Plan: | Molenveld en De Ooi |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BPL16002HMO-VA02 |
De gemeente Doesburg heeft besloten het bestemmingsplan Molenveld en De Ooi te herzien. Aanleiding hiertoe is dat het vigerende bestemmingsplan gedateerd is (2006). Het bestemmingsplan is in 2016 10 jaar oud, hiermee nadert de wettelijk aangegeven termijn waarbinnen een planherziening verplicht is. Het vormt geen actueel ruimtelijk kader meer voor toekomstige ontwikkelingen en is deels gebaseerd op verouderde regelgeving. Dit plan regelt de actualisatie voor de wijken Molenveld en De Ooi.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter, waarbij de huidige ruimtelijke situatie wordt vastgelegd. Wijzigingen daarin worden mogelijk gemaakt voor zover zij passen binnen de geformuleerde beleidslijnen.
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Doesburg. Het noordelijke deel van het plangebied wordt met name gevormd door de wijk Molenveld die wordt begrensd door de N317, met daarachter het deel van de voormalige vestingwal dat bekend staat als de “Hoge Linie”. De Hoge Linie valt buiten het plangebied. Het
zuidelijk deel van het plangebied bestaat voornamelijk uit de wijk De Ooi. Ten zuiden daarvan ligt het stroomgebied van de Oude IJssel en het Broekhuizerwater, welke niet binnen de begrenzing van het plangebied vallen. De wijken Molenveld en De Ooi worden onderling gescheiden door het deel van de voormalige vestingwal dat bekend staat als de “Lage Linie”. Op onderstaande kaart zijn globaal de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Voorliggend bestemmingsplan vormt een integrale herziening van het bestemmingsplan Molenveld en De Ooi (2006) van de gemeente Doesburg.
Dit bestemmingsplan omvat een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is opgesplitst in enkele hoofdstukken. Naast deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een uiteenzetting van het relevante beleid. In hoofdstuk 4 komen kort de omgevingsaspecten aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische opzet van het plan. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
In het plangebied zijn van noord naar zuid een drietal ruimtelijk karakteristieke gebieden te onderscheiden, namelijk de woonwijk Molenveld, het groengebied De Lage Linie en de woonwijk De Ooi. In de navolgende paragrafen wordt de bestaande situatie van het plangebied ruimtelijk functioneel nader uiteengezet.
Algemeen
Voor Molenveld geldt dat deze wijk is op te delen in Molenveld-Noord en Molenveld-Zuid, ruimtelijk en stedenbouwkundig gescheiden door de Kraakselaan. Hoewel beide wijken echte woonwijken zijn, is er een verschil in de stedenbouwkundige opzet, alsook in de uitwerking van de openbare ruimte. Het woongebied ten zuiden van de Kraakselaan is de eerste naoorlogse wijk van Doesburg. Molenveld wordt aan de noordzijde omsloten door de als natuurgebied aan te merken Hoge Linie, welke geen deel uitmaakt van het plangebied.
De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door het, wel in het plangebied gelegen, groengebied de Lage Linie.
Ten zuiden van de Lage Linie is de wijk De Ooi gelegen. Dit is een ruim opgezette jaren ’60 woonwijk. De
Ooi wordt door het gebied van de gekanaliseerde Oude IJssel gescheiden van de wijk Beinum.
Molenveld-Zuid
Dit woongebied met een geheel eigen karakter is de eerste naoorlogse woonwijk. De wijk is kenmerkend voor die naoorlogse periode. Er zijn hoge dichtheden toegepast, smalle wegprofielen en weinig openbaar groen. Hoewel er reeds voor de oorlog woningen in beide delen van Molenveld zijn gebouwd, vindt de planmatige uitbreiding van het zuidelijk deel vooral direct na de oorlog plaats. De wijk heeft een overwegende woonfunctie. Alleen aan de randen, de Kraakselaan aan de noordzijde en de Oranjesingel aan de zuidzijde, zijn enkele andere functies dan wonen gelegen.
Straatbeeld Kraakselaan (Google street view)
De in het zuidelijk deel van het plangebied gelegen woningen zijn merendeels kleine woningen in de huursector, uitgevoerd in één laag met kap. De woningen zijn voorzien van een kleine voortuin. De beperkte diepte van de voortuinen is gecompenseerd door een redelijk formaat achtertuin. De smalle wegprofielen en de kleine voortuinen hebben ervoor gezorgd dat de wijk een nogal stenig karakter heeft. Langs de Kraakselaan worden naoorlogse lage flatgebouwen afgewisseld met jonge laagbouw. Langs de Kraakselaan komt ook functiemenging voor.
