direct naar inhoud van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Plan: De Ploen Zuid 2de fase terp 4/Walnoten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPDUIVENNOORD005-VS01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, parkeerplaatsen, een geluidwal, nutsvoorzieningen en uitritten;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en (water)lopen;
  • c. wegen, wandel- en fietspaden;
  • d. een speeltuin;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

3.2 bouwregels
3.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' 6 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 bouwregels
4.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
  • c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
4.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. speeltoestellen 3 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
4.3 afwijken van de bouwregels
4.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. het bepaalde in artikel 6.2.3 onder c en 6.2.4 onder g met betrekking tot de oppervlakte van toepassing is;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
4.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Verkeer

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde gronden.

5.2 bouwregels
5.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 2 m waarbij geldt dat speeltoestellen maximaal 3 m hoog mogen zijn.

Artikel 6 Wonen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen;
  • b. twee-aaneengebouwde woningen;
  • c. vrijstaande woningen;
  • d. een bestaande woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • e. aan huis verbonden beroepen;
  • f. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • g. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en (water)lopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

6.2 bouwregels
6.2.1

Het aantal woningen in het plangebied bedraagt maximaal 61, met dien verstande dat:

  • a. minimaal 21 en maximaal 44 woningen in de vorm van aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' maximaal één woning is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' maximaal één woning is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan.
6.2.2

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij:
    aaneengebouwde woningen   aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 1 m;  
    twee-aangebouwde woningen   aan één zijde minimaal 3 m;  
    vrijstaande woningen   aan twee zijden minimaal 3 m;  
       
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte.
6.2.3

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag o meter bedragen;
  • c. gebouwen worden gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    1. 40 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    2. 50 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m2;
    3. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.500 m2;
    mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
6.2.4

Voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwterrein bedraagt maximaal 70;
  • c. de woningdiepte bedraagt maximaal 15 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is minimaal 2,5 m, met dien verstande dat deze afstand aan één zijde 0 m mag bedragen, mits de betreffende delen van de hoofdgebouwen minimaal 3 m achter de voorgevel of de lijn in het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte ervan niet meer bedraagt dan 3 m;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel maximaal 150 m2;
  • h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd achter de lijn in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 5 m.
6.2.5

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. speeltoestellen 3 m;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer 6 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
6.3 afwijken van de bouwregels
6.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.3 onder c voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. artikel 6.2.3 onder d voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    • 1. 55 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m2;
    • 3. 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.500 m2;
  • c. artikel 6.2.3 onder d voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd onder d vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van een aan- en uitbouw en/of bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits:
    - advies is verkregen van een onafhankelijk deskundige;
    - het aantal woningen niet toeneemt;
  • d. artikel 6.2.3 onder d voor het vergroten van bebouwingspercentage tot maximaal 80%;
  • e. artikel 6.2.2 onder b voor het verkleinen van de afstand van een hoofdgebouw of een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens.
6.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.4 afwijken van de gebruiksregels
6.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • b. geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
6.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.