Inhoudsopgave
Planregels Lunteren, De Haverkamp
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene bouwregels
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Lunteren, De Haverkamp' met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2013LUZW0001 van de gemeente Ede.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
De uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf.
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn:
-
De achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
-
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
1.8 antenne:
Een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden.
1.9 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.12 bestaande situatie:
-
Ten aanzien van bebouwing:
legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
-
ten aanzien van gebruik:
het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.13 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.16 bijgebouw:
Een gebouw dat in architectonisch en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.17 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.18 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.20 bouwmassa:
Een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
1.21 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 carport:
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.26 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.
1.28 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.29 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.30 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus.
1.31 functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.32 galerie:
Ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
1.33 garagebedrijf:
Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.34 gebouw:
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gestapelde bebouwing:
Bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.36 groenondersteunende bouwwerken
Groeibegeleidende voorzieningen voor beplanting, waarbij het bouwwerk naar verloop van tijd volledig opgaat in het groen, zoals palen met draad en/of gegalvaniseerde bouwmatten.
1.37 groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.38 hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 huishouden
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet verstaan.
1.41 kantoor- en/of praktijkruimte:
Een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte baliefunctie op de begane grond.
1.42 karakteristiek pand:
historisch bouwkundig object dat door de zeggingskracht van zijn architectuur, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap in sterke mate bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.
1.43 kelder:
Een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt.
1.44 kwadrantwoning
Een kwadrantwoning is een woningtype waarbij de woning onderdeel uitmaakt van een blok van vier woningen. Karakteristiek aan een kwadrantwoning is dat deze altijd grenst aan twee andere woningen uit dit blok van vier.
1.45 lichte bedrijvigheid:
Het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.46 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.47 mantelzorg:
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.48 nevengeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.49 onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.50 ondergeschikte detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.51 ondergeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.52 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.53 overkapping:
Een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.54 pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.55 plangrens:
De aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan.
1.56 productiegebonden detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.57 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.58 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
Een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf.
1.59 raamprostitutie:
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.60 recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan.
1.61 recreatiewoonverblijf:
Een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden met een maximale oppervlakte van 75 m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen.
1.62 rijschool
School waar men een opleiding kan volgen om een auto, motor of ander voertuig te besturen en/of waar men een rijbewijs voor die voertuigen kan verwerven.
1.63 ruimtelijke kwaliteit:
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.64 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.65 stacaravan:
Een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 55m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel.
1.66 standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.67 straatprostitutie:
Het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.68 stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
1.69 uitbouw:
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.70 verenigingsleven
totaal van activiteiten van een organisatie die leden kent, bepaalde doelen nastreeft en een gemeenschapsvormende functie, een culturele functie, een maatschappelijke activeringsfunctie en/of een educatieve functie heeft.
1.71 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.72 voorgevellijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.73 voorgevelrooilijn:
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.74 winkel:
Een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.
1.75 woonwagen:
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.76 woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
peil:
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergronds bouwen
Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
-
dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, water-, riool, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
wegen, voet- en fietspaden en verhardingen;
-
groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, tenzij het wenselijk is in verband met de aard van de nutsvoorzieningen. In dit geval mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter.
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaamverkeer;
-
nutsvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenroute', is een calamiteitenroute toegestaan voor hulpverlenende instanties;
-
behoud en versterking van bestaande waardevolle groenstructuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk waardevolle houtopstanden';
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
betrekking hebben op de uitvoering van de voorwaardelijke verplichting zoals beschreven in artikel 13 van deze planregels.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' zijn uitsluitend activiteiten in verenigingsverband toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' is uitsluitend een fietsenstalling en berging toegestaan ten behoeve van de maatschappelijke functie;
-
wegen en paden;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;
-
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter;
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'religie' en 'verenigingsleven' is het verboden de gronden en/of gebouwen te (laten) gebruiken indien niet is voorzien in voldoende parkeercapaciteit op gronden met een maatschappelijke bestemming conform de gemeentelijke parkeernota.
5.4 Afwijken van de gebruikregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;
-
er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - groenondersteunende bouwwerken' is het ten behoeve van een erfafscheiding toegestaan om groenondersteunende bouwwerken te realiseren met een maximum bouwhoogte van 2 meter;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan.
