwoordig heeft een klein deel van de locaties nog een agrarisch gebruik. Het overige deel is in gebruik als wonen met tuin, recreatiepark of andere bedrijvigheid. Recente (<5 jaar) bodemkwaliteitsgegevens waren van geen enkele locatie beschikbaar. Wat asbest betreft wordt opgemerkt dat dit alleen betrekking heeft op asbest in de bodem en voornamelijk is gebaseerd op huidige of voormalige asbesttoepassingen (vooral dakmateriaal). Voor alle locaties geldt dat deze op de Asbestkansenkaart van Provincie Gelderland staan vermeld als ‘grote kans op asbest’.
Omdat de ontwikkelingen van de verschillende locaties en het toekomstige gebruik van de verschillende locaties tijdens het opstellen van het vooronderzoek nog niet bekend waren, is in dat rapport nog geen concreet advies gegeven voor het uit te voeren bodem- en/of asbest onderzoek. Het onderzoek trekt dan ook geen conclusies met betrekking tot de staat van de bodemkwaliteit.
Door de Omgevingsdienst Noord Veluwe is vervolgens per initiatief nagegaan in hoeverre een verkennend bodemonderzoek en/of onderzoek naar asbest nodig is. Voor enkele locaties zijn vervolgacties nodig:
Fokko Kortlanglaan 98 en 108: gelet op het historisch gebruik van deze locatie is deze niet verdacht en kan een bodemonderzoek bij de omgevingsvergunningaanvraag worden geleverd.
Fokko Kortlanglaan 126: aangezien het om verbouwen van bestaande recreatiewoningen gaat, is hier formeel geen onderzoek nodig. Bij sloop en nieuwbouw overigens wel, maar dat is hier niet aan de orde.
Fokko Kortlanglaan 132: gelet op het historisch gebruik van deze locatie kan een verkennend bodemonderzoek bij de omgevingsvergunning worden geleverd.
Fokko Kortlanglaan 150-152: Voor deze locatie is een verkennend bodemonderzoek en een onderzoek naar asbest noodzakelijk. Het onderzoek naar bodem en asbest is in 2013 uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat de bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit in principe voldoende zijn voor de beoogde woonfunctie. Voor asbest is nader onderzoek uitgevoerd.
Oude Nijkerkerweg 118a: Vanwege verplaatsing van de noodwoning naar een nieuwe locatie is verkennend onderzoek nodig, waarbij ook asbest wordt beschouwd. In juli 2017 heeft het betreffend onderzoek plaatsgevonden, waaruit is gebleken da tde bodemkwaliteit afdoende is vastgelegd en er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw op deze locatie zijn (bijlage 13).
Hoek Oude Nijkerkerweg/Julianalaan: Het betreft meerdere percelen en eigenaren die één gezamenlijk initiatief hebben. Gelet op de beoogde gevoelige functies is hier een verkennend bodemonderzoek en onderzoek naar asbest noodzakelijk. Dit is als randvoorwaarde voor ontwikkeling meegenomen in de anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers.
Oude Nijkerkerweg 116: Ter plaatse van de beoogde waterberging is vanwege afgraving een onderzoek nodig naar de bodemkwaliteit en asbest en een partijkeuring. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, zal het benodigde bodemonderzoek worden verricht en zo nodig maatregelen worden genomen.
ConclusieHet bestemmingsplan betreft deels een conserverend bestemmingsplan. Een aantal bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige bestemming geregeld in het bestemmingsplan. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt, waar nodig, bodemonderzoek uitgevoerd. Voor de locaties Fokko Kortlanglaan 98 en 108 en 132 kan dit bij de aanvraag omgevingsvergunning plaatsvinden. Voor de locaties Fokko Kortlanglaan 150-152, de Oude Nijkerkerweg 118a, 116 en de hoek Oude Nijkerkerweg / Julianalaan heeft nader onderzoek plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functies. Waar sprake was van asbest, zal dit voor aanvang van de werkzaamheden worden gesaneerd.
4.2 Water
Algemeen
Door hevige regenval en waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.
Regelgeving
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21), is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
Het watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 geldt een wettelijke verplichting voor het watertoetsproces voor onder meer het bestemmingsplan. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder worden gevraagd.
Op 22 december 2009 trad de Waterwet in werking. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn het Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water, zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
De watertoets
Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en inpassingsplannen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.
Onderzoek
Grondwater
Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Waterberging
In de afgelopen jaren is in Ermelo diverse keren ernstige wateroverlast opgetreden bij hevige piekbuien. De overlast bestond uit aanzienlijke hoeveelheden water op straat, waarbij zelfs bedrijfsgebouwen onder water zijn gelopen met economische schade (en schadeclaims) tot gevolg. Kenmerkend voor de situatie in Ermelo is, is dat er (nagenoeg) geen oppervlaktewater aanwezig is. Dit betekent dat bij extreme buien geen gebruik kan worden gemaakt van watergangen om overtollig water af te voeren. De enige afvoermogelijkheid is de transportleiding (deels eigendom van het waterschap) naar de RWZI Harderwijk en naar de overstort op het Veluwemeer. Het rioolstelsel van Ermelo ligt tussen de kernen Putten en Harderwijk. Dat maakt dat het ook het afvalwater van Putten moet verwerken en afhankelijk is van de afvoercapaciteit richting Harderwijk. Het is lastig om, tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, een structurele oplossing te vinden in de riolering voor de wateroverlast bij extreme buien.
Naar aanleiding van de wateroverlast gaat de gemeente Ermelo de komende jaren investeren in verbeteringsmaatregelen voor de riolering. Hierbij wordt ingezet op bergingsvergroting en vergroting van afvoercapaciteit van de riolen.
Door uitvoering van het maatregelpakket wordt een rioolstelsel verkregen waarbij tot een T=5 bui (herhalingstijd van 5 jaar) geen water op straat zal plaatsvinden. Voor rioleringsbegrippen een ambitieuze norm, aangezien landelijk een T=2 norm gebruikelijk is. Echter, in situaties waarbij extremere neerslag optreedt (>T=5) is de bergings- en afvoercapaciteit van het rioolstelsel alsnog ontoereikend, waarbij door de afwezigheid van een noodoverlaat (overstort) er vrij snel ernstige wateroverlast zal optreden. Dit kan niet worden opgelost door nog grotere bergingen aangezien hier geen ruimte voor beschikbaar is en dit bovendien zeer kostbaar zou zijn.
De gemeente Ermelo zet, naast het bouwen van bergingen, ook in op afkoppelen van verhard oppervlak, wat door het waterschap en de gemeente als duurzame maatregel wordt beschouwd. Om de afkoppelkosten, naast de reeds geplande maatregelen in het rioolstelsel, financieel te kunnen dragen, kiest de gemeente ervoor om mee te liften bij werkzaamheden in de openbare ruimte. Dit betekent wel dat het geruime tijd (tientallen jaren) zal duren voordat de effecten van afkoppelen zodanig groot zijn dat de wateroverlast ook bij extreme piekbuien voldoende is bestreden.
De gemeente Ermelo heeft samen met het Waterschap Vallei en Veluwe gezocht naar een maatregel in het watersysteem voor de afvoer van overtollig hemelwater bij piekbuien met een herhalingstijd groter dan 5 jaar. Een oplossingsvariant betreft de aanleg van een overstort op de Tonselse beek. Deze overstort zal, via een nog te realiseren bergbezinkvoorziening (door de gemeente), uitkomen op een nieuw te graven oppervlaktewater dat uitmondt in de Tonselse beek. De betreffende bergbezinkvoorziening is mogelijk voorzien in 'De Driehoek', tussen de Oude Nijkerkerweg en de Kolbaanweg. Aangezien het nog onzeker is voor welke variant wordt gekozen, is een wijzigingsbevoegdheid binnen het bestemmingsplan opgenomen, zodat deze variant, indien noodzakelijk, zonder herziening van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden.
In 'De Driehoek' zullen enkele woningen worden gebouwd en zullen uitbreidingen van bedrijven worden gerealiseerd. Door de planvorming neemt de opppervlakte verharding beperkt toe. Met initiatiefnemers is afgesproken dat voorzien moet worden in voldoende waterberging op eigen terrein.
Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om een watersysteem aan te leggen. Dit watersysteem kan worden aangesloten op de Tonselse beek. De eventuele overstort kan worden aangesloten op het watersysteem in 'De Driehoek'. Hiermee wordt een verbinding gerealiseerd tussen de mogelijke voorziening, via het nieuwe watersysteem in De Driehoek, de Tonselsebeek en Beek van de Hooge Geest naar het Wolderwijd.
Indien de overstort wordt gerealiseerd zal deze overstort slechts dan in werking treden in situaties waarbij de berging van 12.000 m3geheel is gevuld, wat in theorie gebeurt bij een piekbui met een grotere herhalingstijd dan 5 jaar. Om de waterkwaliteit verder te verbeteren, zal het water afkomstig van de eventuele bergbezinkvoorziening door een helofytenfilter worden geleid, alvorens het overstort in de nieuwe watergang.
Er is een bergbezinkvoorziening nodig van in totaal 7.240 m3. Omdat de exacte uitvoering nu nog niet concreet genoeg is en mogelijk elders kan worden gerealiseerd, wordt hiervoor in bestemmingsplan De Driehoek 2016 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Er bestaat de kans dat elders in een adequate voorziening kan worden voorzien.
Procedures
Door de planvorming neemt het verhard oppervlak per ontwikkeling per saldo met minder dan 1.500m2 toe. Met de initiatiefnemers is vastgelegd dat voorzien moet worden in voldoende waterberging op eigen terrein. Het plangebied ligt niet in een Keurzone. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan een landelijke afvoernorm worden geloosd op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan, zoals omschreven door het Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Het plan is met het Waterschap Vallei en Veluwe besproken. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures moeten worden verkregen. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van hemelwater geldt dat de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt aangehouden en dat waar mogelijk kansen om af te koppelen worden benut.
Conclusie
In nauw overleg met het Waterschap zal binnen de gemeente Ermelo een watersysteem geerealiseerd moeten worden. Een optie is de realisatie van een bergbezinkvoorziening binnen De Driehoek met een capaciteit van circa 7.240 m3. Omdat de plannen op dit moment nog niet concreet genoeg zijn en andere opties nog verkend worden, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Verder maakt het bestemmingsplan enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Uitgangspunt is dat voor de afzonderlijke initiatieven afkoppeling plaatsvindt en het hemelwater op eigen terrein wordt geborgen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
4.3 Geluid
Algemeen
Geluid is een van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beinvloed door geluid. Hoge geluidniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van geluid in de omgeving wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.
Regelgeving
De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:
- wegverkeerslawaai;
- spoorlawaai;
- industrielawaai;
- vliegtuiglawaai.
Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen in het plangebied zones van geluidgezoneerde wegen en een zone van de spoorweg. Op het terrein zijn geen bedrijven toegestaan die ertoe leiden dat er sprake is van een (volgens de Wet geluidhinder) gezoneerd industrieterrein.
Onderzoek geluid
Voor het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder ander vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van weg- en spoorverkeer, maximaal toelaatbaar zijn. Op grond van artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de grenswaarden van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Volgens artikel 76, lid 3 geldt deze verplichting niet voor situaties waarin op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan de weg en de woningen en/of andere geluidgevoelige gebouwen aanwezig zijn (bestaande situatie). Dit houdt in dat bij zogenaamde conserverende bestemmingsplannen geen toetsing aan de grenswaarde hoeft plaats te vinden. Akoestisch onderzoek moet wel worden uitgevoerd vanwege:
- reconstructie ontsluitingsweg;
- aanleg nieuwe ontsluitingsweg;
- opname nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.
In 2013 zijn in het kader van het opstellen van Visiekaart De Driehoek indicatieve geluidscontouren bepaald. Hieruit is gebleken dat voor een aantal woningen die dicht bij wegen gelegen zijn hogere waarden nodig zijn. Er moet onderzoek gedaan worden naar maatregelen om de geluidbelasting op de woningen terug te brengen tot 48 dB of minder. Om geluidgevoelige objecten binnen De Driehoek te realiseren, zal vanwege het spoor in elk geval een afstand van 273 meter aangehouden moeten worden (geluidbelasting minder dan 55 dB). Dichterbij het spoor zal een hogere waarde procedure doorlopen moeten worden, waarbij een maximum waarde geldt van 68 dB.
Door de ODNV is in oktober 2017 een akoestisch onderzoek uitgevoerd op perceelsniveau, zie bijlage 2. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zoals wonen is per perceel de geluidbelasting berekend en getoetst aan de geldende normen. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een akoestisch model, waarbij gekeken wordt naar de situatie over 10 jaar. De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op het verkeersmodel van de gemeente Ermelo. Het model geeft een prognose van de verkeersintensiteiten voor 2030. In het kader van het bestemmingsplan De Driehoek en enkele mogelijke wijzigingen aan wegen in de nabijheid van dit plan, zijn vier scenario's onderzocht door HaskoningDHV. In het akoestisch onderzoek is gerekend met scenario 1. Dit scenario geeft de worst-case situatie voor De Driehoek. Hieruit komt naar voren dat er voor een aantal nieuwe bouwvlakken een vaststelling van een hogere waarde nodig is, vanwege zowel wegverkeer als spoorlawaai. De resultaten staan in onderstaande tabel.
Om de nieuwe woningen mogelijk te maken, is voor een aantal gevels een hogere grenswaarde nodig. Daarbij dient te worden bekeken of de geluidbelasting met maatregelen is te reduceren. Indien deze haalbaar blijken, moeten ze worden toegepast. Voor het resterende deel van de overschrijding van de toelaatbare geluidbelasting kunnen dan Hogere Waarden worden vastgesteld.