In de jaren ’90 van de vorige eeuw is er langs de Oranjesingel stadsvernieuwing toegepast. Dit heeft geresulteerd in nieuwbouw, bestaande uit twee lagen met kap. Daar waar het Prins Bernhardplein een aansluiting maakt met de Oranjesingel is als poortconstructie een tweetal appartementencomplexen gerealiseerd. De openbare ruimte heeft een erfachtige inrichting. Ook is de wijk aangewezen als 30 km/h gebied. Dit alles maakt dat de wijk een “duurzaam veilig” karakter heeft.
Begin deze eeuw heeft de wijkvernieuwing een vervolg gekregen in het gebied rondom de Prins Bernhardplein en de Beatrixstraat met de sloop van verouderde duplexwoningen. Hiervoor in de plaats zijn appartementen, rijwoningen en levensloopbestendige woningen gerealiseerd. De positie en het uiterlijk van de nieuwbouw is geënt op het huidige karakter van (de bebouwing in) het plangebied en de omgeving. Daarnaast is de openbare ruimte opgewaardeerd. De laatste vernieuwing betreft de herontwikkeling van basisschool De Ark aan de Kraakselaan naar sociale huurappartemten en een gemeenschappelijke groepsruimte. Het complex is landschappelijk ingepast door middel van omringend groen omzoomd door hagen.
Centraal in de wijk, aan het Prins Bernhardplein, is wat verblijfsgroen gelegen. Het gebrek aan verblijfsgroen in de wijk wordt weer gecompenseerd door de nabije ligging van de Lage Linie en door de grote speeltuin nabij de begraafplaats aan de Kraakselaan.
Molenveld-Noord
Molenveld-Noord is iets jonger dan Molenveld-Zuid. Dit uit zich in een ruimere opzet van de verkaveling. De woningen zijn van een vergelijkbare diepte als de woningen in Molenveld-Zuid, maar doordat ze breder zijn en merendeels uit twee lagen met kap bestaan is er meer woonoppervlak per woning. Door het toepassen van bredere wegen, veelal begeleid door bomen, en het gegeven dat er meer verblijfsgroen en water is gelegen, maakt dat het noordelijk deel van de wijk een groener karakter heeft dan het zuidelijk deel.
Impressie Molenveld-Noord (Google streetview)
Ook hier geldt weer dat met name langs de Kraakselaan afwijkende bebouwing is opgericht. Naast laagbouw is er een tweetal flats gelegen. Van één ervan is in de onderlaag verschillende functies gelegen. Verder bevindt zich aan de noordzijde van de Kraakselaan een kantoorfunctie. Het overige gebied bestaat uit wonen, met uitzondering van een kleine, voormalige supermarkt aan de Loddero.
Vernieuwing van de wijk heeft plaatsgevonden in de openbare ruimte en aan de Armgradstraat heeft een herontwikkeling plaatsgevonden van basisschool De Bongerd naar appartementen en een speelplek.
De Ooi
Van de in dit bestemmingsplan beschreven woongebieden is De Ooi de jongste wijk. Dit uit zich in een ruime opzet en een logische opbouw. De wijk heeft in tegenstelling tot beide hiervoor beschreven woongebieden een echt hart, te weten het Burgemeester Keiserplein. Hier bevinden zich de voorzieningen op wijkniveau en is een nieuwe supermarkt in combinatie met appartementen gerealiseerd (zie navolgende afbeelding).
Wijkvoorzieningen Burgemeester Keiserplein (Google streetview)
De Ooi is een kenmerkende jaren ’60-’70 wijk met een overwegende woonfunctie. Binnen de wijk en langs de Oude IJssel zijn enkele woonflats gelegen. Laatsgenoemde zijn recentelijk gerenoveerd met inbegrip van de bijbehorende parkeerplaats/entree. Aan de noordrand tegen de Dode arm van de Oude IJssel staan bungalows. De overige woningen bestaan grotendeels uit rijenbouw in twee lagen met kap.
Er is in de openbare ruimte weinig groen toegepast. Wel is ter compensatie redelijk centraal in de wijk een grote plas aangelegd. Ook is de wijk omringd door een combinatie van groen en water zodat er toch gesproken mag worden over een wijk met een groen karakter. Naast de eerder genoemde centrumfuncties heeft de wijk nog een school, een (Molukse) kerk, een korfbalveld en een kegelcentrum.
