Direct naar inhoud
Plan:Ederveen, Hoofdweg 92
Status:vastgesteld
Plantype:wijzigingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0228.BPW2022AGBG0005-0301

Ederveen, Hoofdweg 92

 

Inhoudsopgave

 

Ederveen, Hoofdweg 92

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

ARTIKEL 1 Begrippen

ARTIKEL 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

ARTIKEL 3 Agrarisch

ARTIKEL 4 Wonen

ARTIKEL 5 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur

ARTIKEL 6 Waarde - Natuur en Ecologie

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 Algemene bouwregels

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Artikel 11 Algemene procedureregels

Artikel 12 Overige regels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

ARTIKEL 13 Overgangsrecht

ARTIKEL 14 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

 

ARTIKEL 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

Het bestemmingsplan ‘Ederveen, Hoofdweg 92’ met identificatienummer NL.IMRO.0228.BPW2022AGBG0005-0301 van de gemeente Ede.

 

bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanbouw:

Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroepen:

Een door de hoofdbewoner uitgeoefend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf.

 

abiotische waarden:

Het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).

 

agrarisch bedrijf:

Eén bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van het door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het vergisten van bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van onbebouwde gronden (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken.

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak – waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg plaatsvindt in gebouwen. Het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

 

agrarisch bedrijf, glastuinbouw

Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, al dan niet op substraatbasis.

 

agrarische nevenactiviteit:

Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.

 

archeologische verwachtingswaarden:

Te verwachten archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische waarden:

Archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast:

een kleinschalige en onzelfstandige overnachtingsaccommodatie zonder keuken in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning en is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf, eventueel in combinatie met ontbijt, door een persoon of groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

bestaande situatie:

Legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bevi-inrichting

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

biogas-vergistinginstallatie:

Een installatie waarbij door toepassing van technieken energie, dan wel warmte, wordt opgewekt met digistaat als eindproduct.

 

boerenboomgaard:

Een verzameling hoogstamfruitbomen op en/of nabij een bouwperceel met een minimaal aantal van 5 en maximaal 12.

 

bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.

 

bouwmassa:

Een verzameling van bij elkaar behorende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

consumentenvuurwerk:

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

 

containervelden:

Al dan niet verharde grond (bijvoorbeeld afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton) eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

 

cultuurhistorische waarden:

De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

 

dagrecreatie:

Recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

 

detailhandel:

Het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel in de volgende categorieën:

  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

  2. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto’s keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

  3. tuincentra;

  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;

  5. bouwmarkten.

 

dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

ecologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden en/of karakteristieke landschapselementen, en/of op basis van de verbindende functie van een zone tussen twee natuurgebieden.

 

escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en –bemiddelingsbureaus.

 

extensief recreatief medegebruik:

Een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

 

extensiveringsgebied:

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging en nieuw vestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van het reconstructieplan onmogelijk zal worden.

 

functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gekoppeld bouwvlak:

Een bouwvlak dat bestaat uit twee of meer onderling niet aaneengesloten bouwvlakken, die op de verbeelding met een specifieke aanduiding ‘relatie’ aan elkaar zijn gekoppeld, die tezamen worden aangemerkt als zijnde één bouwvlak. Daarbij geldt dat de opgenomen aanduidingen op de verbeelding slechts gelden voor het gehele gekoppelde bouwvlak en mogen aanduidingen niet worden gecumuleerd.

 

groeibegeleidende voorzieningen:

Palen en/of stokken, eventueel onderling verbonden, ten behoeve van begeleiding van gewassen.

 

hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bestemd is.

 

hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

horeca:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, met uitzondering van een discotheek, dancingbar, casino of automatenhal.

 

hospita(kamer)verhuur

Verhuur door een particuliere eigenaar van maximaal 2 kamers (aan maximaal 1 persoon per kamer) in de door de eigenaar zelf bewoonde woning

 

hoveniersbedrijf:

Een bedrijf, dat primair gericht is op ontwerp, aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen elders.

 

huishouden:

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

 

hulpgebouwen:

Een gebouw, behorende bij een bedrijf, dat met het oog op een verantwoorde bedrijfsvoering niet binnen het bouwvlak gerealiseerd kan worden, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) gebruik, en waarbij geen sprake is van permanente stalling van dieren.

 

inrichting:

Elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties

die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars

onmiddellijke nabijheid zijn gelegen (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

kas:

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

 

kampeermiddel:

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

kelder:

Een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk, sleufsilo en/of kuilvoerplaat.