Wegverkeer:
Vanwege de Fokko Kortlanglaan zijn er een aantal bouwvlakken met overschrijding:
- tussen 98 en 108
- 132
- tussen 140 en 146 en
- 150-152
Bij de eerstgenoemde twee woningen (Fokko Kortlanglaan tussen 98 - 108) wordt ook de maximumontheffingswaarde overschreden. De gevel aan de wegzijde zou als dove gevel moeten worden uitgevoerd. Geadviseerd is om de klinkerverharding ter plaatse te vervangen door asfalt om de geluidbelasting te beperken. Om stedenbouwkundige redenen is het echter niet wenselijk om de inrichting van de weg op voorgestelde wijze in te richten. Derhalve moeten de maatregelen zo veel mogelijk aan de gevels van woningen worden uitgevoerd.
Vanwege de Julianalaan is er uitsluitend bij nummer 116-1 sprake van overschrijding van de hoogst toelaatbare waarde. Het toepassen van geluidsarm asfalt voor één woning is te kostbaar. In het Geluidbeleid is bepaald dat ten minste één geluidluwe gevel aanwezig is, waaraan wordt voldaan.
Spoorverkeer:
Vanwege de spoorlijn Amersfoort-Zwolle is er op meerdere bouwvlakken sprake van een overschrijding van de hoogst toelaatbare waarde:
- Fokko Kortlanglaan 140-146
- Fokko Kortlanglaan 150-152
- Julianalaan 98-2
- Julianalaan 100-2
- Oude Nijkerkerweg 118a
- Oude Nijkerkerweg 159a.
Afscherming van de bron met een geluidsscherm is effectief, maar indien niet haalbaar, is het nodig hogere waarden vast te stellen voor deze woningen.
Conclusie
Om de nieuwe woonbestemmingen mogelijk te maken, is het nodig hogere waarden vast te stellen voor een aantal van deze woningen. Hiervoor is gelijktijdig met dit bestemmingsplan de hogere grenswaarde procedure doorlopen. De voorgestelde maatregelen uit het akoestisch onderzoek blijken financieel of ruimtelijk niet haalbaar. Verdere maatregelen om te komen tot een aanvaardbaar binnenniveau dienen te worden getroffen aan de gevels van de betreffende woningen, wat in het kader van het vergunningspoor verder wordt uitgewerkt.
4.4 Luchtkwaliteit
AlgemeenDoor de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen
schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van
verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te
voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging, dient bij nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Regelgeving
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van
de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat
deze ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. Met de Wet luchtkwaliteit en bijbehorende
bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit
bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten
vinden.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de
luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk,
provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de
luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor
luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt
voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de
bijlagen van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is voor
bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in
betekenende mate' (nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder
toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit geldt onder
andere voor woningbouwlocaties die in geval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500
nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties
niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m². Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek te worden uitgevoerd, waarbij wordt getoetst aan de normen.
Onderzoek
Het bestemmingsplan De Driehoek 2016 biedt een directe bouwtitel voor enkele nieuwe ontwikkelingen. Het gaat niet om grootschalige uitbreidingen van activiteiten of grootschalige nieuwbouw van woningen, maar om in beeld te brengen of de cumulatie hiervan mogelijk leidt tot een bijdrage aan de verandering van de luchtkwaliteit is door de ODNV in oktober 2017 een onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Hiervoor is voor de toename van het verkeer uitgegaan van een worstcase-benadering en gebruik gemaakt van de NIBM-tool. Uit de resultaten blijkt dat het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt en er geen nader onderzoek nodig is.
Voorts blijkt uit de monitoringstool dat in het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor fijnstof en NO2. Het besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing omdat nieuwe gevoelige bestemmingen niet bij een rijksweg of provinciale weg worden gerealiseerd.
De Kolbaanweg betreft een weg met verkeersintensiteit boven de 10.000 mvt/etmaal. De GGD adviseert om niet binnen 50 meter van deze weg nieuwe woningen te bouwen. Ter plaatse van de Fokko Kortlanglaan 150-152 is dit wel het geval. Tussen deze locatie en de Kolbaanweg wordt echter een geluidwal met geluidscherm aangelegd met een totale hoogte van 5 meter die behalve een geluidwerende werking ook een fysieke barriere vormt ten gunste van de luchtkwaliteit bij de woningen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
4.5 Milieuzonering
Algemeen
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreffen. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken, is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed worden gesitueerd, zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.
Regelgeving
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden. In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:
Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 m;
Categorie 2 grootste afstand 30 m;
Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 m;
Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 m;
Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1.000 m.
De afstanden gelden in principe tussen de bestemmingsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en de gevel van een woning. De afstanden zijn indicatief. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van de richtafstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.
De richtafstanden die worden gehanteerd, zijn afgestemd op de milieukwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een rustig buitengebied. Als er sprake is van een "gemengd gebied" mag de richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied bevat reeds functiemenging of ligt nabij drukke infrastructuur, waardoor het al een hogere milieubelasting kent.
De Driehoek kenmerkt zich door een diversiteit aan functies en activiteiten. Binnen het gebied zijn onder andere een eendenslachterij, een transportbedrijf, recreatiefuncties, detailhandel, kleinschalige bedrijven, horeca en woningen aanwezig. De verschillende verkeersaders, het spoor, de ligging naast bedrijventerrein Veldzicht en de diversiteit aan functies in het gebied, zorgen ervoor dat een vergelijking met een "rustige woonwijk" in het gebied niet meer aan de orde is. Daarvoor is de omgeving te divers. Door de inkleuring van het gebied zelf is ook sprake van gemengd gebied. De Driehoek wordt in het kader van milieuzonering dan ook gekenmerkt als "gemengd gebied". Voor de beoordeling van de verschillende initiatieven in het gebied betekent dit dat richtafstanden met een stap verkleind mogen worden. Bijvoorbeeld: de richtafstand van milieucategorie 3.1 mag van 50 m worden verkleind naar 30 m, de richtafstand van milieucategorie 2.
Door de ODNV is in juli 2017 een onderzoek uitgevoerd naar de milieuthema's geur, stof, geluid, externe veiligheid en visuele hinder, zie bijlage 3 van deze bestemmingsplantoelichting.
Onderzoek nieuwe ontwikkelingen
Voor de planinitiatieven is per locatie onderzocht wat de invloed is van industrieel geluid, geur en externe veiligheid rond bedrijven en ontwikkelingen in het gebied. Uiteraard is ook gelet op de heersende achtergrondconcentraties en invloeden vanuit de omgeving, zoals bedrijventerrein Veldzicht Noord en Veldzicht Noord 4e fase. Het rapport is opgenomen als bijlage 3 van deze bestemmingsplantoelichting.
Veldzicht Noord 4e fase
Naar aanleiding van het onderzoek zijn de regels van bestemmingsplan Veldzicht Noord 4e aangevuld om ervoor te zorgen dat deze bedrijvigheid niet leidt tot belemmering voor het bestemmingsplan De Driehoek 2016, i.c. Fokko Kortlanglaan 150-152 en Oude Nijkerkerweg 171.
Bergbezinkvoorziening
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een bergbezinkvoorziening. Hiervoor geldt een ander kader, namelijk het Activiteitenbesluit in combinatie met relevante jurisprudentie. Daaruit komt naar voren dat gemotiveerd van de richtafstand van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies kan worden afgeweken tot een afstand van ten minste 25 meter. Gelet op het grote algemene belang van de waterberging, ook voor grote delen van Harderwijk, het relatief schone water (het betreft een noodoverstort, waarbij een eerste schifting in een andere overstort al heeft plaatsgevonden. Bovendien wordt een helofytenfilter aangelegd en treedt de voorziening slechts eens in de twee jaar deels in werking en mogelijk eens in de 10 jaar volledig. De geuroverlast is incidenteel. Bovendien wordt het verharde deel van de voorziening direct na leging weer schoongemaakt). In het ontwerp voor de voorziening wordt rekening gehouden met de richtafstanden. Op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid dat de locatie voor een bergbezinkvoorziening elders wordt gekozen (buiten het plangebied).
Boomkwekerij Oude Nijkerkerweg 165
Het betreft een bestaande functie. Ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan maakte dit perceel nog deel uit van het plangebied. Er is echter voor gekozen om voor de Oude Nijkerkerweg 165, 165a en ongenummerd en Struikakkers 23 een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure te doorlopen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de meest nabij gelegen initiatieven Fokko Kortlanglaan 126 en 132 geen belemmeringen ondervinden. De afstand is ruim voldoende gelet op de soort kweek, de spuittechniek, de afscherming en de ligging ten opzichte van de kwekerij.
Oude Nijkerkerweg 116/118
Deze woningen zijn maatgevend voor de te realiseren bergbezinkvoorziening, waarbij een afstand van minimaal 25 meter moet worden gehanteerd, mits goed gemotiveerd. Voor het overige is geen sprake van belemmeringen vanwege omliggende functies, evenmin zijn de woningen beperkend voor omliggende functies.
Oude Nijkerkerweg 118a en 120
Voor de noodwoning Oude Nijkerkerweg 118a is verplaatsing richting de Oude Nijkerkerweg aan de orde en omzetting naar regulier wonen. Ook hier geldt dan een afstand van minimaal 25 meter tot de bergbezinkvoorziening, mits goed gemotiveerd. Ten opzichte van de veehouder Oude Nijkerkerweg 159 moet minimaal 50 meter afstand worden gehanteerd. Hiermee is rekening gehouden in het plan. De nieuwe woning kan als ''ruimte voor ruimte-woning'' worden aangemerkt, maar ook op basis van geurberekeningen is geconstateerd dat de beoogde nieuwe locatie voor de woning mogelijk is; de geurbelasting blijft onder de geurnorm. Zowel bij de bestaande bedrijfsvoering van Timmer (ON159) als de beoogde bedrijfsvoering.
Voor het omzetten van Oude Nijkerkerweg 120 van agrarische bedrijfswoning naar woning, blijkt dat er geen sprake is van belemmeringen in het kader van de milieuzonering.
Hoek Julianalaan / Oude Nijkerkerweg
Het betreft één initiatief voor meerdere percelen met wonen en ''gemengd''. Binnen gemengd zijn zowel gevoelige functies (zorgwonen en bedrijfswoning) toegestaan als bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 2, die in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter hebben. De onderlinge afstand is geregeld in de regels en/of op de verbeelding. Voor Julianalaan 120 en 98 leiden de aanwezige woningen tot een enigszins beperkte milieuzonering binnen "gemengd", zodat daar de eerste 10 meter alleen bedrijven tot en met categorie 1 kunnen worden toegestaan.
Oude Nijkerkerweg 153
De agrarisch bedrijfswoning verandert naar wonen. Aanbevolen wordt de aanduiding "voormalige agrarische bedrijfswoning op te nemen". Voor het overige, mits een strak bouwvlak wordt opgenomen, is er geen sprake van een wijziging in de milieusituatie. Het vormt geen belemmering voor de ontwikkeling op het achterterrein.
Op het achterterrein wordt een bouwvlak voor "Gemengd" opgenomen. Gelet op de naastgelegen kalverhouderij op 159 mogen hier geen geurgevoelige activiteiten plaatsvinden (waarbij personen gedurende langere perioden ter plaatse verblijven). Aan dit bouwvlak is de aanduiding ''opslag'' meegegeven. Dit sluit geurgevoelige activiteiten uit.
Oude Nijkerkerweg 159
Voor de uitbreidingsplannen van de kalverhouderij blijkt op basis van een geurberekening dat de twee hallen ten zuiden en ten noorden van dit perceel niet aan de geurbelasting kunnen voldoen en hier geurgevoelige activiteiten moeten worden uitgesloten. Ten aanzien van fijnstof en geluid zijn door initiatiefnemer gegevens aangeleverd. Hieruit blijkt dat aan de normen wordt voldaan.
Oude Nijkerkerweg 171
De omzetting naar een reguliere woning levert in potentie een belemmering op voor de agrarische bestemming op Oude Nijkerkerweg 169. In de afgelopen jaren vonden hier geen agrarische activiteiten plaats. Bij hervatting hiervan is de woning belemmerend voor bepaalde agrarische activiteiten.
Fokko Kortlanglaan 150-152 en 146
Op basis van het omgevingstype gemengd en de situering van de bouwvlakken leidt het initiatief niet tot belemmeringen voor de omgeving en omgekeerd vormen functies in de omgeving geen belemmering voor dit initiatief.
Fokko Kortlanglaan 140
Dit perceel wijzigt deels van Agrarisch naar Bedrijf. De afstand tot naastgelegen bouwvlakken van woningen is in alle gevallen 10 meter of meer, zodat er geen sprake is van belemmeringen.
Fokko Kortlanglaan 132
De nieuwe woningen worden niet belemmerd door (potentieel) hinderlijke functies in de omgeving, noch vormen zij een belemmering voor bedrijfsvoeringen in de omgeving.
Fokko Kortlanglaan 126
Voor de vier recreatiewoningen die behouden blijven, verandert er vanwege de woonbestemming aan de milieusituatie niets. Wel is er sprake van dat één van deze binnen de richtafstand ligt van het bedrijf aan de Fokko Kortlanglaan 128. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat er op de perceelsgrens een scherm staat en in de recreatiewoning geen hinder wordt ervaren. Het bouwvlak biedt geen uitbreidingsruimte in de richting van het bedrijf. Ten zuiden van de beoogde woningen ligt Fokko Kortlanglaan 120-124. De woningen aan de Fokko Kortlanglaan liggen op meer dan 50 meter afstand (gemengd gebied) van de bedrijfsbestemming, waarmee rui,m wordt voldaan aan de betreffende richtafstand. De woningen vormen dan ook geen belemmering voor de bedrijfsbestemming of omgekeerd.
