BESTEMMINGSPLAN
Ede-Centrum/Bospoort
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aan-huis-verbonden beroep:
de uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
-
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
antenne:
een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden;
atelier
werkplaats voor kunstenaars
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
beeldbepalend pand
een historisch bouwkundig object dat door de zeggingskracht van zijn architectuur, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap in sterke mate bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk en/of wenselijk is;
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestaande situatie:
- ten aanzien van bebouwing:
legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- ten aanzien van gebruik:
het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2011EDEC0001-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw:
een gebouw dat in architectonisch en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwmassa:
een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie;
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
galerie:
ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken;
garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
horeca categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
horeca categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;
horeca categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek, casino of automatenhal;
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
kantoor- en/of praktijkruimte:
een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte baliefunctie op de begane grond;
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 meter onder peil bevindt;
lichte bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
molen:
een door wind-, water- of dierkracht aangedreven krachtwerktuig, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt en dat daartoe specifiek is opgericht, bestemd of geschikt voor de uitoefening van het molenaars(maal)bedrijf of de polderbemaling.
molenbiotoop
een door wind-, water- of dierkracht aangedreven krachtwerktuig, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt en dat daartoe specifiek is opgericht, bestemd of geschikt voor de uitoefening van het molenaars(maal)bedrijf of de polderbemaling.
normaal gebruik
Het regulier bestaande gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor (een goede bedrijfsvoering en) het gebruik van de gronden.
nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
aan agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;
ondergeschikte detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
overkapping:
een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen
plaatsingsplan:
plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.
plan:
het bestemmingsplan Ede-Centrum/Bospoort van de gemeente Ede;
plangrens:
de aangegeven begrenzing op de verbeelding van het bestemmingsplan;
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan;
recreatiewoonverblijf:
een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden met een maximale oppervlakte van 75 m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
stacaravan:
een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 55m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel;
standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
straatprostitutie:
het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
zaalverhuur:
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is;
zorginstelling
een instelling of complex ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen dan wel zelfstandige wooneenheden met een bijhorende zorgfunctie.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
Bovenkant Spoorstaaf (BS):
de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken;
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de
weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang,
vermeerderd met 0,20 meter;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,20 meter.
2.2 Ondergronds bouwen
Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
-
dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;
-
opslag en uitstalling;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
detailhandel in uitsluitend ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
-
tevens is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-opslag van consumentenvuurwerk' het opslaan, verpakken, herverpakken, bewerken en verkopen van consumentenvuurwerk (evenals onverwerkt vuurwerk) toegestaan.
-
tevens is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-groothandel in overige consumentenartikelen' een groothandel in overige consumentenartikelen toegestaan.
-
tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandelsactiviteiten toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan, onder de volgende voorwaarde:
Per bestemmingsvlak kan één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing worden toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
-
-
De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 meter en niet meer bedragen dan 12 meter.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 meter.
-
Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.
-
-
3.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
3.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.5.2 Toestaan detailhandel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten toestaan, mits:
- de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
- de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
-
anders dan onder sub a en b bepaald mag ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel plaatsvinden en hoeven de detailhandelsactiviteiten geen directe relatie te hebben met de bedrijfsactiviteiten.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
ontsluitingswegen en verhardingen;
-
groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel;
-
horecabedrijven, categorie 1 en 2;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
-
kantoor- en praktijkruimten;
-
accommodaties ten behoeve van actieve recreatie zoals bowlingbanen/lasergames en dergelijke.
-
maatschappelijke en culturele voorzieningen;
-
wonen, uitsluitend op de verdieping van de hoofdgebouwen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
nutsvoorzieningen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
terrassen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3 en 4' is een horecabedrijf van categorie 3 en 4 toegestaan met uitzondering van de panden gelegen aan het Maandereind.
-
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand’ de instandhouding en bescherming van een beeldbepalend pand.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet minder bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
-
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder b voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
5.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een pand met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand' als bedoeld in artikel 5.1 onder s geheel of gedeeltelijk te slopen.
