direct naar inhoud van Regels
Plan: Stedelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0225.BPperiodiekstb04-2003

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied' met identificatienummer NL.IMRO.0225.BPperiodiekstb04-2003 van de gemeente Druten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

De overige begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de

zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;

1.6 aanvullende horeca:

onzelfstandige horeca in aanvulling op en met een directe relatie met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca);

1.7 achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 arboretum:

een op het verzamelen en kweken van bomen en struiken gespecialiseerde botanische tuin;

1.11 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.12 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.13 atelier:

werkplaats van een beeldend kunstenaar met bijbehorende expositieruimte, inclusief ondergeschikte detailhandel van ter plaatse vervaardigde producten;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingsgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dan wel bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.17 bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend d.m.v. handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.19 beroepsmatige activiteiten:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten (niet zijnde vrije beroepen), waarvan de omvang van de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.20 besloten prostitutie:

een besloten inrichting waarin prostitutie wordt uitgeoefend of de uitoefening ervan wordt aangeboden (o.a. erotische massagesalons, seksclubs, privé-huizen, thuisprostitutie en escortbedrijf);

1.21 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, aanwezig of in uitvoering ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, voor zover dit legale of vergunde situaties betreft.
1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat ook via een doorbraak op de eerste verdieping sprake mag zijn van een verbinding met het hoofdgebouw;

1.25 body- en mindcentrum:

een multifunctioneel centrum waar balans en ontwikkeling van lichaam en geest centraal staat, zoals door middel van cursussen, workshops, bewegingsvormen gericht op rust, houding, ademhaling en ontspanning, thematische kerkdiensten, zang en andere ontspannende activiteiten;

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats of ligplaats;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door, op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en m.u.v. een onderbouw of kap;

1.29 bouwmarkt:

detailhandelsvestiging waarbij het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf-producten aan zowel vakman als particulier grotendeels op basis van zelfbediening ten verkoop wordt aangeboden;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, maar die niet een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 carport:

gebouwde overkapping van lichte constructie voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;

1.36 culturele voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van culturele en ontspannende activiteiten, zoals een bioscoop, museum of theater;

1.37 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;

1.38 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.39 detailhandel in aanverwante artikelen:

detailhandel in goederen of producten aanverwant aan de hoofdfunctie.

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten, met uitzondering van een supermarkt;

1.41 dienstverlening:

economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.42 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.43 elektronicazaak:

detailhandelsvestiging die uitsluitend is bestemd voor verkoop van elektronische apparaten, zoals computers, alsmede bijbehorende goederen;

1.44 erf:

dat deel van een bouwperceel, zowel binnen als buiten het bouwvlak, waarop ingevolge de regels bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;

1.45 erker:

een uitbouw van het hoofdgebouw in één bouwlaag met:

hoogte: maximaal bovenkant vloer begane grond + 0,25 meter;

breedte: maximaal 60 % van de voorgevel;

diepte: max. 1,25 meter, waarbij de voortuin vanaf de openbare ruimte minimaal 2 meter onbebouwd blijft;

1.46 escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (o.a. escortservice en bemiddelingsbureaus);

1.47 evenementen:

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals kermissen, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, (straat)voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten;

1.48 garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen alsmede voor de verkoop van motorvoertuigonderdelen en bijbehorende artikelen, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

1.49 gastenhuis:

een woonvorm waarin professionele zorg wordt geboden aan de bewoners die niet zelfstandig kunnen wonen. Zorg en wonen zijn binnen de instelling gescheiden. Het bevat ook een dienstwoning voor het zorgechtpaar die deel uitmaken van de professionele zorgverlening.

1.50 gastouderschap:

kinderopvang welke plaatsvindt in een gastgezin, na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Een geregistreerde gastouder verzorgt de opvang op het eigen woonadres of op het adres van één van de ouders. Als de opvang bij de ouders plaatsvindt, kunnen daar ook kinderen van andere ouders worden opgevangen;

1.51 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.53 geschakeld:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw, maar waarbij het hoofdgebouw door een bijbehorend bouwwerk is geschakeld aan een ander hoofdgebouw;

1.54 gestapeld

bebouwing waarbij woningen geheel of gedeeltelijk boven/onder/naast andere woningen zijn gelegen;

1.55 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderijen, akkerbouw-, fruitteelt- en

vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Paardenfokkerijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.56 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.57 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.59 horeca categorie 1

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;

1.60 horeca categorie 2
  • a. een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon;
  • b. (daghoreca) een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, waarbij de openingstijden van de voorziening overeenkomen met die van naburige detailhandel, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een lunchroom en een ijssalon;
1.61 horeca categorie 3

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op zaalverhuur of het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café;

1.62 horeca categorie 4

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek;

1.63 horeca:

het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden. Het exploiteren van een snackbar wordt eveneens onder een horecabedrijf begrepen. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf, shisha-lounge, coffee-shop of een hiermee naar aard en omvang vergelijkbare geestverruimde en/of geestvernauwende en/of verslavende activiteit, wordt niet onder horeca begrepen;

1.64 huishouden:

persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.65 kantoor:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid;

1.66 kap:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.67 kleinschalige dagrecreatie:

ondergeschikte, aan de bedrijfsvoering of aan de toeristische omgeving gerelateerde activiteiten, zoals rondleidingen, openstellingen, demonstraties of workshops, waarbij het bieden van nachtverblijf niet is toegestaan.

1.68 kleinschalig kamperen:

kampeerterrein waarop maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan (met uitzondering van stacaravans), uitsluitend in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober, en waar de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden voorzien.

1.69 kleinschalige logiesaccommodatie:

het verlenen van logies in een woning en/of bijbehorende bouwwerken aan steeds wisselend publiek, zoals bed&breakfast en recreatiewoningen/ -appartementen.

1.70 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.71 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.72 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding tussen de levende en niet-levende natuur;

1.73 luifel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

1.75 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.76 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.77 niet grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

1.78 ondergronds bouwen:

een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;

1.79 onzelfstandige detailhandel:

het qua aard en omvang beperkt bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten, als ondergeschikte functie in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde detailhandel);

1.80 onzelfstandige horeca:

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte functie in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties (niet zijnde horeca);

1.81 openlijke prostitutie:

het openlijk, op of vanaf openbaar gebied zichtbaar, door houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten te bewegen om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen ter verrichten, hen daartoe uit te nodigen of aan te lokken (o.a. raam- en straatprostitutie);

1.82 openbare weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.83 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;

1.84 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het sluitende, afgewerkte maaiveld;
1.85 peil Rijdt 52 en 56:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het sluitende, afgewerkte maaiveld;

Het peil van de woningen kan, afhankelijk van de positie ten opzichte van de aflopende wegen, 0,25-0,40 m boven kruin weg worden gesitueerd. Dit om overloop bij hoosbuien van waterberging richting tuinen te voorkomen.

1.86 paardenbak:

al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt;

1.87 paardenstal:

kleinschalige stalruimte voor paarden;

1.88 perifere detailhandel:

detailhandel, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, te weten tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels;

1.89 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.

1.90 plattelandswoning:

een woning in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de woning in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.91 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.92 prostitutiebedrijf:

een persoon, een groep van personen of een rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, zich via openlijke of besloten prostitutie beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten;

1.93 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.94 schuilstal:

een gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan dieren;

1.95 slijterij:

het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van sterke of zwak-alcoholhoudende dranken voor gebruik elders dan ter plaatse;

1.96 stedenbouwkundige kwaliteit:

de aan een gebied toe te kennen waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals de aanwezige en/of geprojecteerde infrastructuur, waaronder groenelementen, ligging, maatvoering, functie en karakter van bouwwerken in dat gebied;

1.97 theehuis:

een kleinschalige horecagelegenheid die is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken;

1.98 theetuin/terras:

het bij woningen bedrijfsmatig verstrekken van niet-alcoholische dranken en aan de bedrijfsactiviteiten of toeristische omgeving gerelateerde consumpties/versnaperingen voor gebruik ter plaatse en in samenhang met kleinschalige dagrecreatie, met dien verstande dat reguliere horeca, hieronder inbegrepen exploitatie van een zaalaccommodatie, uitdrukkelijk niet is toegestaan;

1.99 twee-aaneen:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.100 verbeelding:

de kaart met de bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.101 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of gebruikt;

1.102 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.103 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.104 voorgevellijn Rijdt 52 en 56:

op de voor 'Wonen-Rijd 52 en 56' en 'Tuin-Rijdt 52 en 56' aangewezen grond is de voorgevellijn de lijn waarin of waarachter de voorgevels van het hoofdgebouw zijn gelegen, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens ingevolge deze regels toegelaten afwijkingen. De voorgevels kunnen met de bocht van de straat mee, ook gedraaid in de voorgevelrooilijn worden geplaatst. De voorgevel van de hoofdmassa is gelegen op 3 meter vanaf achterkant molgoot van de Rijdt en 3 meter vanaf achterkant betonband ter plaatse van Julianalaan;

1.105 vrij beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten. Hieronder wordt verstaan: de uitoefening van tand- en dierenarts, fysiotherapeut, advocaat, accountant, notaris en makelaar door de gebruiker van de woning. Het exploiteren van een prostitutiebedrijf wordt niet onder een vrij beroep begrepen;

1.106 vrijstaand:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;

1.107 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;

1.108 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.109 wonen:

het verblijven van één huishouden in een woning.

