direct naar inhoud van 5.7 Water
Plan: Waterlanden I, 1e Uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.UPWaterlandenI2012-VST1

5.7 Water

5.7.1 Kader

Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld.

Waterwet

In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

5.7.2 Onderzoek

In juni 2012 is door Ecoreest een waterparagraaf opgesteld. Het doel van de waterparagraaf is een toelichting te geven op de waterhuishoudkundige aspecten van het plan en de benodigde informatie aan te leveren met betrekking tot de toekomstige berging en afvoer van hemelwater als gevolg van de uitbreiding van de oppervlakte van bebouwd en verhard gebied voor de waterparagraaf. Tevens worden ontwateringseisen aangegeven.

Mogelijkheden voor infiltratie

De resultaten van het geohydrologisch onderzoek door Grontmij in 1997, gevolgd door het opgestelde bestemmingsplan uit 2000 (i.c. de toelichting hierop) zijn tussen de gemeente en initiatiefnemer besproken in relatie tot realisering van het plan en vormen mede de basis voor deze waterparagraaf.

Op voorhand is bekend dat op naastgelegen terrein aan de Hoeckelseweg (bij huisnummers 38-52) wateroverlast is, mogelijk als gevolg van de hoogteligging van de woonhuizen. Het blijkt hier geen grondwateroverlast te betreffen maar toestroming van hemelwater over de verharding naar dit lager gelegen gedeelte van de wijk. Bij de in uitvoering zijnde reconstructie van de riolering worden hiervoor maatregelen getroffen. Van belang is hiermee rekening te houden bij compenserende maatregelen in het onderzoeksgebied.

Eisen gemeente Elburg en Waterschap Veluwe

Als gevolg van de toename van de oppervlakte aan bebouwing en verharding op de locatie zal hemelwater ter plaatse niet of minder gemakkelijk kunnen infiltreren in de bodem. Door de verharding en bebouwing komt het hemelwater versneld tot afvoer, wat tot problemen benedenstrooms aanleiding kan geven. Hemelwater zal zo mogelijk vastgehouden moeten worden in het gebied waar het valt. Vasthouden betekent dat het hemelwater wordt benut of direct als voeding voor het grondwater dient. Is vasthouden binnen het gebied niet mogelijk dan dient het hemelwater te worden verzameld in een berging waarna het geleidelijk beschikbaar komt voor afvoer of infiltratie. Alleen als vasthouden of bergen niet mogelijk is, is directe afvoer mogelijk. Het waterschap hanteert bij nieuwbouwplannen zoals deze de trits vasthouden-bergenafvoeren. Dat betekent dat er hemel- en grondwater neutraal gebouwd moet worden. Concreet betekent dat ophogen ipv drainage en hemelwater in het gebied verwerken in bijvoorbeeld wadi’s of te realiseren oppervlaktewater. Daarbij wordt inspanningsverplichting van 36 mm gesteld. Dat wil zeggen dat het hemelwater tot een bui die eens per 10 jaar voorkomt (T=10) in het gebied wordt verwerkt. Daarboven mag het geloosd worden op oppervlaktewater. Tot die hoeveelheid mag er niet meer dan de landelijke afvoer van 1,5 l/s/ha worden afgevoerd. Hemelwater dat versneld tot afvoer komt door een toename van verhard oppervlak dient gefaseerd te worden geloosd. Dit principe is ook in het nieuwbouwplan ten noorden van het plangebied gehanteerd. Hier is gekozen voor berging in oppervlaktewater. In en ten noorden van het plangebied ligt een A-water (De Papenbeek). Dit is een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Waterschap Veluwe. Hierbij dient rekening gehouden te worden met beheer en onderhoud en zijn voor veel handelingen watervergunningen vereist. De Keur van Waterschap Veluwe 2009 is hier van toepassing. Ten behoeve van het beheer van de Papenbeek dient een onderhoudsstrook met een breedte van vijf meter langs de beek vrij te blijven.

5.7.3 Conclusie

Infiltratie van hemelwater op de locatie is niet kansrijk. Weliswaar zijn de zandlagen voldoende doorlatend, maar vanwege de geringe dikte van de onverzadigde laag is onvoldoende ruimte voor berging aanwezig. Indien de ophooglaag voldoende doorlatend wordt, kan aan doorlatende verharding worden gedacht. Aanbevolen wordt de ondiepe veenlaag op zoveel mogelijk plaatsen te doorbreken, zodat geen schijngrondwaterspiegels ontstaan.

Bij de controleberekening voor de bergingsvoorziening ten noorden van Waterlanden I is geen rekening gehouden met infiltratie in de wijk. Uit de controleberekening blijkt dat de reeds aanwezige waterberging ruim voldoet voor Waterlanden I en II. Om de berging bereikbaar te maken voor het hemelwater vanuit Waterlanden II dienen de sloot en kleine vijver te worden afgekoppeld van de Papenbeek en te worden aangesloten op de waterberging (bovenstrooms van de knijpconstructie). Langs de sloot en de kleine vijver dient ten behoeve van het onderhoud door het waterschap een strook ter breedte van vijf meter vrijgehouden te worden. Waterschap Veluwe heeft op 2 juli 2012 ingestemd met de watertoets.

De watertoets is als Bijlage 6 Waterparagraaf toegevoegd bij dit plan.