5.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
-
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
-
die noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud, met dien verstande dat dit onderhoud strekt tot behoud van het karakter van het gebouw in bestaande toestand.
5.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de historisch bouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet onevenredig worden aangetast, de (beeld)kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast dan wel indien (gedeeltelijke) sloop noodzakelijk is vanuit een oogpunt van veiligheid.
5.6.4 Afwijken van de sloopregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.6.3 ten behoeve van sloopwerkzaamheden die verricht worden bij:
-
het op onderdelen vernieuwen of veranderen van gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
het uitbreiden van de gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de planregels;
met dien verstande dat het betrokken bouwplan mede dient te strekken tot het behoud van het historisch bouwkundige karakter van het gebouw in bestaande toestand, zoals dit onder meer tot uitdrukking komt in hoofdvorm, (bouw)hoogte, gevelindeling en materialisering.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
kantoor- en/of praktijkruimte;
-
nutsvoorzieningen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goot- en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
-
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
6.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
detailhandel;
-
horecabedrijven van de categorieën 1 en 2 uitsluitend ten noorden van de Molenstraat;
-
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
-
atelier;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 3 + 4' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 en 4 toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van parkeren toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
- De goot- en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder c, en ten noorden van de Molenstraat, horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2 toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
7.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
7.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
7.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 8 Gemengd - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
detailhandel;
-
horecabedrijven van de categorieën 1 en 2 uitsluitend ten noorden van de Molenstraat;
-
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
- De goot- en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 onder c, en ten noorden van de Molenstraat, horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2 toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd-3' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
8.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
8.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 9 Gemengd - 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
detailhandel;
-
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
- De goot- en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
9.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 10 Gemengd - 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 onder b voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
-
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Gemengd-5' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
10.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
10.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m2, mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
10.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaamverkeer;
-
nutsvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding parkeergarage.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m².
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.
11.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 11.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven van categorie 1, 2, 3;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
-
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan, onder de volgende voorwaarde:
Per bestemmingsvlak kan één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing worde toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
-
-
De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 meter en niet meer bedragen dan 12 meter.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 meter.
-
Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.
-
-
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoor en/of praktijkruimte;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor-dienstverlenende bedrijven' zijn tevens detailhandelsachtige- en dienstverlenende bedrijven toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand’ de instandhouding en bescherming van een beeldbepalend pand.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak stallingsruimten voor fietsen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de (gezamenlijke) oppervlakte van de stallingsruimte niet meer dan 100 m2 bedraagt en
-
de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, op het bouwperceel gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.3.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een pand met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand' als bedoeld in artikel 13.1 onder g geheel of gedeeltelijk te slopen.
13.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 13.3.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
-
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
-
die noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud, met dien verstande dat dit onderhoud strekt tot behoud van het karakter van het gebouw in bestaande toestand.
13.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 13.3.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de historisch bouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet onevenredig worden aangetast, de (beeld)kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast dan wel indien (gedeeltelijke) sloop noodzakelijk is vanuit een oogpunt van veiligheid.
13.3.4 Afwijken van de sloopregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.3.1 ten behoeve van sloopwerkzaamheden die verricht worden bij:
-
het op onderdelen vernieuwen of veranderen van gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
het uitbreiden van de gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de planregels;
met dien verstande dat het betrokken bouwplan mede dient te strekken tot het behoud van het historisch bouwkundige karakter van het gebouw in bestaande toestand, zoals dit onder meer tot uitdrukking komt in hoofdvorm, (bouw)hoogte, gevelindeling en materialisering.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' is uitsluitend één brandweerkazerne toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn uitsluitend religieuze voorzieningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is uitsluitend een zorginstelling toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang voor wegen, fiets- en voetpaden toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-fietsenstalling' is uitsluitend een fietsenstalling toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-politiebureau' is uitsluitend een politiebureau toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-raadhuis' is uitsluitend een raadhuis toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand’ de instandhouding en bescherming van een beeldbepalend pand;
- wegen en paden;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
In afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak stallingsruimten voor fietsen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bouwvlak een bebouwingspercentage heeft van 100% en
-
de (gezamenlijke) oppervlakte van de stallingsruimte niet meer dan 100 m2 bedraagt en
-
de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
-
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning binnen het bouwvlak toestaan, onder de volgende voorwaarde:
Per bestemmingsvlak kan één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bebouwing worden toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
-
-
De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
-
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 meter en niet meer bedragen dan 12 meter.