 

kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Door de hoofdbewoner het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

kleinschalig kamperen:

Kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aanwezig zijn, bijvoorbeeld kamperen bij de boer.

 

landbouwontwikkelingsgebied:

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van het Reconstructieplan zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging en nieuw vestiging van intensieve veehouderij. Daarbij wordt een bouwvlak dat gedeeltelijk is gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied beschouwd als een volledige zone landbouwontwikkelingsgebied.

 

landschapselement:

Houtopstanden en andere elementen in een gebied met streekeigen, inheemse beplanting en/of karakteristiek voor een landschapstype: zoals houtwal en houtsingels, (hakhout)bosje, struweelrand, heg, struweelhaag, laan, bomenrij en/of een solitaire boom met een omtrek van meer dan 65 cm, (boeren)boomgaard, steilrand, streekeigen erf, poel en natuurvriendelijke oever.

 

landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezigheid van de voor het landschapstype karakteristieke kenmerken bestaande uit landschapselementen, verkaveling of openheid, die bepaald wordt door de abiotische en biotische omstandigheden en door cultuurhistorie en menselijk grondgebruik.

 

maatschappelijke en culturele voorzieningen:

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

manege:

Bedrijf, bestaande uit een of meerdere (binnen)rijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden, al dan niet met een ondergeschikte horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf.

 

mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

natuur:

Elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.

 

nevenactiviteit:

Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel en de hoofdfunctie als zodanig herkenbaar blijft.

 

nevengeschikte functie:

Functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

normaal (agrarisch) gebruik:

Het regulier bestaande gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden.

 

normaal onderhoud:

Het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

 

omgevingsvergunning:

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

ondergeschikte functie:

Functie die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een hoofdfunctie en daarmee rechtstreeks verband houdt.

 

opslag:

Opslag van goederen al dan niet in gebouwen.

 

overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

overkapping:

Een bouwwerk met een draagconstructie en dak niet door eigen wanden omsloten.

 

paardenbak:

Een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een afrastering en/of omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

paardenhouderij:

Een bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden.

 

pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatieve voorziening:

Voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.

 

recreatiewoning:

Een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

 

ruimtelijke kwaliteit:

De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

schuilgelegenheid:

Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest)

 

seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

 

streekeigen producten:

zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten dan wel door agrarische bedrijven uit de Regio FoodValley geproduceerde producten die als streekeigen worden beschouwd.

 

(teelt)ondersteunende voorzieningen:

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groenten, fruit, bomen, of potplanten te bevorderen en te beschermen.

 

tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:

Teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden per jaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden onder andere verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten. Met uitzondering van containervelden.

 

uitbouw:

De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

verblijfsrecreatie:

Het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

 

verblijfsrecreatieve voorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het faciliteren van recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in onder andere kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven.

 

verkoopactiviteit:

Een aan de hoofdbestemming gelieerde verkoopactiviteit (niet zijnde groothandel). De verkoop van volumineuze tuinproducten, zoals tuinhuisjes, bestratingsmateriaal en zwembaden etcetera is niet toegestaan.

 

verwevingsgebied:

Ruimtelijke begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensive veehouderij mogelijk is en mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste 70 NGE/ één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

 

voorgevel:

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

webwinkel / internetverkoop:

vorm van kleinschalige bedrijfsactiviteiten die bestaat uit de opslag en distributie van goederen die door particulieren via een website zijn besteld en betaald en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd. Er is geen afhaalpunt voor particulieren of showroom.

 

werk:

Een constructie geen bouwwerk zijnde.

 

Wgh-inrichting:

Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken

 

woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woongebouw:

Een gebouw, dat naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

wooneenheid:

Een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).

 

zelfstandige woonruimte:

Woonruimte met een een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waarbij onder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, niet met anderen hoeft te worden gedeeld.

 

zonneveld

elke groepering van zonnepanelen die niet op een gebouw, maar op of boven de grond wordt geplaatst.

 

zonneveld (netto-oppervlakte)

de oppervlakte van de grond onder de zonnepanelen, inclusief onderhoudspaden en toebehoren zoals een transformator of inkoopstation. De oppervlakte van de landschappelijke inpassing wordt niet gerekend tot de netto-oppervlakte.

