20.1 Wijziging
a. Burgemeester wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van:
1. de vestiging van een tuincentrum;
2. de vestiging van een mestverwerkingsbedrijf voor het opwekken van energie,
mits zodanige vestiging op de weg ‘Kievitsmeent’ geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg heeft.
b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming ‘Bos – Parkbos’ ten behoeve van bos met buitenplaatsen, water en verkeer, met inachtneming van de volgende regels:
1. wijziging op de met 'milieuzone - geurzone' aangeduide gronden mag uitsluitend plaatsvinden indien geen sprake meer is van geurhinder van omliggende bedrijven;
2. de wijziging mag slechts eenmalig worden toegepast, op basis van een integraal plan voor het gehele gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 m;
4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat de goothoogte mag worden overschreden tot maximaal 6 m, mits op enig punt van het gebouw een goothoogte
4,5 m aanwezig blijft;
5. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 50°;
6. het aantal buitenplaatsen mag niet meer bedragen dan 8;
7. de minimale oppervlakte per buitenplaats dient 0,6 ha te bedragen;
8. ten minste twee derde van de oppervlakte van een buitenplaats dient overdag openbaar toegankelijk te zijn ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
9. ten minste twee derde van de oppervlakte van een buitenplaats dient te worden ingericht als parkbos, met dien verstande dat ten hoogste 1.500 m² als tuin mag worden ingericht;
10. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
1.000 m³ per wooneenheid;
11. ten hoogste 100 m² van de vloeroppervlakte van een woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf;
12. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
13. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, met dien verstande dat, indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3 m, de goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van dat hoofdgebouw.
c. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen ten behoeve van het houden van evenementen.
d. Het schrappen van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' indien en voor zover de bedrijfsvoering van de (agrarische) bedrijven ten behoeve waarvan deze aanduiding is opgenomen geen belemmering meer vormt voor stankgevoelige bedrijfstypen of andere stankgevoelige functies ter plaatse.
e. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6, lid 1, onder a. van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voorzover het betreft gronden met de bestemming Agrarisch en Wonen met nadere aanduiding 'agrarisch', ten behoeve van:
1. een recreatieve voorziening;
2. een maatschappelijke voorziening;
3. een landelijk bedrijf;
4. een woonfunctie.
f. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6, lid 1, onder a. van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van de op de plankaart aangegeven grenzen.
g. De wijzigingsbevoegdheden ten aanzien van respectievelijk onderdeel e onder 1, 2 en 3 mogen slechts eenmalig worden toegepast, tenzij door de aanvrager wordt aangetoond dat de noodzaak bestaat om het plan meerdere keren te wijzigen.
h. Bij de toepassing van de in de onderdelen e en f bedoelde wijzigingen dient rekening te worden gehouden met zowel de algemene afwegingscriteria in lid 20.2 als met de specifieke afwegingscriteria in lid 20.3.
20.2 Algemene afwegingscriteria
Voor toepassing van de betrokken wijzigingsbevoegdheid geldt dat in de afweging de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden de volgende criteria in acht genomen:
a. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies, in die zin dat de functiewijziging van wezenlijke invloed is op de uitoefening of het voortbestaan van de nabijgelegen hindergevoelige functies;
b. een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen uit archeologisch en/of milieutechnisch oogpunt geen bezwaar bestaat;
c. een functiewijziging mag niet leiden tot een onnodige toename van de verstening van het plangebied; waar mogelijk zullen zodanige voorwaarden worden gesteld, dat een daadwerkelijke vermindering van de verstening bereikt wordt; als vuistregel hiervoor geldt dat overtollige en/of leegblijvende schuurruimten (hier zijn onder te verstaan: de nog aanwezige gebouwen die de, krachtens dit plan, maximaal toegestane oppervlakte overschrijden) worden gesloopt en landschapverstorende bouwwerken landschappelijk worden ingepast;
d. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt;
e. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar de functiewijziging plaatsvindt, maar ook de te verwachten uitstraling die daarvan uitgaat;
f. voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet;
g. de oriënterende waarde van het groepsrisico mag niet worden overschreden;
h. de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur, uitgezonderd ten aanzien van de functiewijziging als genoemd onder lid 20.1 sub a, onder 1.
20.3 Specifieke afwegingscriteria
a. De activiteiten als genoemd in lid 20.1, sub e, onder 1 tot en met 3 zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
1. de wijzigingen blijven beperkt tot de hiernavolgende voorzieningen:
- kinderboerderij;
- dierenpension;
- outdoor boogschietbaan;
- modeltuin;
- kinderdagverblijf;
- speeltuin;
- fietscrossterrein;
- visvijver annex -kwekerij;
- hondendressuurterrein;
- oefengolfbaan;
- pension;
- kampeerboerderij,
- heemtuin;
- natuur- en milieueducatie;
- woon-zorgboerderij;
- scouting;
- verwerking van het op het eigen bedrijf voortgebrachte agrarische producten;
- natuur- en landschapsbeheer;
- het leveren van diensten aan agrarische bedrijven of andere landelijke bedrijven;
- het leveren van diensten ten behoeve van het bosbeheer en/of het beheer van natuurgebieden;
- hoveniersbedrijf (in combinatie met kwekerijen of voorbeeldtuinen);
- manege.
2. De vrijkomende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij hergebruik of nieuwbouw is toegestaan tot maximaal 1.000 m², met dien verstande dat de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing voor de nieuwe functie wordt berekend aan de hand van de onderstaande tabel en teksttoevoegingen:
Hergebruik- of terugbouwgedeelte |
Te slopen bij hergebruik |
Te slopen bij nieuwbouw |
tot 500 m² 501-750 m² 751-1.000 m² |
Eenmaal zoveel Tweemaal zoveel Driemaal zoveel |
Tweemaal zoveel Driemaal zoveel Viermaal zoveel |
- in de tabel wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 75 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
- sloop mag elders binnen de bestemming plaatsvinden;
- de sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden;
3. voor zover het gaat om wijziging ten behoeve van een pension of een kampeerboerderij, dient de behoefte aan uitbreiding van deze voorzieningen te zijn aangetoond;
4. de goothoogte van de nieuw op te richten gebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 8 m.
b. De activiteit als genoemd in lid 20.1, sub e, onder 4 is toegestaan mits uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot de woningen behorende voormalige bedrijfsruimten worden gebruikt voor wonen.
c. Wijziging als bedoeld in lid 20.1, sub f is uitsluitend toegestaan mits:
1. op basis van een daartoe ingesteld onderzoek aanpassing plaats vindt in alle vergelijkbare gevallen;
2. de aanpassing in planologisch opzicht redelijk, gewenst of noodzakelijk is;
3. de bestemmingsgrenzen niet meer dan 20 m worden verlegd;
4. de bestemmingsvlakken met niet dan 20% worden vergroot;
5. het wegenbeloop binnen het plangebied niet structureel wordt gewijzigd;
6. de structuur van het plan niet wordt aangetast;
7. dit niet in strijd is met de vastgestelde hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder;
8. wijziging plaatsvindt voor zover afwijkingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.