De maatschappelijke functies zijn niet gebundeld, maar verspreid over de drie woonwijken gelegen. Het betreffen voorzieningen als scholen, sportvoorzieningen, een kerk en een moskee. Voorzieningen in de vorm van detailhandel hebben zich met name geconcentreerd rondom het Burgemeester Keiserplein voor de wijk De Ooi. Langs de Kraakselaan komt in beperkte mate functiemenging voor. Voor het overige zijn binnen het plangebied medische voorzieningen aanwezig, alsmede een buurthuis en een verenigingsgebouw.
Binnen de wijk Molenveld is één bedrijf gevestigd, het betreft een schildersbedrijf aan de Oranjesingel. In de wijk de Ooi zijn geen bedrijven aanwezig.
Molenveld
De wijk Molenveld valt uiteen in een door de Kraakselaan gescheiden jonger noordelijk en ouder zuidelijk deel. Het zuidelijk deel, een vroeg naoorlogse wijk is een wijk met hoge dichtheden en een stenig karakter. Door de smalle straatprofielen bleef er weinig ruimte over om openbaar groen te situeren. Er staan zodoende weinig bomen langs de wegen in de wijk. Wel heeft er in een recent verleden een herinrichting van de openbare ruimte plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in het her en der op kleine schaal toepassen van gebruiksgroen. Het noordelijk deel van de wijk Molenveld wordt doorsneden door enkele groene geledingstroken. Het betreft hier dan met name het water langs de Molenveldsingel.
Ook de Van Brakellaan en de Van Vierackerlaan hebben een vorm van groene begeleiding gekregen. Langs beide wegen is laanbeplanting toegepast in combinatie met smalle bermen.
De Ooi
De wijk De Ooi heeft als belangrijkste groenelement de plas ten westen van de Goudenregenstraat.
Ook de groene ruimte rondom de (acht) flats in de wijk hebben een min of meer structurerend karakter. De groene geleding van het Van Tuylplein tenslotte, dat in verbinding staat met het groen rondom de school aan de Seringenlaan, maakt dat de wijk een groen karakter heeft.
Lage linie
De invalsweg de N317 deelt de resterende vestingwerken van Doesburg in een noordelijk-(Hoge Linie) en een zuidelijk deel (Lage Linie). De Hoge Linie valt buiten het plangebied. Overigens is op zowel de Hoge - als de Lage Linie de Monumentenwet van toepassing.
De Lage Linie is als voormalige vestingwal een cultuurhistorisch waardevol element. Het gebied heeft een natuurlijk karakter. De strakke boombeplanting die de belijning van de linie markeert is ingebed in een ‘wollige’ heesterbeplanting, omgeven door extensief gemaaide grasvlakken. Door inrichtingsmaatregelen en veranderingen in het beheer is het strakke beeld van de linie vervaagd. In de Lage Linie zijn sportvelden gesitueerd. Aan de buitenzijde wordt hier het beeld gevormd door een natuurlijk milieu met moeraszones.
Autoverkeer
De wijk Molenveld-Noord wordt aan de noordzijde begrensd door de N317, de provinciale route van, globaal genomen, Dieren naar Doetinchem. De toegestane maximumsnelheid is 80 km/h. Een van de drie inritten van deze weg, de Kraakselaan, is een hoofdweg voor Doesburg. Het heeft naast een verbindingsfunctie van en naar het centrum tevens een ontsluitingsfunctie voor de wijken Molenveld Noord- en Zuid. Gezien de functie van de weg geldt hier een 50 km/h regime. De overige wegen in de wijk Molenveld vallen onder een 30 km/h
regime. Voor de wijk De Ooi geldt de Goudenregenstraat als de belangrijkste ontsluitingsweg.
Fietsverkeer
Langs de (hoofd)wegen voor het autoverkeer zijn op enkele plaatsen voorzieningen voor het fietsverkeer aanwezig. Langs de Kraakselaan zijn vrijliggende fietspaden gelegen. Voor het overige zijn er geen fietsvoorzieningen in de wijken aanwezig.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer in de gemeente Doesburg bestaat uit diverse busverbindingen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Op 24 september 2014 stelden Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vast. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie die op 9 juli 2014 werd vastgesteld. Op 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en –verordening in werking getreden.