 

zorggerelateerde voorziening:

Faciliteiten die noodzakelijk zijn voor de (fysieke en/of geestelijke) zorgverlening aan personen en niet kan worden aangemerkt als maatschappelijke dienstverlening of mantelzorg.

 

 

ARTIKEL 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Bovenkant Spoorstaaf (BS):

De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

de bruto-vloeroppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wordt gemeten op vloerniveau (NEN 2580). Bij meerlaagse gebouwen wordt per bouwlaag gemeten.

 

de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een zonneveld:

tussen de buitenzijde van de zonnepanelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de panelen. Onderhoudspaden en toebehoren, met uitzondering van groen-voorzieningen, worden tot de oppervlakte van het zonnneveld gerekend.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

peil:

- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

 

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

ARTIKEL 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;

  3. behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorische waarden in de vorm van onverharde wegen en paden;

  4. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’, tevens de bescherming van aanwezige monumentale waarden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. groenvoorzieningen;

  4. kleinschalig kamperen;

  5. nevenactiviteiten;

  6. paardenbakken;

  7. sleufsilo’s, waterbassin's en kuilvoerplaten;

  8. een windturbine;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tevens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’ zijn toegestaan;

  3. bestaande hulpgebouwen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak zijn toegestaan, inclusief noodzakelijke keerwanden met een maximum hoogte van 1 meter ten behoeve van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag;

  4. groeibegeleidende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;

  2. de voorziening is slechts toegestaan zolang de teelt dit vereist;

  3. de voorziening staat ten dienste van het grondgebonden agrarische bedrijf.

  4. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  5. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  6. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.2.3, 3.2.4 en 3.2.5. niet meer bedragen dan:

  1. 2.500 m² ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf middelgroot’, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. 5.000 m² ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, is per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.

 

3.2.4 Bedrijfswoning in de vorm van woongebouw

Voor het bouwen van een bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw.

 

3.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woongebouw’ is het toegestaan om in afwijking van het bepaalde in sub a, en volledig in de plaats daarvan, maximaal 150 m³ per wooneenheid inpandig te realiseren indien daarvoor een landschappelijke en/of stedenbouwkundige noodzaak bestaat;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  3. sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten moeten zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  4. de bouwhoogte van een afrastering/ omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 meter en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

3.2.7 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  2. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.;

  3. de tijdelijk teeltondersteunende voorziening staat ten dienste van het grondgebonden agrarische bedrijf.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  2. ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;

  5. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

3.4.2 Herbouw op een andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3. onder f en 3.2.4. onder g voor de herbouw van de bedrijfswoning of woongebouw op een andere locatie binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.4.3 Hulpgebouw en schuilgelegenheid buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van een hulpgebouw of schuilgelegenheid buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het plaatsen van een hulpgebouw buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering en de oppervlakte mag maximaal 150 m² bedragen;

  3. het plaatsen van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor normaal agrarisch gebruik van de gronden en de oppervlakte mag maximaal 25 m² bedragen;

  4. de afstand tussen een niet-agrarisch bestemmingsvlak en een schuilgelegenheid bedraagt tenminste 30 meter en de afstand tussen een agrarisch bouwvlak en een schuilgelegenheid bedraagt eveneens tenminste 30 meter;

  5. het aantal hulpgebouwen of schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 2,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom;

  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

3.4.4 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150 m²;

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;

  3. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  4. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  5. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.4.5 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het realiseren van één paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. de paardenbak grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ niet meer mag bedragen 1.600 m²;

  4. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. het plaatsen van een paardenbak buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.4.6 Sleufsilo's, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het realiseren van sleufsilo’s, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. de sleufsilo, waterbassin en/of kuilvoerplaat grenst direct aan het agrarisch bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. het plaatsen van sleufsilo’s, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de opslag van mest niet is toegestaan.

 

3.4.7 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en c voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.4.8 Oppervlak aan gebouwen en overkappingen in landbouwontwikkelingsgebied

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d sub 1 en 2 voor het vergroten van de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –agrarisch bedrijf middelgroot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3.750 m²;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 7.500 m²;

  3. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de inrichtingen, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

3.4.9 Oppervlak aan gebouwen en overkappingen in verwevingsgebied

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d sub 1 en 2 voor het vergroten van de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –agrarisch bedrijf middelgroot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3.250 m²;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 6.500 m²;

  3. indien een bouwvlak gedeeltelijk is gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', kan de vergroting alleen plaatsvinden in het gedeelte met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Daarbij wordt voor de berekening van de totale oppervlakte het gehele bouwvlak betrokken.