1.110 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvestiging van een huishouden;

1.111 wooneenheid:

eenheid in de vorm van een woning.

1.112 woonunit:

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of bewoning door één of meer personen, waaronder ook een stacaravan wordt verstaan;

1.113 zelfstandige detailhandelsvestiging:

detailhandelsvestiging die zelfstandig functioneert, met een eigen kassasysteem, een eigen uitstraling en een oppervlakte die voldoende groot is om als volwaardige winkel te functioneren;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en voorkomend (hoofd-) gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

Met onderstaande tekeningen is aangegeven wat wordt aangemerkt als goothoogte:

afbeelding "i_NL.IMRO.0225.BPperiodiekstb04-2003_0001.jpg"

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte van een gebouw

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;

alsmede voor:

  • b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een 2e bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de opgenomen relatielijn;
  • d. een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • e. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. een minicamping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
  • g. een plattelandswoning zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • h. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • i. een paardenstal ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - paardenstal';
  • j. tuinbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw uitgesloten';
  • k. een waterberging, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • l. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';

met de daarbij behorende:

  • m. vrije beroepen in de bedrijfswoning;
  • n. tuinen, erven en verhardingen;
  • o. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. watergangen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
3.2.2 Gebouwen te behoeve van de (agrarische) bedrijfsvoering

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. in afwijking van hetgeen onder a is bepaald, mag er:
    • 1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - paardenstal' een paardenstal worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
      • De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
      • Het oppervlak per paardenstal mag niet meer bedragen dan 120 m2.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilstal' een schuilstal worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
      • het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
      • de goothoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
      • de bouwhoogte van een schuilstal mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m³;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m. en 10 m., tenzij ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. voedersilo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • b. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.6 Minicamping

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25;
  • b. er mogen gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of een recreatieruimte gebouwd worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m².
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 3.2.2, onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 3. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    • 4. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
  • b. van het bepaalde in 3.2.2, onder a om buiten het bouwvlak schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:
    • 1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    • 2. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
    • 3. er niet meer dan één schuilstal per gebruiker/eigenaar wordt toegestaan;
    • 4. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    • 5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Vrij beroep

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

3.4.2 Detailhandel

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • b. niet meer dan 30% van de oppervlakte mag gebruikt worden voor detailhandel in aanverwante artikelen, voor het overige is uitsluitend productiegebonden detailhandel toegestaan.
3.4.3 Spuitzones

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt is niet toegestaan op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', met uitzondering van:

  • a. het bouwvlak behorende bij het bedrijf dat de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt uitoefent;
  • b. bestaand gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt.

Onder voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

3.4.4 Paardenbak

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mag maximaal één paardenbak worden gerealiseerd waarvan de maximale afmetingen 20 bij 60 meter bedragen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    • 2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
    • 3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    • 4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
  • b. van het bepaalde in 3.4.3 voor het toestaan van het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Wonen', uitsluitend in geval van bedrijfsbeëindiging, waarbij geen wijziging mag worden aangebracht in de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende gebouwen, zoals die uitkomt in goothoogte, dakhelling en dakvorm. Ook mag het aantal woningen niet toenemen;
  • b. door de ligging en/of de grootte van het bouwvlak te veranderen, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel van ligging en/of grootte wordt veranderd.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. watergangen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 4.2.1 om schuilstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan schuilstallen per agrarisch bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 3. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    • 4. de schuilstal noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. de natuurwaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
  • b. van het bepaalde in 4.2.1 om schuilstallen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren toe te staan, mits:
    • 1. de goothoogte van een schuilstal niet meer dan 2,5 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
    • 2. de oppervlakte van een schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m²;
    • 3. er niet meer dan één schuilstal per gebruiker/eigenaar wordt toegestaan;
    • 4. de schuilstal wordt gesitueerd op een solitair gelegen weiland op een afstand van minimaal 500 meter van het huiskavel van de eigenaar/gebruiker;
    • 5. de landschappelijke kernkwaliteiten ter plaatse niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. de natuurwaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Spuitzones

Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', is niet toegestaan, uitgezonderd:

  • a. bestaand gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt.

Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden alle functies begrepen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de open grondteelt, fruit-, boom- of sierteelt op een afstand van minder dan 50 meter tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, dan wel bouwvlakken indien sprake is van de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits is aangetoond dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de betreffende gevoelige functies is gegarandeerd.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
4.6.2 Uitzonderingen

Het in 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toelaatbaarheid

De in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

alsmede voor:

  • f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. niet-productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • h. een bouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
  • i. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • j. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • k. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • l. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • m. een agri service ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agri service';
  • n. een dakbedekkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakbedekkingsbedrijf';
  • o. een dakpannenfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakpannenfabriek';
  • p. een drankengroothandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drankengroothandel';
  • q. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • r. nutsvoorzieningen in de vorm van een gasontvangststation met een met een meet- en regelinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
  • s. een houtdraaierij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtdraaierij';
  • t. een isolatie en panelenbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - isolatiebedrijf';
  • u. een machineservicebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machineservicebedrijf';
  • v. een stenenhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stenenhandel';
  • w. een steenfabriek en een toeristisch-recreatieve voorziening in de vorm van een museum met bijbehorende voorzieningen, waaronder onzelfstandige horeca en onzelfstandige detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek';
  • x. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';

met de daarbij behorende:

  • y. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • z. parkeervoorzieningen;
  • aa. tuinen, erven en verhardingen;
  • ab. groenvoorzieningen;
  • ac. watergangen;
  • ad. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
5.2.2 Gebouwen ten behoeve van het bedrijf

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • c. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer dan bedragen 10 m.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schoorsteen' mag niet meer bedragen dan 50 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 ten behoeve van de uitbreiding van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bouwvlak;
  • b. de uitbreiding dient zoveel mogelijk gebouwd te worden aansluitend aan de bestaande bebouwing, tenzij dit bedrijfseconomisch of stedenbouwkundig niet verantwoord is;
  • c. de uitbreiding dient stedenbouwkundig en ruimtelijk inpasbaar te zijn;
  • d. de bebouwing dient aan de van de weg gekeerde zijde van het bouwvlak gebouwd te worden;
  • e. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • f. de goot- en/of bouwhoogte buiten het bouwvlak mogen niet meer bedragen dan de goot- en/of bouwhoogte die krachtens artikel 5.2.2 binnen het bouwvlak geldt;
  • g. op eigen terrein dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid, conform de 'Nota parkeernormen gemeente Druten' in Bijlage 2.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De gronden mogen voor opslag worden gebruikt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakpannenfabriek' niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m en de afstand tot de buitenste verhardingsrand van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • b. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet voorkomt in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1, met dien verstande dat dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 1 en 2.
  • b. van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    • 2. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
    • 3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    • 4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening, alsmede drinkwaterwinning en zuivering van afvalwater en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. watergangen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf/nutsvoorziening toegestaan;
  • b. het bebouwde oppervlak van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 100 m².
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorieën 1 t/m 3.1 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. vrije beroepen in de bedrijfswoning;
  • e. opslag en uitstalling;

alsmede voor:

  • f. een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
  • g. een elektronicazaak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - elektronicazaak';
  • h. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. watergangen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
7.2.2 Gebouwen ten behoeve van het bedrijf