Fokko Kortlanglaan 120-124
Gelet op de verbreding van de groenstrook tussen dit perceel en de meest nabijgelegen woningen aan de Fokko Kortlanglaan 126 is er geen sprake van belemmeringen.
Fokko Kortlanglaan 112
De ruimte voor het aannemersbedrijf is specifiek bestemd, zodat het geen belemmering vormt voor de eigen woning of omliggende woningen.
Fokko Kortlanglaan 98 en 108
De nieuwe woningen liggen niet binnen richtafstanden van omliggende hinderlijke functies en vormen geen belemmering.
Julianalaan 123
De beoogde functie betreft een dermate lichte bedrijfscategorie dat de richtafstand in gemengd gebied 0 meter is. Er is dus geen sprake van belemmeringen.
Conclusie
Door de wijze van bestemmen van de in het plangebied aanwezige bedrijven, zoals hiervoor uiteengezet, is sprake van een goede afstemming met de omgeving.
4.6 Externe veiligheid
Algemeen
In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet de externe veiligheid worden onderzocht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel om individuele burgers en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gemeenten en provincies zijn verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Voor deze beoordeling wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In mei 2015 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
De Omgevingsdienst Noord-Veluwe heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de planontwikkelingen binnen De Driehoek te Ermelo. In Bijlage 6 van deze toelichting is een uitgebreide beoordeling van de binnen/nabij het plangebied De Driehoek 2016 gelegen risicobronnen opgenomen.
Onderzoeksresultaten
Afbeelding 10 geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij het plangebied.
Afbeelding 10: Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie
Stationaire risicobronnen
Er zijn geen stationaire risicobronnen in het plangebied gelegen. Nabij het plangebied is een propaantank (8 m3) gelegen op camping/chaletpark de Hanenburg. De plaatsgebonden risicocontour 10-6van de propaantank (12 meter) ligt niet over het plangebied. Daarmee vormt de propaantank geen belemmering voor de planontwikkelingen binnen De Driehoek 2016.
Mobiele risicobronnenPlaatsgebonden risico
Nabij het plangebied zijn twee mobiele risicobronnen gelegen, te weten de doorgaande spoorlijn Zwolle-Amersfoort en de hogedruk aardgasleiding A-510. Binnen het plangebied is één mobiele risicobron gelegen, te weten hogedruk aardgasleiding N-570-20. Uit de beoordelingsresultaten dan wel de berekeningen valt af te leiden dat het plaatsgebonden risico van de mobiele risicobronnen geen belemmering ten aanzien van de planontwikkelingen vormt.
Langs infrastructuur kan sprake zijn van plasbrandaandachtsgebieden. In geval van een calamiteit met brandbare vloeistof is het zaak rekening te houden met de ruimte die vloeistoffen hebben om zich brandend te kunnen verspreiden. Het plangebied blijkt zich volgens opgave van de VNOG buiten het PAG van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle te bevinden.
Groepsrisico
De spoorlijn Amersfoort-Zwolle heeft een invloedsgebied van 200 meter. De wijze van verantwoording van het groepsrisico (GR) is vastgelegd in de notitie "VGR voor standaard externe veiligheidssituaties". Voor de verantwoording is door de Omgevingsdienst een tekstvoorstel opgesteld. Hierin wordt verwezen naar een rapportage van Tebodin, waaruit blijkt dat er geen sprake is van meer dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico van beide mobiele bronnen mag daarom beperkt verantwoord worden. De oriëntatiewaarde wordt door de planontwikkelingen niet overschreden.
Rond hogedruk aardgastransportleiding A-510 wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 5 meter aan weerszijden van de buisleiding. Rond hogedruk aardgastransportleiding N-570-20 wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. Binnen deze zone is het niet toegestaan bouwwerken op te richten.
Verantwoording Groepsrisico
De gemeente Ermelo blijft verantwoordelijk voor de organisatie van de brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening. Hiertoe behoort het beperken en het bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij brand en ongevallen anders dan brand (Wet veiligheidsregio's).
De GHOR (Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio) is als onderdeel van de veiligheidsregio belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied. De GHOR inventariseert risico's en adviseert gevraagd en ongevraagd het bevoegd gezag hierover. In maart 2017 hebben de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland en de GHOR geadviseerd op het voorontwerpbestemmingsplan. Verwezen wordt naar de inspraaknota die als bijlage bij deze bestemmingsplantoelichting is gevoegd en naar paragraaf 9.1 van de bestemmingsplantoelichting. Het bestemmingsplan is naar aanleiding hiervan aangepast.
Het groepsrisico ten gevolge van de mobiele risicobronnen binnen/nabij het plangebied overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Met de komst van de nieuwe ontwikkelingen zal het groepsrisico niet of in zeer geringe mate toenemen.
Rond hogedruk aardgastransportleiding A-510 wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 5 meter aan weerszijden van de buisleiding. Rond hogedruk aardgastransportleiding N-570-20 wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. Binnen deze zone is het niet toegestaan bouwwerken op te richten.
Gezien de ligging van delen van het plangebied binnen het invloedsgebied van de gasleidingen en de spoorlijn is gekeken naar:
- Noodzaak van deze locatie, ruimtelijke veiligheidsmaatregelen en bronmaatregelen;
- Noodzaak en mogelijkheden te treffen objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen;
- De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater;
- De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.
Maatgevende scenario's
De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt, is een fakkelbrand, wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Noodzaak deze locatie, ruimtelijke veiligheidsmaatregelen en bronmaatregelen
Gezien er geen significante toename van het groepsrisico is en de hoogte van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt, is verder onderzoek naar alternatieve locaties niet nodig.
Noodzaak en mogelijkheden te treffen objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
Vanwege de hogedrukaardgasleiding A510, die op circa 85 meter van het plangebied ligt, kan een fakkelbrand ontstaan die tot een afstand van 430 meter aangestraalde objecten kan laten branden. Vanwege de aardgasleiding N570-20 die door het plangebied ligt, is deze afstand 140 meter. Goede ontvluchtingsmogelijkheden van deze bronnen af zijn noodzakelijk. Een dergelijke brand is beheersbaar mits voldoende primaire bluswatervoorziening aanwezig is. De brandweer kan optreden tot de 3 kW/m2 contour. Deze ligt op respectievelijk 550 meter en 180 meter afstand tot de leidingen.
Vanwege de spoorlijn is er risico op een wolkbrandexplosie (BLEVE) en toxische wolk. Om toxische dampen neer te kunnen slaan is primair bluswater nodig, ook voor secundaire branden is dit het geval. Ingeval van een BLEVE is het zaak dat binnen een straal van 330 meter een ontruiming kan plaatsvinden. De letaliteitsafstand is 90 tot 130 meter. Tot een afstand van 470 meter zijn verwondingen mogelijk. Ingeval van een toxische calamiteit is de afstand niet goed te bepalen, deze is in potentie groot.
Vanwege de propaantank en de aanvoer van propaan hiervoor is een BLEVE een mogelijk scenario. Hiervoor geldt dat binnen een straal van 240 meter tot de propaantank snel moet kunnen worden ontruimd. De letaliteitsafstand is circa 60-100 meter, binnen een afstand van 190 tot 380 meter zijn verwondingen denkbaar.
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer.
Geadviseerd is voor de bereikbaarheid van hulpdiensten rekening te houden met de NVBR-handreiking 'bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid'. Op het moment van omgevingsvergunningaanvraag wordt geadviseerd de accounthouder van het GHOR te betrekken.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Opgemerkt is dat de WAS-palen niet het gehele plangebied van De Driehoek dekken. De accounthouder is hierover geïnformeerd. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af. Tijdige alarmering is van groot belang.
Voor verbetering van de zelfredzaamheid is geadviseerd het glasoppervlak aan objecten te beperken nabij de gasleidingen en de spoorlijn. Voorts is het wenselijk de gevels van objecten nabij de gasleidingen (binnen 12,5 kW/m2) met brandwerende bekleding te bekleden. Voorts is het installeren van de nl-alert app geadviseerd en om deel te nemen aan Hartveilig Wonen, waarbij ook vrijwillige hulpverleners kunnen worden ingeschakeld bij calamiteit.
Conclusie
Geen van de aanwezige bronnen in en nabij het plangebied hebben een PR-contour in het plangebied. Wel is sprake van een groepsrisico als gevolg van de spoorlijn, de hogedrukaardgasleidingen en de propaantank (op naastgelegen camping). Het GR zal niet of zeer beperkt toenemen, toch is een beperkte verantwoording groepsrisico opgesteld. Hieruit komt naar voren dat de plangebieden voldoende bereikbaar zijn voor hulpdiensten. De primaire bluswatervoorzieningen zijn schaarser dan in stedelijk gebied. De in het plangebied aanwezige personen zijn veelal goed zelfredzaam en er zijn routes van de bronnen af. Er is risico op blootstelling aan schadelijke effecten van incidenten bij de leidingen, het spoor en de weg, derhalve kunnen zij afhankelijk zijn van hulpverleningsdiensten. Door de aanbevelingen voor zelfredzaamheid (VNOG) op te volgen, verbetert de veiligheid.
4.7 Natuurwaarden
Algemeen
Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2017 van kracht is geworden. Deze vervangt de Flora- en faunaweg, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. De provincie is in de meeste gevallen bevoegd gezag voor ontheffingen en vergunningen. Voor de Europees beschermde soorten is de bescherming niet of nauwelijks gewijzigd (Habitat- en Vogelrichtlijn en het Verdrag van Bern en Bonn). De bescherming van Natura 2000-gebieden blijft vrijwel ongewijzigd. Het is nodig te beschouwen of de voorgenomen ontwikkeling effect kunnen hebben op beschermde soorten en de Natura 2000-gebieden zoals de Veluwe en de Veluwerandmeren en of er effecten zijn te verwachten op de doelen van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelzone.
De soortenbescherming sluit aan bij de Europese regelgeving met aanvullend een nationaal deel. Alle in het wild voorkomende vogels zijn beschermd en alle soorten uit de Habitatrichtlijn (strikt beschermd). Tot slot is er nog een lijst met nationaal aangewezen 'andere soorten'. Onderdeel A bevat een verbod op het opzettelijk doden of vangen van de genoemde in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers. Onderdeel B verbiedt het opzettelijk plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van genoemde vaatplanten in hun natuurlijke verspreidingsgebied. Door het treffen van maatregelen kan worden voorkomen dat er verbodsbepalingen uit de Wnb worden overtreden en de functionaliteit van beschermde vaste rust- en verblijfsplaatsen in het geding komt. In die gevallen is geen ontheffing van de provincie nodig of geldt een vrijstelling. Bij invloed op Natura 2000-gebieden geldt dit ook en kan een zogenaamde Voortoets en een Milieueffectrapportage nodig blijken.
Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft in opdracht van de gemeente Ermelo een natuurtoets (quickscan) uitgevoerd voor de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan De Driehoek 2016, zie Bijlage 4. Voorts heeft aan de hand van onder meer locatiebezoek in 2017 een meer gedetailleerde actualisatie plaatsgevonden, deze is opgenomen als bijlage 7.
Het bestemmingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen. Deze kunnen deels positief en deels negatief uitpakken voor de aanwezige flora en fauna. Met name de groenzones/houtsingels die beogen de diverse deelgebieden inclusief bosgebieden in De Driehoek met elkaar te verbinden zijn gunstig, evenals de vijver bij het tuincentrum (in het afzonderlijke bestemmingsplan Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165 eo). Door de borging van de goede landschappelijke inpassing is er per saldo mogelijk om de natuurwaarden in het gebied te verbeteren.
Soortenbescherming
In het plangebied zijn er jaarrond beschermde soorten aanwezig, zoals bijvoorbeeld de huismus. De eekhoorn leeft in het gebied en de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger foerageren in het gebied.
Ingeval van voorgenomen kap van bomen die hoger dan 3 meter zijn en ingeval van sloop van gebouwen, is nader onderzoek nodig naar verblijfplaatsen. Indien deze aanwezig zijn kan ontheffing en kunnen maatregelen nodig zijn. Als nesten van de huismus moeten verdwijnen door de plannen, is het aanbieden van vervangende nestruimte noodzakelijk. Voor vleermuizen geldt dat de beste tijd voor sloop van gebouwen of kap van bomen in combinatie met het broedseizoen de periode vóór de overwintering het meest geschikt is (oktober, november, december).
Voor algemeen beschermde soorten en schadesoorten geldt een vrijstelling. De algemene zorgplicht (Wnb 1.11) blijft altijd van kracht.
Gebiedsbescherming
De afstand tot de Natura2000-gebieden de Veluwe en de Veluwerandmeren is respectievelijk 840 meter en 1875 meter. Geen van de relevante habitats en soorten zijn in het plangebied aangetroffen of te verwachten. De in het bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen hebben geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten. Er is geen sprake van externe werking. Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS worden niet negatief beïnvloed. De realisatie van doorlopende groenstructuren is gunstig voor diverse soortgroepen. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het GNN en GO.
Ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden zijn de volgende aanbevelingen geadviseerd:
- versterken groene randen Fokko Kortlanglaan en Julianalaan en deze aansluiten op Groene Zoom en het GNN;
- groene lijnelementen zo veel mogelijk op elkaar laten aansluiten;
- straatverlichting beperken en naar beneden richten (om rekening te houden met vleermuizen);
- bij de waterberging een plan voor landschappelijke inpassing opstellen met aantrekkelijke randen met struiken en bomen en glooiende noordoever;
- bij de herinrichting nader onderzoek doen naar de biotoopeisen van de kerkuil en steenuil voor hervestiging;
- initiatiefnemers wijzen op goedkope maatregelen ter verbetering van de leefmogelijkheden voor sommige soorten (zie bijlage 7).
