direct naar inhoud van Artikel 16 Waarde - Bufferzone natte land-natuur
Plan: Landgoed Tongeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG026LdgdTongeren-VBP1

Artikel 16 Waarde - Bufferzone natte land-natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Bufferzone natte land-natuur" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende vochtgebonden natuurlijke waarden.

16.2 Afwijken van de bouwregels
16.2.1 Algemeen

Bij het beoordelen van een verzoek om omgevingsvergunning om te mogen afwijken van de regels voor het bouwen als opgenomen in dit plan betrekken Burgemeester en wethouders de eventuele gevolgen van die afwijking voor de vochtgebonden natuurlijke waarden die deze bestemming tracht te beschermen.

16.2.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van de beoordeling van de aanvraag als bedoeld onder 16.2.1 nadere eisen stellen en van aanvrager verlangen dat:

  • a. een inventariserend onderzoek wordt overgelegd, waarin de natuurwaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. mitigerende maatregelen worden getroffen;
  • c. de uitvoeringswerkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de flora en fauna, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • b. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
  • d. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • e. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden anders dan met houtwallen en houtsingels, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen en heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden);
  • f. diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, vanaf een diepte van 0,3 meter;
  • g. het chemisch scheuren van graslanden;
  • h. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • i. het verrichten van exploitatieboringen en seismologisch onderzoek.
16.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit plan.
16.3.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 16.3.1 kan slechts worden verleend mits:

  • a. door de werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan de natuurlijke en/of waterhuishoudkundige waarden van de met deze bestemming te beschermen vochtgebonden natuurwaarden, alsmede de kwaliteit, de waterstand en de stroming van het oppervlakte- en grondwater niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. het woongenot van nabij gelegen (recreatiewoningen) niet onevenredig wordt of kan worden geschaad als gevolg van plaagvorming van steekmuggen en/of knutten en de aanvrager een rapport heeft overgelegd waaruit blijkt dat de overlast door steekmuggen en knutten als gevolg van de voorgenomen maatregel zoveel als mogelijk wordt beperkt;
  • c. de waterbeheerder daaromtrent is gehoord.