Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Doornspijk en Hoge Enk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0230.BPDSPIJKHENK2010-VST1

Artikel 6 Centrum

 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst (bijlage bij de regels) onder categorie 1;
  2. detailhandel;
  3. dienstverlening;
  4. kantoren;
  5. maatschappelijke voorzieningen;
  6. horecabedrijven met uitzondering van een bar of bar-/dancing, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  7. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal regels gebonden.
 
6.2.1 Gebouwen
Een gebouw mag:
  1. niet buiten gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  3. in afwijking van sub b. mag het aantal hoofdgebouwen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  4. een maximale goot- en bouwhoogte hebben die niet groter is dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen:
  1. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan:
    1. 85 m² bij een perceel kleiner dan 850 m²;
    2. 10% van de perceelsoppervlakte bij een perceel gelijk aan of groter dan 850 m² en kleiner dan 1.250 m²;
    3. 160 m² bij een perceel gelijk of groter dan 1.250 m²;
    4. met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf wordt bebouwd;
    5. in afwijking van het bepaalde onder sub 4. mag op een perceel in ieder geval een bijbehorend bouwwerk van maximaal 6 m² worden gebouwd;
  2. in de perceelgrens worden gebouwd;
  3. aangebouwd een goothoogte/boeiboordhoogte hebben die niet groter is dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 meter;
  4. vrijstaand een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 5,00 meter.
  5. anders dan in sub a tot en met d is bepaald, geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen blijven.  
6.2.3 Andere bouwwerken 
  1. een erf- en terreinafscheiding mag:
    1. een bouwhoogte van maximaal 1,00 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
    2. een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben in andere gevallen;
  2. een overige ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 5,00 meter hebben.
6.3 Nadere eisen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om aan de plaats en afmetingen van de bebouwing nadere eisen te stellen.
 
Dit kan indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  3. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen;
  4. ter waarborging van het uitzicht van woningen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
  1. worden gebruikt voor een aan-huis verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt afgeweken van de volgende voorwaarden:
    1. de grondoppervlakte bedraagt maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
    2. er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
    3. er vindt geen gebruik plaats dat vergunning- of meldingsplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht respectievelijk de Wet milieubeheer;
    4. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden;
    5. er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
    6. geen verkeersaantrekkende werking optreedt waardoor extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn of een verkeersonveilige situatie ontstaat;
    7. geen reclameuitingen worden aangebracht.
  2. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  3. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorie 1.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.5.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 6, lid 4, sub c in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder categorie 1, mits:
    1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de VNG Bedrijvenlijst, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de VNG Bedrijvenlijst onder een grotere categorie dan 1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; 
6.5.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.