4.8 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van
Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet.
De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer
aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1
september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het
belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in
situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het
is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke
aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een
gebruikelijke praktijk.
Door RAAP is voor de gehele gemeente een archeologische verwachtingenkaart opgesteld.
Archeologisch waardevolle terreinen zijn conform de archeologische verwachtingskaart
voorzien van een dubbelbestemming. Op deze wijze wordt de mogelijke archeologische
waarde van deze gebieden met voorliggend bestemmingsplan beschermd.
Historische ontwikkeling van het gebied.
Een historische kaart uit 1812 (De Man) toont dat de zuidelijke helft van het plangebied in gebruik was als heide. In de noordelijke helft is de heide ontgonnen en bestaat het voor een deel uit bouwland omgeven door hakhoutstruwelen en een kavel dennenbos. De ontginning van de heide heeft hier vrij laat plaatsgevonden. In en rond de dorpskern van Ermelo is de heide al in de middeleeuwen ontgonnen en zijn er dikke enkeerdgronden gronden ontstaan. Door langdurige bemesting met potstalmest zijn de gronden daardoor soms wel een meter hoger komen te liggen.
In het gebied De Driehoek is dit niet het geval. De latere ontginningen zijn vaak desastreus voor de daar aanwezige archeologische waarden geweest. Dat heeft te maken met het feit dat archeologische waarden, indien aanwezig, direct onder de zode aan te treffen zijn. Bij recentere ontginningen wordt de bovengrond tot circa 50 cm omgezet.
Archeologische waarden
Binnen het gebied zijn geen archeologische waarden bekend. Wel is er eind jaren ’90 van de vorige eeuw een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de aanleg van de huidige Oude Nijkerkerweg. Nagenoeg alle boringen langs de Oude Nijkerkerweg gaven een verstoord bodemprofiel te zien. De hoge archeologische verwachtingswaarde die op de zuidelijke helft van het plangebied ligt, wordt niet ondersteund door de resultaten van het archeologisch onderzoek.
Het grootste deel van het plangebied De Driehoek heeft een lage archeologische verwachting. Omdat de beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied relatief klein van aard zijn, is het niet zinvol om binnen de zone met een lage archeologische verwachtingswaarde een onderzoek te verlangen.
Voor het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde wordt ook geen archeologisch onderzoek aanbevolen. De reden hiervoor ligt in het feit dat de heide hier relatief recent is ontgonnen. Archeologisch booronderzoek voor de aanleg van de Oude Nijkerkerweg heeft aangetoond dat de bodem hier zeker een halve meter is omgezet. Er mag van worden uit gegaan dat dit verstoorde beeld ook geldt meer naar het westen toe.
Ook de aanwezige bebouwing en recente ontwikkelingen hebben zeker bodemverstoringen met zich meegebracht. De kans dat hier nog archeologische waarden in de bodem zitten, is erg klein te noemen. Daarom is voor het gehele plangebied geadviseerd geen archeologisch onderzoek te verlangen voor de ontwikkelingen die met het huidige plan beoogd worden. In dit bestemmingsplan wordt daarom geen dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen. Conform artikel 53 van de Monumentenwet is men wel verplicht om vondsten, waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat het om een archeologische vondst gaat, deze direct te melden bij de regioarcheoloog.
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Voor het eerst is er één integrale wet die betrekking heeft op museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water.
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot 1 juli 2016 geregeld in zes verschillende wetten en een regeling. Hierin hadden roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. Deze sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de noodzakelijke aanpassingen van bestaande wetten waren de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen, waarin deze specifieke wetten en regelingen zijn geïntegreerd.
Ook de Monumentenwet 1988 is overgegaan in de Erfgoedwet. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019.
De Erfgoedwet bundelt dus wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de oude wetten en regelingen golden tenminste worden gehandhaafd. De Erfgoedwet leidt niet tot andere inzichten op het gebied van archeologische waarden in het plangebied.
Cultuurhistorie
Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar een omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent, dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Monumenten
De bescherming van cultuurhistorische monumenten en door het Rijk aangewezen stads- en
dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze wet vormt de basis voor de
subsidieregelingen voor onderhoud en restauratie van gebouwde monumenten en historische buitenplaatsen. Daarnaast is een aantal beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van de Monumentenwet. Op 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd. Binnen het plangebied liggen geen Rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten. Een beschermende regeling is daarom niet noodzakelijk.
Historische geografie
De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie biedt inzicht in de cultuurhistorische
waarden van het plangebied. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van deze kaart weergegeven. In het plangebied bevinden zich geen ensembles van cultuurhistorische waarde (zoals Stads- en dorpsgezichten, landgoederen en molenbiotopen) waarvoor een juridische regeling noodzakelijk is.
De Oude Nijkerkerweg is aangewezen als een cultuurhistorisch waardevolle weg (Hanzeweg). Het verloop en de inrichting van de weg blijven vanwege dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen ontwikkelingen ongewijzigd. In het bestemmingsplan Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165, 165a en (ongenummerd) is ten behoeve van het tankstation aan de Kolbaanweg en enkele percelen aan de Oude Nijkerkerweg een 'linksaffer' opgenomen om een beperkt deel van de Oude Nijkerkerweg vanaf de Kolbaanweg te kunnen gebruiken. Daarbij is ook rekening gehouden met de huidige ligging en leidt dit niet tot een andere situering die afbreuk zou doen aan de herkenbaarheid. Overigens valt dit deel buiten het nu voorliggende plangebied.
Afbeelding 11. Cultuurhistorische waardenkaart (provincie Gelderland)
Conclusie
De kans op archeologische waarden in het gebied is zeer gering. Derhalve worden voor ontwikkelingen in het plangebied geen archeologische onderzoeken verlangd. Het is evenmin nodig een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van archeologische waarden op te nemen. In cultuurhistorisch opzicht is uitsluitend de Oude Nijkerkerweg waardevol. De ligging en inrichting blijven met dit bestemmingsplan ongewijzigd.
4.9 Verkeer en vervoer
Het plangebied wordt omringd door de Fokko Kortlanglaan, de Julianalaan, de Oude Nijkerkerweg, de Kalkoenweg en de Kolbaanweg. Aan deze infrastructuur wordt in dit bestemmingsplan niets gewijzigd.
In het plan worden verschillende ontwikkelingen meegenomen. Bij deze ontwikkelingen is beoordeeld of er negatieve gevolgen kunnen zijn voor de verkeersafwikkeling.
De komst van het benzinestation en het nabijgelegen tuincentrum aan de Oude Nijkerkerweg zou invloed kunnen hebben op de doorstroming van de Kolbaanweg. Om verkeershinder op de Kolbaanweg te voorkomen, wordt een "linksaffer" gerealiseerd wanneer men uit zuidelijke richting komt. Deze ontwikkelingen zijn vervat in het afzonderlijke bestemmingsplan Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165 e.o.
Door Goudappel Coffeng is in juli 2017 een onderzoek naar de verkeersgeneratie uitgevoerd voor het plangebied inclusief de locaties die zijn vervat in het afzonderlijke bestemmingsplan Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg eo. De rapportage is opgenomen als bijlage 8 van deze bestemmingsplantoelichting. Daarbij is een vergelijking gemaakt met de vigerende situatie en de situatie zoals deze in onderhavig bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt aan de hand van kentallen en uitgaande van een worstcase-scenario. De verkeersintensiteit is uitgedrukt in motorvoertuigen per etmaal.
| verandering verkeersintensiteit | waarvan zwaar vrachtverkeer | waarvan licht vrachtverkeer |
Fokko Kortlanglaan | 230 | 9 | 16 |
Oude Nijkerkerweg | 70 | 4 | 7 |
Julianalaan | 240 | 10 | 18 |
Kolbaanweg | 1160 | 84 | 125 |
Struikakkers | -210 | -21 | -30 |
Voor alle wegen in De Driehoek is sprake van een beperkte toename van de verkeersintensiteit, waarbij in geen van de gevallen situaties de capaciteit van de weg of een kruising wordt bereikt aangezien de verkeersintensiteit op de betreffende wegen relatief laag is. Qua intensiteit vormt de Kolbaanweg hierop een uitzondering. Er is bewust voor gekozen de functies die het meeste verkeer genereren via de Kolbaanweg te ontsluiten. Deze weg heeft een stroomfunctie en ontsluit geen percelen rechtstreeks. De capaciteit van die weg is daarvoor toereikend.
In de "Notitie Verkeerseffect aanpassing bestemmingsplan ‘De Driehoek’, vier scenario’s", d.d. 12 oktober 2017 heeft Royal Haskoning DHV beoordeeld wat de verkeerseffecten op de omgeving zijn als gevolg van de verkeersgeneratie (bijlage 12). Hiervoor heeft een modelberekening plaatsgevonden, waarbij 4 verschillende scenario’s zijn onderzocht. Het betreft 1) het scenario waarbij de Prins Hendriklaan is opengesteld én de Julianalaan 50 km/u wordt (conform het beleid in het GVVP Ermelo), 2) het scenario waarbij de Prins Hendriklaan wordt opengesteld en de Julianalaan 30 km/u blijft, 3) het scenario waarbij de Prins Hendriklaan dicht is en de Julianalaan 50 km/u wordt en 4) het scenario waarbij de Prins Hendriklaan dicht is en de Julianalaan 30 km/u blijft (zoals in 2017). Voor deze vier scenario’s is in de Notitie voor het planjaar 2030 zowel de autonome verkeersintensiteit berekend (dus zonder ontwikkeling van ‘De Driehoek’) als de verkeersintensiteit met de ontwikkeling van ‘De Driehoek’. Uit de berekeningen met het verkeersmodel blijkt dat het ontwikkelen van ‘De Driehoek’ zorgt voor een beperkte toename van het verkeer in Ermelo. Aanpassingen van het snelheidsregime op de Julianalaan en het al dan niet openstellen van de Prins Hendriklaan hebben beperkte invloed op de hoeveelheid verkeer op de wegen direct rond ‘De Driehoek’. Op de Julianalaan zelf zorgt een snelheidslimiet van 50 km/uur wel voor meer verkeer. De Julianalaan is in de huidige situatie 30 km/uur. Het openstellen van de Prins Hendriklaan voor doorgaand verkeer verhoogt de intensiteit op deze weg, maar heeft beperkte invloed op de omliggende wegen. De afwikkeling van het verkeer op de kruispunten in het studiegebied is in alle scenario’s goed en de wachttijden (lees verkeersveiligheid) zijn en blijven acceptabel.
Met betrekking tot parkeren geldt voor alle initiatiefnemers dat zij op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de geldende parkeernormen van de gemeente Ermelo. In de regels van het bestemmingsplan is deze eis opgenomen. Voor ieder initiatief is dit afzonderlijk aangetoond.
4.10 Kabels en leidingen
Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de vele functies binnen het
plangebied, is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van
binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Sommige van deze kabels en
leidingen vereisen een bepaalde afstand tot gevoelige functies. Voor het bestemmingsplan
is met name de ligging van de hoofdtransportleidingen van belang aangezien deze
gekoppeld zijn aan een bepaalde afstand die aangehouden dient te worden waarbinnen
geen bebouwing mag worden gerealiseerd.
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee relevante aardgastransportleidingen aan de
orde, te weten de in paragraaf 4.6 genoemde gasleidingen, zie hiervoor paragraaf 4.6. Voor het overige vormen kabels en leidingen geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.11 Elektromagnetische velden
Algemeen
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningsleidingen en leukemie bij kinderen tussen de 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT-magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen.
Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico’s adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches. In, of in de nabijheid van, plangebied De Driehoek 2016 bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Conclusie
Het aspect elektromagnetische velden vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.12 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onder C van de bijlage bij het besluit m.e.r. en de activiteit een drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (2011/92/EU; 13 december 2011) van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit.
In voorgaande paragrafen is ingegaan op de diverse milieuaspecten en welke invloed deze hebben. Voorgaande milieuaspecten zijn voldoende onderzocht, waarmee is aangetoond dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Op basis van het vorenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r.(beoordelings)procedure te worden doorlopen.
4.13 Trillinghinder
Trillinghinder kan effect hebben op het woon- en leefklimaat. Op 23 februari 2015 is het RIVM rapport 2014-0096: 'Wonen langs het spoor - gezondheideffecten trillingen van treinen', verschenen. In dit rapport wordt geconcludeerd dat in bestaande situaties sprake is van (ernstige) hinder en slaapverstoring bij een significant aandeel van de bevolking die woonachtig is binnen 300 m van het spoor. Daarbij spelen een aantal factoren een rol, waarbij onder meer naar voren komt dat dit met name speelt bij hoogbouw en ingeval van een drassige ondergrond.
Het plangebied ligt ten westen van de spoorbaan Amersfoort – Harderwijk. Op het spoortraject rijden zowel reizigers- als goederentreinen. In het plangebied zijn reeds woningen gelegen. Voorts zijn nieuwe woningen gepland op ten minste 35 meter afstand (tot maximaal ca. 560 meter) van het spoor.
Het betreft in alle gevallen laagbouwwoningen van ten hoogste één bouwlaag plus een kap. De bodem in het plangebied bestaat voor de bovenste ca. 20 meter uit matig grof zand.Bij de gemeente Ermelo zijn geen klachten over trillinghinder vanwege het spoor (of andere bronnen) bekend.