-
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 meter.
-
Bij een in de bebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor gebouwen, mag niet worden overschreden.
-
-
14.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Indien een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3 onder a wordt verleend gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
14.5 Afwijken van de gebruikregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 en andere maatschappelijke en culturele voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats;
-
Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.6.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een pand met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beeldbepalend pand' als bedoeld in artikel 14.1 onder i geheel of gedeeltelijk te slopen.
14.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 14.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
-
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
-
die noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud, met dien verstande dat dit onderhoud strekt tot behoud van het karakter van het gebouw in bestaande toestand.
14.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel artikel 14.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de historisch bouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet onevenredig worden aangetast, de (beeld)kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast dan wel indien (gedeeltelijke) sloop noodzakelijk is vanuit een oogpunt van veiligheid.
14.6.4 Afwijken van de sloopregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.6.3 ten behoeve van sloopwerkzaamheden die verricht worden bij:
-
het op onderdelen vernieuwen of veranderen van gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
het uitbreiden van de gebouwen dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de planregels;
met dien verstande dat het betrokken bouwplan mede dient te strekken tot het behoud van het historisch bouwkundige karakter van het gebouw in bestaande toestand, zoals dit onder meer tot uitdrukking komt in hoofdvorm, (bouw)hoogte, gevelindeling en materialisering.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
-
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en voor toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
Ter plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’ tevens ter bescherming van bestaande landschappelijke waarden;
-
Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn tevens garageboxen toegestaan;
-
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
-
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
-
de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;
-
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
-
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:
-
de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte, en;
-
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
-
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
-
De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 meter bedragen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunning voor gronden met aanduiding landschapswaarden;
Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en andere verhardingen;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
15.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
15.5 Specifieke gebruiksregels
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen niet worden gebruikt voor het stallen van aan het gebruik onttrokken caravans, voer- en vaartuigen.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.
Artikel 17 Verkeer- Railverkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
wegen en straten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het railverkeer gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;
-
De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 meter.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
-
De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 8 meter ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf.
-
De bouwhoogte van geluidsschermen gemeten vanaf de Bovenkant Spoorstaaf mag niet meer bedragen dan 2 meter. Waar de sporen verdiept zijn gelegen, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 meter vanaf peil.
-
De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
kunstobjecten;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - podium' is tevens een podium toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats' is tevens een standplaats toegestaan;
-
terrasoverkappingen ten dienste van de naastgelegen bestemming Centrum.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter.
-
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 meter.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
Overkapte terrassen zijn alleen toegestaan indien het bijbehorend pand uit ten minste
2 verdiepingen bestaat;
-
De hoogte van een overkapt terras mag niet meer bedragen dan 3.00 m;
-
De diepte van een overkapt terras mag gerekend vanuit de gevel maximaal 3.50 m
bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.2 en een bouwhoogte van maximaal 16 m voor signalerings- en telecommunicatiemasten toestaan, mits de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
-
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
-
aan- en bijgebouwen behorende bij de woning;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
toegangswegen voor aangrenzende bestemmingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegestaan.
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang voor wegen, fiets- en voetpaden toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn tevens dienstverlenende instellingen toegestaan.
-
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
-
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
-
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 meter daarachter.
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
-
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
-
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
-
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
-
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
-
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.3 onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
- De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 meter.