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • c. de afstand van de voorgevel van een gebouw tot de buitenste verhardingsrand van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • c. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer dan bedragen 10 m.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van silo's, schoorstenen, lichtmasten en andere bedrijfsinstallaties mag niet meer bedragen dan 20 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet voorkomt in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1, met dien verstande, dat dit bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën 1 t/m 3.1;
  • b. van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de bedrijfswoning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
    • 2. de gebruiker van de bedrijfswoning oefent deze activiteit uit;
    • 3. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
    • 4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn op de begane grond bestemd voor:
    • 1. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. horeca van categorie 2;
    • 4. kantoren;
    • 5. maatschappelijke voorzieningen;
    • 6. wonen;
    • 7. vrije beroepen in de woning;

alsmede voor:

    • 1. bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 onder ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    • 2. horeca in de categorieën 1 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 3. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
    • 4. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en verhardingen;
    • 2. terrassen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. groenvoorzieningen;
    • 7. watergangen;
    • 8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

  • b. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn op de tweede en hogere bouwlagen bestemd voor:
    • 1. wonen;
    • 2. horeca van categorie 2, uitsluitend als de begane grond ook voor deze functie in gebruik is.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%, met dien verstande dat het bouwvlak altijd volledig mag worden bebouwd;
  • b. ondergronds bouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen is toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak. Deze ondergrondse bouwwerken worden niet meegeteld bij het bebouwingspercentage zoals bepaald onder a.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. dakterrassen zijn uitsluitend bij woningen toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • e. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.2 voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de voorgevellijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. ateliers en galeries;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. congres-, vergader- en zaalaccommodatie;
  • e. onzelfstandige horeca;
  • f. wonen;
  • g. vrije beroepen in de woning;

alsmede voor:

  • h. een body en mindcentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - body en mindcentrum';

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. watergangen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt, uitsluitend op de begane grondlaag;
  • b. internetwinkels, uitsluitend in categorieën 1 t/m 4 van de 'Beleidsnotitie internetwinkels' in Bijlage 3;
  • c. vrije beroepen in de (bedrijfs)woning;

alsmede voor:

  • d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • f. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid;
  • g. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. watergangen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven
  • b. indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) ' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
10.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan, danwel de bestaande bedrijfswoningen indien niet aangeduid;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Binnen de bestemming 'Detailhandel' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen op de verdieping toegestaan, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan één woning per zelfstandige detailhandelsvestiging.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. watergangen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ateliers en galeries;
  • b. bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoren;
  • e. maatschappelijk;
  • f. opslag en stalling;
  • g. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
  • h. zakelijke dienstverlening:

alsmede voor:

  • i. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • k. perifere- en productiegebonden detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • l. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • m. horeca tot en met categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • n. horeca tot en met categorie 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4';
  • o. afvalverzamelstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afvalverzamelpunt';
  • p. indoorspeelhal met een bowlingbaan en zalenverhuur met bijbehorende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - speelhal';
  • q. wonen op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • r. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  • s. een slijterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van detailhandel - slijterij';

met de daarbij behorende:

  • t. tuinen, erven en verhardingen;
  • u. parkeervoorzieningen;
  • v. groenvoorzieningen;
  • w. nutsvoorzieningen;
  • x. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Gemengd' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplantingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • f. watergangen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • i. recreatie;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • l. een hertenkamp ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp';
  • m. voorzieningen ten behoeve van een speelbos, waaronder een kiosk, toiletgelegenheid en opslag van onderhoudsmaterialen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorzieningen';
  • n. een theehuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis';
  • o. een urnenveld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - urnenveld';
  • p. een waterberging, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend een theehuis, jongerenontmoetingsplaatsen, gebouwen ten behoeve van een hertenkamp en voorzieningen voor een speelbos worden gebouwd.
13.2.2 Theehuis

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.

13.2.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Voor het bouwen van jongerenontmoetingsplaatsen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

met dien verstande dat binnen de kernen Afferden, Deest, Horssen en Puiflijk maximaal 1 jongerenontmoetingsplaats is toegestaan en in de kern Druten maximaal 4 jongerenontmoetingsplaatsen zijn toegestaan, één en ander met inachtname van het bepaalde in artikel 23.2.1, onder b.

13.2.4 Hertenkamp

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp' mogen gebouwen in de vorm van dierenverblijven en schuilhokken worden opgericht, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 200 m² in Druten;
    • 2. 150 m² in Horssen;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
13.2.5 Voorzieningen speelbos

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorzieningen' mag één gebouw worden opgericht, waarbij de volgende bepalingen gelden;

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
13.2.6 Fietsenstallingen

De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

13.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1 Waterberging

Ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ is de aanleg en instandhouding van een waterberging toegestaan.

Artikel 14 Groen - Rijdt 52-56

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Rijdt 52-56’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. beplantingen;
  • c. waterberging met een maximale oppervlakte van 400 m2 ter plaatse van de aanduiding: ‘waterberging’;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. toegangen tot ondergrondse ruimten;
  • g. ondergrondse warmte-koudeopslag;
  • h. constructies voor alternatieve duurzame energievoorzieningen, windmolens uitgezonderd;
  • i. bouwwerken ten behoeve van opslag tuinmachines en onderhoud.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,20 m.
  • c. Er dient sprake te zijn van een plat dak.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het achtererf mag niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van alternatieve energievoorzieningen, windmolens uitgezonderd. Deze mogen maximaal 20 m2 en maximaal 15 m hoog worden.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Als voorwaarde voor het in gebruik hebben of laten hebben van de woningen ter plaatse van de bestemming ‘Wonen - Rijdt 52-56’ dient ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ een bergingsvoorziening getroffen te worden ten behoeve van de noodzakelijke waterberging. Deze voorziening dient tevens te worden onderhouden, beheerd en in stand gehouden.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in de categorieën 1, 2 en 3;
  • b. vrije beroepen in de (bedrijfs)woning;

alsmede voor:

  • c. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid;
  • d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. midgetgolf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolf';

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. watergangen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • l. wonen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn.
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de Voorgevellijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Horeca' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten bij de functie wonen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 16 Kantoor

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. vrije beroepen in de (bedrijfs)woning;

alsmede voor:

  • c. bedrijven die zijn genoemd in de de milieucategorieën 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • d. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. watergangen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat per aanduiding slechts één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • c. bij een vrijstaande bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Kantoor' is de uitoefening van een vrij beroep in een bedrijfswoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. vrije beroepen in de (bedrijfs)woning;
  • c. onzelfstandige horeca;

alsmede voor:

  • d. bedrijven die zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • e. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • g. kantoren, dienstverlening en een copyshop ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • h. aanvullende horeca in de categorieën 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • i. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • j. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel wonen in bestaande woningen indien niet aangeduid;
  • k. een zelfstandige zorginstelling in het kader van een agrarische neventak met maximaal 10 zorgappartementen van maximaal 30 m² per appartement, waar mensen met een zorg- of hulpvraag een passende woonvorm met 24-uur per dag begeleiding vinden, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij'.
  • l. één standplaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – standplaats';

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, erven en verhardingen;
  • n. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. nutsvoorzieningen.
  • s. watergangen;
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan 3%;
  • c. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden.
17.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
17.2.4 Begraafplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken ten dienste van een begraafplaats toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 17.2.2 en ten behoeve van een goot- en bouwhoogte van niet meer dan 16 m, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is de uitoefening van een vrij beroep in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • c. een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit oprichten van een inrichting in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • d. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  • b. water;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • e. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik, uitsluitend voor zover dit ten dienste staat van het natuurbeheer;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2 meter, worden gebouwd, die ten dienste staan aan de in 18.1 genoemde functies.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om op de in 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen van waterlopen en het aanleggen van onderbemalingen.
18.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 25 lid 3.1 genoemde verbod geldt niet voor:

  • a. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
18.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk of werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschapswaarden van het gebied, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet wordt gekomen.

Artikel 19 Recreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve activiteiten;
  • b. waterpartijen;
  • c. landschaps- en natuurbouw;
  • d. klei-, zand- en grondwinning;
  • e. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. ondergrondse afwatering.
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. onzelfstandige horeca;

alsmede voor:

  • c. horeca in de categorieën 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
  • i. watergangen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. indien geen bouwvlak is opgenomen, mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan 4%.
20.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien op het bouwperceel een bouwvlak is opgenomen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • b. indien geen bouwvlak is opgenomen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. watergangen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • e. een arboretum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - arboretum'.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

21.2.1 Gebouwen

20.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. voor het bouwen van erkers aan de voorgevel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m;
    • 3. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de voortuin tot een maximum van 1 m;
  • b. voor het bouwen van erkers aan de zijgevel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m;
    • 3. de diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de zijtuin met een maximum van 1,25 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' geen gebouwen toegestaan.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
21.3 Specifieke gebruiksregels

Parkeren is toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. er mag uitsluitend voor een bijbehorend bouwwerk of voor een in het hoofdgebouw opgenomen garage geparkeerd worden, mits de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorste perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m.