Voor trillinghinder gelden geen wettelijke normen als beoordelingskader, evenmin ligt er beleid vanuit andere overheden of de gemeente Ermelo. Gelet op dat geen klachten bekend zijn en er sprake is van een zandondergrond is de verwachting dat het trillingniveau ter plaatse niet tot negatieve gezondheidseffecten leidt. Wel zijn de initiatiefnemers geïnformeerd over het risico dat hiervan sprake kan zijn.
Het is aan de initiatiefnemers om in de constructieve uitwerking van het project bij de omgevingsvergunningaanvraag rekening te houden met de streefwaarden van de Richtlijn B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn” van de Stichting Bouwresearch (SBR richtlijn-B). dan wel maatregelen te treffen in de vorm van bijvoorbeeld een verstevigde (stijvere) constructie of het plaatsen van een rubberen opleglaag. De te nemen maatregelen moeten ervoor zorgen dat Vmax niet hoger dan de voelbaarheidsgrens van 0,1 uitkomt.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Visiekaart De Driehoek
De gemeenteraad heeft middels de vaststelling van de structuurvisie Ermelo 2025 de wens uitgesproken voor revitalisering van het gebied De Driehoek. Daarbij wordt met name gedacht aan het creëren van een woon-/werklandschap. Visiekaart De Driehoek is een nadere uitwerking van de structuurvisie Ermelo 2025 en is op 7 november 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.
Bij het opstellen van Visiekaart De Driehoek is een onderscheid gemaakt naar drie deelgebieden. Het betreft de ‘Kleine Driehoek’, het middengebied en de twee linten langs de Julianalaan en de Fokko Kortlanglaan.
Voor de ‘Kleine Driehoek‘ wordt met name gedacht aan het creëren van een woon/werklandschap. De
beoogde ontwikkelingen zijn combinaties van bebouwing met groene inpassing (zgn. rood/groene
functies) die via het principe van een woon/werklandschap worden gebruikt om de bestaande kwaliteiten van het landschap te verbeteren en te versterken. Deze landschappelijke versterking heeft ten doel om een robuust landschappelijk raamwerk te maken, waarbinnen rode functies kunnen plaatsvinden. Door voort te borduren op bestaande landschappelijke structuren kan dit nieuwe raamwerk ‘groene kamers’ opleveren. Per ‘groene kamer’ wordt gekeken naar de meest geschikte functie. Men kan dan denken aan zorgfuncties, kleinschalige productie en kleine zelfstandigen.
Het middengebied is vooralsnog niet in beeld voor ontwikkelingen waarbij de gemeente een leidende rol op zich neemt. Er zijn wel ontwikkelingen mogelijk, maar die zullen vooral vanuit het gebied zelf moeten komen. Bij ontwikkelingen in dit deelgebied dient altijd sprake te zijn van een forse kwaliteitsverbetering en goede landschappelijk inpassing. Bovendien past een grootschalige ontwikkeling op deze plek niet.
In de twee linten langs de Julianalaan en Fokko Kortlanglaan zijn beperkte ontwikkelingen mogelijk in de zin van wonen en werken. Bij wonen wordt gedacht aan een omvorming in de functieverandering van voormalig agrarisch grondgebruik, die op eenzelfde wijze tot stand worden gebracht zoals omschreven in de Structuurvisie Functieverandering van de gemeente. Ten aanzien van werken wordt gedacht aan beperkte uitbreiding of economische instandhouding van bedrijvigheid. De uitbreiding dient altijd in combinatie met een goede landschappelijke inpassing te worden vormgegeven.
Afbeelding 12: Visiekaart De Driehoek
Ruimtelijke kaders
Het bestaande landschappelijke raamwerk vormt het vertrekpunt voor herontwikkelingen. De
oorspronkelijke, nog zichtbare kavelstructuur is leidend. Het aanwezige groen, aan de Fokko Kortlanglaan, de Oude Nijkerkerweg en het recreatiepark De Loohof wordt uitgebreid en aangevuld.
Langs nieuw aan te leggen waterstructuren kunnen ‘wildwallen’ worden gemaakt waarvan sommige
struinpaden kunnen zijn richting de Groene Zoom. Ook fietspaden worden versterkt zodat er een goede routing ontstaan vanuit Drielanden naar Ermelo. Voor de ontwikkelingen die eventueel gaan plaatsvinden moet infrastructuur worden aangelegd. De aanleg hiervan gebeurt integraal maar kan gefaseerd plaatsvinden.
Innovatief werk/waterlandschap (I)
Een nieuwe stevige laanbeplanting langs de Kolbaanweg schermt De Driehoek af van de spoorlijn en
Veldzicht en creëert tegelijkertijd een fraai wegprofiel. Direct ten westen hiervan, ongeveer halverwege de Kolbaanweg, is er plek voor een klein werklandgoed. Er is sprake van een goede zichtlocatie. Hier bedraagt de bebouwing niet meer dan circa 15% van het kaveloppervlak en mag de bebouwing maximaal 3 lagen + kap hoog worden. Het is tevens het zoekgebied voor waterberging waarbij wordt gedacht aan slimme functiecombinaties. Omdat de komst van een waterbergbezinkvoorziening nog niet volledig is uitgewerkt, wordt een flexibele invulling aangehouden. Hierdoor kan in de toekomst op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld. Hierbij staat een kwalitatief hoogwaardige invulling van het terrein voorop.
Veldschuur (III)
Binnen dit landschappelijk kader kan een gebied ontstaan met zogeheten veldschuren waarin nevenfuncties of volwaarde werkfuncties worden verricht. Hierbij wordt gedacht aan kleine en grote units van ongeveer 30 vierkante meter tot 500 vierkante meter voor bijvoorbeeld startende ondernemers of zzp’ers. Ook zijn kleinere (ambachtelijke) bedrijfjes met 5 á 10 arbeidsplaatsen mogelijk. De kavels ontstaan al naar gelang de ontwikkelingen die zich voordoen. De bebouwing bedraagt dan niet meer dan circa 10% van het kaveloppervlak. De bebouwingstypologie is te omschrijven als veldschuren waarbij er sprake is van maximaal 1,5 bouwlaag + kap en kantoortjes met een landschappelijke uitstraling. De bestaande woningen worden gehandhaafd.
Hoge beeldkwaliteit
Langs deze rooilijnen wordt door de gemeente en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit getoetst aan een hoge beeldkwaliteit. Dat toetsingskader wordt nader bepaald in overeenstemming met de CRK en
bijgevoegd bij het nog vast te stellen bestemmingsplan in de ‘Beeldkwaliteitparagraaf’.
Nieuwe fietspaden
De gemeente streeft naar een complementair fietsnetwerk tussen de wijk Drielanden en Ermelo. De
Driehoek is hierin een belangrijke stapsteen. Op de visiekaart zijn indicatief fietspaden aangeduid. Deze fietspaden worden waar mogelijk gerealiseerd in combinatie met ontwikkelingen in het gebied, in het kader van landschappelijke inpassing en/of versterking. Waar nodig neemt de gemeente zelf een actieve rol op zich om ‘missing links’ in de fietspadenstructuur op te vullen.
Waterstructuur + zoekgebied waterberging
Binnen de gemeentegrenzen van Ermelo ontstaat bij forse regenval op diverse locaties wateroverlast. Er ontstaat een situatie van water op de straat en panden lopen onder met afvalwater. Eén van die locaties waar dit reeds meerdere malen is opgetreden, betreft de omgeving van bedrijventerrein Veldzicht. Daarom wordt in deze omgeving gezocht naar een locatie voor de realisatie van een waterberging waarin rioolwater tijdelijk kan worden geborgen (bergbezinkvoorziening). Voor een geschikte en economische haalbare oplossing is een onderzoek uitgevoerd naar diverse locaties in de directe omgeving. Daarbij is de locatie binnen het plan De Driehoek als meest geschikt naar voren gekomen. Een voorziening op deze locatie biedt o.a. de mogelijkheid om een aanvullende afvoerende watergang naar het Veluwerandmeer te realiseren. Deze aanvullende maatregel leidt tot een voldoende ruime en 'oneindige' afvoermogelijkheid, zodat bij eventuele overbelasting van de voorziening het alsnog optreden van lokale wateroverlast wordt beperkt.
Momenteel wordt gedacht aan een ‘drietraps-waterberging’. Een eerste stap is het opvangen van het
water, een tweede stap is het zuiveren van het water en ten slotte kan het water overvloeien in een
waterstructuur die het gebied als het ware dooradert. Op deze wijze wordt de waterberging op een
natuurlijke wijze in het gebied ingepast.
Watergangen
De watergangen vormen een laatste stap in de duurzame en ecologisch verantwoorde manier van
waterhuishouding zoals hiervoor is besproken. De gemeente ziet met name de kans om deze watergangen te benutten om aangename wegprofielen te creëren en de algehele blauwgroene ruimtelijke kwaliteit te versterken.
Zichtlocatie
Op de visiekaart is een zichtlocatie aangeduid. De specifieke ligging, aan de Kolbaanweg en de spoorlijn, geeft de gemeente aanleiding om hier een ontwikkeling in de sfeer van een ‘landmark’ mogelijk te maken. Hierbij wordt gedacht aan een ontwikkeling die qua schaal en functie in het gebied past.
Kleine Driehoek
Bij het opstellen van de Visiekaart was de gemeente van mening dat De Driehoek niet in één keer kon worden ontwikkeld. Daarom werd gekozen voor een fasering waarbij de zogeheten ‘Kleine Driehoek’ prioriteit kreeg. Binnen de 'Kleine Driehoek' gaat de voorkeur ook uit naar een ‘groen werklandschap’.
Ontwikkeling camping
De camping ‘De Loohof’ heeft plannen om de locatie kwalitatief op een hoger niveau te brengen. Een
woonfunctie behoort daarbij tot de mogelijkheden. De gemeente grijpt deze kans aan om orde te
scheppen in de situatie omtrent permanente bewoning op het park in relatie tot de agrarische activiteiten in de omgeving. De gemeente streeft actief naar een win-win situatie voor meerdere partijen op deze locatie.
Kleinschalige ontwikkelingen in het lint
In de linten Julianalaan en Fokko Kortlanglaan staat de gemeente kleinschalige ontwikkeling toe binnen het kader van het functieveranderingsbeleid. Ook beperkte uitbreiding van economische activiteit is mogelijk maar onder de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing. Kernwoord bij deze ontwikkelingen is kleinschaligheid.
Conclusie
De ontwikkelingen in de Kleine Driehoek zijn bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan nog niet ver genoeg gevorderd. Daarom is besloten de Kleine Driehoek buiten het bestemmingsplan te houden. Op het moment dat de ontwikkelingen verder gevorderd zijn, zal voor de Kleine Driehoek een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Op dit punt wordt dus afgeweken van de vastgestelde Visiekaart De Driehoek.
In het middengebied en aan de linten zijn diverse ontwikkelingsverzoeken ingediend bij de gemeente en bij gebleken geschiktheid verwerkt in dit bestemmingsplan.
5.2 Nieuwe ontwikkelingen
Binnen het plangebied zijn voor een aantal locaties initiatieven meegenomen:
1. Fokko Kortlanglaan tussen 98 en 108
2. Fokko Kortlanglaan 108
3. Fokko Kortlanglaan 120-122 en 124
4. Fokko Kortlanglaan 126
5. Fokko Kortlanglaan 128
6. Fokko Kortlanglaan 132 en Oude Nijkerkerweg naast 161
7. Fokko Kortlanglaan 140
8. Fokko Kortlanglaan 150-152
9. Kolbaanweg 125
10. Oude Nijkerkerweg 116-118
11. Oude Nijkerkerweg 118a
12. Oude Nijkerkerweg 153
13. Oude Nijkerkerweg 159
14. Oude Nijkerkerweg 159a
15. Oude Nijkerkerweg 171
16. Julianalaan 100, 104, 116 en Oude Nijkerkerweg 145, 147 en deels 153
17. Julianalaan 123
18. Julianalaan 130.
Voor elk initiatief is een beschrijving opgenomen in bijlage 10. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
5.3 Beeldkwaliteitsparagraaf
Omschrijving
De gewenste beeldkwaliteit van bestemmingsplan 'De Driehoek 2016' is beschreven in het document 'Beeldkwaliteitsparagraaf De Driehoek, Ermelo' dat onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan en is opgenomen als bijlage 2 van de regels.
De kern van de gewenste beeldkwaliteit is een raamwerk van bosachtig groen met daarbinnen kamers met diverse functies. Er is sprake van een ‘mozaïek-landschap’, met een onregelmatige blokverkaveling, bosplantages, lange lijnen met houtsingels, boskamers en boomwallen met daarbinnen open plekken. Een goede landschappelijke inpassing draagt bij aan de noodzakelijke kwaliteitsimpuls van het gebied.
Om dit te bereiken wordt er vooral ingezet op de structuurlijnen en het groene raamwerk. De structuurlijnen en het groene raamwerk zorgen voor een gestructureerde groene uitstraling, waarbinnen kamers zijn voor ontwikkelingen en initiatieven. De bebouwing ligt min of meer verscholen in kamers in het groen, en heeft daardoor maar beperkt invloed op het beeld.
In De Driehoek spelen meerdere initiatieven. Deze zijn verschillend van aard, hebben verschillende eigenaren en de periode waarin de eigenaren hun initiatief willen realiseren, zal uiteen lopen. De transformatie van het gebied zal daarom meerdere jaren in beslag nemen. De uitdaging ligt erin om deze reeks van grotere en kleinere ontwikkelingen in een samenhangend ruimtelijk raamwerk tot stand te brengen. Omdat er over een langere periode en door verschillende partijen wordt ontwikkeld, is de beeldkwaliteitsparagraaf een belangrijk instrument om de eenheid in de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te behouden en te versterken. De beeldkwaliteitsparagraaf is een van de middelen om een kwaliteitsimpuls tot stand te brengen. Gelijktijdig kan de beeldkwaliteitsparagraaf ook een communicatie-instrument zijn om initiatiefnemers en potentieel gegadigden op één lijn te krijgen.
