3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
met daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
in- en uitritten;
-
(ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen
-
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Het aantal woningen mag niet minder bedragen dan 17 en mag niet meer bedragen dan 34.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
-
Hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° mag bedragen.
-
Minimaal 65% van de woningen moet een nokrichting hebben die oost-west is geörienteerd, parallel aan de N224.
-
De bebouwing moet worden gesitueerd op een afstand van minimaal 1 m van de bestemmingsgrens.
-
De afstand tussen de achtergevelrooilijnen van de hoofdgebouwen dient minimaal 15 m te bedragen.
-
Gestapelde bebouwing is niet toegestaan.
-
Woningen van het type 'rug-aan-rug' zijn niet toegestaan.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd.
-
In afwijking van het bepaalde onder a, mogen erkers op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum van gezamelijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m², mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
Erven bij vrijstaande hoofdgebouwen dienen aan één zijde minimaal 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens vrij te blijven van bebouwing.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
3.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
-
De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
-
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
-
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
-
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaken.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
3.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
3.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
3.6 Nadere eisen
3.6.1 Plaats en afmetingen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de bescherming van de groenstructuur;
-
de bescherming van de ecologische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
-
het waarborgen van de sociale veiligheid;
-
het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit en een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
-
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Parkeren
Er moet worden voorzien in 1,7 parkeerplaats per woning.
3.8 Specifieke gebruikregels
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen etcetera, met uitzondering van bestaande inritten.
3.9 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.8 en parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen toestaan, indien dit niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.