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - balkon' is het toegestaan om een balkon te realiseren ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
-
de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
-
de afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 meter bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen, met uitzondering van bestaande situaties, niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water, riolering, waterhuishoudkundige- en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 meter;
-
het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
-
taluds en groenvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
-
het aanleggen van verhardingen;
-
het veranderen van watergangen;
-
het verhogen of verlagen van de bodem;
-
het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil in oppervlaktewater.
8.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en/of waterhuishoudkundige waarden van de gronden.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rijschool' is een rijschool als nevenactiviteit toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' tevens het behoud en versterking van het karakteristieke gebouw.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
-
er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven;
-
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneen' mogen uitsluitend aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen aaneen en/of gestapeld worden gebouwd;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kwadrantwoning' is uitsluitend een kwadrantwoning toegestaan;
-
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
-
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte.
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het gedeelte van de grond, zoals in artikel 9.2.2. onder a is benoemd, mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m², tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
-
voor zover de oppervlakte van de grond zoals bedoeld in artikel 9.2.2. onder a meer bedraagt dan 200 m², mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de bouw van een zwembad is niet toegestaan;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
-
de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m²;
-
de hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 meter;
-
de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
9.4 Specifieke gebruiksregels
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is het verboden de gronden en/of gebouwen te (laten) gebruiken indien niet is voorzien in voldoende parkeercapaciteit op het eigen perceel conform de gemeentelijke parkeernota.
-
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m²;
-
detailhandel is niet toegestaan;
-
de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
er dient op eigen terrein gepakeerd te worden;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
9.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder b, sub 1 voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
9.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder b sub 3 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.6.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een karakteristiek pand geheel of gedeeltelijk te slopen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘karakteristiek’.
9.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
-
uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
-
noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud en/of;
-
noodzakelijk zijn in verband met het vergunningvrij bouwen zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.
9.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 9.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de historische karakterstieke c.q. kenmerkende elementen van het karakteristieke pand niet op onevenredige wijze worden verstoord, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘karakteristiek’ te verwijderen indien:
-
de historische karakteristieke c.q. kenmerkende elementen van het bouwwerk zijn vervallen door volledige verwoesting;
-
uit een integrale belangenafweging blijkt dat behoud van het karakteristiek pand in onevenredige verhouding staat tot ruimtelijke, maatschappelijke en economische belangen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
-
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
-
goot- en bouwhoogten;
-
oppervlakte;
-
inhoud;
-
afdekking van gebouwen;
-
afstand tot voorgevelbouwgrens;
-
afstand tot de perceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de
voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.
-
In afwijking van het bepaalde in sub a, kan herbouw op een andere locatie plaatsvinden voor zover dit betrekking heeft op bouwwerken als bedoeld in artikel 9.2.2. Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van de betreffende gebouwen.
Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Voor zover in artikel 9 goothoogten zijn aangegeven, dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarbij de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30 graden en niet meer dan 60 graden.
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 onder c, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in artikel 11 onder c, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of raam- en straatprostitutie;
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een standplaats en/of het (doen) stallen van (een) woonwagen(s), caravan(s), aanhangwagen(s);
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het onttrekken van de parkeervoorziening op eigen terrein.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 Overige zone - Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de percelen met de aanduiding 'Overige zone - Voorwaardelijke verplichting 1' en, 'Overige zone - Voorwaardelijke verplichting 2' gelden aanvullende regels ter waarborging van ruimtelijke en landschappelijke belangen.
13.2 gebruiksregels
Het is verboden om de gronden en/of gebouwen binnen elke afzonderlijke aanduidingszone conform de bestemming te (laten) gebruiken indien niet is voorzien in de volgende maatregelen:
-
de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform bijlage 2 van de planregels ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Voorwaardelijke verplichting 1'.
-
de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform bijlage 3 van de planregels ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Voorwaardelijke verplichting 2'.
13.3 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 ten behoeve van het realiseren van een andere landschappelijke inpassing indien sprake is van een vergelijkbare landschappelijke kwaliteit.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
-
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
-
de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 meter.
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
-
ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter;
-
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 6 meter;
-
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 meter.
-
het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan 'Lunteren De Haverkamp’.