Om juridische waarborgen op te nemen voor de realisatie van de landschappelijke inpassing is er in de anterieure overeenkomsten per planinitiatief een koppeling gelegd met de beeldkwaliteitsparagraaf. De Beeldkwaliteitsparagraaf De Driehoek is als Bijlage 2 bij de planregels opgenomen.
Daarnaast zijn in de planregels voor een aantal ontwikkelingen voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Deze komen er op neer dat binnen drie jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de landschappelijke inpassing gerealiseerd dient te zijn overeenkomstig de zogenaamde 'regels en richtlijnen' uit hoofdstuk 5 en van de Beeldkwaliteitsparagraaf De Driehoek.
Hoofdstuk 6 Retrospectieve toets
6.1 Inleiding
Momenteel gelden voor het plangebied De Driehoek 2016 meerdere bestemmingsplannen. Het betreft het gebiedsdekkende bestemmingsplannen 'De Driehoek' (1978) met diverse herzieningen en wijzigingsplannen op dat moederplan. Daarnaast zijn bestemmingsplannen als 'Recreatieterreinen', 'Fietspad Julianalaan' en 'Tweede Verbindingsweg' gedeeltelijk in het plangebied gelegen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop vigerende bestemmingen en aanduidingen in het nieuwe plan terugkomen, waarbij voldaan wordt aan de RO-standaarden die gelden vanuit de SVBP. In de retrospectieve toets zijn de regels en plankaarten van de regelingen, zoals opgenomen in paragraaf 1.3, betrokken.
Deze retrospectieve toets vormt de basis voor de regels en verbeelding die voor het nieuwe bestemmingsplan zijn opgesteld. Grotere ontwikkellocaties komen in paragraaf 6.2
aan bod.
6.2 Functies
Per functie zijn de vigerende bestemmingen beschouwd en is een beoordeling gemaakt op welke wijze de functie conform de SVBP bestemd kan worden. Onderstaande toelichting gaat in op bestemmingen of aanduidingen waarop een nadere onderbouwing nodig is.
6.2.1 Agrarisch
In het geldende bestemmingsplan De Driehoek is de bestemmingen 'Agarische doeleinden' opgenomen voor de agrarische bedrijven en agrarische gronden. Binnen deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in Agrarisch gebied, Agrarisch gebied zone A en Agrarisch gebied zone B. Gronden aangewezen als 'Agrarisch gebied' zijn bestemd voor akkerbouwbedrijven, weidebouwbedrijven, veeteeltbedrijven en kwekerijen van bloemen en planten. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn niet mogelijk. Gronden gelegen in zone A zijn mede bestemd voor pluimveefokkerijen en pluimveehouderijen. Gronden in zone B zijn mede bestemd voor pluimveefokkerijen, pluimveehouderijen, kalverfokkerijen, kalvermesterijen, varkensfokkerijen en varkensmesterijen. Per bouwperceel is ten behoeve van één bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
Op het perceel Oude Nijkerkerweg 159A is een kalvermesterij aanwezig. Het perceel ligt in zone B, waar een kalvermesterij is toegestaan. De eigenaar wenst de agrarische activiteiten, waarvan al decennialang sprake is op deze locatie, voort te blijven zetten en uit te breiden.
Vrijwel alle bestaande bebouwing blijft behouden en op het achterterrein wordt een extra stal gerealiseerd van 1.300 m2. Deze stal, met een goothoogte van 2,7 m en een bouwhoogte van 7,8 m, moet ruimte bieden aan maximaal 536 kalveren. Het resterende terrein achter de nieuw te bouwen stal blijft groen en krijgt een invulling met meer bos. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de geldende mogelijkheden binnen het bouwvlak overgenomen. Het bedrijf kan de gewenste uitbreiding realiseren, omdat de bouwhoogte hiertoe is aangepast. Het bedrijf wordt hierdoor niet beperkt in de bedrijfsvoering.
Op andere percelen blijft de agrarische bestemming behouden, ondanks het feit dat er geen agrarisch bedrijf meer actief is. Dit is het geval op perceel Oude Nijkerkerweg 169. Voor het overige is er plaatselijk sprake van onbebouwd agrarisch gebied (weide), zoals aan de Oude Nijkerkerweg120. Hier is de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak opgenomen waarbij het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen is toegestaan. Gebouwen zijn hier niet toegestaan, met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van extensieve dagrecreatie. Voor de voormalige agrarische bedrijfswoning Oude Nijkerkerweg 120 is een woonbestemming opgenomen. Ook aan de noordzijde van het gebied, de gronden behorend bij Vierhouten behouden deels een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Deze krijgen een meer landschappelijke inpassing, wat binnen de agrarische bestemming mogelijk is.
Bedrijfswoningen
In het geldende bestemmingsplan 'De Driehoek' zijn bedrijfswoningen toegestaan en het plan bevat een vrijstellingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden realiseren van een tweede bedrijfswoning. De mogelijkheid voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning wordt in het nieuwe plan geschrapt. De bestaande legaal aanwezige bedrijfswoningen zijn positief bestemd (aangeduid).
6.2.2 Bedrijven
In bestemmingsplan De Driehoek en de diverse wijzigingen daarop is de bestemming 'Ambacht en handel' opgenomen. Op de plankaart is door middel van een codering de nadere bestemming aangegeven. De nadere bestemmingen bestaan uit: autosloperij en handel in onderdelen van gesloopte auto's, pluimveeslachterij, autotransportbedrijf. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan.
Binnen de bebouwingsvlakken geldt een bebouwingspercentage dat op de plankaart is aangegeven. Ook de maximale hoogte van de bouwwerken is op de plankaart gegeven. Voor bedrijfswoningen geldt een inhoud van maximaal 500 m3 en een goot- en bouwhoogte van 3,5 m respectievelijk 8 m.
Door middel van een vrijstelling zijn andere nadere bestemmingen mogelijk, mits dit geen gevolgen dan wel uitsluitend gunstige gevolgen heeft voor het milieu van de omgeving. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor een bedrijfswoning tot 1.000 m3.
De bestaande bestemming 'Ambacht en handel' wordt conform de SVBP 'Bedrijf'. Voor de verschillende functies worden aanduidingen opgenomen. Maatvoeringen worden aangegeven op de verbeelding.
De bedrijven zijn in het geldend bestemmingsplan specifiek aangeduid. Dit betekent dat alleen de aangeduide bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. De gemeente wil binnen de bestemming Bedrijf meer flexibiliteit bieden, zonder dat hinder ontstaat op de omgeving. Daarom worden naast de legaal aanwezige bedrijfsactiviteiten ook bedrijven in de categorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG, bedrijven en milieuzonering, uitgave 2009) bij recht toegelaten. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is als basis gehanteerd voor de toegelaten bedrijfsactiviteiten en is opgenomen als bijlage bij de regels. Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.2 en hoger zijn niet opgenomen in de lijst, omdat deze vanuit milieutechnisch oogpunt niet gewenst zijn binnen het plangebied.
De volgende bedrijfsactiviteiten zijn expliciet niet toegestaan binnen de bestemming Bedrijf: (grootschalige) detailhandel, grote lawaaimakers, zelfstandige kantoren, m.e.r.-(beoordelings)plichtige
bedrijven, vuurwerkbedrijven en Bevi-bedrijven. Aanvullend zijn agrarische bedrijfsactiviteiten, nutsdoeleinden en gevoelige functies (zoals maatschappelijke functies), niet toegestaan.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is hierop aangepast.
Op de verbeelding zijn bestaande bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn binnen deze categorieën voorzien van een aanduiding. Dit betekent dat aanvullend op bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 t/m 2 ook de aangeduide activiteit is toegestaan. Middels een afwijkingsbevoegdheid is milieucategorie 3.1 afweegbaar gelet op het gemengde karakter van delen van het plangebied.
Buitenopslag is niet toegestaan gezien de grote impact op het landschappelijke beeld.
Specifieke bedrijfsactiviteiten
Voor enkele bedrijven zijn op grond van de geldende planologische regelingen specifieke bestemmingen opgenomen, waarbij aangesloten is bij de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende regelingen. Gezien de ruimtelijke uitstraling is uitwisseling in andere bedrijfsfuncties niet op voorhand mogelijk. Het betreffen de volgende bedrijfsbestemmingen:
- Bedrijf - Pluimveeslachterij;
Bedrijfswoningen
De geldende bestemmingsplannen staan bedrijfswoningen toe, met maximaal één bedrijfswoning per bedrijf. De bestaande bedrijfswoningen zijn daarom positief bestemd (aangeduid), waarbij de vigerende bouwmogelijkheden zijn gerespecteerd. Nieuwe bedrijfswoningen worden ook (minimaal) toegestaan.
Bouwregels
De bestaande bebouwingspercentages en bouwhoogtes zijn in het nieuwe plan gerespecteerd. Maatvoeringen zijn zoveel mogelijk aangegeven op de verbeelding.
6.2.3 Bos en groen
In de geldende bestemmingsplannen zijn de bestemming Bos en Groen op een aantal plaatsen aanwezig. Deze blijven in het plangebied behouden en worden als zodanig bestemd. Daarnaast wordt ter plaatse van een aantal ontwikkelingen groen toegevoegd dat als zodanig wordt bestemd. Waar wenselijk zijn te realiseren en te behouden houtsingels aangeduid.
6.2.4 Recreatie
Het geldende bestemmingsplan "Recreatieterreinen" kent aan een aantal percelen aan de Fokko Kortlanglaan de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' met de 'specifieke bouwaanduiding - hoge dichtheid' toe. Alle terreinen met verblijfsrecreatie worden ontwikkeld en hier komen andere functies voor terug. In dit bestemmingsplan is de bestemming Recreatie dan ook komen te vervallen.
6.2.5 Verkeer
Er gelden diverse vigerende verkeersbestemmingen: bestemmingsplan "Tweede Verbindingsweg" kent de bestemming 'Verkeersdoeleinden', 'Fietspaden' en 'Groen' en bestemmingsplan "Fietspad Julianalaan" gebruikt de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen'. Bestemmingsplan "De Driehoek" maakt gebruik van de bestemmingen 'Verkeersdoeleinden (globaal)', 'Wegen' en 'Verkeersgroen'.
Voor de diverse wegen binnen het plangebied is het profiel vastgelegd, waarbij ook de bermen zijn aangegeven.
Een gelijke wijze van bestemmen heeft de voorkeur, waarbij over het algemeen geldt dat een ruim bestemmingsvlak met brede bestemmingsomschrijving voorkomt dat bij eventuele wijzigingen aan een profiel er nieuwe ruimtelijke procedures nodig zijn. In onderhavig bestemmingsplan is er, om de geluidniveaus van wegen binnen de perken te houden, toch voor gekozen om de rijbanen voor Verkeer danwel Verkeer - Verblijfsgebied te bestemmen en de fietspaden, bermen en sloten de bestemming Groen mee te geven. Voorts is onderscheid gemaakt in de bestemming voor doorgaande routes en niet-doorgaande routes, zoals de Oude Nijkerkerweg en de Fokko Kortlanglaan. Ter plaatse van de niet-doorgaande routes wordt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Voor de bermen van de Fokko Kortlanglaan en de Oude Nijkerkerweg is de bestemming 'Groen' opgenomen, zoals vigerend. Behalve het behouden van het groen is dit in onderhavig plan ook vanwege de beperking van wegverkeerslawaai opgenomen.
6.2.6 Wonen
De bestaande woningen in het plangebied hebben in de vigerende bestemmingsplannen de bestemmingen 'Eengezinshuizen', 'Erven' en 'Tuinen'. In het nieuwe bestemmingsplan worden 'Eengezinshuizen' en 'Erven' samengevoegd tot de bestemming 'Wonen' conform de RO-standaarden.
De bestemming 'Tuin' ligt in de vigerende plannen vaak om de woonbebouwing heen. In het nieuwe plan wordt de bestemming Tuin aan de voorzijde van de woning gelegd tot 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan. Op hoeksituaties wordt bekeken hoe de bestemming Tuin en Wonen het beste neergelegd kunnen worden.
In onderhavig bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in drie typen woonbestemmingen, nl. de reguliere woonbestemming voor vrijstaande woningen, een bestemming Wonen - 1 voor het plan voor wonen op de Loohof en de zogenaamde 'kleine' woning (Wonen - 2) die tot 400 m3 inhoud mag bevatten.
Per woning wordt, bij Wonen en Wonen -2 een bouwvlak opgenomen met een diepte van 15 meter en de bestaande breedtemaat van het hoofdgebouw. Afhankelijk van de perceelsgrootte bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken 15% van de perceelgrootte tot een maximum van 200 m2. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om meer bijbehorende bouwwerken toe te staan. Voorwaarde is dat bestaande bebouwing moet worden gesloopt waarvoor een bepaald percentage mag worden teruggebouwd. De sloop moet aantoonbaar een bijdrage leveren aan de landschappelijke sanering. Deze erfbebouwingsregeling is ook in andere bestemmingsplannen binnen de gemeente Ermelo vigerend.
Noodwoningen
In het plangebied komen ook enkele noodwoningen voor. Na de oorlog, in de tijd van de wederopbouw en de grote woningnood die toen heerste, zijn onder andere schuren, vakantiehuisjes en bakhuisjes omgebouwd tot én in gebruik genomen als noodwoning. Ook in de jaren daarna zijn verschillende van dergelijke opstallen omgebouwd én in gebruik genomen als noodwoning. Niet alleen de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan voor De Driehoek, waarin binnen de planperiode uitvoerbare bestemmingen moeten worden toegekend aan de gronden, maar ook enkele verzoeken van initiatiefnemers in het gebied nopen er toe dat de gemeente een standpunt moet innemen met betrekking tot deze noodwoningen.