In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De provincie zet daarbij in op het waarborgen en het verder ontwikkelen van de kwaliteiten van Gelderland waarbij recht wordt gedaan aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.
De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De Omgevingsverordening geeft aan dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.
Ter voorkoming dat er woningen worden gerealiseerd, die (elders) leiden tot leegstand zijn er binnen de Stadsregio Arnhem Nijmegen afspraken gemaakt over het maximum aantal woningen dat elke gemeente netto aan de bestaande voorraad mag toevoegen tot 2020. Voor Subregio De Liemers, bestaande uit de gemeenten Doesburg, Duiven, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar, is de kwantitatieve opgave 2014-2020 recent door de provincie Gelderland (juni 2015) vastgesteld op 1.926 netto aantal toe te voegen woningen. Dit maximum is gebaseerd op demografische gegevens en woningmarktverkenningen. Het aantal dat Doesburg aan de woningvoorraad mag toevoegen is bepaald op 158 (is 8,2% van het Liemers totaal).
Het aan Doesburg geboden 'woningcontingent' van aldus 158 zal met name worden gerealiseerd op een 10-tal (potentiële) locaties.
Opgemerkt wordt dat de lijst jaarlijks naar de laatste ontwikkelingen wordt geactualiseerd. De hierbij te hanteren stelregel is dat het totaal aantal woningen per (potentiële bouwlocatie) het maximum aantal niet mag overschrijden.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK) Doesburg 2011 vormt de basis voor het kwaliteitsbeleid van de gemeente voor de publieke ruimte. Ambities voor verschillende beleidsterreinen worden in deze nota op een eenduidige en samenhangende wijze weergegeven, zoals voor:
Verschillende beleidsonderdelen kunnen in de toekomst verder worden uitgewerkt in aparte beleidsnota's op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Doel en status
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg 2011 is een kadernota, die beleidsregels omvat voor verschillende beleidsterreinen, waaronder welstand, cultuurhistorie, landschap, stedenbouw en openbare ruimte. Hiervoor is gekozen zodat we de verschillende aspecten die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit in samenhang worden benaderen. De NRK is door de gemeenteraad van Doesburg vastgesteld als beleidsnota en in het bijzonder als welstandsnota.
Ambities
Molenveld Zuid
Molenveld Noord
Kraakselaan
De Ooi
Het verkeersveiligheidsplan voor de gemeente is een beleidskader waarbinnen het voorgenomen verkeersveiligheidsbeleid voor de komende jaren is vastgelegd. Het plan dient ervoor om een referentiekader te ontwikkelen waarbinnen alle mogelijke verkeersmaatregelen die dat beleid gestalte moeten geven, op kort en lange termijn getoetst kunnen worden.
Het plan is opgesteld volgens de principes van Duurzaam Veilig. De hoofdlijnen voor de bebouwde kom zijn:
Een dergelijk opgebouwd wegennet biedt gunstige voorwaarden voor mobiliteits- en gedragsbeïnvloeding, wanneer met fysieke en ondersteunende maatregelen de rijsnelheid daadwerkelijk beperkt wordt. Een goede ruimtelijke ordening zal de duurzaam veilige verkeerstructuur verder versterken.
De maatregelen in Molenveld en De Ooi zijn al veelal uitgevoerd. De Kraakselaan is als gebiedsontsluiting aangemerkt. Hier geldt een 50-km/uur regime. Aan weerszijden van de weg liggen fietsstroken en er zijn verkeersremmende maatregelen genomen. De woongebieden hebben alle een maximale snelheid van 30-km/uur.
Het groenstructuurplan vormt in het algemeen het gemeentelijk beleidskader ten aanzien van stedelijk groen en geeft richting aan het na te streven eindbeeld. Met betrekking tot het vastleggen van een duurzame en beheerbare groenstructuur wordt uitgegaan van de volgende punten:
Zowel het functionele, het ecologische als het visueel ruimtelijke aspect is hierbij van belang. Voor wat betreft de visie is onderscheid gemaakt in de hoofdgroenstructuur en de groenstructuur op wijkniveau. Voor de gehele wijk is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de aanwezige groenstructuren op hoofd- en wijkniveau.
De gemeente Doesburg wil de linies rondom Doesburg opknappen en beter beleefbaar maken. De bedoeling is de linies op te knappen, de cultuurhistorische waarden meer zichtbaar te maken met behoud van de aanwezige natuurwaarden. In samenspraak met betrokken partijen is een plan met concrete maatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn positief voor de inwoners van Doesburg en zorgen ervoor dat er meer recreanten en toeristen naar Doesburg komen.
