Plan: | Bedrijventerrein Veldzicht 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401 |
Algemeen
In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.
Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.
Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve zijn weergegeven in afbeelding 7.
Afbeelding 7: Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve
Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen.
De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Regelgeving
Besluit externe veiligheid
Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten.
Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Op de provinciale risicokaart staan de risico's die bij een ongeval mogelijk meerdere slachtoffers maken. Op de kaart is te zien of er gebouwen in een risicocontour staan. Ook zijn locaties aangegeven waarin zich veel mensen bevinden die bij een ramp hulp nodig hebben. Onderstaand is een uitsnede van de risicokaart voor het plangebied afgebeeld.
Afbeelding 7: Uitsnede risicokaart
Bedrijven
In het plangebied komen geen bedrijven met een PR/GR contour voor. Deze worden ook niet toegestaan.
Transport
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. In het noordelijk deel van het plangebied worden nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd. In het kader van transport over de weg is onderzoek uitgevoerd.
Kabels en leidingen
In het plangebied is in het zuidelijk deel (bij de Lokhorstweg) een gasleiding bekend, waarvan de PR10-6 contour op de leiding ligt. De gasleiding vormt vanuit het PR derhalve geen belemmering. Voor de gasleiding is een beschermingszone opgenomen van 2 keer 5 meter uit het hart van de lijn, waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. Dit is geregeld in de dubbelbestemming Leiding - Gas. In het kader van het groepsrisico is een onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek
In opdracht van de gemeente is onderzoek uitgevoerd naar het groepsrisico vanwege de aanwezige hogedruk gasleiding en het risico vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en weg. Deze onderzoeken zijn als bijlage 9 en 10 bijgevoegd.
Uit het onderzoek vanwege de gasleiding (zie bijlage 9) volgt, dat het groepsrisico, dat wordt veroorzaakt door de hogedruk aardgasleiding als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen niet significant toeneemt. Het resulterende groepsrisico ligt een factor 36 beneden de oriƫnterende waarde.
Uit het onderzoek vanwege transport van gevaarlijke stoffen per spoor blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-5/jaar of PR 10-6/jaar. Vanuit het plaatsgebonden risico gelden er derhalve geen beperkingen voor het bestemmingsplan.
Voor nieuwbouw langs het spoor op een afstand kleiner dan 30 meter van het spoor geldt, dat een verantwoording moet worden afgelegd. Dit komt er feitelijk op neer dat er aanvullende (bouwkundige) voorzieningen moeten worden getroffen, die ervoor moeten zorgen dat eventuele aanwzige personen zich in veiligheid kunnen brengen in geval van een calamiteit.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor geldt dat rekening moet worden gehouden met het groepsrisico en het plasbrandaandachtgebied (PAG). Een nadere analyse hoeft daarbij niet te worden uitgevoerd als de bevolkingsdichtheid niet meer bedraagt dan 54 p/ha, uitgaande van tweezijdige bebouwing op een afstand van 20 meter van het spoor en minimaal 30 meter op basis van het PAG. Ingeval van een hogere bevolkingsdichtheid of een korte afstand tot de transpportas is nader onderzoek nodig.
Uit de onderzoeken volgt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen beperkingen oplevert voor dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Wel dient bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid te worden beooreeld of een maatschappelijke verantwoording vanwege het spoor nodig is. In de wijzigingsregels is hier rekening mee gehouden.