Binnen de plangrenzen van De Driehoek 2016 zijn de volgende noodwoningen aangetroffen:
- Oude Nijkerkerweg 118a
- Oude Nijkerkerweg 159a
- Julianalaan naast 116 (2 stuks)
- Fokko Kortlanglaan 126 (3 stuks)
De noodwoningen zijn beoordeeld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde “Beleidsnotitie noodwoningen”. Desondanks blijft per geval maatwerk nodig.
Oude Nijkerkerweg 118a
De noodwoning aan de Oude Nijkerkerweg 118a ligt in het bestemmingsplan De Driehoek en heeft de bestemming ‘Agrarisch gebied zone B’, met de aanduiding ‘niet toegelaten woning’. Uit de opname van 1973 blijkt dat de opstal in gebruik is genomen als noodwoning. Uit de bewonersgeschiedenis blijkt dat de opstal in ieder geval vanaf 1981 ononderbroken bewoond wordt. De noodwoning voldoet daardoor niet geheel aan de definitie van noodwoning zoals gesteld in de
“Beleidsnotitie noodwoningen”, aangezien de bewoning voor zo ver bekend gestart is na het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan. De noodwoning wordt echter al zo lang structureel bewoond, dat de deze toch aan de hand van de beleidsnotitie is beoordeeld. Gelet op de hierin opgenomen uitgangspunten is het uitgangspunt gehanteerd de opstal te bestemmen als volwaardige woning. In overleg met de eigenaar is gekeken naar de mogelijkheden voor het ter plaatse positief bestemmen van de woning of verplaatsing hiervan in de richting van de Oude Nijkerkerweg. Gelet op de hinderfactoren in de omgeving en het beoogde bergbezinkbassin aan de Oude Nijkerkerweg 116 is een verplaatsing in westelijke richting, meer naar de Oude Nijkerkerweg toe, het meest gunstig gebleken. Hierbij is gekozen voor een reguliere woonbestemming, waarbij dan ook het gangbare kostenverhaal is gehanteerd.
Oude Nijkerkerweg 159a
De noodwoning aan de Oude Nijkerkerweg 159a ligt in het bestemmingsplan De Driehoek en in het bestemmingsplan “Wijziging 2 De Driehoek”. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch gebied zone B’. Uit de opname van 1973 blijkt dat de opstal in gebruik is genomen als noodwoning. Uit de bewonersgeschiedenis blijkt dat de opstal nagenoeg ononderbroken bewoond wordt als bedrijfswoning. Als gevolg daarvan kan niet zonder meer gesteld worden dat de opstal voldoet aan de definitie van noodwoning, zoals gesteld in de “Beleidsnotitie noodwoningen”. De woning is wel aan te merken als plattelandswoning. In het bouwvlak is rekening gehouden met ruimte voor een bouwkundig verbeterde woning.
Julianalaan naast 116
De noodwoning aan de Julianalaan naast 116 ligt in het bestemmingsplan De Driehoek en in het bestemmingsplan “Wijziging 2 De Driehoek”. Het perceel heeft de bestemmingen eengezinshuizen, erven en tuinen. De opstal is in 1961 gebouwd. Uit de bewonersgeschiedenis blijkt de opstal sinds 1970 ononderbroken bewoond te worden. De noodwoning werd dus al voor het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan bewoond en wordt nog steeds bewoond. De noodwoning voldoet daardoor aan de definitie van noodwoning zoals gesteld in de “Beleidsnotitie noodwoningen” en is hieraan getoetst. Op basis van het beleid kan de noodwoning bestemd worden als een volwaardige woning. Deze noodwoning wordt meegenomen in het gezamenlijke initiatief van familie Esveld, Bruining en Tomassen voor de percelen Julianalaan 100, 104 en 116 en Oude Nijkerkerweg 145, 147 en het achterterrein van 153.
Fokko Kortlanglaan 126 (3 noodwoningen)
De noodwoningen liggen in het bestemmingsplan “Fokko Kortlanglaan 126” en het perceel heeft de bestemming ‘Recreatiebedrijf’. De noodwoningen voldoen niet aan de definitie van noodwoning zoals gesteld in de “Beleidsnotitie noodwoningen”, aangezien bewoning voor zo ver bekend is gestart is na het van kracht worden van het geldende bestemmingsplan en uit de bewonersgeschiedenis niet kan worden geconcludeerd dat deze ononderbroken bewoond zijn geweest. Met enige coulance is aan te tonen dat één woning ononderbroken bewoond kan zijn geweest. De eigenaar heeft een initiatief ingediend om het terrein op te schonen en de recreatieve functie te beëindigen. Daarbij worden zeven bestaande recreatiewoningen geamoveerd en zijn vier zogenaamde 'kleine' nieuwe woningen beoogd in een ruime setting met goede landschappelijke inpassing. Aan dit initiatief is medewerking verleend en op het voormalige recreatieterrein is vier maal de bestemming 'Wonen -2' opgenomen.
Julianalaan 134
Aan de Julianalaan 134 stonden in het verleden drie noodwoningen. Deze woningen zijn gesloopt en in ruil daarvoor mochten de eigenaren één volwaardige woning terugbouwen. Toen daarna elders bij
vergelijkbare gevallen noodwoningen één-op-één omgezet mochten worden naar volwaardige woningen, hebben de eigenaren het verzoek tot de gemeente gericht om voor de twee gesloopte noodwoningen alsnog twee volwaardige woningen terug te krijgen. In reactie hierop heeft
de gemeente een toezegging gedaan dat op het perceel tussen Fokko Kortlanglaan 98 en 108 in het
nieuwe bestemmingplan De Driehoek een woonbestemming zou worden opgenomen ten behoeve van
twee woningen.
Hoofdstuk 7 Juridische planopzet
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het
juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels
over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch
bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende
werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms
voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.
- In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
- In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelregel en de algemene afwijkingsregels.
- Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.
7.2 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Op enkele begrippen wordt hieronder nader ingegaan.
Achtererfgebied
Het begrip achtererfgebied is van belang om duidelijk te hebben waar (vergunningvrije)
bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd.De definitie van het achtererfgebied is in 2013 aangepast. De aanpassing betekent dat de begrenzing van het achtererf evenwijdig loopt aan het openbaar gebied. Ter verduidelijking is de tekening uit de Nota van toelichting op het besluit hieronder opgenomen.
Afbeelding 13. Achtererfgebied
Bedrijfswoning
Door de toegenomen mogelijkheden voor technische hulpmiddelen in de vorm van
bedienings-, controle-, communicatie- en alarmeringsapparatuur is de noodzaak voor de
continue fysieke aanwezigheid bij het bedrijf sterk afgenomen. In de definitie van
'bedrijfswoning' is dit noodzakelijkheidscriterium daarom zodanig aangepast dat
aangetoond moet worden dat de bewoner van de bedrijfswoning duurzaam bij de
dagelijkse bedrijfsvoering is betrokken. Dit is het geval als er binnen het bedrijf
werkzaamheden zijn, bijvoorbeeld in de vorm van toezicht, die structureel (dagelijks)
buiten de gebruikelijke arbeidstijden én niet op tevoren vaststaande tijdstippen
uitgevoerd dienen te worden.
Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
In de bouwregels van het voorliggende bestemmingsplan kan naast de voorgeschreven
maatvoering worden aangegeven dat tevens de bestaande bouwhoogte, goothoogte of
oppervlakte is toegestaan als deze afwijkt van de voorgeschreven maatvoering. Hiermee
wordt bedoeld dat de afwijkende bebouwing 'positief' is bestemd, mits de bebouwing met
een omgevingsvergunning voor het bouwen is gebouwd of nog kan worden gebouwd met
een inmiddels verleende vergunning. Illegaal gebouwde bouwwerken worden dus niet tot de
bestaande bebouwing gerekend. De afwijking in de bouwhoogte, goothoogte of
oppervlakte mag niet worden vergroot.
Een soortgelijke regeling geldt voor situaties waarin het bestaande gebruik is toegestaan.
Bijvoorbeeld in de bestemming 'bedrijf' zijn bij recht bedrijven toegestaan in de
milieucategorieën 1 en 2. De bestaande bedrijven die niet in deze milieucategorieën
passen, zijn in het voorliggende bestemmingsplan wel positief bestemd.Bijvoorbeeld een bestaande pluimveeslachterij, een bedrijf van milieucategorie 3.1, heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pluimveeslachterij' gekregen. De huidige activiteiten, alsmede milieucategorie 1 en 2 activiteiten, mogen bij recht worden voortgezet, maar andersoortige activiteiten van milieucategorie 3.1 zijn niet toegestaan op deze plaats.
De definitie van 'bestaand' geldt niet voor bebouwing en gebruik dat onder het
overgangsrecht valt. Het overgangsrecht is opgenomen voor bebouwing en functies die in
het nieuwe bestemmingsplan zijn wegbestemd. Het wegbestemmen van bebouwing of
functies is aanvaardbaar als voldoende aannemelijk is dat de met het nieuwe plan
strijdige situatie binnen de planperiode (tien jaar) zal worden beëindigd, bijvoorbeeld door
aankoop of onteigening. Is dat niet het geval dan moet het plan in beginsel in een
'positieve' bestemming conform de bestaande situatie voorzien. Het overgangsrecht ziet
met betrekking tot het gebruik op de voortzetting van het van de bestemming afwijkende
gebruik. Dit is anders als het gebruik betreft dat onder het vorige plan in strijd was met
de gebruiksvoorschriften. In dat geval valt dat strijdige gebruik niet onder het
overgangsrecht.
Illegale bouwwerken zijn van het overgangsrecht uitgezonderd. Voor een oorspronkelijk
illegaal bouwwerk kan nooit via het overgangsrecht (alsnog) een vergunning voor het
bouwen worden verleend. Wijkt een bouwwerk alleen qua situering of maatvoering af van
de nieuwe bestemming, dan mogen die afwijkingen niet worden vergroot. De
bouwmogelijkheden op grond van de overgangsbepaling heeft alleen betrekking op dat deel
dat afwijkt van de bestemming.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven
maatvoeringen gemeten moeten worden.
7.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten 12 bestemmingen.
De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.
De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:
Artikel 3 Agrarisch
Deze gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik of voor hobbymatig agrarisch gebruik. Voor twee percelen is er sprake van een agrarisch bouwvlak; Oude Nijkerkerweg 159 en Oude Nijkerkerweg 169. Ter plaatse van de Oude Nijkerkerweg 159 is een kalvermesterij gevestigd. Deze is positief bestemd en krijgt met het oog op de toekomst enige ruimte voor verdere ontwikkeling en modernisering, waarbij dan tevens een investering in de landschappelijke kwaliteit plaatsvindt door de aanleg van bos op het achterste deel van het perceel. In de regels is een plafond opgenomen voor het aantal dieren danwel de stikstofemmissie om te waarborgen dat geen nadelige effecten optreden in Natura2000 - gebieden De Veluwe en de Veluwerandmeren. Ter plaatse van de Oude Nijkerkerweg 169 is de situatie positief bestemd met inbegrip van een bouwvlak. Momenteel vinden weliswaar geen agrarische activiteiten plaats, er zijn echter geen redenen om aan te nemen dat hier een verandering van het gebruik is gewenst.
In het plangebied liggen voorts nog enkele agrarische gronden zonder bouwvlak. Bebouwing is hier niet toegestaan, met uitzondering van schuilgelegenheid voor vee en kleine gebouwtjes. Om de openheid van het gebied zoveel mogelijk in stand te kunnen laten is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen waarmee de aanleg van opgaande beplanting, het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverharding, alsmede het dempen en graven van waterlopen wordt gereguleerd.
Ten behoeve van het realiseren van een bergbezinkvoorziening ten noorden van de Kalkoenweg, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze is echter opgenomen in de Algemene aanduidingsregels, zie paragraaf 7.4.
Artikel 4 Bedrijf
De in het plangebied gelegen bedrijven (niet agrarisch) zijn positief bestemd. Binnen de bestemming 'Bedrijf', waarin alle solitaire bedrijven zijn gevat, zijn alle voorkomende bedrijven specifiek aangewezen. Naast de legaal aanwezige bedrijfsactiviteiten zijn bedrijven in de categorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (VNG, bedrijven en milieuzonering, uitgave 2009) bij recht toegelaten. Op de verbeelding zijn de aanvullende bedrijfsactiviteiten aangeduid.
De volgende bedrijven zijn expliciet niet toegestaan: (grootschalige) detailhandel, grote lawaaimakers, zelfstandige kantoren, m.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven, vuurwerkbedrijven, en Bevi-bedrijven.
Bij de bedrijven is een bedrijfswoning toegestaan, mits deze op de verbeelding is aangeduid. Ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.
Tot slot is een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om een ander bedrijf toe te kunnen staan dan nu aanwezig, tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die is opgenomen in Bijlage 3 'Staat van bedrijfsactiviteiten' en die qua milieubelasting kunnen worden gelijk gesteld aan categorieën 1 en 2. In deze Staat
zijn bedrijfsactiviteiten opgenomen die passend worden geacht op De Driehoek. De Algemene VNG lijst van bedrijfsactiviteiten is daarop gescreend door bijvoorbeeld agrarische activiteiten te schrappen evenals detailhandel, hotels en dergelijke. Tevens zijn scholen, ziekenhuizen en sportvoorzieningen geschrapt, die op die gemengde terrein niet wenselijk zijn binnen een bedrijfsbestemming.
