direct naar inhoud van Regels
Plan: Transformatie bedrijventerrein Koppelweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL18005HMO-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Transformatie bedrijventerrein Koppelweg' met identificatienummer NL.IMRO.0221.BPL18005HMO-VA01 van de gemeente Doesburg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt (zie bijlage 1 bij de toelichting);

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, (ontwerp)technisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijke dienstverlening in de vorm van een pedicure, fysio, massage, gastouder, huisarts, advocaat en notaris (zie bijlage 1 bij de toelichting);

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een overdekte parkeervoorziening;

1.13 bestaand:
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het concrete gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en uitgeoefend wordt, en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat architectonisch zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een begane grondbouwlaag of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport:

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 dakterras:

een beloopbaar plat dak van een gebouw ingericht als terras/zitgelegenheid voorzien van een afscheiding;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.28 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals kapsalon, schoonheidssalon, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gestapelde woning:

geheel of gedeeltelijk boven en/of onder elkaar gelegen woningen in een gebouw of gebouwcomplex;

1.31 geluidgevoelige functie:

bewoning of andere geluidsgevoelige functie, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 kap:

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;

1.34 ondergronds:

onder peil;

1.35 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.36 overkapping:

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;

1.37 parkeervoorzieningen:

parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid en, voor zover van toepassing, mede dient te worden voldaan aan de eisen t.b.v. de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in het gemeentelijke beleid. Indien het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp geen (volledig) beeld geeft gelden de normen van het CROW als beleidsdocument;

1.38 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;

1.39 peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld;
1.40 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.41 seks- en/pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.42 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, alsmede door garages geschakelde woningen waarbij het hoofdgebouw aan één zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden;

1.43 uitbouw:

een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; gebouwen welke met meer dan één zijde naar de weg gekeerd zijn hebben meerdere voorgevels;

1.45 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.46 wijziging:

een wijziging van het plan als bedoeld als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.47 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders is vermeld;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

van de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een gelijk daaraan te stellen constructiedeel, tot aan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse. Indien op een gebouw een of meer dakkapellen voorkomen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak, wordt gemeten vanaf de goothoogte van de dakkapel(len);

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen en met uitzondering van ondergrondse bouwwerken;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.7 werking van de bouwgrenzen:

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de plankaart en het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze voorschriften uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: plantsoenen, groenstroken, (fiets-)paden, onderhoudsstroken (inspectiepad), uitritten, bermen met beplanting, water(partijen) en speelvoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 6 m mag bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van sport- en speeltoestellen maximaal 5 m bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. erfontsluitingswegen;
  • c. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen overkapping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2, sub a voor de bouw van een overkapping, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de overkapping dient tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van woning te liggen;
  • b. de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 0,25 m boven 3 m bedragen, maar mag, ingeval zij is aangebouwd aan een hoofdgebouw, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag van dat hoofdgebouw;
  • d. de bestemming 'Tuin' mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
4.3.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijbanen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 10 m mag bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' de hoogte van een zend-/ontvangstinstallatie maximaal 20 m bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
  • c. de bestaande bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde en/of patiowoningen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. voor zover het figuur 'gevellijn' is opgenomen dient de voorgevel van het hoofdgebouw op het figuur 'gevellijn' te worden georiënteerd.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd zowel in als buiten het bouwvlak en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  • b. indien de bestaande oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de maximale gezamelijke oppervlakte als genoemd onder a. overschrijdt, geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis gebonden bedrijf

Voor aan huis gebonden bedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het aan huis gebonden bedrijf mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het aan huis gebonden bedrijf mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

 

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
  • c. tuinen en erven;
  • a. rijbanen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de in 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtname van:

  • a. het bepaalde in lid 13.1 en 13.2;
  • b. het bepaalde in het stedenbouwkundig paspoort dat als bijlage 3 bij de regels is opgenomen.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met inachtname van het bepaalde in lid 13.2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergeschikte bouwdelen' met ten hoogste 1 m worden overschreden voor het bouwen van overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen en luifels;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met in achtname van het bepaalde in lid 7.4.1;
  • e. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. het aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag niet meer bedragen dan 5;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f mag ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' voor maximaal 25% van het aantal aaneengebouwde woningen:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 14 m;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan 4;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder f en g mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent':
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 23 m;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan 6.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij grondgebonden woningen

Op ieder bouwperceel met een grondgebonden woning mogen in het achtererfgebied aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • a. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken woningtypen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub e onder 2 voor het bouwen van gestapelde woningen en/of patiowoningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a, c, d en f blijft onverkort van toepassing;
  • b. het bouwen van gestapelde woningen en/of patiowoningen doet geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld en is passend binnen het Stedenbouwkundig paspoort;
  • c. er dient een afweging plaats te vinden van deze gewijzigde woningtypen in relatie tot het beoogde kwalitatieve woningbouwprogramma op deze locatie.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aantal woningen

Het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' mag niet meer dan 55 bedragen.