Artikel 22 Tuin - Rijdt 52-56

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin - Rijdt 52-56’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ondergrondse alternatieve energievoorzieningen;
  • d. tuinmuren, erf- en terreinafscheidingen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers en geringe overstekende verdiepingsonderdelen ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. Voor het bouwen van erkers aan de voorgevel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m.
    • 3. De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de voortuin tot een maximum van 1 m.
  • b. Voor het bouwen van erkers aan de zijgevel gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 40% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,25 m.
    • 3. De diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 25% van de diepte van de zijtuin met een maximum van 1,25 m.
  • c. Op de hoek Rijdt/Julianalaan, aan zijde Julianalaan, zijn geringe overstekende verdiepingsonderdelen toegestaan om de hoekoplossing te benadrukken, oppervlakte: maximaal 5 m2 en onderzijde minimaal op 2,5 m. + P.
22.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • d. abri's;
  • e. afvalcontainers;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. watergangen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • k. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • l. één standplaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – standplaats';
23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

23.2.1 Gebouwen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. Voor het bouwen van jongerenontmoetingsplaatsen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;

met dien verstande dat:

    • 1. binnen de kernen Afferden, Deest, Horssen en Puiflijk maximaal 1 jongerenontmoetingsplaats is toegestaan en in de kern Druten maximaal 4 jongerenontmoetingsplaatsen zijn toegestaan;
  • c. De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag de bouwhoogte van een overkapping niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde', het behoud van de ecologische waarde in de vorm van een ruige oever met wilgen en knotwilgen langs de sloot.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde' dient het gebruik zodanig te zijn dat de ruige oever met wilgen en knotwilgen in stand blijft.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen;
  • c. gastouderschap;
  • d. internetwinkels, uitsluitend in categorie 1 van de 'Beleidsnotitie internetwinkels' in Bijlage 3;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • h. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • i. bedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • j. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • k. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • l. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • m. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • n. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • o. parkeren ten behoeve van het body- en mindcentrum ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • p. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • q. een cursusruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - cursusruimte';
  • r. een gastenhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gastenhuis';
  • s. een woonwagenstandplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';

met dien verstande dat:

  • t. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang in stand dient te worden gehouden met een minimale vrije hoogte van 4,2 m.
25.2 Bouwregels

25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering: 

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn, met dien verstande dat de voorgevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1' tot maximaal 3,5 m achter de voorgevellijn mag worden gerealiseerd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1' een afstand van minder dan 2,5 m is toegestaan;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen alleen bij de eindwoningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1,5 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1,5 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, tenzij het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

Bebouwing:

  • g. per bouwperceel is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneen en vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;

Maatvoering:

  • l. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • m. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • n. dakterrassen zijn toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd;

25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

Situering

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1,5 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1,5 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, tenzij het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

Maatvoering oppervlaktes:

  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voorzover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² is toegestaan op percelen met een oppervlakte van meer dan 1000 m²;
  • e. indien de bestaande gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in 25.2.2, onder d, meer bedraagt dan respectievelijk 70 m2 of 100 m2, dan wordt bij afbraak van bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken de toegestane oppervlakte verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijbehorende bouwwerken boven die 70 m2 dan wel 100 m2, tot een oppervlakte van maximaal 150m2;
  • f. in aanvulling op het bepaalde in 25.2.2, onder d, mag ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijf' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²;
    • 2. 'bijgebouwen' de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden vermeerderd met 250 m²;
    • 3. 'kantoor' in de kern:
      • Horssen, de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²;
      • Deest, de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 120 m²;
    • 4. 'maatschappelijk' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 275 m²; 'specifieke vorm van wonen - cursusruimte' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 180 m²;
    • 5. 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 2' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 100 m² ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
    • 6. 'specifieke bouwaanduiding - orangerie' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 190 m²;
    • 7. 'specifieke bouwaanduiding - welness' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, en binnen het bouwvlak op gronden waar ingevolge deze regels geen hoofdgebouw mag worden opgericht, niet meer bedragen dan 320 m²;
  • g. buiten het bouwvlak dient ten minste 30 m² onbebouwd te blijven. Indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m² dient ten minste 50 m² onbebouwd te blijven;

Maatvoering hoogtes: 

  • h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • i. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • j. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - welness' een bouwhoogte van maximaal 7 meter is toegestaan over een oppervlakte van maximaal 100 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere bouwwerken' een bouwhoogte van maximaal 7 meter is toegestaan.

25.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
25.2.4 Garageboxen

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen garageboxen worden gebouwd, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de breedte per garagebox mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
25.2.5 Woonwagenstandplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' mogen woonwagens worden geplaatst, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. woonwagens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst;
  • b. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • f. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens gelden de volgende bepalingen:
    • 1. per standplaats mogen maximaal twee bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m².
25.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  • b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.
25.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 25.2.1, onder b, voor het situeren van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 3 m achter de Voorgevellijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. van het bepaalde in 25.2.1, onder i, ten behoeve van een goothoogte van niet meer dan 7 m voor 60% van het hoofdgebouw, indien de aangeduide goothoogte niet meer bedraagt dan 5 m, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. van het bepaalde in 25.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot in de Voorgevellijn, mits het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. van het bepaalde in 25.2.2, onder d, ten behoeve van het bouwen van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de oppervlakte van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2.500 m²;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 3. de grotere gezamenlijke oppervlakte dient ruimtelijk inpasbaar te zijn.
25.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep, gastouderschap of internetwinkel in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan tot een oppervlak van niet meer dan 100 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – voorwaardelijke bepaling Koningstraat ong' is het gebruik van de woning uitsluitend toegestaan indien is voorzien in de aanleg en instandhouding van de haag langs de noord-westzijde van het perceel.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.6.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en/of de de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1;
  • c. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • d. een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
25.6.2 Afwijken detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.1 ten behoeve van detailhandel, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. detailhandel mag uitsluitend op de begane grond plaats vinden;
  • c. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Wijzigen woonwagenstandplaats in reguliere woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'woonwagenstandplaats' te verwijderen, teneinde reguliere woningen toe te staan. Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 4;
  • b. de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat wordt niet onevenredig aangetast.
25.7.2 Wijzigen woonwagenstandplaats in groen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' door de aanduiding 'woonwagenstandplaats' te verwijderen en de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Groen', teneinde een deel van of de gehele woonwagenstandplaats op te heffen, indien de gronden niet meer voor bewoning worden gebruikt.

25.7.3 Wijziging bouwtypologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten einde bij algehele sloop van één of meerdere woningen, woningen terug te bouwen in een andere bebouwingstypologie onder voorwaarden dat:

  • a. de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling wordt aangetoond;
  • b. voldaan wordt aan de minimale afstanden tot de zijdelingse perceelsgrens zoals bedoeld in 25.2.1;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  • d. geen onevenredige toename van de verkeersbewegingen optreedt;
  • e. er rekening gehouden wordt met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van direct omwonenden;
  • g. de gemeente gevrijwaard wordt van alle plankosten;
  • h. de ontwikkeling inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • i. de woningbouw past binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

Artikel 26 Wonen - Rijdt 52-56

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Rijdt 52-56’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

wonen;

  • a. internetwinkel, uitsluitend in categorie 1 van de bedrijfsactiviteiten genoemd in Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. vrije beroepen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen conform de als Bijlage 2 aangehechte Nota parkeernormen gemeente Druten;
  • e. ondergrondse warmte-koudeopslag;
  • f. alternatieve duurzame energievoorzieningen, zoals zonnepanelen;
  • g. carports, buitenbergingen en tuinmuren/erfafscheidingen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • e. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,0 m;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde mag niet minder bedragen dan 2,0 m;
  • f. Dakterrassen zijn toegestaan, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven hoogtes niet mogen worden overschreden, waarbij een dakterras als volledige bouwlaag wordt beschouwd.
26.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (carports en buitenbergingen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m.;
  • c. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.;
  • d. Er dient sprake te zijn van een plat dak;
  • e. De bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • f. Bijbehorende bouwwerken dienen gelijk met of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.;
  • b. De bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 3 m.;
  • c. De bouwhoogte van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m.;
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het achtererf mag niet meer dan 2 m.
26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  • b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.
26.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Wonen - Rijdt 52-56' is de uitoefening van een vrij beroep in een woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