  4. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de inrichtingen, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

3.4.10 Oppervlak aan gebouwen en overkappingen in extensiveringsgebied

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d sub 1 en 2 voor het vergroten van de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het vergroten van de oppervlakte is noodzakelijk in verband met wettelijke vereisten in het kader van dierenwelzijn en/of milieuwetgeving;

  2. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal worden vergroot met 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen;

  3. er vindt geen toename plaats van het aantal dieren;

  4. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de inrichtingen, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

3.4.11 Goothoogte (doorrijhoogte)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het verhogen van de goothoogte om de doorrijhoogte te vergroten, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

 

3.4.12 Dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

3.4.13 Bouwen voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b en 3.2.4. onder b voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.4.14 Windturbine

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 onder e voor het bouwen van een windturbine binnen of aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 30 meter. Wordt de installatie op een bestaand gebouw geplaatst dan geldt daarvoor een maximale bouwhoogte van 5 meter voor de installatie;

  2. per bouwvlak of aansluitend daaraan is ten hoogste 1 windturbine toegestaan en deze moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. indien de windturbine gerealiseerd wordt aansluitend aan het bouwvlak, dan mag de afstand tot het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. de locatie is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

 

3.4.15 Zonnevelden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de bestemming 'Agrarisch' of 'Bos'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;

  2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten met een maximum oppervlakte van 50 m²;

  3. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan, met uitzondering van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bewoning bijgebouw' ten behoeve van een bedrijfswoning;

  4. het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  5. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is niet toegestaan;

  6. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;

  7. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar.

  8. per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak is maximaal één inrichting toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen'

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

  2. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

  5. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

3.6.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder c voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het gebruik als zelfstandige woonruimte is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.12;

  3. de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  6. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m² en is beperkt tot één bouwlaag;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het gebruik als zelfstandige woonruimte is voldoende brandveilig;

  9. de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  10. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;

  11. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;

  12. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.

 

3.6.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.5 onder e voor het toestaan van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning kan niet worden verleend voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Waardevol Open Landschap';

  2. het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25;

  3. het kleinschalig kamperen moet in of aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  4. de omgevingsvergunning wordt niet verleend voor permanente bewoning van kampeermiddelen;

  5. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 mag een extra oppervlak van 75 m² aan sanitairgebouwen en recreatieruimten worden gebouwd;

  6. de goothoogte van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  7. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  8. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen;

  9. de afstand tussen de gronden in gebruik ten behoeve van kleinschalig kamperen en het meest nabij gelegen bouwperceel van derden mag niet minder bedragen dan 50 meter;

  10. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  11. het kleinschalig kamperen leidt niet tot een onevenredige aantasting van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur';

  12. het kleinschalig kamperen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  13. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat het kleinschalig kamperen wordt beëindigd zodra het agrarische bedrijf wordt beëindigd.

 

3.6.4 Overige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder d voor het toestaan van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. zorggerelateerde en recreatieve voorzieningen, met uitzondering van kleinschalig kamperen, zijn toegestaan tot een maximum van 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 500 m². Voor een niet-agrarische nevenactiviteit die bestaat uit het (laten) stallen van kampeermiddelen geldt dat hiervoor maximaal 25% van de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt met een absoluut maximum van 1000 m²;

  2. overige nevenactiviteiten zijn toegestaan tot een maximum van 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 350 m²;

  3. bij cumulatie van het bepaalde onder sub a en b mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen tot een maximum van 500 m²;

  4. ten behoeve van de voorgaande leden is vervangende nieuwbouw toegestaan;

  5. buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse streekeigen geproduceerde producten met een maximum oppervlakte van 100 m²;

  7. de nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;

  8. de nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;

  9. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de nevenactiviteit bedrijfsmatig wordt beëindigd zodra het agrarische bedrijf wordt beëindigd, met uitzondering van bed & breakfast;

 

 

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.7.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

3.7.2 Toelaatbaarheid

De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

3.7.3 Uitzonderingen

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.8.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;

  3. er sprake is van een landschappelijke inpassing;

  4. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.8.2 Naar agrarisch bedrijf groot

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch middelgroot’ te wijzigen in de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;

  2. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  3. de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak en bedraagt maximaal 1 ha;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  6. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.8.3 Groter bouwvlak en bebouwd oppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van het bouwvlak en het bebouwd oppervlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ is vergroting van het bouwvlak toegestaan tot een maximum van 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’, waarbij de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 12.000 m²;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is vergroting van het bouwvlak toegestaan tot een maximum van 0,65 ha ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch middelgroot’, waarbij de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 4.875 m²;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is vergroting van het bouwvlak toegestaan tot een maximum van 1,3 ha ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’ waarbij de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 9.750 m²;

  4. voor het bepaalde in sub b en c geldt voor een bouwvlak dat gedeeltelijk is gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', dat de vergroting alleen plaats kan vinden voor het gedeelte met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Daarbij wordt voor de berekening van de totale oppervlakte het gehele bouwvlak betrokken.