De binnen het plangebied gelegen Lage Linie wordt toeristisch aantrekkelijk gemaakt door de aanleg van
een fijnmazig padennetwerk. Dit is een recreatief toeristisch uitloopgebied van het centrum. Deze route wordt aantrekkelijk gemaakt met voorzieningen en attributen en is vooral bedoeld voor de toerist en de recreërende Doesburger. Overige delen van de Linies, met de hoogste natuurwaarden, worden daarmee ontzien. De wandelpaden zijn hier vormgegeven als informele graspaden.
Het zicht op de omgeving wordt hersteld. Het overwoekerende groen maakt plaats voor waardevolle groenstructuren zoals bomenrijen, hagen en rietvegetatie. De grondlichamen worden volgens de principes van Menno van Coehoorn hersteld; het onderhoud wordt geïntensiveerd. Waar de wegen de Linies doorsnijden, worden de profielen van de Linies weer geaccentueerd. De onderbreking wordt daar zo klein mogelijk gemaakt.
In het deel van de Lage Linie tussen de Halve Maanweg en de N317 bestaat het wandelnetwerk uit drie bijna parallelle paden. Het eerste pad is de route over de Linies. De tweede route is het oude trekpad. De derde verbinding is de route tussen de sportvelden en de oude IJssel, in de richting van de Looiersweg. Tussen de sportvelden en de schootsvelden kan een uitkijktoren komen. Alle paden sluiten aan op de Barend Ubbinkweg en de Halve Maanweg. Via deze wegen bereik je het historisch centrum van Doesburg.
In onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de visiekaart. In voorliggensd bestemmingsplan is zowel rekening gehouden met de bescherming van het gebied vanuit natuur- en cultuurhistorische waarden als het mogelijk maken van het project Beleef de Linies.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in de oprichting van nieuwe geluidgevoelige bebouwing.
Voor kleinschalige ontwikkelingen die plaatsvinden binnen de kaders van dit plan kan worden gesteld dat bij de omgevingsvergunningverlening via de bouwverordening gezorgd zal worden dat het binnenniveau voldoet aan de daarvoor geldende eisen.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld moet aangetoond zijn dat er geen sprake is van bodemverontreiniging. Dit geldt voor alle te projecteren hindergevoelige bestemmingen.
Planspecifiek
Voor wat betreft onderhavig plangebied geldt dat het plan consoliderend van karakter is. Hierdoor hoeft er geen verder onderzoek naar de bodem plaats te vinden.
Sinds juni 2008 is de luchtkwaliteitsrichtlijn 2008/50/EG van de Europese Unie (EU) van kracht. Deze richtlijn bevat normen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens en de natuur. De normen bedragen 40 µg/m3 (grenswaarde) voor zowel PM10 als NO2. Het Besluit luchtkwaliteit schrijft voor dat voor nieuwe bouw- en gebruiksontwikkelingen getoetst moet worden of de in het Besluit genoemde normen al dan niet worden overschreden.
Planspecifiek
In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet reeds in andere plannen juridisch-planologisch mogelijk zijn gemaakt. Het bestemmingsplan is beheergericht. Om die reden is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gelaten.
Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Voor inrichtingen geldt daarnaast dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer sprake is van toename van het aantal personen (en daarmee een toename van het groepsrisico) of overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor het gebied worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart.nl
Hieruit is op te maken dat net buiten het plangebied bij Zwembad Den Helder opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet reeds in andere plannen juridisch-planologisch mogelijk zijn gemaakt. Het bestemmingsplan is beheergericht. Om die reden is een onderzoek naar externe veiligheid achterwege gelaten.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.