26.5 Afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.1 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en daarmee verbonden bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2. Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m2.
  • b. Het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie Bijlage 1);
  • c. De gebruiker van de woning oefent deze activiteit uit;
  • d. Een bedrijf dat omgevingsvergunningplichtig in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • e. Er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.
26.6 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Er mag op de planlocatie geen grondwater worden opgepompt voor drinkwater voor mens en dier, besproeien van gewassen of anderszins en de paden van halfverharding intact laten. Deze mogen niet worden vervangen door niet-infiltrerende verhardingen (zie Bijlage 5).
  • b. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen en om te voldoen aan het wettelijk vereiste binnen niveau van 33 dB moeten de aanbevelingen uit het akoestisch onderzoek, nr. 20161140/C01/RK, van de Roever Omgevingsadvies uitgevoerd worden (zie Bijlage 4).
  • c. Het als Bijlage 6 opgenomen landschapsplan dient te worden gerealiseerd uiterlijk voor of ter gelegenheid van de oplevering van de laatste binnen het bestemmingsgebied te realiseren woning.

Artikel 27 Woongebied - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen;
  • c. gastouderschap;
  • d. internetwinkels, uitsluitend in categorie 1 van de 'Beleidsnotitie internetwinkels' in Bijlage 3;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde;

alsmede voor:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangeduid;
  • b. van de uitgeefbare grond mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangeduid.
27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale goothoogte. De toegestane goothoogte heeft betrekking op de belangrijkste gootlijn en niet op ondergeschikte dakvlakken, zoals wolfseinden of de afdekking van dakkapellen;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte;
  • c. de dakhelling mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale dakhelling;
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2 meter en maximaal 5 meter;
  • e. hoofdgebouwen worden gerealiseerd op de zijdelingse bouwperceelgrens, dan wel tenminste 1 meter daarbuiten.
27.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 6,5 meter bedragen;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tezamen per bouwperceel mag niet meer dan 70 m2 bedragen, waarvan maximaal 12 m2 voor een hok voor kleine huisdieren met een maximale hoogte van 3 meter, een en ander met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de uitgeefbare grond niet meer dan 70% mag bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen alleen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het denkbeeldige verlengde hiervan, worden opgericht;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd op de zijdelingse bouwperceelgrens, dan wel tenminste 1 meter daarbuiten.
27.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.
27.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en maatschappelijke kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. uit het oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Woongebied - 1' is de uitoefening van een vrij beroep, gastouderschap of internetwinkel in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

27.5 Afwijken van de gebruiksregels
27.5.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.4 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en/of de de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1;
  • c. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • d. een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 28 Woongebied - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen;
  • c. gastouderschap;
  • d. internetwinkels, uitsluitend in categorie 1 van de 'Beleidsnotitie internetwinkels' in Bijlage 3;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde;

alsmede voor:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen
  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangeduid;
  • b. van de uitgeefbare grond mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangeduid;
  • c. binnen deze bestemming moeten woningen vrijstaand worden gebouwd.
28.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale goothoogte. De toegestane goothoogte heeft betrekking op de belangrijkste gootlijn en niet op ondergeschikte dakvlakken, zoals wolfseinden of de afdekking van dakkapellen;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale bouwhoogte;
  • c. de dakhelling mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide maximale dakhelling;
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste bouwperceelgrens bedraagt minimaal 4 meter en maximaal 7 meter;
  • e. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 4 meter.
28.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 6,5 meter bedragen;
  • b. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tezamen per bouwperceel mag niet meer dan 70 m2 bedragen, waarvan maximaal 12 m2 voor een hok voor kleine huisdieren met een maximale hoogte van 3 meter, een en ander met dien verstande dat het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer dan 50% mag bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwwerken mogen alleen minimaal 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het denkbeeldige verlengde hiervan, worden opgericht;
  • d. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt tenminste 2,5 meter.
28.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.
28.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en maatschappelijke kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. uit het oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.
28.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Woongebied - 2' is de uitoefening van een vrij beroep, gastouderschap of internetwinkel in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

28.5 Afwijken van de gebruiksregels
28.5.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 28.4 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en/of de de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1;
  • c. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • d. een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 29 Woongebied - 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen;
  • c. gastouderschap;
  • d. internetwinkels, uitsluitend in categorie 1 van de 'Beleidsnotitie internetwinkels' in Bijlage 3;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde;

alsmede voor:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend woningen in de bouwwijze 'gestapeld' toegestaan
    • 5. indien binnen een bestemmingsvlak meerdere bouwwijzen zijn aangeduid, zijn deze bouwwijzen naast elkaar toegestaan;
  • d. de goothoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 7,0 m;
  • e. de bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 12,0 m;
  • f. de bouw- en goothoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 18,0 m;
  • g. de dakhelling van grondgebonden woningen mag niet minder bedragen dan 15°;
  • h. voor de bouwdiepte van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte van woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 2. de bouwdiepte van woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 3. de bouwdiepte van woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • i. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geldt het volgende:
    • 1. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden van het bouwperceel ten minste 2,5 m;
    • 2. de afstand van een twee-aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde van het bouwperceel ten minste 2,5 m;
  • j. de afstand van woningen tot de wegas van de Waalbandijk en de hoofdontsluitingsweg bedraagt minimaal 25 m.
29.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' of 'twee-aaneen' uitsluitend op minimaal 3.0 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, en bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' uitsluitend op minimaal 1,5 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan, met uitzondering van een entree of erkers welke aan de voorgevel mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1,0 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,5 m en van een entree niet meer dan 2,0 m;
    • 3. de breedte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  • b. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1,0 m, tenzij het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • c. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning mag ten hoogste bedragen:
    • 1. 70 m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 1.000 m²;
    • 2. 100 m² voor bouwpercelen groter dan 1.000 m²;
    • 3. met dien verstande dat voor bouwpercelen kleiner dan 1.000 m² geldt dat per bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel een oppervlakte van minimaal 30 m² onbebouwd dient te blijven;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 5,5 m.
29.2.3 Carports

Voor carports gelden de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte van een carport bedraagt niet meer dan 3,5 m.
29.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5,0 m.
29.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,0 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's en kinderspeelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
  • d. de bouwhoogte van sirenemasten mag niet meer bedragen dan 18,0 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8,0 m.
29.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen:

  • a. met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied;
  • c. aan de situering van hoofdgebouwen ten behoeve van het hebben van minimaal 1 geluidluwe gevel in verband met een goed woon- en leefklimaat.
29.4 Afwijken van de bouwregels

29.4.1 Omgevingsvergunning verhogen goothoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.1, sub d, teneinde voor een hoofdgebouw een goothoogte van 9 m toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. de verhoging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
29.4.2 Omgevingsvergunning vergroten bouwdiepte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.1, sub h, teneinde;

  • a. voor woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen' een bouwdiepte van 15,0 m toe te staan;
  • b. voor woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' een bouwdiepte van 20,0 m toe te staan;

mits voldaan wordt aan het volgende:

  • 1. de vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
29.4.3 Omgevingsvergunning voor bouwen in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.1, sub i, teneinde hoofdgebouwen toe te staan tot in de zijdelingse perceelsgrens, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. de vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
29.4.4 Omgevingsvergunning verkleinen afstand tot wegas

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.1, sub j, teneinde de afstand van woningen tot de wegas:

  • a. van de Waalbandijk te halveren, mits de karakteristieke geluidwering van de gevel (GA;k) minimaal 23 dB bedraagt;
  • b. van de hoofontsluitingsweg te verkleinen, mits de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner is dan het verschil tussen de in het hogere waarde besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor wegverkeerslawaai gecumuleerd met het wegverkeerslawaai van de hoofdontsluitingsweg en 33 dB.
29.4.5 Omgevingsvergunning bijbehorend bouwwerk tot voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.2, sub a, teneinde bijbehorende bouwwerken toe te staan tot in de voorgevellijn, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • c. de vergroting mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
29.5 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Woongebied - 3' is de uitoefening van een vrij beroep, gastouderschap of internetwinkel in een (bedrijfs)woning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken.