  5. de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;

  6. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  7. de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  8. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  10. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de inrichtingen, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

3.8.4 Toevoegen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ en/of ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  6. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' kan de wijziging uitsluitend plaatsvinden voor percelen die op 23 juni 2011 een agrarische bestemming hadden als bedoeld in dit artikel.

 

3.8.5 Toevoegen aanduiding 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming de aanduiding ‘paardenhouderij' toe te voegen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.8.6 Toevoegen aanduiding 'tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’ toe te voegen voor de realisatie van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de wijziging is niet toelaatbaar ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' en/of ‘Waarde – Cultuurhistorische Landschapswaarde’;

  2. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

3.8.7 Naar de bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de wijziging wordt toegepast voor het vergroten van natuurgebieden of het realiseren van een verbindingszone tussen natuurgebieden;

  2. de gronden zijn verworven voor de inrichting van natuurgebieden, dan wel de eigenaar en gebruiker hebben schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;

  3. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

  4. de wijziging leidt niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding.

 

 

3.8.8 Uitbreiding inhoud bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van de maximale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet;

  3. in geval de sloopcompensatie niet van het betrokken perceel afkomstig is wordt in het wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de sloopverplichting elders in de Regio FoodValley wordt geborgd. Herbouw van de sloopmeters wordt tevens planologisch onmogelijk gemaakt;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

 

ARTIKEL 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen” aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:

  1. wonen in de vorm van een woning;

  2. hospita(kamer)verhuur is toegestaan;

 

met daaraan ondergeschikt

  1. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  2. een paardenbak;

  3. bed & breakfast;

  4. tuinen, erven en verhardingen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  2. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  3. voor de realisatie van de nieuwe woning op het perceel Hoofdweg 92 te Ederveen geldt als voorwaarde dat de bebouwing, aangegeven als 'slopen/ verwijderen bebouwing' op de sloopkaart (bijlage 1) volledig moet zijn gesloopt, voordat een omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woning afgegeven kan worden.

 

4.2.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak of een gekoppeld bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een woning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  6. woningen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de bestaande woning of, indien aangegeven, ter plaatse van het bouwvlak.

 

4.2.3 Woning in de vorm van een woongebouw

Voor het bouwen van de woning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per bestemmingsvlak of gekoppeld bestemmingsvlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw.

 

4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij woning of woongebouw

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bestemmingsvlak en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woongebouw’ is het toegestaan om in afwijking van het bepaalde in sub a, en volledig in de plaats daarvan, maximaal 150 m³ per wooneenheid inpandig te realiseren indien daarvoor een landschappelijke en/of stedenbouwkundige noodzaak bestaat;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de totale oppervlakte aan paardenbakken mag niet meer bedragen dan 800 m² en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn. De bouwhoogte van een afrastering/ omheining mag hiervoor niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  2. ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;

  5. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Herbouw op een andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f en lid 4.2.3 onder g voor de herbouw van de woning of woongebouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.4.2 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150 m²;

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;

  3. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  4. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  5. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

4.4.3 Herbouw bijgebouwen van woning of woongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 voor de herbouw van bijgebouwen voor zover dit de maximale oppervlakte overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de maximum oppervlakte van artikel 4.2.4 kan worden vergroot met maximaal 50% van de bestaande overschrijding aan bijgebouwen met een absoluut maximum van 200 m²;

  2. de herbouw is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.4.4 Paardenbak met schuilgelegenheid buiten het bestemmingsvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een paardenbak met schuilgelegenheid buiten het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bestemmingsvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. de paardenbak en de schuilgelegenheid grenzen direct aan het bestemmingsvlak en deze moeten zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden als bedoeld in artikel 3 van dit bestemmingsplan;

  4. de totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m²;

  5. de totale oppervlakte van de schuilgelegenheid mag niet meer bedragen dan 25 m², met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.