Beleid Waterschap Rijn en IJssel
In de Watervisie geeft het Waterschap Rijn en IJssel de waterdoelen aan voor de periode tot 2050. Speerpunt van beleid is om het watersysteem van nu, dat gestoeld is op techniek, in de toekomst meer gebruik te laten maken van de natuurlijke dynamiek. Ten aanzien van toekomstige stedelijke uitbreiding wordt gesteld dat water hier richtinggevend voor is. Bij overschot wordt regenwater in de bodem geïnfiltreerd, of naar het
oppervlaktewater geleid. Door regenwater niet meer af te voeren naar de riolering wordt het rioleringsstelsel minder zwaar belast en komen overstortingen van rioolwater en het oppervlaktewater niet meer voor.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en legt in feite de huidige situatie planologisch-juridisch vast. Het bestemmingsplan heeft geen directe gevolgen voor de waterhuishouding.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de verantwoordelijkheid van de verschillende provincies. In het NNN liggen:
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan is beheergericht. Dit betekent dat de bestaande situatie wordt bestemd. Voor wat betreft de bestaande situatie die gehandhaafd blijft geldt dat het bestaande groen ter plaatse niet wordt aangetast. Er kan dan ook geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ook zijn er beredeneerd vanuit flora en fauna geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Voor een deel van de wijk geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. De gemeente Doesburg heeft ten behoeve van de bescherming van (bekende) archeologische waarden een bestemmingsplan Archeologie opgesteld. Dit bestemmingplan is van toepassing op het hele grondgebied van de gemeente en is ook op dit bestemmingsplan van toepassing verklaard.
Afbeelding: Archeologische (verwachtings-) waarden binnen het plangebied.
Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel de bestaande situatie in Molenveld en de Ooi juridisch-planologisch vast te leggen en hiermee voor deze wijken de vigerende bestemmingsplannen te actualiseren. De bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden zijn aangegeven op de verbeelding. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De bouw- en gebruiksregels maken inzichtelijk welke bouw- en gebruiksmogelijkheden direct worden toegestaan. Het bestemmingsplan is consoliderend van karakter.
Het bestemmingsplan “Molenveld en De Ooi” bevat enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen. De regels bij deze bestemmingen komen overeen met de bestaande bebouwing en met het bestaande gebruik daarvan en van de onbebouwde gronden. Hieronder volgt in alfabetische volgorde een toelichting op alfabetische opsomming van de afzonderlijke bestemmingen.
Bestemming 'Bedrijf'
Binnen het plangebied is één bedrijf gelegen. Deze is zoals voorheen en conform het gebruik bestemd als “bedrijf” in de vorm van een schildersbedrijf. Binnen deze bestemming zijn alleen bedrijfsgebouwen toegestaan en geen bedrijfswoningen.
Bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'
Binnen het plangebied komen op diverse plaatsen nutsvoorzieningen voor. De nutsvoorzieningen van grote omvang zijn bestemd. Kleinere voorzieningen zoals schakelkastjes e.d. zijn ofwel vergunningvrij of vallen onder de algemene afwijkingsbevoegdheid van het Besluit omgevingsrecht of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Bestemming 'Detailhandel'
Deze bestemming is, voortvloeiend uit het vigerende plan, uitsluitend toegekend aan het pand van de voormalige supermarkt aan de Loddero.
Bestemming 'Gemengd'
De gronden aan de winkelstrip aan de Kraakselaan krijgen de bestemming “Gemengd”. Binnen deze bestemming is het volgende toegestaan:
Met deze algemene bestemming wordt aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan, waarbinnen ook een verscheidenheid aan functies is toegestaan.
Bestemming 'Gemengd - 1'
De gronden aan het Burgemeester Keiserplein krijgen de bestemming “Gemengd - 1”. Binnen deze bestemming is het volgende toegestaan:
Met deze algemene bestemming wordt aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan, waarbinnen ook een verscheidenheid aan functies is toegestaan.
Bestemming 'Groen'
Alle overige binnen het plangebied aanwezige plantsoenen, groenstroken e.d. met een structureel karakter zijn bestemd als “groen”. Kleinere elementen zoals bermen e.d. zijn ondergebracht bij de verkeersbestemming. In de bestemming “groen” zijn onder meer (fiets)paden, waterpartijen en speelvoorzieningen toegestaan. De aanleg van parkeerplaatsen is uitdrukkelijk niet de bedoeling.
Bestemming 'Kantoor'
Voor de kantoorlocaties is de bestemming “kantoor” opgenomen. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan als deze zijn aangeduid op de verbeelding.
Bestemming 'Maatschappelijk'
Het betreft een verzamelbestemming voor de diverse in het plangebied voorkomende openbare maatschappelijke voorzieningen.
Bestemming 'Natuur'
De bestaande natuurgebieden, welke ook onderdeel uit maken van de NNN , hebben een passende, beschermende regeling gekregen. Binnen de bestemming Natuur is een verbodsbepaling opgenomen voor werken die samenhangen met aantasting van aanwezige elementen en waarden.