29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Afwijken bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.5 ten behoeve van bedrijfsmatige en beroepsmatige activiteiten in een woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80% van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw en/of de de bijbehorende bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 50 m². Indien de woning slechts één bouwlaag heeft geldt een percentage van niet meer dan 40% met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. het gaat om een bedrijfsactiviteit die behoort tot milieucategorie 1 of 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1;
  • c. de gebruiker van de woning deze activiteit uitoefent;
  • d. een bedrijf dat vergunningplichtig is in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 30 Leiding - Gas

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een gasleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 2'.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 30.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. er wordt geen afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding;
  • c. er wordt geen kwetsbaar object toegelaten;
  • d. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het vellen en rooien van beplanting en/of bomen;
  • f. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het permanent opslaan van goederen.
30.4.2 Uitzonderingen

Het in 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
30.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 30.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding is gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 31 Leiding - Hoogspanningsverbinding

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

31.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag op of in deze bestemming begrepen grond niet worden gebouwd.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 31.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen, vellen en/of rooien van hoogopgaande beplantingen of bomen;
  • b. het vellen en/of rooien van houtgewas;
  • c. het ophogen, bodemverlagen of afgraven;
  • d. de opslag van (brandbaar) materiaal of goederen.
31.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
31.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspannings-verbinding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 32 Leiding - Riool

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolpersleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 32.2 lid a, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.
32.4.2 Uitzonderingen

Het in 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
32.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 32.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van het veilig en doelmatig functioneren van de leiding is gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

33.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 50 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
33.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
33.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 33.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Zie de algemene wijzigingsbevoegdheid in 47.1.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 100 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
34.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
34.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 34.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Zie de algemene wijzigingsbevoegdheid in 47.1.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 3

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

35.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 500 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
35.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 35.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
35.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 35.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
35.5 Wijzigingsbevoegdheid

Zie de algemene wijzigingsbevoegdheid in 47.1.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 4

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

36.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 5.000 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
36.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 36.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
36.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 36.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid

Zie de algemene wijzigingsbevoegdheid in 47.1.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 5

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 10.000 m² bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
37.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
37.4.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 37.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van gebieden met een zeer hoge of hoge cultuurlandschappelijke waardering, waaronder ook begrepen de oude bebouwingslinten en de belangrijkste (historische) doorgaande wegen en waterlopen, waarvan de cultuurhistorische waarden bestaan uit:

  • a. de mate van visueel-ruimtelijke relatie met de (agrarische) percelen en het onderscheid daarin tussen de verschillende landschapstypen (open, half-open of gesloten);
  • b. de overwegend agrarische oorsprong van de bebouwing in de linten;
  • c. de maat en schaal van de bebouwing;
  • d. de variatie van rooilijnen en bouwmassa's langs de linten;
  • e. de compactheid van de bebouwingsensembles op de afzonderlijke percelen;
  • f. hoofdgebouwen die gericht zijn op de bebouwingslinten;
  • g. een herkenbaar onderscheid in situering en massa tussen hoofd- en bijgebouwen.
38.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, vorm en afmetingen van bouwwerken indien dit noodzakelijk wordt geacht ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de in lid 38.1 genoemde cultuurhistorische waarden.

38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het rooien of vellen van houtgewas;
  • c. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het graven of dempen van sloten;
  • e. het verwijderen van perceelsrandbeplanting;
  • f. het aanleggen van wegen of paden;
  • g. het wijzigen van perceels- of kavelgrenzen;
  • h. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting anders dan het herplanten van gerooide / gevelde houtopstanden;
  • i. het verwijderen van wegen of paden.
38.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 38.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden en/of voortvloeien uit het normale beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • d. plaatsvinden binnen een andere bestemming dan 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' of ter plaatse van een 'bouwvlak' binnen de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'.
38.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 38.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de in lid 38.1 genoemde cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 39 Waterstaat - Waterbergingsgebied

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de berging en het transport van kwelwater;
  • b. de waterhuishouding;

waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

39.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan.

39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2, ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  • a. de belangen van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  • b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
39.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 39.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. worden aangelegd volgens het ontwerp van de kwelbergingsvijver Klapstraat;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.4.3 Verlening

De in 39.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de waterstaatkundige functie van de gronden voldoende is gewaarborgd;
  • b. de beheerder van de gronden vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde werken en/of werkzaamheden.

Artikel 40 Waterstaat - Waterkering

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

40.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

40.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waterstaat - Waterkering' mede bestemde gronden.

40.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 40.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. bouwwerken overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) waarvoor al een toets in het kader van de vergunning of ontheffing van de Keur is vereist.
40.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 40.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
40.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 41 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
40.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 41 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 41 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sedimenten en ijs;
  • b. het vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit;
  • c. de waterhuishouding.
41.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 42 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 43 Algemene bouwregels

43.1 Overschrijding ondergeschikte bouwdelen

Bebouwingsgrenzen en maximale bouwhoogtes mogen worden overschreden door goten, overstekende daken, ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, standleidingen, funderingen, etalagekasten, erkers en koekoeken, voor het feitelijke gevelvlak tot maximaal 1 m. alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.

43.2 Bestaande afwijkende maatvoering hoofdgebouwen

Indien de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande maten van een hoofdgebouw niet voldoen aan de bouwregels ten aanzien van de maximale afstand tot de Voorgevellijn, de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en/of de maximale goot- en bouwhoogte en/of de maximale inhoud, dan gelden deze bestaande afwijkende maten als maximaal danwel minimaal toelaatbaar.

43.3 Bestaande afwijkende bijbehorende bouwwerken voor voorgevellijn

Bestaande bijbehorende bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan gesitueerd voor de voorgevellijn danwel op een afstand van minder dan 1,5 m achter de voorgevellijn zijn toegestaan, met dien verstande dat deze bestaande afwijking als maximaal toelaatbaar geldt.

43.4 Ondergronds bouwen
  • a. Tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald mag op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd eveneens ondergronds worden gebouwd. Direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • c. Ondergronds bouwen ter plaatse van agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals een mestput en een melkput, is toegestaan.
  • d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
43.5 Bouwen in de Voorgevellijn
  • a. Hoofdgebouwen dienen in de voorgevel rooilijn gesitueerd te worden;
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van hoofdgebouwen tot maximaal 3 meter achter de Voorgevellijn indien dit stedenbouwkundig wenselijk of inpasbaar is.

Artikel 44 Algemene gebruiksregels

44.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van opstallen en/of gronden op andere wijze dan conform de bestemmingsplanregels is toegestaan;
  • b. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf en prostitutie;
  • c. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • d. het in gebruik nemen of laten nemen en/of geven van onbebouwde grond als stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • e. het in gebruik geven of nemen van een woning anders dan voor het gebruik voor wonen door één huishouden.
44.2 Algemene parkeerregel
  • a. Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen, indien er niet wordt voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van parkeren. Indien een bouwplan en/of het feitelijk gebruik daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan en/of het feitelijk gebruik behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Druten' in Bijlage 2 zijn van toepassing.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de parkeernormen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Druten' in Bijlage 2.
  • c. Ruimte(n) voor het parkeren van auto's, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de Nota Parkeernormen in bijlage 2 is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
  • d. Indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder d. Het bevoegd gezag neemt hierbij in onder andere in overweging of:
    • 1. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels;
    • 2. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. er op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien.
44.3 Evenementen

Alle gronden zijn tevens bestemd voor evenementen.

Artikel 45 Algemene aanduidingsregels

45.1 Geluidzone - industrie
45.1.1 Geluidzone

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.

45.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het, met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidsgevoelige functie, niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen of terreinen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen of terreinen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

45.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding.

45.3 Milieuzone - spuitzone
45.3.1 Verbod om te bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' mogen geen woningen worden gebouwd vanwege het bestaande gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

45.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 45.3.1, en woningbouw binnen de spuitzone toestaan, mits is aangetoond dat ter plaatse van de nieuwe woonfunctie een aanvaardbaar verblijfsklimaat is gegarandeerd.

45.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' te veranderen of te verwijderen indien de voor de milieuzones relevante bedrijfsactiviteiten zijn beperkt, verplaatst en/of beëindigd.

45.4 Monumenten
45.4.1 Gemeentelijk monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' geniet het aanwezig gemeentelijke monument bescherming ingevolge de Erfgoedverordening gemeente Druten 2010.

45.4.2 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geniet het aanwezige rijksmonument bescherming ingevolg de Erfgoedwet en Monumentenwet 1988.

