Artikel 13 Algemene gebruiksregels
13.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan:
-
a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
-
b. het gebruik van gronden als paardenbak, tenzij anders in de voorschriften is geregeld.
13.2 Vrijstelling paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bouw- en gebruiksregels voor het gebruik van gronden als paardenbak en voor de bouw van daarbijbehorende voorzieningen.
13.3 Afwegingskader
De in 13.2 genoemde vrijstelling kan worden verleend indien:
-
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de landschappelijke en/of natuurlijke waarde;
-
2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
3. de archeologische waarden;
-
b. geen significante schade wordt veroorzaakt aan natuur en milieu;
-
c. de paardenbak is gekoppeld aan een woonfunctie;
-
d. de afstand tussen de paardenbak en de woning van derden noet minder is dan 25 m;
-
e. de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,8 m bedraagt.