-
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
-
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
19.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
19.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
19.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 20 Leiding - Brandstof
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen
bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de brandstofleiding.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter met een maximum oppervlakte van 5 m²;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 20.2, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden van deze bestemming zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het permanent opslaan van goederen.
20.4.2 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het
leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
20.4.3 Uitzonderingen
Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
-
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
20.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
- Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 21.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlaktevoor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
-
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 centimeter en zonder
-
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
21.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 21.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
21.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 21.4.1, is niet van toepassing indien:
- de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
- de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
-
-
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
- Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
-
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 22.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlaktevoor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
-
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 centimeter en zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Afwijken van de bouwregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3 sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
-
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3 sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van in artikel 22.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
22.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 22.4.1, is niet van toepassing indien:
- de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;
- de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
-
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
-
-
de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene bouwregels
- Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- goot- en bouwhoogten;
- oppervlakte;
- inhoud;
- afdekking van gebouwen;
- afstand tot voorgevelbouwgrens;
- afstand tot de perceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de
voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.
- In afwijking van het bepaalde in sub a, kan herbouw op een andere locatie plaatsvinden voor zover dit betrekking heeft op bouwwerken als bedoeld in artikel 19.2.2. Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van de betreffende gebouwen.
Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven op de verbeelding, dienen hoofdgebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale en de maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan respectievelijk 30 graden en 60 graden.
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24 onder c, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in artikel 24 onder c, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
25.1 Geluidzone-Industrie
25.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn de gronden, naast de andere voor die
gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge
geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai en mede
bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid
van een inrichting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.
25.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen geldt dat ter plaatse van de
aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een
bestaande geluidgevoelige functie - het niet is toegestaan om gebouwen ten behoeve van
geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van
gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen
ten behoeve van geluidgevoelige functies.
25.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.1.2 teineinde het
bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bebouwing overeenkomstig de andere
bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van
deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende
voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
25.2 Overig - Voetgangersgebied
- Ter plaatse van de aanduiding overig-voetgangersgebied blijven de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van het onderwerp parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden buiten toepassing overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, indien de functie wordt veranderd. Met dien verstande dat de bestaande parkeercapaciteit dient te worden gehandhaafd.
- Artikel 25.2 onder a is niet van toepassing indien een woonfunctie wordt veranderd in een andere functie. Met dien verstande dat bij berekening van de parkeernormering de bestaande parkeercapaciteit ten behoeve van de woonfunctie in mindering kan worden gebracht op de parkeernorm die geldt voor de nieuwe functie.
Artikel 26 Algemene afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
-
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
-
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 meter;
-
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
-
-
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
-
de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 meter.
-
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
-
ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 meter;
-
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 6 meter;
-
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 meter.
-
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
-
-
de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter;
-
de noodzaak van plaatsing is aangetoond;
-
is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
-
de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
-
is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
-
de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
-
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;
-
het bepaalde ten aanzien van het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor mantelzorg, onder de voorwaarden dat:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
de mantelzorg niet de bouw of uitbreiding van een geluidgevoelige ruimte tot gevolg heeft, tenzij er kan worden voldaan aan de eisen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
-
wanneer het gaat om een aanbouw de gebruiksruimte voor de mantelzorg ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw bedraagt en één bouwlaag beslaat;
-
wanneer de mantelzorg plaatsvindt in een bestaand vrijstaand bijgebouw,
-
dient van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te worden gedaan;
-
gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
-
-
Artikel 27 Algemene wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 28 Procedureregeling
Vóór het stellen van nadere eisen of het verlenen van een omgevingsvergunning ingevolge artikel 3.6
van de Wet ruimtelijke ordening worden belanghebbenden gedurende een periode van twee weken in
de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Hiertoe wordt het plan, met de daarop
betrekking hebbende stukken, ter inzage gelegd. Voorafgaande aan de terinzagelegging geeft het
bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte
wijze kennis van het ontwerp.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Regels van het bestemmingsplan Ede-Centrum/Bospoort van de gemeente Ede’.