45.5 Veiligheidszone - lpg
45.5.1 Verbod bouwen

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

45.5.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' te veranderen of te verwijderen indien de lpg-cirkel wijzigt of indien het aanwezige vulpunt wordt beëindigd.

45.6 Veiligheidszone - gos 1
45.6.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gos 1' dat er geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

45.6.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'veiligheidszone - gos 1' voor beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten begrepen.

45.7 veiligheidszone - gos 2
45.7.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gos 2' dat er geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

45.7.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken binnen 'veiligheidszone - gos 2' voor beperkt kwetsbare objecten begrepen.

45.8 Vrijwaringszone - dijk 1
45.8.1 Vrijwaringszone (binnenbeschermingszone)

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering.

45.8.2 Verbod bouwen

Op de in 45.8.1 genoemde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de onderliggende bestemmingen, niet worden gebouwd.

45.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 45.8.1 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;
  • b. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag het advies inwint van de beheerder van de waterkering.
45.9 Vrijwaringszone - dijk 2

45.9.1 Vrijwaringszone (buitenbeschermingszone)

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn mede bestemd voor de bescherming van de waterkering en genieten bescherming ingevolge de Keur van het Waterschap.

45.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop

45.10.1 Molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn tevens bestemd voor het beschermen en instand houden van de windvang van de aanwezig molen en zijn waarde als landschapsbepalend element.

45.10.2 Bouwregels

Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' dienen nieuwe bouwwerken, in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels, te voldoen aan de volgende regels:

  • a. op een afstand van minder dan 200 m tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. op een afstand tussen de 200 m en 400 m tot de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8 m + 0,019 x (de afstand tot de molen – 200 m).
45.10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de in artikel 45.10.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de in artikel 45.10.2 aangegeven maximale bouwhoogte;
    • 3. het aanbrengen van constructies, installaties en apparatuur hoger dan de in artikel 45.10.2 aangegeven maximale bouwhoogte.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet gekomen kan worden, in verband waarmee gehoord wordt de molenbeheerder.
  • c. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken, welke op het tijstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

46.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de Voorgevellijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van de Voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  • d. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • f. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
46.2 Afwijken mantelzorg
46.2.1 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk of een tijdelijke woonunit bij een (bedrijfs-/dienst)woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er bestaat aantoonbare behoefte aan mantelzorg, dan wel de mantelzorgbehoevende(n) is (zijn) ouder dan 70 jaar. De behoefte aan mantelzorg kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
  • b. Voorzieningen die het bijbehorend bouwwerk geschikt maken voor bewoning mogen slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van het bijbehorend bouwwerk is beëindigd.
  • c. De tijdelijke woonunit mag slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat mantelzorg wordt verleend en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd
  • d. De bouwhoogte van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de mantelzorgbehoefte is komen te vervallen.
  • f. Het bijbehorend bouwwerk of de tijdelijke woonunit is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 m.
  • g. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of tijdelijke woonunit bedraagt niet meer dan 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. bij mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet mag worden overschreden;
    • 2. bij mantelzorg in een tijdelijke woonunit overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • h. De bewoning in het kader van mantelzorg vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijbehorend bouwwerk.
  • i. Het gebruik van een bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving en belangen van derden.
  • j. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning, waarbij rekening moet worden gehouden met aspecten zoals veiligheid, geluid en milieu.
  • k. Het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de aanwezige landschapswaarden gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.
46.2.2 Intrekken omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van 46.2.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

46.3 Afwijken kleinschalige logiesaccommodaties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodaties bij een (bedrijfs-/dienst)woning, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Ontheffing is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen een horecabestemming.
  • b. De accommodatie beschikt over maximaal 4 kamers met gedeelde voorzieningen of maximaal 2 logieseenheden met eigen voorzieningen en biedt ruimte aan maximaal 8 personen tegelijkertijd per nacht.
  • c. De aanvrager is verplicht een nachtregister bij te houden.
  • d. Permanent verblijf is niet toegestaan.
  • e. de logiesaccommodatie wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of de daaraan gebouwde bijbehorende bouwwerken en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • f. In afwijking van het bepaalde in kan ook een omgevingsvergunning verleend worden voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken als kleinschalige logiesaccommodaties, indien het gaat om gemeentelijke of rijksmonumenten.
  • g. De woonfunctie in de woning blijft in overwegende mate behouden.
  • h. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  • i. De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierover om advies gevraagd.
  • j. De omgevingsvergunning mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  • k. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  • l. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de woning voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  • m. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
46.4 Afwijken theetuinen en kleinschalige dagrecreatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de exploitatie van een theetuin en kleinschalige dagrecreatie bij een (bedrijfs/dienst)woning, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Afwijking is niet mogelijk bij (bedrijfs-/dienst)woningen binnen de bestemming 'Horeca'.
  • b. De omvang van het terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit.
  • d. De oppervlakte aan uitstalruimte voor verkoop ten behoeve van de theetuin bedraagt niet meer dan 4 m².
  • e. Ten behoeve van slechtweervoorzieningen en/of sanitaire voorzieningen mag maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteiten, tot een maximum oppervlakte van 45 m².
  • f. De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
  • g. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
  • h. De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
  • i. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  • j. De omgevingsvergunning levert geen onevenredig nadelige gevolgen op voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  • k. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  • l. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden bij de woning voor een theetuin en kleinschalige dagrecreatie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
46.5 Afwijken kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak.
  • b. Gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • c. De oppervlakte van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  • d. Het aantal staanplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.
  • e. Stacaravans zijn niet toegestaan.
  • f. Kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  • g. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
  • h. De functie waarvoor de gronden zijn bestemd blijft in overwegende mate behouden.
  • i. De betreffende activiteiten hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
  • j. Aangetoond dient te worden dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
  • k. De omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  • l. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik van de gronden als kampeerterrein, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  • m. Degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert is tevens bewoner van de woning.
46.6 Afwijken carports

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van de bouw van een carport bij een woning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de carport wordt gebouwd binnen de bestemming Wonen en/of de bestemming Tuin;
  • b. de carport mag niet worden gebouwd vóór de voorgevel;
  • c. de bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • d. de oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • e. de carport mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersveiligheid en dient te passen binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving.

Artikel 47 Algemene wijzigingsregels

47.1 Wijziging Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen:

'Waarde - Archeologie 1';

'Waarde - Archeologie 2';

'Waarde - Archeologie 3';

'Waarde - Archeologie 4';

'Waarde - Archeologie 5';

geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of toe te kennen, indien dit op basis van archeologisch onderzoek gewenst is.

47.2 Wijziging ten behoeve van detailhandel of horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om detailhandel of horeca toe te staan, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken.
  • b. De landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw of complex dienen behouden te blijven. Indien aanpassingen aan een gebouw of complex worden gedaan wordt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierover om advies gevraagd.
  • c. De wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
  • d. De wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen.
  • e. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik voor detailhandel of horeca, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
  • f. Horeca in categorie 4 is niet toegestaan;
  • g. Het wijzigingsgebied voor detailhandel mag niet in de kern Druten liggen.
47.3 Wijziging ten behoeve van water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming van de gronden langs de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemming 'Water', indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  • b. Wijziging is noodzakelijk vanuit waterhuishoudkundig belang.
47.4 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en het bouwvlak te verwijderen, om vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor niet-agrarische bedrijven, mits:

  • a. het agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven betreft;
  • b. de milieucategorie van de bedrijven niet meer dan 3.2 bedraagt op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
  • c. de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mogen voor 100% worden hergebruikt;
  • d. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet wordt uitgebreid;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd productiegebonden detailhandel;
  • f. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • h. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • k. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • l. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
47.5 Wijziging naar plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning middels het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan de woning (inclusief daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, tuin en erf), mits:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen;
  • b. de bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning functioneert;
  • c. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • d. de omzetting geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder meer uit het oogpunt van luchtkwaliteit;
  • f. er ten behoeve van het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort geen nieuwe bedrijfswoning wordt toegestaan;
  • g. voor de plattelandswoning dezelfde bouwregels gelden als voor agrarische bedrijfswoningen.
47.6 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na bedrijfsbeëindiging de bestemming

te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het bouwvlak te verwijderen, waarbij de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt, mits:

  • a. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de volgende compensatieregelingen:
    • 1. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen mogen nieuwe woongebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
        Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   Compensatie woongebouwen in m³  
        0 - 500 m²   geen nieuw woongebouw  
        500 - 1.000 m²   1 woongebouw van maximaal 750 m³  
        1.000 - 2.500 m²   1 woongebouw van maximaal 1.200 m³  
        > 2.500 m²   1 woongebouw van maximaal 1.600 m³  
      • de oppervlakte van een nieuw woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
      • de goothoogte van woongebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
      • in de nieuwe woongebouwen dienen wooneenheden te worden gerealiseerd volgens de regeling in onderstaande tabel:
        Omvang woongebouw   Aantal wooneenheden  
        < 750 m³   minimaal 1 wooneenheid  
        750 - 900 m³   minimaal 2 wooneenheden  
        900 - 1.600 m³   minimaal 3 wooneenheden  
        > 1.600 m³   minimaal 4 wooneenheden  
      • de inhoud van een wooneenheid dient minimaal 300 m³ te bedragen;
      • bij een woongebouw met meerdere wooneenheden zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan volgens de regeling in onderstaande tabel:
        Woongebouw   Gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in m²  
        woongebouw met 2 wooneenheden   maximaal 80 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk)  
        woongebouw met 3 wooneenheden   maximaal 120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of maximaal 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
        woongebouw met 4 wooneenheden   maximaal 150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of maximaal 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 meter bedragen;
      • het nieuwe woongebouw en bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken;
      • het nieuwe woongebouw en de bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand.
    • 2. in plaats van woongebouwen zoals bedoeld onder 1, mogen in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen vrijstaande woningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • er bestaan landschappelijke, stedenbouwkundige of economische redenen tegen de bouw van een woongebouw;
      • sloop en nieuwbouw dient te geschieden volgens de regeling in onderstaande tabel:
        Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   vrijstaande woningen in m³  
        0 - 1.000 m²   geen nieuwe woning  
        1.000 - 2.500 m²   1 woning van maximaal 800 m³  
        > 2.500 m²   2 woningen van elk maximaal 800 m³  
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning) te worden gebouwd, uitsluitend indien aangetoond is dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient kan nieuwbouw op grotere afstand van het bestaande hoofdgebouw plaatsvinden;
      • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe woning(en) en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
      • de nieuwe woning(en) en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken dienen te voldoen aan redelijke eisen van welstand;
      • voor de overige bouwregels voor de vrijstaande woning(en) en bijbehorende bouwwerken wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen'.
    • 3. de eigenaren van verschillende percelen kunnen de handen ineenslaan, en in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen op meerdere percelen, waarbij de oppervlakte van op meerdere percelen gesloopte bedrijfsgebouwen bij elkaar mag worden opgeteld (saldering), nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen realiseren volgens de regeling onder 1 of 2, en onder de volgende voorwaarden:
      • per perceel dient minimaal 250 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt;
      • voor elk perceel geldt dat alle voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd de oppervlakte bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (70 m² per woning dan wel 100 m² bij bouwpercelen van meer dan 1000 m²) en monumentale en karakteristieke/beeldbepalende gebouwen;
      • de nieuwe woongebouwen of vrijstaande woningen dienen te worden gerealiseerd op het perceel waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is.
    • 4. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken bij de te behouden voormalige bedrijfswoning worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • voor elke vierkante meter gesloopte voormalige bedrijfsgebouwen, mag 60% worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken, tot een maximale oppervlakte van 250 m², inclusief de bestaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat onder terugbouwen ook het behouden van bestaande voormalige bedrijfsgebouwen kan worden verstaan die dan worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk en in welk geval een afwijking van de bepaling dat alle voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt is toegestaan;
      • de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter, of als sprake is van bestaande te behouden gebouwen, niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer dan 6 meter bedraagt;
    • 5. in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen kunnen extra uitbreidingsmogelijkheden worden verkregen voor de inhoud van de te behouden voormalige bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
      • de bestaande woning kan worden uitgebreid volgens de regeling in onderstaande tabel:
        Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   Extra uitbreiding van de bestaande woning in m³  
        0 - 750 m³   0,5 m³ per gesloopte m²  
        > 750 m³   0,35 m³ per gesloopte m²  
        met dien verstande dat sprake is van een gestaffelde regeling: wordt meer dan 750 m² gesloopt, dan mag de woning voor de eerste 750 m² aan sloop per gesloopte m² met 0,5 m³ worden uitgebreid, daarboven mag per gesloopte m² nog eens 0,35 m³ worden toegevoegd.  
      • de extra inhoud mag worden opgeteld bij de inhoud die bij recht voor een woning is toegestaan (800 m³);
      • de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
      • de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
      • de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 10 meter, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
  • b. de te slopen bedrijfsgebouwen met een vergunning zijn opgericht en minstens 5 jaar rechtmatig zijn gebruikt;
  • c. hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet meer mogelijk of wenselijk is;
  • d. er geen sprake is van een belemmering voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. voor de (nieuwe) woning(en) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • g. voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • i. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • j. de landschappelijke kernkwaliteiten van het ter plaatse aanwezige landschapstype niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
47.7 Wetgevingszone - wijzigingsgebied
47.7.1 Kern Afferden
a Wetgevingszone - wijzigingsgebied - afferden 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied - afferden 2' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het nabij gelegen bedrijf is beëindigd, waardoor er geen geurcirkel meer ligt over het wijzigingsgebied;
  • b. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  • c. de wijziging mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • d. de wijziging heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  • e. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
47.7.2 Kern Deest
a wetgevingszone - wijzigingsgebied - deest 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - deest 1' de gronden met de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 1, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten als verwoord in het beeldkwaliteitsplan dat is vastgesteld voor het gehele plangebied ‘Deest-Zuid’;
  • b. gebouwen opgericht mogen worden met een bouwhoogte van maximaal 11 m;
  • c. het bebouwingspercentage van de gronden aangewezen als wijzigingsgebied ten hoogste 70% bedraagt.
b wetgevingszone - wijzigingsgebied - deest 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - deest 2' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één vrijstaande woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  • c. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • g. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
c wetgevingszone - wijzigingsgebied - deest 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - deest 3' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van maximaal 8 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen en de omzetting van de bestaande bedrijfswoning in een woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  • c. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • g. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
d wetgevingszone - wijzigingsgebied - deest 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - deest 4' het plan te wijzigen ten behoeve van de realisering van één vrijstaande woning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. aangetoond dient te worden dat de wijziging geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en de wijziging mag geen extra onevenredige toename van de parkeerbehoefte binnen het openbaar gebied veroorzaken;
  • c. de wijziging heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • g. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
47.7.3 Kern Druten
a wetgevingszone - wijzigingsgebied - druten 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - druten 1' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 18 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. de woningen hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking, dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Druten' in Bijlage 2;
  • d. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor woningen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  • e. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • f. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • g. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
b wetgevingszone - wijzigingsgebied - druten 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - druten 2' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van het realiseren van woningen met bijbehorende bouwwerken, verkeers- en groenvoorzieningen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt geen afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, waaronder tevens begrepen de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
  • b. rekening wordt gehouden met cultuurhistorische waarden;
  • c. de aanwezigheid van archeologische waarden wordt onderzocht;
  • d. uit flora- en fauna-onderzoek blijkt dat flora en fauna niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • e. de uitvoerbaarheid van de bestemming wordt aangetoond;
  • f. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • g. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen in Bijlage 2;
  • i. er moet overleg met het waterschap plaatsvinden en er moet een waterparagraaf worden opgesteld;
  • j. er geen strijd is met de bepalingen van het geldend Kwalitatief Woonprogramma van de provincie Gelderland en de geldende regionale en lokale woningbouwprogrammering.
c wetgevingszone - wijzigingsgebied - druten 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - druten 4' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 3 grondgebonden woningen met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. de woningen hebben niet een zodanige verkeersaantrekkende werking dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. er dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen in Bijlage 2;
  • d. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor woningen, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  • e. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • f. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • g. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
d wetgevingszone - wijzigingsgebied - druten 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - druten 5' het plan te wijzigen ten behoeve van maximaal 1 grondgebonden woning met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 10 m;
  • b. de loods die op het perceel aanwezig is, dient te worden verwijderd;
  • c. de woning heeft niet een zodanige verkeersaantrekkende werking, dat deze leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen in Bijlage 2;
  • e. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de gronden voor een woning, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie;
  • f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  • g. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • h. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).

Artikel 48 Overige regels

48.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied' van de gemeente Druten.