Voor enkele percelen is de aanduiding 'opslag' opgenomen om te regelen dat hier geen geurgevoelige activiteiten plaatsvinden. Het gaat hier uitsluitend om bedrijfsbestemmingen die liggen op locaties met een hoge geurbelasting.
Artikel 5 Bos
De gronden waarop bos aanwezig is, zijn als zodanig bestemd. Voorts is de bestemming Bos opgenomen voor gronden waar Bos zal worden aangelegd, zoals bijvoorbeeld op delen van percelen Fokko Kortlanglaan 132/Oude Nijkerkerweg 163 en Oude Nijkerkerweg 159. Behalve bos is extensieve recreatie toegestaan en paden. Ook is de bescherming van natuur- en landschapswaarden als doeleinde genoemd. In het beeldkwaliteitplan, behorend bij de regels, zijn kwalitatieve eisen opgenomen voor de soortensamenstelling en wijze van aanplant. Ook in de voorwaardelijke verplichting is deze koppeling in de regels geborgd. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos - verblijfsrecreatie" is een recreatiewoning toegestaan die permanent gebruikt mag worden.
Artikel 6 Gemengd
De bestemming Gemengd is opgenomen voor de ontwikkeling van de locatie Oude Nijkerkerweg 145, 147, 153 en Julianalaan 100, 104, 116. Binnen deze ontwikkeling ligt op de voorerven de nadruk op woonfuncties, op de achtererven op werkfuncties. Deze erven worden gescheiden door groene open ruimten en door lijnbeplanting. Hierdoor ontstaat een woonwerklandschap in een groene setting. Het schetsplan is uitgewerkt in een verkaveling op korte termijn en op langere termijn, waarbij de grote loods op het perceel Oude Nijkerkerweg 153 plaats moet maken voor meer kleinschalige bebouwing. Door gebruik te maken van de bestemming Gemengd, wordt een zekere mate van flexibiliteit geboden. Terwijl tevens rekening is gehouden met de minimaal benodigde milieuafstanden. Binnen deze bestemming is ruimte voor dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en categorie 2 indien aangeduid. Ook zijn een beperkt aantal zorgwoningen en/of bedrijfswoningen toegestaan.
Voor enkele percelen is de aanduiding 'opslag' opgenomen om te regelen dat hier geen geurgevoelige activiteiten plaatsvinden. Het gaat hier uitsluitend om de percelen die liggen op locaties met een hoge geurbelasting.
Artikel 7 Groen
De bestemming Groen is van toepassing op groenvoorzieningen in het plangebied en gericht op de bescherming van groene waarden. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Tevens is deze bestemming opgenomen voor de bermen van wegen, waar ook watergangen en fietspaden liggen. Waar houtsingels zijn beoogd, zijn deze op de verbeelding aangeduid. Voor de kwaliteitseisen aan deze singels wordt verwezen naar het beeldkwaliteitplan dat als bijlage van de regels is opgenomen. Centraal in het plangebied is een functieaanduiding voor fietspad opgenomen om de realisatie van een fietspad en watergang hier mogelijk te maken.
Artikel 8 Horeca
Het binnen het plangebied gelegen horecabedrijf is positief bestemd. Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de toegestane situering en de maatvoering.
Artikel 9 Tuin
In het plangebied komt de bestemming Tuin voor in combinatie met de andere bestemmingen. Binnen de bestemming Tuin zijn geen gebouwen maar wel kleine uitbouwen van het hoofdgebouw, in de vorm van erkers, mogelijk. Uitzondering hierop vormen de gronden op het achterterrein van de Fokko Kortlanglaan 126. Ter plaatse zijn in de bestemming tuin vlakken opgenomen waar bijgebouwen tot maximaal 30 m2 grootte zijn toegestaan ten behoeve van de aangrenzend gelegen woningen.
Artikel 10 Verkeer en Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De bestemming is gelegd over de hoofdrijbanen en niet over bijbehorende bermen, groen en watergangen. Hoewel hier normaliter wel voor wordt gekozen, is het in dit plangebied zaak de ligging specifiek vast te leggen met het oog op de geluidbelasting die het verkeer veroorzaakt. Het treffen van (dure) maatregelen is dan niet nodig.
Artikel 12 Wonen en Artikel 13 Wonen - 1 en Artikel 14 Wonen -2
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle grondgebonden woningen opgenomen. De gronden zijn in eerste instantie bestemd voor wonen in woonhuizen. Daarnaast is er ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel voor een aan huis verbonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is. Voor één locatie, Fokko Kortlanglaan 112, is een specifieke aanduiding opgenomen om de daar gevestigde aannemer bij wijze van uitzondering te kunnen blijven toestaan.
Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, behalve waar door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is toegestaan. Dit laatste is alleen mogelijk binnen de bestemming Wonen - 1, die specifiek geldt voor de te ontwikkelen woningen op de Loohof. Woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Voor de bijbehorende bouwwerken geldt dat er een koppeling is tussen de omvang van het perceel en de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat op grotere percelen meer m² bebouwing is toegestaan.
Voor vier woningen aan de Fokko Kortlanglaan is een zogenaamde 'kleine' woning met een maximuminhoud van 400 m3 toegestaan, wat is geregeld in de bestemming "Wonen - 2", een en ander op een wijze zoals dit is opgenomen in het bestemmingsplan voor de agrarische enclaves en Speuld. Uitsluitend bij de woningen aan de Fokko Kortlanglaan 126 (achterterrein) is de mogelijkheid opgenomen om bijgebouwen in de bestemming Tuin te realiseren, aangezien het zij- en achtererfgebied hiervoor te beperkte mogelijkheden biedt.
Sloopregeling voor bijbehorende bouwwerken
Er is een regeling opgenomen dat de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning gedeeltelijk mag worden teruggebouwd na sloop. Met deze regeling wordt gestimuleerd dat bestaande ontsierende bebouwing wordt gesloopt. Het gaat daarbij vaak om voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen. Met deze sloopregeling wordt afgeweken van de planologische regeling in voor bijbehorende bouwwerken. In de bouwregels is namelijk geregeld dat bij recht een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mogelijk is. Deze oppervlakte is gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel en aan een bebouwingspercentage van het achtererfgebied. Als de huidige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt, dan valt dit onder het overgangsrecht.
Voorbeeld:
Stel dat er 400 m2 aan bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel aanwezig is. Het bouwperceel is groter dan 3.000 m2. De bouwregels geven aan dat op een bouwperceel van deze omvang een oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 200 m2 is toegestaan, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De bewoner van het perceel wil 150 m2 van de totale oppervlakte slopen. In afwijkende regeling voor sloop is aangegeven dat bij sloop vanaf 125 m2 bebouwing voor 40% mag worden teruggebouwd, tot een maximale oppervlakte van 75 m2. Dit betekent dat 60 m2 nieuw mag worden teruggebouwd. De totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op dit perceel bedraagt na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dan nog 400-150 + 60 = 310 m2. Van deze oppervlakte is 200 m2 bij recht toegestaan, voor 110 m2 geldt dat dit onder het overgangsrecht valt.
Mantelzorg
De nieuwe (vergunningvrije) mantelzorgregeling in het Bor biedt voldoende mogelijkheden voor mantelzorg bij woningen. Daarom is ervoor gekozen om in het bestemmingsplan geen afzonderlijke regeling voor mantelzorg op te nemen.
Artikel 15 Leiding - Gas (dubbelbestemming)
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, primair bestemd voor een leiding ten behoeve van het transport van gas, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde en voorzieningen.
7.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.
Artikel 17 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen voor ondergronds bouwen die voor alle bestemmingen waar gebouwen staan, gelden.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is ten eerste geregeld dat gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen als strijdig gebruik wordt gezien. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat de gronden niet gebruikt mogen worden voor evenementen, tenzij dit is vergund.
Verder zijn in dit artikel zogenaamde voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Dit zijn specifieke eisen voor elk planinitiatief, zoals deze in paragraaf 5.2 zijn beschreven. Dit betreft met name regels voor de landschappelijke inpassing (zie ook paragraaf 5.3) en regels voor de tijdige sloop van gebouwen. Het betreft nadere publiekrechtelijke regels voor zaken die ook zijn vastgelegd in de overeenkomsten met de initiatiefnemers. Tot slot is een bepaling opgenomen vanwege de noodzakelijke 'dove gevels' voor de locatie Fokko Kortlanglaan tussen 98 en 108.
Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
Hierin is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een eventuele waterbergingsvoorziening in de vorm van een bergbezinkbassin met de daarbij behorende randvoorwaarden:
a. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond;
b. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden mogen niet worden beperkt;
c. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
d. de waterberging steekt maximaal 1 m boven maaiveld uit;
e. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing;
f. het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
g. er wordt voldaan aan de wettelijke eisen aangaande archeologie, flora en fauna, natuur, milieu, bodem, externe veiligheid, geur, geluidhinder en luchtkwaliteit.
Tevens is hierin de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op de locatie Fokko Kortlanglaan 132 meer woningbouw mogelijk te maken, mits de woningbouw met name wordt gerealiseerd in het segment sociale huur conform de Verordening sociale woningbouw gemeente Ermelo 2017. De woningen die gebouwd mogen worden zijn voor de doelgroep voor sociale huurwoningen met een inkomen tot de inkomensgrens (op peildatum 8 maart 2018 € 36.798) en met een huurprijs tot de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet huurtoeslag (op peildatum 8 maart 2018 €710,68). Er mag, indien voor deze doelgroep gebouwd wordt, tot een maximum van 40 woningen binnen het wijzigingsgebied worden gebouwd. De ontwikkeling moet wel inpasbaar zijn onder andere vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt.
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan hierbij tevens nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel.
Artikel 21 Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure opgenomen die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen.
Artikel 22 Overgangsrecht
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
Artikel 23 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is een voortzetting van de visiekaart De Driehoek. Doel van deze visie en dit bestemmingsplan is het verwezenlijken van een gebiedsvernieuwing, waarbij landschappelijke elementen worden versterkt, bestaande (en nieuwe) functies op een fraaie wijze aan de zichtbaarheid worden onttrokken en inwoners van De Driehoek de kans krijgen om hun perceel in ontwikkeling te brengen. Verandering door middel van nieuwe ontwikkelingslocaties is door de gemeente aangemoedigd. Dit heeft geleid tot meerdere bouwinitiatieven, waarbij op grond van artikel 6.12 Wro de exploitatie is verzekerd door het sluiten van anterieure overeenkomsten.
De initiatiefnemers zijn allen zelf verantwoordelijk voor de exploitatie en ontwikkeling van hun plangebied, de gemeente faciliteert slechts de planologische ontwikkeling en is geen risicodragende partij. De gemeente heeft besloten om niet alle projectkosten op de initiatiefnemers te verhalen, omdat een deel van de kosten ten laste komt van de wettelijke verplichting tot het actualiseren van bestemmingsplannen.
De financiële uitvoerbaarheid wordt via anterieure overeenkomsten geborgd. In die overeenkomsten zijn afspraken gemaakt over het kostenverhaal, de locatie-eisen, fasering, planning en planschade. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt hiermee op een andere wijze geborgd, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is.
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
9.1 Inspraak en overleg
Ter inzage voorontwerpbestemmingsplan en inloopavond
De procedurele voorbereiding van dit bestemmingsplan is begonnen met het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan De Driehoek 2016 en Struikakkers 23. Tijdens de terinzagelegging is op 30 augustus 2016 een inloopavond georganiseerd. Gedurende de terinzagelegging was het mogelijk om een reactie op het bestemmingsplan in te dienen. Binnen deze termijn zijn meerdere reacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Inspraaknota bestemmingsplan De Driehoek. Deze is opgenomen als bijlage 9 bij de bestemmingsplantoelichting.
Hierbij wordt opgemerkt dat een aantal inspraakreacties specifiek betrekking had op percelen die in het voorontwerpbestemmingsplan De Driehoek 2016 en Struikakkers 23 nog wel tot het plangebied behoorden, maar niet langer onderdeel zijn van het plangebied van dit ontwerpbestemmingsplan De Driehoek 2016. Er is namelijk voor gekozen om voor de Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165, 165a en (ongenummerd) een separaat bestemmingsplan op te stellen, zodat de tijdige verplaatsing van het tuincentrum vanuit de kom naar de Oude Nijkerkerweg kon worden gegarandeerd. De inspraakreacties die gericht zijn op deze ontwikkeling zijn beantwoord en verwerkt in een separate Inspraaknota en bijgevoegd bij het bestemmingsplan "Struikakkers 23 en Oude Nijkerkerweg 165 eo".
Vooroverleg
In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het plan gezonden naar het Waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Gelderland. Gezien de ligging aan de gemeentegrens, is het plan ook toegezonden naar het bestuursorgaan van de gemeente Harderwijk.
Inspraak Visiekaart De Driehoek
In de periode van 28 november 2013 tot en met 8 januari 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders inspraak gegeven op Visiekaart De Driehoek. Gedurende die periode heeft eenieder de gelegenheid gekregen om op deze visiekaart te reageren. Er zijn zeven inspraakreacties ontvangen, waaronder enkele inspraakreacties van de zogenoemde vooroverleginstanties.
De inspraakreacties zijn in een afzonderlijke Reactienota samengevat en van een beoordeling voorzien. De betreffende nota is als Bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.
9.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 18 mei 2017 tot en met 29 juni 2017. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen bestemmingsplan De Driehoek 2016. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op onderdelen gewijzigd. Bovendien zijn enkele ambtshalve wijzigingen aangebracht. Voor een overzicht wordt verwezen naar bijlage 14.