  1. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  2. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  3. het plaatsen van een paardenbak en schuilgelegenheid buiten het bestemmingsvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.4.5 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

4.4.6 Bouwen voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b en 4.2.3 onder b voor het vergroten van de inhoudsmaat van een woning of woongebouw voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de woning of wooneenheid mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning of wooneenheid niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.4.7 Zonneveld buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Bos' of 'Wonen'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;

  2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten met een maximum oppervlakte van 50 m²;

  3. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan, met uitzondering van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bewoning bijgebouw';

  4. het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  5. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit', voor zover het betreft opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf;

  6. het is verboden om de betreffende gronden conform de bestemming te gebruiken indien niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van het perceel zoals aangegeven op het inrichtingsplan welke is bijgevoegd als bijlage 2 bij deze regels.

  7. in afwijking van lid f is het toegestaan de betreffende gronden conform te bestemmen, wanneer voorzien is in de aanleg en instandhouding van een andere landschappelijke inpassing dan bijgevoegd in bijlage 2, mits deze landschappelijke inpassinng is goedgekeurd door de gemeente.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan dat de activiteit mag worden uitgevoerd in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m²;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de activiteit leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. de activiteit een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

  5. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;

  6. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar.

 

 

4.6.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder c voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het gebruik als zelfstandige woonruimte is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning of wooneenheid niet mogelijk of redelijk is, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.6;

  3. de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  6. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m² en is beperkt tot één bouwlaag;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;

  9. de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  10. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;

  11. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;

  12. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.

 

4.6.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder d voor het toestaan van bed & breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

  2. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

  5. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

4.6.4 Zorggerelateerde voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van (tijdelijke) zorgvoorzieningen in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. (tijdelijke) zorgvoorzieningen kunnen binnen een legaal aanwezig bijgebouw worden toegestaan tot een maximale oppervlakte van 75 m²;

  2. de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarden:

  1. bij professionele zorg op commerciële basis: bij de aanvraag moet een bedrijfsplan worden ingediend, waarmee de uitvoerbaarheid van de vergunning aannemelijk wordt gemaakt;

  2. bij particuliere, niet-professionele zorg voor naasten zonder winstoogmerk: bij de aanvraag moet een ondertekende gemeentelijke zorgverklaring worden ingediend;

  1. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  3. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;

  4. de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot zorgverlening worden verwijderd na verloop van de vergunning of zodra geen sprake meer van zorgverlening is zoals in de vergunning beschreven.

 

 

4.6.5 Kamergewijze verhuur

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning kamergewijze verhuur in woningen toestaan, mits:

  1. Dit niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat;

  2. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor auto en fiets;

  3. de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

 

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.7.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  5. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

4.7.2 Toelaatbaarheid

De in lid 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

4.7.3 Uitzonderingen

Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

 

4.8.1 Vorm van het bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bestemmingsvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een bestemmingsvlak mag niet worden vergroot;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het bestemmingsvlak;

  3. er sprake is van een landschappelijke inpassing;

  4. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.8.2 Vergroten oppervlak bijgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen per woonbestemming mag maximaal 200 m² bedragen;

  2. voor elke extra vierkantenmeter dient twee maal zoveel te worden gesloopt bij een woonbestemming elders in het plangebied;

  3. in het wijzigingsplan wordt een verplichting opgenomen dat de sloopverplichting elders wordt gerealiseerd;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

 

4.8.3 Uitbreiding inhoud woning of woongebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van de maximale inhoud van een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een woning of woongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet;

  3. in geval de sloopcompensatie niet van het betrokken perceel afkomstig is wordt in het wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de sloopverplichting elders in de Regio FoodValley wordt geborgd. Herbouw van de sloopmeters wordt tevens planologisch onmogelijk gemaakt;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

 

ARTIKEL 5 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur.

 

5.2 Nadere eisen

Met betrekking tot de in artikel 5.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;

  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarde.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie

Ter plaatse van de in artikel 5.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  7. het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);

 

5.3.2 Toelaatbaarheid

De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

5.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen;

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.4.1 Wijzigen dubbelbestemming Waarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - ecologische hoofdstructuur' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 6.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;

  2. de dubbelbestemming 'Waarde - ecologische hoofdstructuur' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

 

 

ARTIKEL 6 Waarde - Natuur en Ecologie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en Ecologie' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor:

  1. het behoud, versterking en ontwikkeling van de gemeentelijke groenverbindingen (natuur, landschapselementen en ecologische zones).

