Plan: | Waterlanden I, 1e Uitwerking, tevens 1e wijziging van de gemeente Elburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.UPWaterlandenI2012-VST1 |
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien.
Archeologiebeleid provincie Gelderland
De provincie Gelderland beschrijft in haar Provinciaal Archeologisch Kader wat ze wil bereiken ten aanzien van aanwezige archeologische waarden binnen haar grondgebied en hoe zij zich daarvoor inzet. In het Provinciaal Archeologisch Kader wordt bijvoorbeeld beschreven hoe de provincie Gelderland de gebieden van provinciaal belang heeft geselecteerd. Daarnaast wordt aangegeven welke ambities de provincie met deze gebieden heeft en hoe ze deze ambities samen met gemeenten en andere partners wil realiseren. Tot slot staat in het Provinciaal Archeologisch Kader beschreven hoe de provincie omgaat met de taken en bevoegdheden die zij door de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) gekregen heeft. In Gelderland zijn veel archeologische monumenten aanwezig. Het provinciaal beleid is gericht op de blijvende instandhouding en verdere versterking van deze monumenten. De provincie
verleent daartoe subsidies en toetst of archeologische onderzoeken goed worden uitgevoerd.
Omdat het plangebied op de gemeentelijke concept-verwachtingskaart (zie afbeelding) voor het grootste deel in een zone met een hoge archeologische verwachting en voor een klein deel in de zone met een middelmatige verwachting ligt, dient de voorafgaand aan de nieuwbouw in kaart te worden gebracht of bij de ontwikkeling van het terrein eventueel aanwezige archeologische waarde in het geding kunnen komen.
In april 2012 heeft Vestigia een archeologisch bureauonderzoek en aansluitend een karterend archeologisch booronderzoek uitgevoerd, waarbij de fysiche geografische en bodemkundige gegevens zijn getoetst. Daarnaast is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw in tact is met het oog op de aanwezigheid en conservering van archeologische vindplaatsen. De opgeboorde grond is onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, (verbrand) bot en houtskool. Tegelijkertijd met het booronderzoek is een visuele inspectie uitgevoerd en zijn molshopen en slootkanten op het voorkomen van archeologische indicatoren geinspecteerd. Hoewel er uit de directe omgeving van het plangebied geen archeologische vondsten of waarnemingen bekend zijn, bestond voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek een verwachting op het aantreffen van gunstige bewoningsomstandigheden voor de prehistorie en een kans op het aantreffen van sporen van bewoning en/of gebruik van het gebied in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Tijdens het veldonderzoek zijn echter geen directe of indirecte aanwijzingen aangetroffen voor bewoning of gebruik van het plangebied in het verleden. Er is een bodemvorming in het dekzand aangetroffen. De bodemopbouw doet vermoeden dat het plangebied gedurende lange periode te nat is geweest voor bewoning. De afgelopen eeuwen zijn de percelen in gebruik geweest als weidegrond.
Op basis van de onderzoeksresultaten is geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Minister, indien noodzakelijk, het werk voor enige tijd stil leggen zodat onderzoek verricht kan worden. De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag, de gemeente Elburg.
Het uitgevoerde bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek is als Bijlage 2 Archeologisch onderzoek toegevoegd bij dit plan.