7.4.2 Aan huis gebonden bedrijf

Voor aan huis gebonden bedrijven gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het aan huis gebonden bedrijf mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het aan huis gebonden bedrijf mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Verhogen aantal woningen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen twee jaar ná onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan het maximum aantal woningen zoals bedoeld in lid 7.4.1 te wijzigen naar een hoger aantal, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bepaalde in lid 7.2.2 sub d is niet van toepassing;
    • 2. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' mag niet meer dan 70 bedragen;
    • 3. het wijzigen naar een hoger aantal woningen doet geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld en is passend binnen het Stedenbouwkundig paspoort;
    • 4. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er dient een afweging plaats te vinden van deze verhoging van aantallen woningen in relatie tot het beoogde kwalitatieve woningbouwprogramma op deze locatie.
7.5.2 Verlagen aantal woningen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximum aantal woningen zoals bedoeld in lid 7.4.1 te wijzigen naar een lager aantal indien twee jaar ná onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geen omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het wijzigen naar een lager aantal woningen doet geen onevenredige afbreuk aan:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de sociale veiligheid.
    • 2. er dient een afweging plaats te vinden van deze verlaging van aantallen woningen in relatie tot het beoogde kwalitatieve woningbouwprogramma op deze locatie.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximum aantal woningen zoals bedoeld in lid 7.4.1 te wijzigen naar een lager aantal, indien de locatie volledig is ingevuld/ingericht terwijl het maximum aantal woningen zoals bepaald in lid 7.4.1 nog niet is bereikt.

 

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. behoud, bescherming en het vervullen van de waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam of andere waterkerende voorziening;
  • c. voorzieningen in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 8.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.

8.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 8.2 mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming;
  • b. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits een watervergunning is verstrekt door de waterbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te verrichten of te doen of laten verrichten:

  • a. het vellen en/of rooien van houtgewas;
  • b. het beplanten van gronden;
  • c. het verlagen van de bodem en/of het egaliseren van gronden;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen van kabels of leidingen binnen 30 m uit de teen van de waterkering.

8.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer van de waterkering;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

8.4.3 Toetsingscriteria

De in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien en voor zover door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering.

8.4.4 Advies beheerder

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  • a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,2 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,5 m langs een rijbaan;
    • 2. 2,2 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  • e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
10.2 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, dakhellingen, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de grond en bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van grond en bebouwing ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
  • c. een gebruik van grond en bebouwing voor kamerbewoning / kamerverhuur;
  • d. onder verboden gebruik ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' wordt tevens verstaan:
    • 1. een gebruik voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen;
    • 2. een gebruik voor bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
11.2 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 11.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bijdragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de verbeelding, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • c. het oprichten van antennes alsmede masten ten behoeve van waarschuwingssystemen met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, mits dit met het oog op het ruimtelijk beeld aanvaardbaar is.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - zichtlijn 1
13.1.1 Bouwverbod
  • a. Op de gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - zichtlijn 1' mogen geen (vergunningvrije) bouwwerken worden gebouwd, teneinde de zichtlijn vanaf de Koppelweg richting de Oude IJssel te waarborgen.
  • b. De gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - zichtlijn 1' zijn geen erf zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, of de rechtsopvolger daarvan.
13.1.2 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in lid 13.1.1 is het bouwen van balkons ten behoeve van aangrenzende gebouwen toegestaan, mits:

  • a. de diepte van een balkon niet meer bedraagt dan 2 m;
  • b. de hoogte van het balkonhekwerk niet meer bedraagt dan 1,2 m;
  • c. het balkonhekwerk voor ten minste 50% transparant is; dat wil zeggen dat het hekwerk een 'open' karakter heeft.
13.1.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de zichtlijnen op de Oude IJssel niet onevenredig worden aangetast.

13.2 Vrijwaringszone - zichtlijn 2
13.2.1 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - zichtlijn 2' dient een strook met een minimale breedte van 17 meter gevrijwaard te blijven van (vergunningvrije) bouwwerken, teneinde het vrije zicht vanaf de Koppelweg richting de Oude IJssel te waarborgen.

13.2.2 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 is het bouwen van balkons ten behoeve van aangrenzende gebouwen toegestaan, mits:

  • d. de diepte van een balkon niet meer bedraagt dan 2 m;
  • e. de hoogte van het balkonhekwerk niet meer bedraagt dan 1,2 m;
  • f. het balkonhekwerk voor ten minste 50% transparant is; dat wil zeggen dat het hekwerk een 'open' karakter heeft.
13.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de zichtlijnen op de Oude IJssel niet onevenredig worden aangetast.

13.3 Vrijwaringszone - dijk

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het beheer van de aangrenzende landelijke en regionale (hoofd)waterkering;
  • b. werkzaamheden in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt;
  • d. het verwijderen van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' en/of 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2', indien twee jaar ná onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geen gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 14.2 en 14.3;
14.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor de bouw van woningen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 16;
  • b. er dient gebouwd te worden op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd stedenbouwkundig plan;
  • c. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen mag niet meer dan 3 bedragen, met dien verstande dat voor ten hoogste 75% van de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen het aantal bouwlagen 4 mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat voor minimaal 25% van de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen een maximum bouwhoogte van 9 m is toegestaan;
  • e. hoofdgebouwen worden ten minste 4 m uit de oostelijke perceelsgrens en ten minste 2 m uit de westelijke perceelsgrens gebouwd;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden ten minste 4 m uit de oostelijke perceelsgrens gebouwd;
  • g. in aanvulling op sub e wordt een strook met een minimale breedte van 4 m, gemeten vanuit de oostelijke perceelsgrens, voorzien van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - zichtlijn 1, met dien verstande dat het bepaalde in 13.1 overeenkomstig van toepassing is.
  • h. er wordt voldaan aan het stedenbouwkundig paspoort, dat als bijlage 3 bij de regels is opgenomen;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • k. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
14.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor de bouw van één woning ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2', mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Van toepassing verklaring
15.1.1 Archeologie

Het bestemmingsplan 'Archeologie' zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009 blijft overeenkomstig van toepassing voor wat betreft het bepaalde in artikel 3 'Waarde - Archeologie'.

15.1.2 Parkeren

Het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren' zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 28 juni 2018 blijft overeenkomstig van toepassing voor wat betreft het bepaalde in artikel 3 'Overige regels'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1.1 met maximaal 10 %.

16.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Transformatie bedrijventerrein Koppelweg.