  2. beschermingszone natte natuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermingsgebied natte natuur.

 

 

6.2 Nadere eisen

Met betrekking tot de in artikel 6.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;

  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarde.

 

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.3.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie

Ter plaatse van de in artikel 6.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  7. het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);

 

6.3.2 Toelaatbaarheid

De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

6.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen;

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.4.1 Wijzigen dubbelbestemming Waarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - natuur en ecologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 6.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;

  2. de dubbelbestemming 'Waarde - natuur en ecologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, met uitzondering van bijgebouwen bij woningen en woongebouwen als bedoeld in artikel 4.2.4 van dit plan, die meer bedragen dan de maximum maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd;

  4. in afwijking van het bepaalde in sub c kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat herbouw op een andere locatie plaatsvindt, al dan niet met een gecumuleerd oppervlakte van bestaande bebouwing;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bewoning bijgebouw' geldt de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen.

 

8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins toegestaan;

  2. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het gebouw;

  3. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

  2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

  3. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

  1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;

  2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  1. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. de inhoud per gebouw niet meer dan 60m³ zal bedragen;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;

  1. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;

  2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;

  3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.

  1. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

  1. de maximum oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.

  1. de regels ten aanzien van de inhoud of oppervlakte van een bestaand gebouw en toestaan dat deze wordt vergroot met maximaal 10% wanneer dit noodzakelijk is vanwege het treffen van energiebesparende voorzieningen.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Functieverandering naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegde ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ de bestemming te wijzigen in “Wonen” als bedoeld in artikel 4.1. sub a, waarbij het bepaalde van genoemd artikel van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de wijziging kan alleen worden toegepast voor gronden met de bestemming ‘agrarisch’ en ‘Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit’;

  2. de wijziging kan niet worden toegepast voor gronden met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’;

  3. de wijziging wordt alleen toegepast in combinatie met de sloop van vrijgekomen of vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen;

  4. bij de berekening worden alleen de legale (agrarische) bedrijfsgebouwen in aanmerking genomen die twee jaar voorafgaand aan het formele verzoek tot toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid feitelijk zijn gerealiseerd;

  5. het aantal woningen/ wooneenheden wordt berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

  1. voor het herbestemmen van de voormalige bedrijfswoning(en) geldt geen minimale sloopplicht van de bedrijfsgebouwen;

  2. indien minimaal 1.290 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mag een extra vrijstaande woning worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1;

  3. indien minimaal 1.920 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mag een extra woongebouw met twee wooneenheden worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1;

  4. indien minimaal 2.580 m² aan bedrijfsgebouwen word gesloopt, mogen twee extra vrijstaande woningen worden gerealiseerd ten opzichte van sublid 1.

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ mag de minimaal te slopen oppervlakte als bedoeld in sub e met 20% worden verminderd;

  2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dienen alle bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet de agrarische activiteit worden beëindigd;

  3. ten aanzien van woongebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de maximum inhoudsmaat bedraagt 1000 m³;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. maximaal twee wooneenheden per woongebouw.

  1. het woonperceel van elke woning of woongebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;

  2. de wijziging leidt niet tot onevenredige beperking van de (potentiële) uitbreidingsmogelijkheden van nabijgelegen bestaande agrarische bedrijven;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. de wijziging leidt niet tot aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  5. bij toepassing van het bepaalde in sub e onder 2 t/m 4 moet de gehele woonlocatie landschappelijk inpasbaar zijn, hetgeen moet worden aangetoond op basis van een landschapsinrichtingsplan;

  6. de overige gronden worden bestemd tot ‘natuur’ of ‘agrarisch (zonder bouwmogelijkheden), waarbij het bepaalde in de betreffende artikelen van toepassing is.

 

10.2 Monumenten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de monumentale waarde niet meer aanwezig is, dan wel het niet langer noodzakelijk wordt geacht deze waarde te beschermen via dit plan;

  2. de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ toe te kennen aan een bouwvlak indien binnen dit vlak een object onherroepelijk is aanwezen als monument.

 

Artikel 11 Algemene procedureregels

 

11.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

11.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

 

Artikel 12 Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

 

ARTIKEL 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

ARTIKEL 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ederveen, Hoofdweg 92’.

 

 

 

4.4 Afwijken van de bouwregels