Bestemming 'Sport'
Naast buitensportbeoefening zijn er ook maatschappelijke functies toegestaan met het oog op een meer multifunctioneel gebruik van gronden en gebouwen van sportcomplexen. De gebruikelijke bouwwerken bij een sportterrein zoals een kantine, kleedkamers, tribunes, lichtmasten en ballenvangnetten zijn toegestaan.
Bestemming 'Tuin'
De bestemming "tuin" is toegekend aan de gronden gelegen bij de bestemming "wonen" en zijn bestemd voor het gebruik als tuin. Op gronden met deze bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan waarvan de hoogte in de regels is gemaximaliseerd.
Bestemming 'Verkeer'
Wegen en parkeerplaatsen zijn bestemd als “verkeer”. Binnen de bestemming “verkeer” zijn naast rijbanen en (fiets-)paden tevens parkeerplaatsen en bermen opgenomen.
Bestemming 'Water'
De in het plangebied gelegen watergangen en vijvers zijn bestemd als “water”. Teneinde de waterbergende functie van deze gronden te waarborgen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, zoals bruggen.
Er zijn geen steigers toegestaan.
Bestemming 'Wonen'
Op de verbeelding heeft niet elke woning afzonderlijk een eigen bestemmingsvlak gekregen. Een vrijstaande woning heeft een eigen bouwvlak, twee-aaneen woningen hebben samen een bouwvlak en aaneengesloten woningen (meer dan 2) worden in een bouwvlak opgenomen. De aangegeven goot- en bouwhoogte op de verbeelding geldt als maximum voor gebouwen. Indien geen goot- en bouwhoogte is aangeduid geldt een maximale goothoogte van 6 m en bouwhoogte 10 m.
Binnen de bestemming 'wonen' zijn naast hoofdgebouwen (woningen) tevens aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden geplaatst. Het bouwvlak mag geheel bebouwd worden met het hoofdgebouw. De ruimte die niet gebruikt wordt voor een hoofdgebouw mag gebruikt worden voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. De totale oppervlakte van bijgebouwen is niet gemaximaliseerd. Echter het bouwperceel mag niet voor méér dan 50% bebouwd worden. Het onbebouwde deel zal grotendeels in gebruik zijn als tuin.
De regels bij de bestemming "wonen" bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep in een woning. Het begrip "aan huis gebonden beroep" is in de voorschriften omschreven als "een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, (ontwerp)technisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt" (artikel 1).
Hierbij kan worden gedacht aan de klassieke 'vrije' beroepen, zoals advocaat, notaris, arts, architect, consultant en dergelijke. Voor de uitvoeringspraktijk van de Kamers van Koophandel is een lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden (zie Bijlage 1 Beroep en bedrijf aan huis). Een beroep, wat niet op deze lijst voorkomt, geldt in beginsel niet als ‘vrij beroep’, tenzij voor zover het betrokken beroep naar aard, omvang en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de groep ‘vrije beroepen’. Van belang hierbij is dat de woonfunctie overheersend blijft en sprake is van een beroepsuitoefening die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die past bij de woonfunctie. In algemene zin kan niet worden aangegeven, wanneer (nog) sprake is van een 'overheersende' woonfunctie en van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die 'past' bij de woonfunctie, en wanneer niet (meer) daarvan sprake is. Dit zal per situatie beoordeeld moeten worden.
Na het volgen een afwijkingsprocedure is de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf mogelijk. Het begrip "aan huis gebonden bedrijf" is in de voorschriften omschreven als "een bedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt" (artikel 1). Het verschil tussen aan huis gebonden beroep en bedrijf is gelegen in de aard en het karakter van de activiteit; zakelijk-dienstverlenend enerzijds en bedrijfsmatig – al dan niet ambachtelijk – anderzijds. In Bijlage 1 Beroep en bedrijf aan huis is een lijst opgenomen van beroepen die vallen onder een aan huis gebonden bedrijf. Omdat een aan huis gebonden bedrijf potentieel meer invloed heeft op het woon- en leefklimaat in de omgeving, is deze activiteit pas na vrijstelling toegestaan. Aan deze afwijkingsbevoegdheid zijn de volgende criteria verbonden:
Met betrekking tot het gebruik is het verder van belang dat een woning is bedoeld voor één huishouden. Een huishouden kan bestaan uit een gezin met 1 of meer kinderen, uit twee volwassenen die samen een huishouden vormen of kan bestaan uit één persoon. Of de volwassenen man of vrouw zijn, of er 1 of 3 of 5 volwassenen leven doet er niet toe. Het gaat er om dat de in het huis wonende perso(o)n(en) gemeenschappelijk leven.
Kamerbewoning is een vorm waarin in één kamer (of meer dan één kamer) één huishouden woont waarbij dat huishouden met andere huishoudens in die ene woning voorzieningen deelt. Het in gebruik nemen van een woning pand waarin 'op kamers' wordt gewoond door meer dan één huishouden is daarmee strijdig met het bestemmingsplan.
Dubbelbestemming "Leiding - Riool"
Door het plangebied lopen enkele riolen. Het merendeel van deze riolen ligt onder of direct naast wegen. Aan weerszijden van de leiding is een leidingstrook gelegen van 4 m aan weerszijden van het hart van de lijn. Binnen deze zakelijk rechtstrook gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen en het gebruik.
Dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie"
De Lage Linie is als voormalige vestingwal een cultuurhistorisch waardevol element. De gronden van de verdedigingswerken met de omliggende gracht of resten ervan hebben vanwege hun cultuurhistorische waarde een dubbelbestemming gekregen. Zo wordt duidelijk dat de gronden mede bedoeld zijn voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Daarbij geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor werken.
Dubbelbestemming "Waterstaat - Beheerszone Watergang"
De gronden waaraan deze dubbelbestemming is toegekend betreft een zone langs de in het plangebied voorkomende A-watergangen. Dit om onderhoud aan de watergang mogelijk te maken in verband met onder meer de doorstroming. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht ten dienste van het beheer en de bescherming van de watergang met een maximale hoogte van 3 meter.
Dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering"
Deze bestemming betreft gronden waaraan tevens een andere bestemming is toegekend, maar waarvoor ten behoeve van de dijk langs de IJssel een beschermingsregime geldt. Ingevolge deze bestemming zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming toegestaan. Via een omgevingsvergunning kunnen bouwwerken worden toegestaan, die ingevolge de andere aan de gronden toegekende bestemming zijn toegestaan, onder de voorwaarde dat het belang van de waterkering niet onevenredig wordt aangetast. Vooraf dient advies van de beheerder van de waterkering te worden ingewonnen. Een omgevingsvergunning als hier bedoeld wordt geacht te zijn verleend voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, of die gebouwd kunnen worden krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning. Voorts geldt ter bescherming van de belangen van de waterkering voor diverse werkzaamheden, zoals het verrichten van graafwerkzaamheden, een omgevingsvergunningstelsel. Ook voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden dient de beheerder van de waterkering te worden gehoord.
Dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie"
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit.
Handhaving is een belangrijke schakel in de uitvoering van het gemeentelijk beleid. Door de gemeentelijke bestuurders wordt dit steeds meer erkend. Dit heeft er toe geleid dat de handhaving tegenwoordig in zijn algemeenheid een belangrijke plaats inneemt in de gemeentelijke rechtspraktijk op de verschillende beleidsterreinen en op de beleidsterreinen bouwen en wonen, ruimtelijke ordening, milieu en openbare ruimte in het bijzonder. De gemeente heeft hiervoor integraal handhavingsbeleid opgesteld inclusief een uitvoeringsprogramma. Dit beleid is op het hele grondgebied van de gemeente van toepassing.
In de afweging voor handhaving wordt tevens het overgangsrecht betrokken (Artikel 28 Overgangsrecht). Van belang is daarbij op te merken dat het concrete gebruik, tenzij sprake is van een specifieke bestemming, als gebruiksfunctie (bijvoorbeeld detailhandel) wordt beoordeeld.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorliggend bestemmingsplan is voorgelegd aan Waterschap Rijn & IJssel. Het waterschap had enkele opmerkingen met betrekking tot de begrenzing van gronden met de bestemming "Waterstaat - Beheerszone watergang" en de aanwezigheid van een persleiding. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het ontwerpplan.
Het bestemmingsplan heeft met ingang van 18 augustus 2016 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen bij het Publieksbureau, Philippus Gastelaarsstraat 2 te Doesburg en via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende voornoemde termijn zijn zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding hiervan en een ambtelijke wijziging is het ontwerpplan op een aantal punten gewijzigd vastgesteld (zie Bijlage 2 Zienswijzennota).
Voorliggend bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De bestaande situatie wordt planologisch-juridisch vastgelegd. Aan de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn geen kosten verbonden.